X
KERKNIEUWS
DE DRIE WENSCHEN.
Z .TERDAG 21 NOVEMBER 1931
DE LE1DSCHE COURANT
TWEEDE BLAD - PAG. 7
IMTERPAROCHIEELE
5TJ05EPH5
SEZELLEM
VEREEWGIMG
WIJ, DE DRAGERS VAN DE
TOEKOMST.
Wij, jongeren van heden, zijn de man
nen der toekomst; maar mannen, op wien
men bouwen kan, mannen van geloof en
karakter. In 't huisgezin ontvangen wij
onze eerste vorming, daarin bijgestaau
door de Kerk, die deze plicht reeds van
God zelf ontving de kinderen geestelijk te
vormen en op te voeden. Als wij grooter
worden, laten wij zeggen met trots ons
voor 't eerst in de lange broek steken, dan
zijn wij daardoor nog niet zoo zelfstan
dig, dat wij overal ons oordeel over uit
kunnen spreken.
Dan staan wij pas aan 't begin van t.
leven, wat als 'n heerlijk ideaal voor on»
open ligt. Laten wij, jongeren, dan begrij
pen, dat wij ons aan moeten sluiten, of lid
moeten worden van zoon organisatie of
vereeniging, die ons leidt en voert daar
heen, waar God ons allen volgens Zijn
Voorzienigheid plaatsen zal.
De (Jentraal-Pnaeses heeft 't in zijn pro
paganda-rede, laatste in onze vereeniging
gehouden, zoo schoon gezegd: „Wij jonge
mannen, hebben de plicht ons aan te sjui-
ten, en kunnen niet op ons zelf blijven
staan, daar wij dan met tot die ontwikke
ling onzer talenten komen, welke wij van
God ontvingen, en in one verband
productief worden gemaak t".
Wij hebben het leven nog voor ons. Wij
kunnen er zelf van maken, wat er van te
maken is. Daarvoor hebben wij van God
onzen vrijen wil gekregen.
Nu is 't antwoord aan ons. Beseffen wij
de ernstige tijd waarin wij leven, zien wij
in, dat 't onze plicht is lid te worden van
die vereeniging, waar wij op onze plaats
zijn; dat wij in de Gezellen-Vereentging
gevormd worden tot bruikbare eleinentea
voor Kerk en Maatschappij?
't Is niet voor niets 't slagwoord van den
laatsten tijd: „Wie de jeugd heeft, heeft
de toekomst". Zijn wij nu sterk in ous Ge
zellen ver band, dan zijn wij ook later als éen
man, in gehoorzaamheid en liefde, een in
Christus Kerk.
't Eerste devies in onze vereeniging is
Godsdienstzin. Onze Stichter, Vader Kol-
pmg, heeft geweten, wat hij deed, toon hij
dit in ons vaandel schreef. Godsd.cnst is
de hoogste cultuur, welke denkbaar is. Men
kan zich geen volk zonder God óf gods
dienst indenken. Nu is 't juist onze vereeni
ging, met aan 't hoofd 'n priester, niet als
adviseur, maar als Vader, deelend in lief
en leed van zijn jongens, die hij met behulp
van bestuur, ouderen gezellen, met raad
en daad helpt. En juist de jonge man heeft
in zijn leven omstandigheden, dat tij raad
behoeft en met weet tot wien hij zich wen
den zal; dan staat voor 'n gezel de Pries-
ler-Praeses klaar. En dit is een niet te ver
smanen voorrecht.
Wij zijn nooit te oud om te leeren, zeker
niet zaken die 't H. Geloof betreffen. Te
genwoordig moet men op kantoor, winkel
of werkplaats goed onderlegd zijn, om flink
van zich af te kunnen bijten. In onze ver
eeniging leeren wij, hoe wij verstaan moe
ten, de vraagstukken welke zich dienaan
gaande voor kunnen doen.
Laten wij nog even nagaan, hoe wij, ge
zellen, t geluk kunnen vmuen en dan t
besluit maken, dat is nog zoo kwaad niet,
daar ga ik direct mee beginnen.
Zooals wij boven zagen, de godsdienstzin
staat heelemaal boven in ons prograau, uus
is dit ons voornaamste devies.
