OMSTREDEN MANDSJOERIJE Wat te Milaan het schoonste was. DINSDAG 29 DECEMBER 1931 DE LEIDSCHE COURANT TWEEDE BLAD PAG. r EEN REIS NAAR HÉT H. LAND. door DR. FELIX jyUTTEN. VOOR JAPAN EEN HEILIGE BODEM Wij wandelen over liet prachtige dom plein te Milaan, waarboven de kathedraal praalt a-ls een koningin, gehuld in haar sluimerende, witte kanten. Naar de andere zijde toe omringen monumentale gebouwen de fraaie harmonische ruimte. Onder den voorbouw der paleizen aan de eene zijde beweegt de levendige drukte, ongedwon gen en vrij zooals het Italiaanscbe volk dat kan. En ik verheug me stilletjes over het Italiaansche van deze stad, die als een zonder veel karakter door de meesten wel een beetje miskend wordt. Officieren dragen hun blauwe pélérines niet minder sierlijk over de eene schouwer geslagen als de mindere soldaten hun korte capes en de bedelaar zijn „mantone di Bologna". Lentestemming in 't hartje van den winter. Maar laat ik voorzichtig zijn in mijn uitdrukking, want bedelaars zijn er niet meer in Italië! Alleen nog maar venters en verkoopers van prentbriefkaarten. Deze om/geven de trappen van den witten dom als een donkere wolk. Daar worden veel dikke, zware winterjassen gedragen en mantels met bontkragen. Maar waartoe? Want de lucht is zoel en heerlijk. Er is lentestemming over dit plein op dezen vijf tienden December. De kathedraal in haar witten bloei, zoo rozig-oversohemerd, draagt het hare er toe bij. En daar fladde ren vroolijke bonte „nurses" dwars door de drukte heen, bontgekleede voedsters met kleine kinderen in de wagentjes, precies zooals die in Venetië wemelen en ook Rome's pleinen een blij accent geven met haar wijde, bonte rokken, haar kleurige hoofddoeken en wit-kanten schorten. In een kroeg bij den dom kan men het echte Miinchener bier genieten; maar in een andere gelegenheid krijgt men bij de toon bank, tegen een kaartje, dat aan de cassa verkocht wordt, een even echt-Italiaan- schen „caffe espresso" voor den prijs van tachtig centesimi. Vreemdelingen zijn er nu niet. Op het oogenblik maakt het Ita- liaansoh der ingezetenen hun Milano dan ook beduidend Italiaanscher. En ik ver heug me stilletjes over iederen zwarten kroeskop dien ik er zie, en over ieder paar donker-schitterende oogen, dat het onvervalsohte ras verraadt. En in heel diep geheim geef ik me er rekenschap van, dat ik op mijne beurt wel op Italië kan afge ven, maar dat mijn hart toch altijd op de zijde van dit volk is, met zijn mooie taal en zijn levendigheid, zijn kinderlijkheid, en zijn gracieuse, bevallige beweringen. En dit is zeker, per carita: ik wil er van anderen nooit kwaad over hooren! Maai wat ik te Milaan het mooiste vond? Neen, niet eens het „Avondmaal" van Leonardo da Vinei.... Maar hoe kan ik dit zeggen, zoo zonder blikken of blozen? Een beschimmelde wereld vermaardheid. En toch, U zult me begrijpen, wanneer ik het nader verklaar. Dit beroemd „fresco" is niet anders meer dan de .scha duw en de schemering van zijn oorspron kelijke schoonheid. Het ergste is niet, dat de kleuren verbleekten, maar de wand zelf, waarop het geschilderd werd, laat los en schilfert af. Het lijkt nu wel als be schimmeld. En het is ontzettend, te zien, het onheil dat hier door den tijd werd aan gericht. Want wij kunnen toch niet klak keloos, zooals onze gids doet, de heele schuld werpen op Napoleon. Zijn keizerlij ke officieren waren ingekwartierd in dit zelfde klooster, waarvoor da Vinei zijn beroemdste werk schilderde gedurende drie volle jaren. Het staat er in de groote eet zaal der monniken, op den muur die de zaal van de keuken scheidt: en zoo wordt de keuken zelf al mede aansprakelijk voor de ramp. Maar verder stalden de Fran- sche soldaten him