DONDERDAG 17 DECEMBER 1931
DE LEIDSCHE COURANT
TWEEDE BLAD PAG. 7
DE STEUNREGELING VOOR
WERKLOOZEN.
AANVAARDING RIJKSREGELING.
B. en W. stellen den Raad voor, de reeds
veel besproken rijksregeling voor de steun-
verleening voor werkloozen te aanvaarden,
omdat, indien deze niet wordt aanvaard,
de gemeente vele geldelijke bijdragen van
van het Rijk zou moeten ontberen, welke
zij niet kan missen.
Wij laten hier het uitvoerige praeadvies
van B. en W., dat velen interesseeren zal,
voor het grootste deel volgen:
„Wij hebben ons afgevraagd, of de
Rijkssubsidie van 50 pet. in de kosten van
steunverleening, werkverschaffing enz.,
welke subsidie de Minister voor deze ge
meente voor de werklozen in die bedrij
ven, welke hij als crisisbedrijven beschouwt
in uitzicht stelt, en gelet op het werkloo-
zeneijfer in die bedrijven wel opweegt te
gen het min of meer Drijsgeven van de
gemeentelijke ze'fstandigheid inzake de
wcrkloozenzorg. En tevens hebben wij
daarbij onder de oogen gezien of de rege
ling, zooals de Minister die wenscht, voor
de betrokken werkloozen een zoodanige
verslechtering zou kunnen beteekenen, dat
reeds uit dezen hoofde de Rijkssubsidie
zou behooren te worden afgewezen.
Wij zijn echter overtuigd, dat de wijzi
gingen, welke in de steunregeling door
eventueele aanvaarding van de Rijkssub
sidie moeten worden gebracht, niet van
zulk een ingrijpenden aard zijn, dat ons
College Uwe Vergadeirng zou moeten voor
stellen, de Rijksregeling niet te aanvaar
den.
De belangrijkste reden, om de Rijksre
geling te aanvaarden, bestaat o.i. niet uit
sluitend in de onmiddellijke financieele
tegemoetkoming door het Rijk in de steun-
verlceninv. doch ook en vooral in de nog
door bet Rijk te verleenen geldelijke tege
moetkomingen bij uitvoering van plannen
inzake werkverschaffing, vakopleiding,
ontwikkeling van werkloozen ezn. en niet
in het minst in het beschikbaar stellen
van gelden ten behoeve van hen, die door
de crisis zoo getroffen zijn, dat hun het
hoogst noodzakelijke, als kleeding, schoei
sel, beddegoed, e.d. ontbreekt. Immers de
steeds voortschrijdende crisis met als ge
volg daarvan de nog steeds toenemende
werkloosheid zal in de naaste toekomst
op het gebied van de werkloozenzorg nog
zulke groote financieele offers van de ge
meente vergen, dat het onverantwoord zou
zijn, om een belangrijk deel van de hiervo-
ren genoemde kosten prijs te geven door
dc Ri:kss^eu'nregeling niet "te aanvaarden.
Een' be?i:fering gelieve U hierachter aan
te treffen
I Tarief voor steunverleening.
Yoor uitgetrokkenen.
Gemeenteregeling)l) Rijksregeling 2)
Zonder kinderen 13.50 13.—
1 kind 14 75 14.50
2 kinderen 16.16.
3 kinderen 16.25 16.05
4 kinderen IS 50 19.
5 kinderen 19.T5 „20.50
6 kinderen „20.„20.01
7 kinderen 22.25 23.50
Voor dubbel uitgetrokkenen.
na 20 weken na 24 weken
zonder kinderen ƒ12.50 ƒ12.
1 kind 13.75 13.35
2 kinderen „15.„14.70
3 kindere 16.25 16.05
4 kinderen 17.50 17.40
5 kinderen 18.75 18.75
6 kinderen 20.2010
7 kinderen 21.25 21.45
enz.