Wij jongeren staan, of komen misschien
spoedig te staan in den strijd des levens;
waar vinden wij den kracht, den moei om
te weerstaan? Wij hebben 't gebed, ons
door Christus zelf geleerd, maar wij heb
ben iets veel meer: wij hebben Christus
zelf, Christus in de H. Eucharistie!
Hij geeft zich in de H. Communie aan
ons! Hij in ons, bij ons, voedsel onzer ziel,
de Genadegever zelf in ons, de Genade
bron; wat kan ons dan nog overkomen, wij
zullen 't kunnen dragen, omdat Hij, Chris
tus 't voor ons draagt.
Dit sublieme, dit Chris'us-voedsel onzer
ziel, dit is de Schat, waarvoor men alles èn
zich onverdeeld geven moet.
Wij, gezellen, die leeren onze taak door
God ons gegeven, te doen volgen Gods wïl
en wet, wij zijn met Christus in ons hart
rijk, ook al zouden wij beproefd worden
door 't kruis der werkloosheid.
Met Christus in ons, zullen wij ook Chris
tus geest in ons hebben, en daardoor Chris
tus liefde, medeelen aan onze omgeving,
waar men Hem, onze Koning, misschien
niet eens kent.
Zoo zullen wij Christus brengen in deze
wereld, die 't meent te kunnen stellen, zon
der Hem, zullen wij Christus plaatsen op
Zijn troon, Hem niet alleen dienen, maar
als zijn ware leerlingen Hem belijden over
al en Hem geven door ons gebed, levensge
drag en dauen, aan hen die Hem niet ken-
Zoo opvattend ons levensideaal, zullen
wij 't ware levensgelu kvinden en de Cbris-
lus-Eucharisticus zal onze grootste vreug
de, blijheid en voldoening zijn. Wij, die on
verdiend de groote Godsgave, 't H. Geloof,
lebben ontvangen, toonen wij onze dank
baarheid, door ons best te doen, anderen
te doen deelen in ons groot zielengeluk,
door met.de talenten, ons door God ge
schonken, te woekeren en te werken, op
dat wij eenmaal met volle handen kunnen
verschijnen voor den Christus, den Zelfden,
dien wij heel ons leven gedragen hebben in
ons hart, en Hem 't dubbelen in aantal
talenten aanbieden. Dat hopen wij, daar
voor bidden wij en werken ons zoo rijk, niet
voor de materie, maar voor onze Koning-
Christus.
Een Kolpingsbroeder.
SPOKEN!
Over spoken gesproken, wie zal er ont
kennen, dat ze heden ten dage niet be
staan? Evenals het groote raderwerk van
den tijd vol wisselvalligheden is en nog
niet weten, wat het voor ons verborgen
houdt, zoo worden we ook onverhoeds ver
rast door een of ander spook in den vorm
van de tegenwoordige maatscliappelijke
toestanden, afgezien nog van de gevaren,
die ons op geestelijk gebied bedreigden.
Om er uu maar een bij den kop te paaien,
daar hebben we b.v. het werkloosheidspouk,
al zijn er gelukkig nog uiet zoovéél gezel
len, die daarmee te kampen hebben. Laten
wij toch niet vergeten, dat we Katholiek
zijn en Gezel en als we dit goed verstaan,
dan behoeven we ons niet door de tijds-
ouistaJidigüeJen laten overrompelen of uit
ons evenwicht slaan. Daar zit hem juist
de knoop in die positie, waarin wij mo-
meiiteei verkeeren, daar moeten wij ons-
met volie energie weten doorheen te wer
ken.
Wat winnen we ertenslotte mee, of we
al zwartkijkers zijn. Wij verbitteren ons
eigen leven en dat van andeien. Als we
van goeden wil zijn, dan kunnen we veel,
zeits heel veeJ bei eisen. Neem nu b.v. eens
Edison, ook maar eeu doodgewone en be
trekkelijk arme jongen in z 11 jeugd, maar
hij heelt geploeterd, gewerkt en gecyteid
tot zijn laatste uren toe: een echt kracht-
mensoh.
Zouden wij nu met zóó flink zijn, -lat
wij ons tenminste mei door den tegenwoor-
digen toestand laten lain slaan.
