GEMEENTERAAD VAN LEIDEN DINSDAG 20 OCTOBER 1931 DE LEIDSCHE COURANT DERDE BLAD PAG. 9 Het Stadhuis-vraagstuk Breede discusies - Nog geen beslissing. 14. Prae-advies op het voorstel van de heeren Wilmer, Huurman en Wilbrink, in zake het ontwerpen van nieuwe plannen voor 'c bouw van het nieuwe Raadhuis en de aanwijzing van de plaats voor dat .Raadhuis. De heer v. E c k vindt het verloop van de plannen tot wederopbouw van het Raad huis onbevredigend. Iedereen begrijpt, vlat. er geruimen tijd verloopen moest voordat het nieuwe raadhuis er zou staan, maar dat het meer dan 2 jaar zou duren, voordat een beslissing over het maken van plannen zou vallen, zal wel niemand gedacht hebben. Spr. schrijft dit toe aan een gebrek van een vaste leiding van B. en W. Wij voelden wel, dat in een zekere richting werd gestuur i, maar dat ging niet openlijk. Spr. karakü- seert de houding van B. en W. als „slinger- politiek". Wat tot nu toe tot stand is go- bracht, moet weer worden afgebroken. B. en W. stellen thans voor, opheffing van het raadsbesluit om aan den heer Dudok op te dragen een plan te maken zonder den ouden gevel. Op het oogenblik komt er een „sterke man" de minister van onder wijs, die B. en W. dankbaar aan hun zijde kunnen stellen. B. en W. stellen thans voor, een meervoudige opdracht te geven, nadat vroeger besloten was, om een enkel voudige opdracht te geven.B. en W. geven in dit opzicht toe aan een verlangen van enkele rechtsche raadsleden, terwijl zij toch vroeger zeer sterke tegenstanders daarvan waren. Hoe zijn zij zóó meegaande gewor den? Hebben de vroegere argumenten hun waarde verloren? Spr. constateert, dat de S.D.A.P. nimmer aan die „slingerpolitiek" heeft meegedaan, doch steeds één lijn heeft gevolgd. Het is voor den raad zeer moei:ijk om te oordeelen over de plannen, maar wel is het mogelijk te oordeelen over de be kwaamheid van een bouwmeester. Zoodoen de hebben wij ons steeds gehouden aan den heer Dudok, alleen verschillen wij met hem van meening omtrent de bouwplaats, omdat wij meenen, dat Leidsche ingezetenen daarover ook kunnen oordeelen. De heer Knuttel heeft een voorstel in gediend om een open prijsvraag in te stel len. Met dit voorstel kan spr. niet meegaau. De raad is over 't algemeen onbevoegd om over teekeningen te oordeelen. Omtrent het schrijven van den minister van Onderwijs zegt spr., dat de minister met den bouw van het raadhuis niets te ma ken heeft. De minister kan zich bemoeien met den ouden gevel als monument, maar hij heeft er niets over te vertellen of wij er een raad huis aan zullen bouwen. De pil wordt een beetje verguld door financieele toezeggin gen, maar deze zijn zóó voos, zóó vaag, dat wij er moeilijk rekening mee kunnen hou den. De minister wil ook onderhandelen met de provincie, maar het is zeer de vraag of Ged. Staten er ooren naar zullen hebben. Daarna behandelt spr. het plan van de SD.A.P. inzake den bouw van het raadhuis. Dit plan verdient niet de bestrijding, die het heeft ondervonden; het plan verdient zelfs de voorkeur, omdat er aan de Lammer markt gelegenheid bestaat tot eventueele uitbreiding. Wanneer men het raadhuis op de Breestraat neerzet, weet men, dat iedere meter uitbreiding met goud zal moeten worden betaald. Men bouwt een raadhuis niet voor enkele jaren, maar voor een verre toekomst. De heer Knuttel: En is er dan neg privaat bezit? (Gelach). De heer v. Eek zegt verder, dat een raadhuis moet worden gebouwd in de ruimte, niet aan een nauwe straat, weike de Breestraat toch eigenlijk