paarden in dezen kloos terlijken „refter". En zoo werd Napoleon voor Milaan de grootste schuldige die er Da Vinci's kunst vermoordde. Nu ja, wie een hond wil slaan Maar ik vond te Milaan iets heel moois, en wel: een herinnering in brons aan St. Franciscus' laatste eeuwfeest. Ziehier. „Onze goede zuster, het water". Een klein intiem pleintje. Eenige lage boomen daarop. Onder die boomen is een groote steenen bak gezet, die water bevat als het bassin van een fontein. Maar een fontein is er niet. Er is niets dan een kalm watervlak, een heldere spiegel bin nen den marmeren rand, waarin de boo men hun loover weerspiegelden. En nu staat er naast dit eenvoudige bekken een even eenvoudige menschelijke figuur: een beeld in bronseen monnik, met de voeten op de aarde, in zijn pij, steunend met de handen op den rand van steen. Dat is Franciscus, die met teedere liefde op het water staart, waar de vogels fladderen en de paarden drinken. En het is of zijn lip pen fluisterden: „Laudato sia, Signore.... Wees geprezen, o Heer, om onze goede zus ter het water...." Franciscaansch eenvou dig, maar zinrijk en ontroerend mooi. Wij zagen het toen wij naar het pompeuze sta tion terugreden. En dit leek mij bijzonder mooi in het rijke Milaan: een klein, groen plekje om lief te hebben. Poëzie in beeld, een beeld dat spreekt en preekt, en den Schepper looft, omdat Hij ons het wa ter gaf, dat drenkt en doopt en ze gent Toen stapten wij opnieuw in den trein om naar Txiëst te sporen. Nog zagen wij bij het inschepen het perron: een bloemverkooper die een stal letje voortbewoog op drie wieltjes, die zich vanzelf verplaatsten onder het draaien zocdat de uitstalling, die zelf op een schijf stond, eindelijk om en om wentelde. Een ronddraaiend molentje, vol anjers, viool tjes en rozen. Een fleurig gezicht. En welk een stationsieraad op half-December als er hier nog mensohen zitten uit te rus ten op de steenen trappen van den dom. Weldra was het nu avond en gingen we den nacht in, aan Padua en Venetië voor bij, moede en soezerig en half slapend, om acht uur later, half één op de Italiaan sche klok, te belanden in Triëst, waar een vorstelijk hotel, „Excelsior Palace Savoia", ons gastvrij opnam, Zulk een hotel geeft een hoogen dunk van zulk een stad. Zij boogt niet op merkwaardigheden. Zij heeft alleen haar havenkade, met het monu mentale plein waar het stadhuis ligt, en de zee. Haar havenbedrijf met de sche pen en vreemdelingen en altijd wisselen den luister van het spiegelend water. Maar zij ligt prachtig tegen de heuvels aan, be schermd door de bergen, die purperig schemerden onder de zilverige morgen lucht van den volgenden dag. Inscheping. Kalm lag de zee daar vóór ons, en zij nam ons als met een glimlach op, om ons karavaantje heen te dragen naar de geze gende kusten van het Heilige Land van Overzee. Zij boezemde vertrouwen in. En hoe vaderlandsch deed het gezicht der meeuwen aan, die krijschend kringelden om de vlag met het witte kruis van Savoie. Nog azgen wij bij het inschepen het grootsohe gebouw van den „Lloyd Triëtino" waar de „Carnaro" ons wachtte. Ook bij den ingang van dit zeepaleis triomfeeren de fascistische pijlbundels, en naast het portret van den koning siert er het beeld van Mussolini de groote zaal. Dan gaan wij van land in volmaakte orde, zonder het gebruikelijke geschreeuw en geherrie, dat het Zuiden kenmerkt. Ook buiten de ha vendammen, die er dwars door het water gelegd zijn, is de zee zoo glad als een spiegel. Kreukend satijn, even gefronst onder het zachte, gesluierde licht van een zcelen namiddag. En wij drijven uit in de teere schoonheid van den pastel- tintigen dag, die van geen koude weet en van geen winter. De Mogendheden