Leiden's Ramp in 1807. Een half vernielde stad na het springen van het Kruitschip. ZATERDAG 9 JANUARI 1932 DE LEIDSCHE COURANT TWEEDE BLAD PAG. 5 A.s. Dinsdag is het honderd vijf en twin tig jaar geleden, dat Leiden gedeeltelijk verwoest werd door het springen van hot kruitschip. We laten hieronder volgen een beschrij ving van de aangerichte verwoestingen, ontleend aan diverse schrijvers en vergeel de papieren, zooals Roemer, Bilderdijk, Le Franc van Berkhey en de Leidsche Courant van 1807. Zie hier het Sdhriktooneel in Leijdens veege muren Eén donderende schok, en alles lag vernield De hut viel met 't paleis, dat eeuwen kon verduren, De jeugd werd met den man, de gade en 't kind ontzield. Ach! de onsehuid werd geveld: natuur scheen te bezwijken, Gevloekt zij 's moord'naarshand, die 'b buskruit hier ontstak, Aanschouw, nakomeling! hier puin en bloed en lijken, Gevoel, wat zaal'gen band hier ééne vonk verbrak. O Stort uw oog een traan: wij konden niet meer weenen De Smart was stil en stom het oog J had uitgeschreid; De lieveling lag daar nog onder balk en steenen Hij, die behouden was, prees Gods barmhartigheid. 12 Januari 1807. J. ROEMER. In dit gedicht wordt reeds een moorde naarshand verondersteld, doch de oorzaak der ontvlamming van bet buskruit ligt tot nog toe geheel in het duister. Volgens geloofwaardige berichten werd het buskruit ook toen reeds zoo verzorgd, dat er schier geen gevaar bij het vervoer te vreezen was. Zoo mag men hier dan ook slechts aan een of andere onvoorzichtig heid denken, of onvoorziene omstandigheid, welke aille genomen voorzorgen te niet deed. Opzet kan men hier niet aannemen. Wat dan ook hier de oorzaak der ontplof fing geweest zij, de gevolgen waren ver schrikkelijke Van de drie knechts, waar onder twee zonen van den schipper Adam van Schie zeiven, zou deszelfs jongste zoon (14 jaar) alleen op het schip geweest zijn, terwijl zijn beide makkers Jan van Enge len (21 jaar) en Salomon van Schie (28 jaar) niet aan boord waren. J. Roemer schrijft in zijn, direct na het ongeluk, uitgegeven boekske het volgende: „Zekere Jan Overduin, heeft mij het vol gend eenvoudige verhaal gedaan, 't geen ik uit zijnen mond heb opgeteekend„Ik lag achter het schip welks voorsteven naar de Vliet was gekeerd, omtrent de Langebrug te baggeren; het was toen ruim vier uur in den middag. Ik wist niet, dat er kruit in het schip, dat daar voor mij lag, was, maar eensklaps hoorde ik in het zelve een ■gepaf, zoodat er twee luiken van het dek afsloegen, waaruit eenige hoepels spron gen; het water uit het Rapenburg drong zich rondom het schip als opeen; toen zag ik vuur, hetwelk terstond door een dikke duisternis gevolgd werd; de sluisdeuren van de Langebrug sprongen open, ik werd opzij de gedrukt en viel in het water, waar uit ik, niet wetende wat het was, gewor steld ben, nadat een zware slag de huizon deed instorten en het geroep: O God wat is het, verdoofde. Kort te voren had ik nog gezien, dat een knecht aardappe- lenschillen overboord wierp en, zoo het uiij voorkwam, nog tegen anderen sprak, die beneden waren. Dit was schier alles wat die man, welke zoo nabij de uitbarsting geweest was, wist te verhalen. Hij zelf kon zijn behoud niet begrijpen. Ontzet en aan de zijnen ge dachtig had .hij zich oogenblikkelijk naar zijn woning begeven. Hiermee in overeenstemming zijn de vele verhalen van de duisternis, welke op eene verba-zend snellen lichtstraal volgde en voortkwam uit een zware zwarte wolk, welke zich in de lucht verspreidde en een akelige duisternis veroorzaakte, eer zich de «lag met een donderend gedaver over stad en omtrek voortplantte. En helaas daar lag reeds alles tegen den grond, schoon de oor zaak nog niet tot de menigte was door gedrongen. Roemer deelt