Er zijn zooveei u.ngen, uie wij, als we
werk nadden, altijd graag wilden doen,
maar waar dan geen tijd vuur was. uf laieu
wij uns op Huisvlijt toeleggen door wat te
teehenen ot te knutselen en lukt het de eei-
ste keer niet dat geeft mets de twee
de keer gaut 't beier en de voldoening is
des te giouter, iedere weralouze gezel zou
b.v. iets vuur <ie eerstkomende huisviijl-
tentoou-stelling kunnen maken. Wij nebi.en
er nu immers scmtterend den tijd voor.
Het komt er met op aau al is het uiaar een
kleinigheid. Alles bij elkaar komt het t
geheei ten guede. En daarom tiu geen pes
simisten, dat wij juist iets willen wat te
duur lis en wat dan als uurzaax zou dieuen
om onzen tijd niet nuttig te besteden.
Tusscneii twee naaxjes, elke weiridouze
gezel hoort ualuurlijk s muigens de H.
Alls. Dat as een uitgemaakte zaak. Up die
manier is he,t begin goed en de rest volgt
vanzelf. Daarum, gezellen, kup recht, met
volle Irissohe moeu en succes blijft met uit.
E e li g e z e I.
Damclub „De Twee Sleutels".
Stand der onderlinge competitie der le
den van de Damclub ,,De Twee Sleutel»
uiideraidee.ing der St. Josephs Gezellea-
V ereemgmg, Gezellenhuis, Rapenburg 52,
Leiden, bijgeweikt tot en met 16 Novi
ber
jd.:
Naam.
gesj
.gw.rem.
veil.pnt.gew.
1.
P. Schouten
7
7
14
2.T-
2.
B. Goüdijn
5
5
10
3.
H. Dingjan
4
4
8
2.—
4.
J. de Groot
1
1
2
2.
5.
A. Uphoff
10
9
1
18
1 80
6.
14. Uphoif
3
2
1
5
1.67
7.
W. Develing
4
3
1
6
1.50
8.
F.' de Does
4
2
1
1
5
1.25
9.
J. Uuwerkerk
10
6
4
12
1.20
10.
F. fcjneeboer
5
3
2
6
1.20
11.
H. de Iveuuing
9
5
4
io
1.11
12.
J. v. Schie
6
3
3
6
1
13.
J. Peters
4
2
2
4
1.—
14.
F. de Keuning 4
2
2
4
1.—
15.
M. Brouwer
5
1
2
2
4
0.80
16.
A. de Winter
7
2
1
4
5
0.71
17.
A. Hoogeveen
3
1
2
2
0.1.7
18.
A. Vreeburg
5
1
1
3
3
O.uO
19.
L. Dirkse
7
1
6
2
0.28
20.
R. v. Gelder
4
1'
3
1
0.25
21.
Th. Lanicrs
8
1
7
1
0.12
22.
H. v. Hal
1
1
23.
A. Remundt
2
2
24.
Th. Ca tin
2
2
25.
P. v. Duuren
2
2
26.
G. Kanbier
6
6
Alle dammers, vooral degenen die zeer
weinig partijen hebben gespeeld, worden
dringend verzocht tijdig op de wedstrijd-
avonden aanwezig te zijn.
NAAR DE ZEVEN EN VIJFTIG.
Er zit gang in onze beweging. Nog enkele
plaatsen moeten worden bezet en dan is
onze Kerytretiaite 1931 voltallig. Een ge
lukkig verschijnsel in onzen tijd van deca
dente schiju-beschaving.
We vestigen tevens ailer aandacht op de
It e c o 11 e c 11 e-o e f e n i n g a.s. Donder
dagavond te kwart voor negen. Niemand
verzuime
VRAGENBUS
Vraag: Wanneer gaat de a'gemeene
10 uur-Winkisluiting in?
Antwoord: U bedoelt waarschijn
lijk de winkelsluiting om 8 uur.
De desbetreffende wet is aangenomen,
doch zal nader bij Kon. Besluit van kracht
worden verklaard. Wanneer is onbekend.
DIAMANTEN KLOOSTERJUBILE.
Den 2Csten November a.s. hoopt Zuster
Maria Seraphine (in de wereld Joséphine
Truffino, geboren te Leiden) den dag te
herdenken ,dat Haareerwaarde vóór zes
tig jaar Haar intree deed in de Congrega
tie der Zusters van Liefde van O.L. Vrouw,
Moeder van Barmhartigheid te Tilburg.