machteloos (Van onzen specïalen verslaggever). Toen nu ettelijke weken geleden het Mandsjoerijsch conflict als een bom barstte in de couloirs van den Volkenbond en de geheele beschaafde wereld met ontzetting sloeg, werd in een deel van de Europeesche pers het optreden van Japan sterk gegispt. Men hoopte allerwegen dat die aangelegen heid in een handomdraaien zou worden op gelost. Er waren zelfs mensohen, die er van overtuigd waren, dat de Japansche regee ring door de militaire kliek was overrom peld en voor een voldongen feit was ge steld. Als men echter ter plaatse is en probeert om de problemen nader te bezien, dan zien Wit-Russische spoorweg-beambte, verte genwoordiger van een gevallen regime, zooals die nog dienst doen bij den Chi- neeschen Oosterspoorweg. (Foto genomen door onfcen Mandsjoerij- schen correspondent Copyright „De Leidsohe Crt."). de gebeurtenissen der laatste weken er toch wezenlijk anders uit. Men moet op de eerste plaats de ontwikkeling der laatste veertig jaren bestudeeren, om te kunnen' begrijpen, waarom Japan zoo taai vasthoudt zelfs aan het kleinste resultaat dat het bereikte op het Aziatisch continent. Op zeer vele din gen, die hier sedert den oorlog van Japan tegen China in de jaren 1894'95 zich heb ben afgespeeld, heeft men in Europa maar nauwelijks de aandacht gevestigd. Wij had den onze eigen zorgen en futiliteiten en vergaten daardoor de ontwikkeling van ge beurtenissen te volgen, die foen ver van I ons weg haar gang gingen, maar die niet tegenstaande dat moesten leiden tot het huidige culminatiepunt. Voor den doodgewonen Japanschen bur ger, die van politiek maar heel weinig be grip heeft, is Mandsjoerije heilige bodem. Er is nauwelijks een dorp op het Japan sche eilandenrijk te vinden, dat niet eeni- gen zijner zonen op de slachtvelden van Mandsjoerije heeft zien vallen en verbloe den. Japanneezen van alle standen hebben mij sedert jaren niet zonder sentimentali teit verteld, welk een diepen indruk die transporten van gesneuvelden in hun schooljaren op hen hebben gemaakt. Na den oorlog met China in de jaren 1894'-95 moest Japan noodgedwongen den prijs van zijn overwinning: Port. Arthur en Dairin prijsgeven. De groote mogendheden kwamen tusschen beiden. Met ongehoorde offers aan bloed veroverde Japan deze posi ties acht jaren later op Rusland, dat 't van ouderdom ingezonken China vele conces sies heeft afgedwongen. Duizenden Japan ners zijn langs de spoorlijnen Antoeng Moekden en Port ArthurMoekden gesneu veld. Wie ooit in het Zuidelijke Mandsjoe rije heeft gereisd, weet met welke .diepe vereering de Japanneezen spreken van de zen met bloed doordrenkten bodem. Wij kennen een voorbeeld van deze men taliteit uit de koloniale geschiedenis van een andere groote mogendheid. In Enge land werden na den Indischen opstand van 1857 namen als Lucknow, C'awnpore en vele andere met dezelfde diepe vereering voor de lallooze daar gevallenen genoemd. Het sprak tientallen van jaren van zelf voor den doodgewonen Engelschen burger, die een zoon, een broeder in Indië had verloren, dat deze heilige, met bloed doordrenkte bodem niet mocht worden prijsgegeven. Nu precies zoo staat het met de Japanneezen en Mand sjoerije. Ik moest op de eerste plaats de aandacht vestigen op deze in zekere mate sentimenteele oorzaak, wijl zij de verklaring der opvatting van geheel het Japansche volk in zich sluit. Sedert den Russiseh-Japanschen oorlog hebben de Japansche handel en industrie in Mandsjoerije reusachtige resultaten bereikt. Rusland had weliswaar om het zoo te zeg gen dit aan mineraliën zoo rijke en buiten gewoon vruchtbare land ontdekt, maar de reus Rusland stond op leemen voeten. De Japansche dwerg bracht hem ten val en