verder nog het volgende geloofwaardige mede: De Heer van Staveren, wenende naast ihet gebouw van den Heer vam Noort, (deze van Noort offreerde aan 'n zekeren van Ame- rongen een zilveren tabaksdoos, in de La kenhal aanwezig, voor bewezen diensten tijdens de ramp), hetgeen op den hoek van het Rapenburg en de Nieuw steeg stond, zat in zijne zijkamer voor de glazen te schrij ven, zijn echtgenoote, een dochter van den Leeraar Proper, was met haar eenig kind en verzorgster in dezelfde kamer bij het vuur, gereed om thee te dranken. Eensklaps wordt hij door een vervaarlijk licht om straald en onder het puin bedolven. Beklemd tusschen steenklompen denkt hij, dat de bliksem hem getroffen heeft. Met meer dan gewone kracht tracht hij den grooten steenklomp van zich af te wentelen. Het gelukt hem, maar nu ont dekte hij, die niet anders dan eigen on geval vermoedde, de akeligste omstandig heden. Hij vindt zijne jeugdige Gade on der een bint bekneld en met steenhoopen overdekt, bloedende voor het vuur liggen. De verzorgster van het kind aan de andere zijde insgelijks gekneld, gekneusd, gillend en luid om hulp schreeuwend, terwijl het kind daarnaast verpletterd ligt. De menigte schiet toe, om te helpen, doch de balk, waaronder de vrouw ligt, kan niet getild worden. Elke opheffing vermeerdert de drukking, terwijl bet bloed uit ontelbare wonden vloeit; bijna levenloos wordt zij eindelijk uit haar be narden toestand verlost. De voor eenige uren nog zoo gelukkige moeder, wordt nu kinderloos naar het huis van haar ouders vervoerd, terwijl de andere deerlijk ver wondde vrouw naar het hospitaal wordt gebracht. Beiden herstelden gelukkig. Naast de woning van den heer van Sta veren onderging de dochter van den heer Gezicht op het Rapenburg te Leiden vóór de ramp. Romswinkel, Mathoa, eensklaps den dood. Het jeugdige meisje stierf aan de zijde van den Heer Muntedam, Candidaat in de Regten, welke, zelf zwaar gewond, vergeof- sche redding bood, en dan roept Roemer uit: O God! Ik heb de ouders op de pui- nen van hun verbrijzeld huis gezien, troos teloos bij het verlies van hun dierbaar kind. Ook op deze hoogte, waar Mevrouw Zeewald met de haren het verschrikkelijk onheil met levensgevaar ontkomen is, moet de brave Samuel Bonte aan zijne echtge noote met vijf kinderen ontrukt zijn ge worden. Met welk een ontzetting moet de Hoogleeraar Rau naar huis zijn gesneld (vlak tegenóver de uitbarsting staande) waar hij de zijnen onder het puin bedol ven vond. Zijn zuster werd gered, zijn Gade werd van onder.de puinhoop opge dolven. Zijn telgen waren met de Moeder behouden, maar onder zijne woning lagen benevens het verpletterd lichaam van den Graaf van Randwijk nog de lijken van twee kameniers en onder het. puin gilden de overige dienstboden, die alhoewel gered toch nog langen tijd smarten geleden heb ben. Bedrukt maar bedaard stond de Leeraar Broes met zijne echtgenoote, welke juist van elders tehuis kwamen, bij 'hunne verbrijzelde woning, geen moeite' en kosten sparend om alsnog de dienstbode te red den. Na dagen arbeid® vond men haar deer lijk omgekomen. Wie kan zeggen wat deze ongelukkige geleden heeft, eer de -dood haar uit zooveel onheil redde. Schielijk moet ook onder de puinen zijn omgeko men juffr. E. de Rieu, welke hare dagen in stilte sleet. Verder op den hoek van de Langenbrug stond de School van 't Nut. Hierin bevonden zich vele kinderen. Het was de gewone schooltijd welke bijkans ten einde liep. De vrouw van den onder wijzer, Venker geheeten, stond met het jongste harer ze® kinderen voor de deur van haar huis. Eensklaps wordt zij door steenen, glas en hout over dekt. Het kind wordt verpletterd en de moeder ernstig onder eenen boom ver- worid. Een groot gedeelte van het school- vertrek