Uit dit overzicht blijkt dus, dat voor
uitcelrohkeneii na het tweede kind bij de
Rijksregeling een verbetering intreedt,
terwijl uitgetrokkenen bovendien volgens
de Rijksregeling vier weken langer naar de
eerste norm worden gesteund.
Voor de dubbel uit?etrokenen treedt na
het vijfde kind bij de Rijksregeling een ver
betering in.
Voor uitgetrokken kostgangers.
Cemeenteregeling Rijksregeling.
ƒ0.- 9.
Voor dubbel uitgetrokken kostgangers,
na 15 weken na 18 weken.
8.— 8.—
Wij merken hierbij op, dat in de norm
13.geon wijziging kan worden ge
bracht, aangezien de Minister heeft be
paald, dat uitsluitend voor de 4 grootsto
gemeenten t.w. Amsterdam, Rotterdam,
Utrecht en Den Haag de norm 13.50
geldt.
Leiden behoort tot de volgende (eerste)
klasse, voor welke klasse de norm is vast
gesteld op 13.
II. Aftrek gezinsinkomsten.
De berekening van den aftrek van ge
zinsinkomsten is in de Rijksregeling min
der gunstig, dan in de gemeenteregeling.
In de gemeenteregeling worden bij de be
rekening van den steun de eerste ƒ5.van
de inkomsten van vrouw en-of kinderen
buiten beschouwing gelaten. Bij de Rijks
regeling worden bij de berekening van den
steun de eerste 4.van de inkomsten
van de vrouw van een gesteunde met kin
deren buiten beschouwing gelaten.
Dit verschil laat zich door eenige voor
beelden het duidelijkst illustreeren.
1. Gezin: man en vrouw zonder kinde
ren.
De vrouw verdient per week 7.—
a. Gemeenteregeling:
Steun man en vrouw: ƒ13.50.
Van de verdiensten der vrouw is ƒ5.—
vrij, van het overblijvende wordt 2/3 in min
dering gebracht op den steun, dus 2/3 X
ƒ2.- ƒ1.35.
Inkomsten zijn derhalve 13.501.35
12.15 -f ƒ7.— 19.15.
b. Rijksregeling.
Steun man en vrouw: 13.
1) Bij de gemeentelijke regeling is het
aantal kinderen beperkt tot 7
2) Bij de Rijksregeling is het aantal kinde
ren onbeperkt.
Omdat het gezin zonder Liniëren is
wordt 2/3 van 7.4.65 in mindering
gebracht op den steun van 13.
Inkomsten zijn derhalve 13.4.65
-f 1.— f 15.35.
2. Gezin: man, vrouw en 2 niet verdie
nende kinderen.
De vrouw verdient per week 7.
a. Gemeenteregeling.
Steun man, vrouw en 2 kinderen: ƒ16.
Van de verdiensten der vrouw is 5.
vrij, van het overblijvende wordt 2/3 in
mindering gebracht op don steune dus 2/3 X
X 2.- 1.35.
Inkomsten zijn derhalve 16.1,35
-{- 7.- 21.65.
b. Rijksregeling:
Steun man, vrouw en 2 kinderen: ƒ16.
Van de verdiensten der vroiw is 4.
vrij, van het overblijvende wordt 2/3 in
mindering gbracht op den steun, dus 2/3 X
ƒ3.- ƒ2.-.
Inkomsten zijn derhalve 18.2.
f— f 21—
3. Gezin: man, vrouw, 3 kinderen waar
van 1 kind 8.verdient.
a. Gemeenteregeling:
Steun man, vrouw en 2 niet werkende
kinderen 16.
Van de verdiensten van het werkende
kind is 5.vrij, van het overblijvende
wordt 2/3 in mindering gebracht op den
steun of 2/3 van ƒ3.f2.
Inkomsten zijn derhalve f 15.2.—
ƒ8- 22-
b. Rijksregeling:
Steun man, vrouw en 3 kinderen 17 50.
Van de verdiensten van het werkende
kind wordt 2/3 in mindering gebracht op
den steun of 2/3 van f 8 5.35.