Zuster Séraphine, die in verschillende
plaatsen van ons land bij he4 R K. Onder
wijs werkzaam was. o.a. te Stiatum. Made,
Amsterdam (St. Pius), Heusden, 's-Graven-
liage (hoofd der school in de Oude Mol
straat), is thans reeds 38 jaar hoofd der
R.K. Parochiale Meisjesschool te Liempde
bij Boxtel.
Pastoor Chr. Th. J. Kars. t
In het O. L. Vrouwe Gesticht te Bos
kamp (OLt) is na een langdurig lijden,
voorzien van de laatste H.H. Sacramenten,
overleden pastoor Christiaan Theodoras
Jozef Kars emeritus-pastoor van St. Mar
tin us te Et ten (G.).
Pastoor Kars werd in 1874 geboren en in
189S priester gewijd. Van 1917 tot 1928 was
de zeereerw. herder der St. Martinusparo-
oliie te Groningen. Om gezondheidsrede
nen verkreeg hij dat jaar tijdelijk eervol
ontslag, om echter spoedig daarna te wor
den benoemd tot pastoor van St. Martinus
te Etten (Ge'.d.)
Het lichaam van den H. Franciscus
Xaverius.
Van 3 December tot 3 Januari a.s. zal
het lichaam van den H. Franciscus Xeve-
rius den Apostel van Oost Indië in de
kerk van den Goeden Herder te Goa wor
den tentoongesteld ter vereering door de
geloovigen. In 1542 is Franciscus Xaverius
naar Indië gegaan: dat was zijn eerste
en het bleef zijn voornaamste arbeids
veld.
Maar zijn ijver was onvermoeid en vol
heldenmoed bracht hij het lichts des ge-
loofs van daaruit tot aan de grenzen van
Hindoestan. Na langdurige overwegingen,
vurige gebeden en strenge boetvaardigheid
besloot hii naar Japan te gaan. Er waren
duizenderlei moeilijkheden te overwinnen
maar eindelijk slaagde hij er in om na
twee jaar moeizamen arbeid een kerk te
slichten. Zijn apostolische iiver wilde he«l
China bekeeren; hij ging er heen maar de
dood hield hem aan op den drempel van
het land zijner droomen op 2 December
1552. Zijn lichaam werd op het eiland
Snnian begraven drie maanden later heb
ben de Portugeezen het opgegraven om
het naar M-lak ka te tr?nsiorteerenhet
was nog geheel gaaf Zés maanden later
heeft men het opnieuw' on ge Traven en het
zag er vit alsof hét nng leefde.
Hel gave lichaam' ^h'rd naar de Paulus-
kerk in Goa gebracht maar in 1554 werd
het bi:?ezet in de kerk van den Goeden
Herder waar het thans nog rust en ieder
j?ar ter vereering wor't uitepsteld.
Financiën en Economie
C. A. Brenninkrreijer's Confectie-
Bedrijven.
Bijvoegsel No. 3085 der Stert. No. 225 be-
\at de gewijzigde statuten der N.V. C. en
A. Brenninkraeijcr8 Confectiebedrijven te
Amsterdam.
De vennootschap draagt den naam: N.V.
Beleggings Trust, is gevestigd te Amster
dam en heeft ten doe', het verwerven, be-
heeren, exploiteeren en vervreemden van
fondsen en andere zoowel roerende als on
roerende zaken, het geven en nemen van
eredieten, het uit'eencn en ter leen opne
men van gelden met of zonder hypothecair
verband of andere zakelijke zekerheid, het
deelnemen in andere ondernemingen, als
mede het voeren van financieel beheer, een
en ander zoowel voor eigen rekening a's
voor rekening van derden, alles in den
rnimsten zin des woords.
Het maatschappe'ijk l xpitaal bedraagt
2,000.000, verdeeld in 2000 aandeelen, elk
groot 1000. waarvan 1500 aandeelen zijn
geplaatst en volgestort.
De aandeelen luiden op naam. Zij zijn
door oopend genummerd van 1 tot en met
2000.
De vennootschap wordt bestuurd door
ten minste drie directeuren.
D:ze rtegenwoordigen haar in den
meest uitgebreiden zin in en buiten rechte
en hun is de geheele leiding van de zaken
der vennootschap ongedragen.