is. Er is geen plaats voor auto's, noch voor rijtuigen. Spr. noemt de wijze, waarop het voorstel der S.D.A.P. op zij wordt gezet, onbehoor lijk. Het socialistische voorstel is verreweg het goedkoopste. Niemand schenkt daar eenige aandacht aan. Wij zullen het bij de begrooting onze tegenstanders wel inpepe ren, dat zij anders altijd op bezuiniging aan dringen als wij met voorstellen.komen; ter wijl aan deze bezuiniging geen aandacht wordt geschonken. Een raadhuis aan de Breestraat kost ontzaggelijke sommen, wel ke grootendeels worden weggeworpen. De plaats aan de Breestraat is geen ideale plek; de ruimte is te beperkt. Wij hebben ons moeten vastklampen aan een voorstel van de rechterzijde, waarmede wij het aiot eens waren alleen om niet onder de voet te worden geloopen. Tenslotte spreekt spr. als zijn meening uit, dat de heer Dudok zeer onbillijk wordt behandeld. Eerst heeft men het maken van een plan aan den heer Dudok alleen opgedragen. Wanneer men thans aan anderen ook een opdracht geeft, spreekt men daarmee uit dat het plan-Dudok niet in den geest vair. De heer Dudok is bereid tot onderhande len. Laten wij hem gelegenheid geven om zijn volle krachten te ontplooien, door hem op te dragen een ontwerp te maken zon der de belemmering van den ouden gevel. Een harlekinade. De heer S c h 11 e r meent, dat B. en W. zich als harlekijn laten gebruiken. Er is aan een touwtje getrokken en B. en W. werken als pias. De heer v. Es: Kunt u dat bewijzen? De heer Schüller: Ik zal <Lat bewij zen. Wanneer wij in de commissie van fabri cage een voorstel ter advies kregen, wisten wij nooit, van wie dat voorstel afkomstig was. Reeds in de commissie heeft spr. ge vraagd hoe B. en W. weten, dat de raad in meerderheid vóór een meervoudige op dracht is. Bij het eerste voorstel was de raad ook vóór meervoudige opdracht en toch stelde B. en W. enkelvoudige opdracht voor, en is dat voorstel aangenomen. Spr. herinnert nog eens aan de argumenten voor enkelvoudige opdracht, welke'indertijd ge- jruikt zijn door den voorzitter, de verschil lende wethouders en raadsleden. Hij leest uitvoerige citaten voor uit het raadsver- slag, waaronder verschillende opmerkingen van socialistische zijde klonken als: „De wethouder is wel omgezwaaid", „Er valt heel wat in te slikken" enz. Na ongeveer drie kwartier citaten te hebben gelezen, constateert spr. verder, dat in de opdracht aan den heer Dudok niets staat omtrent den bouw van een toren. Na dat de heer Dudok zijn nota omtrent de terreinkeuze had ingediend, duurde het nog 5 maanden voordat dit in den raad aan de orde werd gesteld. Van traineeren gespro kenIn Aug. 1930 worden de plannen van den heer Dudok openbaar gemaakt en op 12 Mei 1931 komt pas een voorstel van B. en W. af, om een commissie van beoor deeling in te stellen. Al die maanden heb ben B. en W. het plan-Dudok laten afma ken. Spr. noemt dat sabotage. Daarna is een voorstel Wilmer-Wilbrink-Huurman aangenomen om praeadvies tot een meer voudige opdracht. De S.D.A.P. is daarmede meegegaan, niet omdat de S.D.A.P. vóór meervoudige opdracht was, doch alleen om tactische redenen, om het eigen plan niet onder den voet te laten loopen. Uit dat meegaan van de socialisten meenen B. en W. te mogen constateeren, dat dat raad in meerderheid vóór meervoudige opdracht is, hetgeen spr. allerminst zeker acht. Eerst wilden B. en W. een commissie van advies, maar thans is dat blijkbaar over bodig en oordeelen B. en W. over het plan- Dudok zonder advies. Wethouder Splinter: Neen dat komt nog. De heer Schüller: O, komt er nog een bedrijf aan dat treurspel? Spr. vraagt vervolgens den voorzitter, of de brief vau den minister van O., K. en W. soms een uitvloeisel is geweest van zekere verzoe ken of besprekingen van het college van B. en W. met den minister. Spr. noemt vervolgens de behandeling door B. en W. van spr.'s nota bij het schun nige af. Met geen woord reageeren B. en W. op spr.'s nota. Dat is een hoon voor de soc.