Inkomsten zijn derha vc 17.50 /o.35
-f S.— 20.15.
4. Gezin: man, vrouw en 3 kinderen.
De vrouw verdient per week 5.en i
kind 6.
Steun man, vrouw en 2 niet werkende
kinderen 16.
Van de verdienste i van vrouw en wer
kend kind is ƒ5.vrij, van het overblij
vende wordt 2/3 in mindering gebracht op
don steun of 2/3 X 6.4.
Inkomsten zijn derhalve 16..4—
4- ƒ11— 23—
b. Rijksregeling:
Steun man, vrouw en 3 kinderen 17.50.
Van de verdiensten der vrouw is 4.*
vrij, van het overblijvende wordt 2/3 in
mindering gebracht op den steun of 2/3 vau
7.— 4.05.
Inkomsten zijn dus 17.50 4.65 4"
ƒ11— ƒ23.85.
5.Gezin: man, vrouw en 5 kinderen.
De vrouw verdient ƒ4.2 kinderen ver
dienen te zamen 12.
a. Gemeenteregeling:
Steun man, vrouw en 3 niet werkende
kinderen 17.25.
Van de verdiensten van vrouw en wer
kende kinderen is 5 brij, van het over
blijvende wordt 2/3 in mindering gebracht
op den steun of 2/3 X 11-7.35.
Inkomsten zijn derhalve 17.2517.35
4- 16— 25.90.
b. Rijksregeling.
Steun man, vrouw en 5 inderen 20.50.
De verdiensten der vrouw 4.blijft
buiten beschouwing,
of 2/3 X 12— 8—
Van de verdiensten der kinderen wordt
2/3 in mindering gebracht op den steun
28.50.
III. Loonpercentages.
Gemeenteregeling:
De steun mag voor gehuwden en kostwin
ners niet meer bedragen dan 70 pet. en
voor kostgangers niet meer dan 60 pet. van
het loon, dat zij bij 48-urige arbeidsweek
in het bedrijf, waartoe zij behooren, zouden
bunnen verdienen.
Voor dubbel uitgetrokkenen geldt het
zelfde peroenta.ge.
Rijksregeling:
Voor uitgetrokkenen:
De steun mag voor gehuwden en kost
winners niet meer bedragen dan 65 pet.
van het loon, dat zij bij 48-urige aibeids-
week in het bedrijf, waartoe zij behooren,
zouden bunnen verdienen. Voor kostgan
gers is dit percentage 55 pet.
Voor dubbel uitgetrokkenen zijn deze
percentages 60 pet. en 50 pet.
Voor gezinnen van 6 en meer personen
wordt de steun van gehuwden en ongehuw
de kostwinners verhoogd tot resp. 70 pet.
en 65 pet.
Eenige voorbeelden ter illustratie:
Een werklooze heeft, normaal verdiend
25—.
Zijn steun kan volgens de gemeenterege
ling ten hoogste bedragen 17.50, volgens
de rijksregeling 16.50 of voor dubbel uit
getrokkenen 15—, tenzij het gezin uit 6
of meer personen beslaat.
üp kostgangers heeft het loonperoent-age
zoo goed als geen invloed.
IV. Leeftijdsgrens.
De gemeenteregeling beperkt den steun
tot den G5-jarigen-, de Rijksregeling tot den
60-jarigen leeftijd. Dit is een nadeelig ver
schil, waardoor tc Leiden vooral de valide
textielarbeideis getroffen zouden worden.
De Minister heeft zich echter nader bereid
verklaard met toestanden in deze gemeente
rekening te zullen houden.
Verwacht mag dus worden, dat na een
verklaring dezerzijds, dat de arbeider,
ouder dan 60 jaren, nog valide is en bij op
leving in den bedrijfstak, waarin hij gere
geld gewerkt heeft, herplaatst, zal worden,
het verschil tusschcn beide regelingen niet
tot Bezwaar aanleiding zal geven.