Zij zijn, met inachtneming van hot in de
statuten bepaalde, bevoegd tot alle daden,
zoo van beheer als van eigendom, welke
tot den werkkring van de vennootschap be-
hooren.
„Zeg eens. Hansje, je krijgt een dubbel
tje. als je tegen niemand ve.lelt, d; t ik je
zuster gekust heb."
„Ik krijg gewoonlijk een kwartje."
Er waren eens drie broers, die gelukkig
en tevreden bij elkander woonden. Hun
eenig bezit, dat zij van hunne ouder» ge
ërfd hadden, was een prachtige groote
pereboom. En terwijl twee broers om beur
ten gingen werken om den koet te verdie
nen, bleef de ander thuis om den boom,
hun sohat, te bewaken.
Op zekeren dag zond God één zijner en
gelen naar de aarde, om te zien hoe het
met de menaciien ging. Hij moest ook naar
de drie broeders gaan om, als het noudig
was, en zij het verdienden, te Helpen. Toen
de engel op de aarde kwam» nam hij do
gestalte aan va i een bedelaar en zoo ver
scheen hij voor den oudsten broeder, die
juist met de bewaking van den pereboom
belast was.
„Uch, brueder, geef mij toch ook een van
die heerlijke peren. Ik heb zoo'n honger
zoo sprak de engel tot den man. Zeer be
reidwillig plukte deze een peer af en zei:
„Hier, .van mijn deel kan je zooveel krij
gen als je maar wilt, maar van de rest durf
ik nieta te geven, want die behooren aan
1 mijn broers".
I De engel dankte en vervolgde zijn weg.
Den volgenden dag, toen de zon hoog
I aan den hemel stond, kwaui do engel weei
voorbij den pereboom. Nu zat de tweede
broer onder den boom, droomend in de
blauwe lucht te starenEn wederom
verzocht de engel om een peer. Bereidwillig
sprong de man op en gaf den engel een der
mooiste vruchten:
„Hier heb je een lekkere sappige peerl
Van mijn ueel kan ik geven zuoveel ik wil,
maar de andere behooren aan mijn broers".
Uok nu dankte de engel en vervolgde
zijn weg. Zoo gebeurde het ook den dor
den dag, toen de jongste der drie onder
den boom zat en aan den bedelaar een
fijne peer schonk.
Nauwelijks was de zon den volgenden
morgen opgegaan, of daar trad de engel
de woning der drie broeders binnen, die
zich juist gereed maakten, om naar hun
werk te gaan. Thans was hij als monnik
verkleed.
„Kom, ga met mij mee", sprak hij tot de
drie mannen. „Ik zal u allen een beter en
gemakkelijker leven schenken".
En de lino broeders gelóófden hem.
Zonder een woord te spreken stonden
zij up en volgden den engel. Toen zij eeu
half uur geloupen hadden, kwamen zij aau
een breede beek, die zoo heerlijk vooit-
kabbelde, dat het een lust was het vroolij-
ke spel der gerimpelde golfjes te zien.
Toen vroeg de engel aan den oudste der
broeders:
„Wat zoudl gij gaarne hebben?"
En zonder lang na te denken, antwoord
de deze:
,.AIs ik wenschen kon wat ik wilde, nu,
dan zou ik blij zyn wanneer al het water
dat hier in de beek zoo vroolijk ruischt,
i wijn was en dat hij aan mij toebehoorde',
j De engel hief zijn staf op, sloeg hot
kruisteeken over de beek en zie.... het
water der beek was veranderd in den kos-
I tolijksten wijn.... kuipers waren druk bo
zig met het maken van vaten.. een leger
I van knechts schepte den wijn in gruote ton-
1 nen en brachten hem m de kelders, om
af te tappener was ineens een lroel
doi p.
„Uw wensch is thajis vervuld", sprak de
engel, en hij ging met de beide andere
broers verder. Zoo kwamen zij bij ecu veld,
waar de prachtige, donzige paurdenbloo-
meu in heerlijken overvloed bloei len; zoo
ver het oog reikte, zag men niets dan lange
stengels met pluizige balletjes, iuen wend
de de engel zich tot den tweeden jonge
man
„Wat zoudt gij wel wenschen?"