stort met den onderwijzer en een aantal zijner leerlingen naar beneden in het onderhuis. Twaalf kinderen kwamen ellendig om; dit alles was het werk van een oogenblik. De Meester en de Onder meester Biller lagen dicht bij elkander onder het puin en zagen niets anders dan de dood tegemoet tot zij toch eindelijk gered werden. Ach de Vader wist niet, dat twee zijner kinderen onkenbaar verbrijzeld waren, en dat op het puin der school zoo veel Vaders en Moeders rondkropen, de kinderen zoekend. Kermend lagen zij on der het puin tegen de steenen te worstelen. De kleine Dusseldorp riep maar steeds: „Help mij, ik wil mijn horlogde aan mijnen redder geven", en, alhoewel zwaar gewond gered, bood hij .het gul aan. Mejuffrouw Halder geb. la Laine had het eigen ziekbed verlaten, om naar haar kind te zoeken, vijf uren lang poogde zij de pui nen om te delven. Ongetroost moest zij naar hare oude Moeder terug. Hier bracht zij nog twee pijnlijke uren door, toen ha ren zoon met name Jan, door zekeren Arrenoud gered in hare armen werd terug gebracht, dit kind werd door de getrouwe hulp van den jeugdigen Heelmeester J. C. van Starkenburg Junior genezen. Ook werden nog gevonden de ernstig gewonde kinderen van Jolie, Bisschop, Janszen enz. Schrikkelijk heeft dit onheil ook gewoed op de Langebrug zelve. Behalve de ver woesting aan de Joodscbe School en de dood van zoovele kinderen trof dit ongeluk de achtingswaardige Echtgenoote van den heer Brill. Om zich eenige oogen- blikken te verkwikken had zij zich ter ruste begeven, terwijl haar man voor bezig heden van huis was. Zij kon niet ivermoe- den, dat zij zich neder lag om nooit meer te ontwaken. De muur van de kamer, welke zij met haar gezin dien dag voor het eerst' betrokken bad, stortte in en toen haar echtgenoote tehuis kwam vond hij haar dood. Het overschot der overledene zelfs moest reddeloos blijven liggen. Gevoelig trof ook dit onheil de vrouw van v. Nierop, ook op de Langenbrug wo nend. Zij was bezig thee te schenken toen zware steenen haar vier wonden aan het hoofd toe brachten, en haar deden neer tuimelen op den theeketel en het vuur van den theestoof. Haar aangezicht zwol op en maakte haar onherkenbaar. Deze vrouw werd door zorgvuldige behandeling behouden. Zoo heeft ook de zustor van den heer Verschuur haar levensbehoud, naast God aan haren broeder te danken. Schoon hui9 en goed vermorzeld is. Verbazend moet de ontzetting van aanzittende gasten van den •heer Hubrecht zijn geweest, toen de bal ken en zolder van boven de eetzaal eens klaps instortten en den Gastheer benevens mevrouw van Alphen en hare dochter, uit den Haag over gekomen, eensklaps ver pletterden. Le Francq van Berkkeij, heft bij den dood van Hubrecht deze klaagzang aan: En ach mijn Vriendschap, hoe stond Gij te beven Toen gij de doodmaar kreeg, dat Hubrecht ook moest sneven Die Hubrecht bij 't volk van Leiden zeer bemind, Een trouwe magistraat, een ware burgervrind. Helaas! moest deerlijk, naast zijn maag schap 't leven derven Dog leeft nog in het hart der burgers na zijn sterven. Dan was dit niet genoeg, mijn Vriend schap gilt 't uit 't Verlies haar's lettervriends den Hoog- Kluit» Behalve deze Kluit en zijn echtgenoote kwamen nog om de Hoogleeraar Luzac, mevrouw Pompeyra en de eenige dochter van D. Cremers te Grau, de schoolhouder Verburg met vrouw en kind en het gansche huisgezin van den Advocaat Riebeek. Verscheidene dagen na de uitbarsting zijn de meeste lijken dezer geheel wegge storven huisgezinnen opgedolven. Een heele reeks dus van rampzalige slachtoffers, misvormd, gekneusd en met afgrijselijke wonden overdekt. Aanvankelijk zijn deze lijken onder het Stadhuis, de Conchergerie genoemd, ge bracht doch later op last van de regeering naar het