-dem. fractie, die de S.D.A P. niet stelselmatig zal kunnen blijven gedoo- gen. Evenals spr.'s nota is ook het plan van den raadhuisbouw op de Lammermarkt be handeld. Indien men wist hoe het nieuwe uitbreidingsplan er uit ziet, zou men een stemmig zeggen: weg met dat stadhuis- plan op de Breestraat. B. en W. hebben thans een plan inge diend, waarin rekening wordt gehouden met eventueele uitbreiding zoo noodig. Maar dat maakt nagenoeg geen verschil met het plan-Dudok, wat de ruimte betreft, wel echter wat de onkosten betreft. Voor weinig meer ruimte wordt geld weggesme ten. Waar is hier wethouder Goslinga; ik hoor hem met geen woord. Wij hooren in het praeadvies van B. en W. en ook in den ministerieelen brief aller lei jammerklachten over den ouden gevel, wiens vervallen toestand geen langer uit stel van beslissing kan dulden. Maar hoe lang zal het nog duren, bij een meervoudige opdracht? En als men meer grond wil heb ben, krijgt men de eigenaars van de hui zen er zóó gauw uit? De gevel moet overi gens toch worden afgebroken, hoe eer hoe beter. Spr. constateert dus schandalige saboia- g' van B. en W. en aansturen op een be paald plan n.l. bouw op de oude plaats met den ouden gevel. De bouwmeester is ook al bekend. Wethouder Splinter: Wie is dat dan? De heer Schüller constateert ten slotte, dat B. en W. den heer Dudok reeds vermoord hebben, door aan dezen architect niet te vragen of hij mee doet aan de meervoudige opdracht. Dat zou de kwestie minder omvangrijk maken. De heer M e y n e n zal het voorbeeld van den vorigen spr. niet volgen en niet terugtreden in de reeds te lange vóórge schiedenis van den stadhuisbouw. Het idee van den heer Knuttel (prijsvraag) zou slechts helpen om die voorgeschiedenis nog langer te maken. De heer v. Eek heeft ge klaagd over de weinige vastheid in het be leid van B. en W. Thans hebben wij eohter een voorstel, waarin nu een eindelijk een omlijnd plan wordt aangegeven. Spr. zou willen vragen of degenen die andere plan nen mochten hebben, deze niet zouden wil len prijsgeven terwille van het plan. Spr. vraagt aan de voorzitters der drie rechtsche raadsfracties een toenadering te betoonen en een gedeelte van hun voorstel te laten vallen, nJ. de opdracht van een plan zon der den ouden gevel. Dan zou het vraag stuk in z'n omvang zeer beperkt wordeu. Op het terrein aan de Breestraat kan een goed en practisch ingericht stadhuis wor den ingericht, dat blijkt uit het Dudok- plan. Ook staat het vast, dat het plan-Du dok goedkooper zal zijn dan een plan zon der behoud van den ouden gevel. Velen uit den raad zoowel als uit de burgerij stellen prijs op behoud van den ouden gevel; het verlangen daartoe is geuit in breede culfu- reele kringen. Spr. wijst er ten slotte ook nog op, dat er bij het bouwen van een raad huis met ouden gevel, misschien financieels tegemoetkomingen in uitzicht zijn. Wanneer de raad vandaag de gedachte aan een raad huis zonder oude gevel zou kunnen loslaten, zou bij de stad z.i. een grooten dienst be wijzen. De minister en de gemeen telijke autonomie. De heer