V. Kostgangers.
De gemeenteregeling noemt kostgangers
personen, die buiten hun wil alleenstaand
persoon zijn geworden.
De Rijksregeling luidt:
Onder kostgangers zijn van ondersteu
ning uitgesloten:
lo. zij, die jonger zijn dan 21 jaar, met
uitzondering van diegenen, wier ouders
overleden zijn;
2o. zij, die ouder zijn dan 20 jaar, doch
jonger dan 30 jaar, en wier ouders in de
zelfde of in aangrenzend^ gemeenten woon
achtig zijn, tenzij de betrokkene reeds lan
ger dan één jaar niet bij zijn ouders in
woont;
3o. zij, die zich tijdens hun werkloosheid
in de gemeente hebben gevestigd of in
dien tijd kostganger geworden zijn, tenzij
dit een gevolg mocilt zijn van het overlijden
van de ouders vau den betrokkene.
Opgemerkt wordt, dat de Rijksregeling
een juistere omsohrijviug geeft van de ge
vallen, waarin een kostganger al dan niet
gesteund wordt.
VI. Afvoering steun.
In de gemeenteregeling is bepaald, dat
geen uitkeenng wor^t verstrekt aan diege
nen, die in een tijdvak van een jaar uit
een werkloozenkas en/ol' steunregeling u:f-
keering hebben genoten, zonder in dat tijd
vak ten minste twee maanden te hebben
gewerkt.
De Rijksregeling is in dezen gunstiger
en bepaalt dien tijd slechts op één maaad,
waarmede ons College zich in de tegen
woordige buitengewone tijdsomstandighe
den kan vereenigen.
VIL Stoun aan vrouwen.
Volgens de Rijksregeling mogen de vrou
wen m het geheel niet worden gesteund;
dit echter maakt geen beteekenend ver
schil met de gemeenteregeling, omdat
steunverleening aan vrouwen zeer spora
disch voorkomt en de Minister bovendien
duor het verieenen van dispensatie heeft
mogelijk gemaakt in geval van kostwinner
schap vrouwen toch te steunen.
De overige punten van de Rijksregeling
wijken öi in het geheel niet of in zulk ecu
geringe mate van de gemeentelijke rege
ling af, dat zij tot geen verdere bespreking
aauieiaing geven.
Thans geven wij uwe Vergadering nog
een overzicht van de financieele gevolgen,
welke de toekenning van de Rijkssubsidie
voor deze gemeente met zich brengt.
Van Maandag 10 Augustus 1931 t/m Za
terdag 12 December PJ31 is door de ge
meente aan steun uitgekeerd:
aan metaalbewerkers ruim 12.000—
aan textielarbeiders bijna 9.000—
Totaal pl.m. 21.000—
De Minister heelt de steunregeling van
10 Augustus 1931 al geldig verklaard voor
werkloozen, aikomstig van de metaal- en
textielbedrijven.
Aan subsidie zal dus genofcgn worden 50
pet. pl.m. 10.500—.
Bovendien zal de Minister verleenen 50
pet. in de kosten van cursussen voor jeug
dige werkloozen, welke geraamd zijn op
li800— ƒ3.400—,
Voorts zal in de kosten van uitvoering
van een 2-tal plannen inzake werkverschaf
fing, waarin bereids subsidie is gevraagd,
50 pet. worden verleend of .pl.m. 18.500.—.
Als bijdrage -in de kosten van het crisis-
comité, voor zoover het ondersleuning in
natura voor werkloozen betreft, is toege
zegd: pl.m. ƒ7.000.
Ten slotte mag niet over het hoofd wor
den gezien dat, indien tot uitbreiding van
werkverschaffing worclt overgegaan, of ar
beiders uit meeidere bedrijven m de crisis-
regeling door den Minister zullen worden
opgenomen, de rijksuitkeeringen aanmer
kelijk zullen stijgen".
BODEGRAVEN,
HET LAND VAN DE KAAS.