En deze antwoordde, zonJer zich lang
i te bezinnen
j „Wanneer ik wenschen mocht wat ik wil
de, dan wenschte ik dat ik de eigenaar
En weder hief de Engel dos Herren zijn
stok en toen hij het kruisteeken over hot
veld gemaakt had, zietoen graaide
er, zuover het oog reikte, een reusachtige
kudde schapen. Helder geverfde huizen
vormden nette straten, vlijtige nienschen
druegen de melk in emmers weghier
schepte men den room er af, ginua werd de
kaas bereid.... er was een heel dorp ont
staan.
„Uw wensch is thans vervuld", sprak de
engelToen nam hij den jongste bij de
liand en samen gingen zij verder.
„Spreek, wat verlangt gij?" vroeg de en
gel hem.
„O", antwoordde deze, jfals ik mijn
wensch zeggen magik heb er slechts
één. God de Heer moge mij een vrouw
schenken van echt christelijk gemoed en
met een zuiver en rein hart".
„Dat is moeilijk", zei de engel, „er rijn
op liet oogenblik maar drie zulke vrouwen
op de wereld. Twee zijn er getrouwd en de
derde wordt reeds door twee andere min
naars begeerd
Nog langen tijd liepen zij zoo zwijgzaam
naast elkaar voort, tot zij tenslotte in de
stad kwamen, waar het meisje met chris
telijk gemoed en rein hart woonde. Het
was de dochter van den koning. Beiden gin
gen nu naar den koning, om de hand zijner
dochter te vragen. Doch de twee andere
minnaars waren ook reeds daar en had
den hunne appel» op de tafel gelegd. Ook
de engel traj nader en legue een gouden
appel bij die der machtige prinsen.
Toen sprak de koning: „Wat zullen wij
doen? Zijn deze twee gem beieLaar», wan
neer wij ze met de beide machtige konin
gen vergelijken? Ik weet werkelijk niet, hoo
ik deze kwestie tot een goed einde moet
voeren".
„O, niets is gemakkelijker dan dit",
sprak de engel: „ziet, de prinses zal van
daag nog drie wijnstokken in den tuin
planten en er bij vermelden van welken
minnaar ze zijn. En wiena wijnstok nu mor
gen rijpe druiven draagt, zal de prinses
lot echtgenoote krijgen'
Zoo gebeurde het. Het meisje planito
nog denzelfden dag drie wijnstokken in den
tuin en ieder dei' drie droeg den naam
van een der huwelijkscandidatcn. Eindeloos
lang duurde de avond de rwcht.voor
alle drieZoodra de morgen schemerde
ijlden alle drie ongoduldig naar den
tuin.... De koning wa» reeds aanwezig,
om te zien hoe het er met de wijnstokken
bij stond.
Hoe verbaasd waren allen, toen zij za
gen, dat de wijnstokken der beide koningen
verdord waren, terwijl die van den armen
bedelaar vol heerlijke, rijpe druiven hing.
De koning kon zijn woord niet meer her
roepen en met een zwaarmoedig hart gaf
hij zijn kind aan den armen daglooner.
Toen zij na de trouwplechtigheid uit de
kerk kwamen, voerde de Engel dos Heeron
het jonge paar ver, in het diepste van het
woudDaar liet hij hen plotseling al
leen
Een lang jaar was intusschen voorbij ge
gaanToen sprak de Heer weer tot den
engel:
„Daal neder naar de aarde, zie hoe hot
met ile nienschen gaat en wanneer zij eon
zwaarmoedig leven leiden, breng dan zon
in hun droef bestaan...."
Toen de engel weer op aarde kwam, naui
hij hetzelfde bedelaarskleed weer aan en
kwam zoo bij den oudste dor broeders. Het
dorp wa» uitgegroeid tot oen stad en het
was duiuelijk te zien, dat zij voortdurend
in welvaart toenam.
De engel klopte aan do deur van «len
oudsten broeder en verzooht hein om een
glaasje wijn.
„Kun je begrijpen", riep hij, „als ik ieder
een een glas wijn moest geven, dan zou net
al heel spoedig met mijn rijkdom gedaan
zijn. Nee, vriendje, als je dorst hebt ga
dan inaar naar de bron. Die is voor armen
bestemd".