Tokio zette in werkelijkheid om wat Pe tersburg wellicht eens had gedroomd. Japan werkte aan het kolonialiseeren van Mandsjoerije met een consequentie en een ver vooruit zienden blik, als we in de kolo niale geschiedenis van Europa maar heel weinig vinden. Groote ondernemingen, zoo als spoorwegen, kolen- en ijzermijnen wer den er gesticht. Maar daarnaast werd het geheele land overtrokken als met een net van kleine handelaars, kooplieden, midden standers en ambachtslieden, die dikwijls niet konden leven van de opbrengst van hun arbeid, maar die er zeker van waren, dat het moederland hun in geen geval in den steek zou laten. Zelfs tot in de kleinste vlekken van Mandsjoerije vindt ge overal d-gn een of anderen Japanschen kramer of barbier. En al die menschjes werken met een handigheid en ijver, die een Europee sche kolonisator nooit zou hebben klaarge speeld. En dan de militairen! Ik heb bij de Ja pansche officieren kaarten gezien, die hon derdmaal beter en nauwkeuriger zijn dan die generaal Ma in zijn hoofdkwartier heeft. Het plan der bezetting van Mandsjoerije op !t huidige oogenblik kan dus onmogelijk maar ontstaan zijn in de koppen van een paar Japansche generaals, maar het is veel eerder het resultaat van voorbereidingen, die reeds reeksen van jaren wel zijn over wogen en die op een gunstig moment tot uitvoering moesten worden gebracht. De laatste oorzaken, die ge'.eid hebben tot het binnenrukken van Japan in Mandsjoerije zijn van geen beteekenis. Feit is, dat het plan gereed lag. En het was goed doordacht. Het moment was goed gekozen. Want Chi na was door en door verzwakt door den burgeroorlog tussohen Nanking en Canton en door den strijd tegen de communisten en de rooversbenden. Japan zelf wist het 't beste, dat de Europeesc-he mogendheden een groot deel van haar invloed is het verre Oosten hadden verloren. Engeland had bui tendien de handen vol werk in Indië en zware zorgen voor zijn handel in het Oos ten. Frankrijk werd in beslag genomen door Cochin-Ohina. En de Sovjets zijn door hun eigen aange'egenheden dusdanig gebonden, dat zij met angst en vreeze het oprukken der Japanners moeten gade slaan, zonder ook maar iets er tegen te kunnen onderne men. Chineesche wachtpost aan den Oost-Chi- neeschen spoorweg, die naar Chineesche opvattingen uitstekend is uitgerust voor den dienst in het barre Noord-Mand- sjoerije. Er blijft dus alleen maar Amerika over! De plannen van Amerika zijn door het op treden van Japan aanmerkelijk, ja wezen lijk in de war gestuurd. Maar ook de Ver- eenigde Staten zullen het laten bij papieren protesten. Voor hen is het object, waarom het gaat van te weinig beteekenis om het op een ernstig conflict met Japan to laten aankomen. In Genève, Parijs en Washington zit men aan de groene conferentie-tafels en onder- tusscnen zet Japan zijn zegepralenden tocht door Mandsjoerije voort. De Japanneezen openen op dit moment „conimercieele" vlieglijnen van de militaire basis te Moek den uit, op een tijdstip, dat handel en ver keer volledig met lamheid zijn geslagen en journalisten de eenige gasten der spoorwe gen zijn. China heeft natuurlijk voor dien vliegdienst, evenmin als voor vele andere, concessie verleend Maar Nanking ligt op wijden verren afstand. Mandsjoerije is van het overige China afgesneden, zoodat het recht van den sterkste hier regeert. WALTER' BOSSHAR-D. DE ST. FRANCISCUS FONTEIN TE MILAAN. om onze goede zuster het water") („Wees geprezen Japansche troepen, model uitgerust voor den winterveldtocht, bij het binnenrukken van Tsitsihar. Een nieuw aangekomen troepenafdeeling meldt zich bij de Japansche spoorwegwacht te Tsitsihar.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1931 | | pagina 5