Wanneer men spreekt over den handel
in Bodegraven, dan is het bijna vanzelf
sprekend, dat men daarmede bedoelt: den
Kaashandel. Bodegraven toch is wel het
grootste en meest be'ar.grijke centrum van
den handel in volvette Goudakaas, zoodat
de kaashandel dan ook steeds een zeer
gewichtige factor voor de welvaart en de
bloei van ons dorp is geweest.
Wat de boomkweekerij is voor Boskoop,
de bollen vcior de streek tussclien Leiden
en Haarlem de tuinderij voor het West-
land, etc. dat is de kaashandel voor Bode
graven en omgeving.
De belangen van onze plaats loopen dan
ook voor een groot gedeelte parallel met
die van den kaashandel, want de „up and
d-owns" die vooral in den naoorlogstijd in
dezen handel voorkwamen, waren merk
baar van invloed op den groei en bloei van
onze plaats zelf.
Er zijn hier gevestigd ca. 60 kaashande
laren, die over een totale opslagruimte be
schikken voor ongeveer 6.000.000 kg. kaas.
Wanneer we aannemen, dat de gemiddelde
aanveer van de Bodegraafsche kaasmarkt
ca. 120.000 kg. per week bedraagt, dan zou
men dus in Bodegraven do aanvoer van
een geheel jaar kunnen opslaan. Dit geeft
wel eenigszins een denkbeeld van do be
langrijkheid van den Bodegr. kaashandel.
Zooals het echter vandaag aan den dag
met alles, is, hoerscht er ook in den kaas
handel en in niet geringe mate, malaise.
Niettegenstaande de prijzen der kaas
de laatste jaren 6teeds lager zijn geworden,
werd en wordt het immer moeilijker om
voldoende buitenlandsche afnemers voor
de volvette kaas te vinden, zoodat dan
ook de uitvoer regelmatig terugloopt.
Enkele cijfers moge U dit aantoonen. Be
droeg- de totale uitvoer over de eerste 10
maanden van 1930 80.300.000 kg. met een
waarde van ca. 57.CCO.OOO over dezelfde
periode in 1931 was dit 73.600.000 kg. mot
een waarde van ca 47.000.000, dus een
belangrijke vermindering in het aantal
kilo's en nog veel belangrijker in het geld
bedrag.
De grootste moeilijkheden in den export
daleeren echter van de laatste maanden
en komen dus in deze cijfers niet voldoen
de tot uitdrukikng. De economische toe
stand in de verschillende landen wordt
nog steeds slechter, waardoor dus de
koopkracht daalt, terwijl in andere landen
óf de tolmuren hooger worden opgetrokken
óf de invoer wordt gecontigenteerd, óf de
waarde van het betaalmiddel is gedaald,
welke oorzaken alle in hcoge mate be
lemmerend werden voor den export. En
op den export, is de kaashandel voor het
grootste gedeelte aangewezen, daar deze
veel grooter is als de binnenlandsche con
sumptie.
Duilsohland is altijd een zeer belang
rijke afnemer voor de Hollandsche kaas
geweest, zoodat ca. 70 pet. van de totale
kaasimport in Duitschland door Holland
ge'everd werd. Het is echter begrijpelijk,
dat, waar kaas in hoofdzaak door de
groote volksmassa wordt geconsumeerd
de uitvoer naar Duitschland, waar thans
meer dan 5.000.000 werkloozen zijn, steeds
afneemt. Volgens de laatste bekende cij
fers van het Bureau voor de statistiek werd
van Jan. tot en met October van dit jaar
naar Duitschland uitgevoerd 30.000.000 kg.
kaas.
Over de eerste 10 maanden van 1930
bedroeg dit 35.000.000 kg. En de vooruit
zichten zijn: steeds verdere daling der
uitvoer naar Duitschland.
Dezer dagen lazen we nog in de bladen,
dat de Duitsohe Regeering volmachten
gegeven waren inzake de invoerrechten.
Het is dus niet uitgesloten, dat de Regee-
nng in Duitschland er toe zal overgaan,
om het invoerreoht op kaas, dat thans R.M.