St. Elisabeth-Gasthuis vervoerd. Hier lag een man met nog een kind in do armen. Ginds een bedelaar, hier een vrouw aan stukken geslagen en daar lagen de beide zusters van wijlen Ds. Landmeter, zij waren met de vrouw waar zij in woon den (op de Langebrug) met nog vier kin deren omgekomen. De statistiek van slachtoffers geeft aan: Mannen Mannen 19 Lijken De koning van Holland, Lodewijk Napoleon, op de puinhoopen van Leiden, in den eersten nacht springen van het kruitschip. het Onbekend bejaarde lijken 36 In het geheel 151 Lijken Waarvan op Stadsbolwerk begraven 23 personen In de Pieterskerk 14 3 kinderen Buiben de stad beginaven 5 Onh erkenbaar totaal 45 De volledige lijst der herkende lijken volgt hieronder; MANNEN: Samuel Bonte, Johannes Daniels Essing, Oornelis Gerardus van den Heuvel, Cor nelia van der Horst, Mr. Josias Johan Hu brecht, Prof. Adrianus Kluit, Nicolaas de Krot, Prof. Johan Luzac, Flip. Mo zes, Pieter Poeljou, Frans Steevn jKarel, Graaf van Randwijk, Mr. Willem van Riebeek, Pieter Rietmulder, Jan Lodewijk Stein, Wnldrig Steyner, Hendrik van Struik, Flo- ris van Tetrode, Johannus Paulus Toppée, Jan Viele. VROUWEN: Anna Bergsona, Huisvrouw van Mr. Cor nelia Adriaan v. Hoogstraaten, Elisabet Ma ria de Bordes, Huisvrouw van Hendrik van Struik, De huishoudster van den Notaris Bouwman, Arnolda Wilhelmina Brantzen- Wede, Mr. J. Cunaeus, Jeanne Bubut, Huisvrouw van Johannus Brill (zie bijzon derheden verder), Hendadca Oremer®, Sara Johanna van Doelen, huisvrouw van Mr. Willem van Riebeek, Georbruida Lu cia Doublet, Wede. Karei Soutens, Helena Jacobus Douzy, Wede. Petrus Carrolus Re- nouard, Antje Graafman, Huisvrouw van Izaak Herding, Johanna Jozefs Hambur ger, Huisvrouw van David Hagens, Alida Heeres, Wede. D. Hr. Pampeyra, Cor nelia van Hengel, Wede. Jan Populous, Jo hanna Jasperse, Jannetje La Gas, Gozina Lammens, Maria Lozier, Wede. Hermanns Steenweg, Catharina Mark, Maria Nieu- wenhuizen, huisvrouw van Pieter Huyers, Jaooba Opstal, Johanna Oursel, huisvrouw van Prof. A. Kluit, Geertrui van Persyn, Johanna Le Poole, Wede. H. Tak, Geertrui de Ravaij, Petronella de Ravaij, Elizabeth de Rieu, Mathia Romswinkel, Maria Eli sabeth van Söhaik, Mania Schijn, huiswouw van Jacobus Jasperse, Maria Smit, Mag- dalena van Struik, huisvrouw van Pie ter Rietmuller, Magdalena Maria Tak, huisvrouw van Dr. Jean Arnold Ben net, Sophia van Tiel, Johanna Uljóe, huisvrouw van Hiuibert Roomburg, Eli sabeth van der Velden, Wede. Jaco bus van Klaveren, Wilhelmina Grada Visér, Cornelia Vurens, Wilhelmdna Grada Visér, Cornelia Vurens, huisvrouw van Jacob Verkouw, Maria van der Wandt, huisvrouw van Jan Pieter Nierop, Cornelia Wassenberg, Miaria Jacoba Was senberg, Maria van Weerlee, Johanna Ma ria van Weerlee, Dirkje W ie n dels, huis vrouw van Abraham O wel, Mar tina Corne lia de Wdt, Johanna de Wolf. KINDEREN: Gidéon Dirk La Gardé, Jozef Levy Ger- son, Kalman Levy Gersoo, uit een gezin; Mozes Hagens, Judith Hagens, Grietje Hagens, Naphtali Hagens, uit een gezin Ghrifitiaan Fr e der ik Hamisch, Een kind van Matthijs -Horré, Een kind van Jacobus Jasperze, Twee kinderen van Abraham Jozefs, Een kind van Stephanus van Lange, Diderioa Leening, Belia van Lier, Jozef van Lier, uit een gezin; Dominicus Lim- v&rs, Johannes Hendrik Meerburg, Rudoif Mess, Charles de Meij, Izaak Muldei Abraham de Munnuk, Hendrik Noordzir' Hendricus van Oerle, Petru® van Oude dorp Chiimaer, Jan van der Palm, Izaa Peltenburg, Dina Piket, Roosje Pina, Sa: van Praag, Anna Magtilda Quinten, Jo hanna van Staveren, Abraham Trompetter, Hester Trompetter, uit een gezin; Veronica Verburg, Een kind van Willem de Vroede, Anthony Wagemans, Bernardus Johannes

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1932 | | pagina 5