Toen zwaaide de engel zijn staf en riep
met douucrenue stem:
„Zoo hebt gy Gods goederen beheerdl
Gy zijt niet waard deze gaven te bezitten 1
Keer terug naar je pereboom en slijt ver
der je leven ais dagluuner".
Nauwclyka hau de Engel deze woorden
gesproken, of de stad veidwecu. Over ue
beeic legde zich een dichte nevel en de man
dio gisteren nog rijk was, zat nu onder
zyn pereboom, zoo arm als Job.
Ondertusschen vervolgde de engel zyn
weg een kwam bij den tweede der drie
broeders.
Het dorp had zich tot een flinke stad
ontwikkeld.
De engel klopte aan de deur van den
tweede dor drie broeders en trad binnen.
Daar zag hij den inan aan tafel zitten. Hy
zat zóó ijverig zijn winst te becijferen,
dat hy niet eens bemerkte, dat de ongci
wsu binnengekomen.
„Broeder, geef me ter liefde Gode toch
een stukje kaasik heb honger", »prak
de ongel.
„Waar zou het toch met mij naar toe
moeien, als ik lederen dagdief van mijn
kaas moest laten eten?.... Maak dat je
weg kutiit, zie je dan niet, dat ik hot veel
te druk heb?"
„Gij beheert uw goed slecht", antwoord
de de engel, „ge bont niet waard deze ga
ven te bezitten. Keer terug naar je pore-
buom en slijt verder uw leven als dag
looner".
De engel hief den stok op en allee ver
dween als in een nevel. Up hetzelfde oogen
blik zat de tweede der drie broeders on
der de-n peioboom en hij meende gedroomd
te hebben.
En verder.... verder was de engel voort
getrokken, urn ook den jongsten Oroeder
op te zoeken. Ten slotte kwam hy in net
woud, waar een armzalig hutje stond.
De avondschemering daalde ree.e over
het woudhet haurdvuur was reeds van
verre zichtbaar en horten, reeën, hazen,
zelfs vossen, wolven cn beren de vogel
tjes sliepen reeds zij lagen vreedzaam
voor de deur.
De engel zag door het raam: een lieflijk
beeld onrolde zich thans voor zijue oogen:
daar zat de prinses, die met den daglooner
getrouwd was: zij zong haar kindje in
slaap. Do vader zat in een hoek en het
was dadelijk te zien, dat het kleine gezin,
ondanks de grootste armoede, gelukkig
wa» en tevreden.
Nó ging de engel het vertrek binnen,
groette vriendelijk cn vroeg om onderdak
voor den nacht. Beiden sprongen op, ver
welkomden den gaat en leidden hem naar
den leunstoel by het vuur.
„Ach, vergeel ons, dat wij u geen beter
onderdak kunnen bezorgen. Doch wij zyn
slechts arme nienschen ei kunnen u niets
beters bieden".
„Ik ben tevreden met wat gij mij geven
zult".
Vlug ging de vrouw heen om voor hun
gast een maaltijd te bereiden. Zij waren
doodarm cn stampten de schors van do hoo
rnen fijn, om daur brood van te bakken.
Zulk brood maakte de vrouw ook nu ge
reed. Toen het doeg klaar was, lichtte zij
een te-gcl uit den vuurluiurd op, legde hei
deeg in de opening, dekte deze weer toe,
en wachtte tot het gerezen was.
De wan was ondertusvehen in een druk
gesprek gewikkeld met den engel.
Na ecnigen tyil ging de vrouw nog eens
naar het deeg kijken, cn zie-dit was
zoo hoog gerezen, dat zelfs de stocn mee
omhoog gegaan was. Er lug een heerlijk
wittebrood en de vrouw en de man hieven
dankbaar de handen ten hemel en loofden
den Heer voor Zyn goedheid, die hun in
staat gesteld had, hun gaat te ontvangen
zooals het behoorde.
Zij zetten zich aantafcl om te eten. De
vrouw haalde water, maar zie, tot hunne
groote verbazing waa de kruik uiet met wa
ter, maar met besten wijn gevuld.
Nu stond de engel op, zegende met zijn
staf de hut en eensklaps wa» deze veran
derd in een koningspaleis.
Toen verliet de engoi hen cn beiden leef
den nog vele jaren als goede christenen
met hun kinderen, tot de dood hen tea Pa-
radijze geleidde.