Beekenkamp spreekt zijn dankbaarheid uit voor den steun van den minister. Deze stuurt ons welbewust in oen goede richting. Onze stad is toch al zoo arm aan monumenten. Spr. meent, dat wij uit piëteit aan onze stad verschuldigd zijn, om den ouden historiscken gevel te behouden. Vele raadsleden meenen, dat de minister de gemeentelijke autonomie aantast en on behoorlijke pressie wil uitoefenen. Spr. is voor autonomie, maar dat is niet hetzelfde als gemeentelijke willekeur. Spr. zegt, dat de juridische grond voor dezen brief te vin den is in art. 185 der Gemeentewet. Ook in de jurisprudentie vindt de opvatting van den minister steun; spr. geeft eenige voor beelden aan. De Kroon ziet in de bewaring van oude monumenten zeer terecht een al gemeen belang. Een aantasting van de ge meentelijke autonomie ziet spr. niet in net vernietigen van raadsbesluiten, die tegen dat algemeen belang ingaan. Spr. verwijst in dit verband naar Oppenheim. Verschil lende leden zullen de opmerking maken, dat de minister wel iets te zeggen heeft over het behoud van den gevel maar niet over het bouwen van een stadhuis aohter dien gevel. Spr. meent, dat ook de hand having van de oude plaats als plaats van het stadhuis een algemeen belang is. De Kroon ziet ook in het handhaven van uit historisch oogpunt merkwaardige plekjes een algemeen belang. De oude gevel komt dan pas weer tot zijn recht wanneer hij her steld wordt als „raadhuis"-gevel. De eenige grief, die men mag uiten tegen den brief van minister Teipstra, is, dat de minister niet eerst het besluit van den raad heeft afgewacht. Maar dat is meer een voordeel dan een nadeel. De minister heeft geen scherp omlijnde financieele voorstellen ge daan maar dat kon hij ook niet. Spr. meent te kunnen vaststellen, dat de brief van „den sterken man" op eigen initiatief is ge nomen en niet op inspiratie van B. en W. van Leiden. Een nieuw geluid. De heer S i m o n i s zegt, dat verschil lende leden hebben gesproken over de groo- te kosten, welke kleven aan het plan van B. en W. Kan men niet eens met de regee ring gaan praten of het rijk niet wat voelt voor het oude terrein en den ouden gevel, bijv. voor een academiegebouw. Dan zijn wij het zaakje kwijt en kunnen wij op een an dere plaats een nieuw stadhuis bouwen. Daarna wordt de zitting verdaagd tot 's avonds kwart over 8. AVONDZITTING. Het kapitalisme is de schuld. Na heropening der zitting is het woord aan den heer Knuttel, die tegenover de geheele oplossing van het stadhuis vraagstuk zeer sceptisch staat. Onder het regiem van het kapitalisme acht spr. een goede oplossing onmogelijk. Zoowel de openlijke als de „stille" gestie van B. en W. hebben op $pr. een eigenaar dige indruk gemaakt. Reeds de eerste po ging tot oprichting van een commissie van advies achtte spr. een mislukking. Deze was bedoeld om stemming te maken voor de oude gevel en tevens als tegenwicht voor de gekke dingen, die de raad mis schien zou gaan doen. Spr. meent, dat de moderne architectenwereld niet in staat is om een stadhuis te bouwen zooals men dat vroeger deed in den tijd van de jonge bourgeoisie. Een raadhuis als een symbool van de geheele burgerij is een ding, dat thans niet meer bestaan kan. Spr. is geen bewonderaar van het plan-Dudok, dat spr. een rhetorische niet-zuivere stijl noemt. Het is evenwel niet uitgesloten, dat spr. tenslotte het plan-Dudok nog zal aan vaarden, omdat het misschien nog het minst slechte is. Het Dudok-plan is be streden, maar juist om zijn kwaliteiten, minder om zijn