20 per 100 kg. bedraagt, wanneer haar dat
gewenscht voorkomt, te verhoogen.
In Frankrijk staat de zaak voor dsn
kaasexport er al niet beter voor. Daar
heeft men, om den kaa-sinvoer te beperken,
zijn toevlucht genomen tot het contigcn-
leeren van den invoer, d. w. z. het vast
stellen van den totalen invoer op een be
paald kwantum.
Dit zou op zich niet zoo erg zijn, wan
neer dit kwantum maar hoog genoeg werd
vastgesteld, doch dit is in geenen deele
het geval. Voor het tijdvak van 1 Jan. tot
cn met 31 Maart 1932 mag er in Frankrijk
worden ingevoerd door alle landen, behalve
Italië, 3.000.000 kg. Voor Italië alleen be
draagt dit 2.200.000 kg. Hoe dit te rijmen
is met het handelsverdrag, dat door onze
Regeering met Frankrijk werd afgesloten
en waarin do meestbegunstigings-clausulo
is opgenomen, is werkelijk een raadsel,
want Holland komt er met deze regeling
heel wat slechter af dan Italië, daar liet.
vastgestelde kwantum van 3.000.000 kg
veel te laag is.
Volgens de laatste bekende cijfers voer
den wij naar Frankrijk uit de eerste 10
maanden van 1931 ca. 12.200.000 kg., wat
dus voor het geheele jaar oj) ongeveer
15.000.000 kg. komt. Voor 3 maanden geeft
dit een gemiddelde van 3.750 000 kg. alleen
voor Holland, zoodat dus de uitvoer naar
Frankrijk door deze contigeilteering ten
zeerste wordt gefnuikt. De invloed biervan
is dan ook duidelijk merkbaar, vooral op
do Noord-Holl. markten, die bij Frankrijk
veel meer belang hebben als Zuid-Holland.
Ook do Engelsche markt hoewel van
veel minder belang voor den kaasexport
als Duitschland en Frankrijk is door de
ontwaarding van het betaalmiddel voor
een groot godeelte voor den kaashandel
laat ons hopen tijdelijk, verloren gegaan.
In België, wat eveneens een groote afne
mer is van onze kaas, zijn de omstandig
heden voor den kaasexport nog tamelijk
gunstig. Er wordt daar echter door de
groote en machtige Belg. Boerenbond op
een belangrijko verhooging der invoerrech
ten op de zuivelproducten aangedrongen,
laat ons hopen, zonder succes.
Het eenigo kleine lichtpunt in al deze
misère is, dat Tsjecho-Slowakije de invoer
rechten op kaas aanmerkelijk hoeft ver
laagd. Hier wordt nog weinig Hollandsche
kaas gebruikt, zoodat nog een groot en
nieuw arbeidsveld voor den kaasexport
braak ligt. In dit voorjaar werd op de
groote tentoonstelling in Praag een stand
van Holl. kaas geëxposeerd, welke zeer de
aandacht heeft getrokken.
Wat, yoor Bode-graven en den gcheelon
handel in volvette boerenkaas nog als
een nadeelige factor geldt is, dat het vol
vette product steeds meer verdrongen
wordt door de fabriekskaai en hoofdzake
lijk door de 40 pet. kaas. De uitvoer van
de volvette kaas over de eerste 10 maan
den van 1931, vergeleken bij dezelfde pe
riode van 1930, liep terug van ruim
14.000.000 kg. tot 12.000.000 kg,, nadeelig
verschil ruim 2.000.000 kg of circa 15 pet.
Bij de niet-volvette kaas waren deze cij
fers voor 1930 66.200,000 kg. en voor 1931
61.700.000 kg., nadeelig verschil 4.500.090
kg. of circa 7 pet.; voor de 40 plus kaas
bleef het kwantum tamelijk gelijk.
Voor den handel in de volvette boeren
kaas geldt dus ten volle het parool: Let
op Uw Saeck, opdat men nog niet meer
terrein verlieze aan de fahriekskaas.
Ook de boeren, die volvette kaas maken,
kunnen hierin belangrijk medewerken, door
een product af te leveren, dat, wat smaak
en kwaliteit en houdbaarheid betreft, aan
de spits slaat.
Hoe groot nu het aandeel van den Bode-
graafschen kaashandel in den uitvoer en
den binnenlandsehen handel is, dat is
moeilijk na te gaan, daar hieromtrent geen
statistieken bekend zijn. Doch uit het feit,
dat Bodegraven het centrum is van den
volvette-kaashandel en dat de Bndegr.
kaasmarkt nog altijd de toonaangevende
markt is, mag veilig worden geconcludeerd,
dat dit aandeel zeer belangrijk is.
Wanneer echter door verschillende oor
zaken de export steeds meer terugloopt,
zal men er toe moeten overgaan de bin-
nen'andsche markt, meer intensief te be
werken. De binnenlandsche consumptie kan
nog aanmerkelijk worden opgevoerd, wani
over het algemeen wordt er in ons land
nog veel te weinig kaas gegeten. Dit
komt weer vóór een groot gedeelte ook
hieruit voort, dat men niet voldoende op
de hoogte is van de hooge voedingswaar
de van kaas. En toch is kaas een van de
meest voedzame producten. In kaas heeft
men: vet, eiwit, vitaminen, mineralen etc.
in één voedingsmiddel vereenigd. Wat
kan men beters wenschen
We lezen reeds bij de geschiedschrijvers
der grijze oudheid, dat er sprake is van
kaas, al zal dit dan niet de kaas geweest
zijn in de vorm en samenstelling, zooals
wij die thans kennen. Heriodes en Aristo-
teles maken er reeds met eerbied melding
van, want de Grieken zagen in de kaas een
gave der Goden. Ook de oude Joden moe
ten hun legerscharen, evenals de R<rmei-
nen, kaas verstrekt hebben. Daarmpe is
natuurlijk niet bewezen, dat de glorierijke
veldtochten der Romeinen aan het gebruik
van kaas zijn toe te schrijven geweest
maar wel leert de geschiedenis, dat dc
volkeren, die veel zuivelproducten go
bruikten, van oudsher de gezondste en
talrijkste waren
Laten wij ons dus aan de historie spie
gelen en besluiten, om ons verbruik van
kaas, ons beroemde nationale product, min
stens te verdubbelen.
Door de Bodegr. Vereeniging van Kaas-
bandelaren, die den laatsten tijd zeer actief
is, werden onlangs plannen beraamd tot
een grootsch-npzette collectieve reclame
campagne in binnen- en buitenland, ten
einde het verbruik van de volvette boeren
kaas te bevorderen. Jammer genoeg leden
deze plannen door onvoldoende medewer
king van andere Ver. vau Kaashandelaren
en van de producenten schipbreuk, 't Is
echter een verheugend feit, dat de geor
ganiseerde Bodegr. Kaashandel niet bij
de pakken blijft neerzitten, doch alle krach
ten inspant om door deze crisis heen te
worstelen.
Dat daarbij succes niet uitblijve, ten
voordeele van den kaashandel in het bij
zonder en van Bodegraven in het alge
meen
DE AVONTUREN VAN EEN VERICEERSAGENTJE.
De uil schoof de knip op de deur van de cel en ging
zelf als gewoonlijk op het bankje voor het venster zitten.
De heks keek door het luikje of hij er nog za't en ze was
tevreden toen ze hem ontdekte. „Er is hier geen vuiltje
aan de lucht", dacht ze en ging verder den boel inspec-
teeren.
Zo kwam ook in de cel van den kabouter met den be
zem in do hand. De andere ka Louter, de slotenmaker,
was onder de brits gekrojïen en gelukkig zag de booze
vrouw hem niet. Toen ging zc weer heen. „Wat heb ik
een angst uitgestaan", zeide de slotenmaker, nadab ze
vertrokken was. „Ik kreeg er kippenvel van".