gebreken. Het zou o.a. niet passen in de omgeving, de knusse huiselij ke omgeving. Het plan der S. D. A. P. kan spr. evenimin bekoren. De heer v. Eek heeft het verdedigd o.a. omdat het zoo goedkoop was. Dat argument mag volgens spr. niet gelden voor een opbouw, dat voor zoo vele jaren het stadsbeeld zal moeten blijven beheerschen. Spr. ontkent, dat een ondeskundige bevoegd zou zijn om te oor deelen over de plaats van een gebouw. Volgens zijn meening is de plaats van het socialistenplan zeer ongunstig. Z. i. is liet kapitalisme de schuld van de ingewikkeld heid van de heele kwestie; want als er geen privaat bezit was, zou de stadhuis bouw niet zoo duur zijn. Het bezwaar te gen het uitnoodigen van enkele architec ten ziet spr. in het uitzoeken van enkele gevestigde reputaties. Dikwijls is het peil van gearriveerde architecten belangrijk gedaald. Een van degenen, die zeker zal worden uitgenoodigd, is architect Krop holler. Deze architect heeft zijn verdien sten gehad, maar heeft voor spr. afgedaan sinds zijn stadhuisbouw in Waalwijk. Spr. beveelt zijn idee om een prijsvraag uit te schrijven aan, omdat het kans geeft op een nieuw aspect. Er zijn daartegen moeilijkheden ingebracht. De raad zal niet kunnen kiezen zonder voorlichting, maar dat zal straks ook gelden bij meervoudige opdracht. Een schuiven op de lange baan vreest spr. van zijn voorstel niet: bij meer voudige opdracht, zal het ook lang duren. Tegenover den ouden gevel neemt spr. een opportunistisch standpunt in. Aan den eenen kant zou spr. niet gaarne een historisch monument zien ver dwijnen, maar aan den anderen kant moet men de waarde van hetgeen is blijven staan niet overschatten. Krijgen wij een mooi ontwerp zonder ouden gevel, dan moeten wij den ouden gevel prijsgeven. Wel zou spr. het op prijs stellen, dat de gevel behouden bleef, als het stadhuis op de Bree-straat moet komen, want anders krijgen wij een mal pleintje. Overeenkomst en verschil. De heer Wilmer spreekt, zijn waar deering uit voor het voo:-tel van B. en W. ook al heeft dit voorstel niet aan zijn verwachtingen voldaan. Wanneer spr. dit voorstel vergelijkt met 't voorstel Wilbrink- Wil: —Huurman dan b!' ken er drie punten van vergelijking te bestaan. Eer stens de plaats waar het stadhuis moet worden gebouwd. Hier is een kleine nuan ceering. De rede van den heer van Eek vond spreker zeer eigenaardig. De heer v. Eek bleef vasthouden aan den heer Dudok en toch heeft hij het plan van de S. D. A. P. aan de Lammermarkt ver dedigd. Een afwijking dus van de mee ning van den heer Dudok, wat hij aan B. en W. verwijt. De heer v. Eek heeft de politiek in dit vraagstuk gehaald, wat spr. jammer vindt. Vervolgens kan spr. niet inzien, dat de Breestraat zoo ongeschikt is voor een stad huis. Verder wijst spr. erop, dat een uit breidingsplan nog niet beteekent een fei telijke uitbreiding van de stad. Een tweede overeenkomst is de meer voudige opdracht. De heer Schüller heeft aangetoond, dat verschillende heeren van standpunt zijn veranderd. De drie voorstel lers zijn evenwel niet van meening ver anderd. Dat met name B. en W. van mee ning zijn veranderd vindt zijn oorzaak min der in 'n veranderd principieel inzicht maar in een gewijzigd inzicht in de bestaande verhoudingen. Principieel kan enkelvoudi ge opdracht te verkiezen zijn, maar prac tisch kan toch de voorkeur mee ten wor den gegeven aan meervoudige opdracht. Met het idee van een prijsvraag gaat spr. niet mee. Men krijgt te veel, de beste men- schen doen niet mee en men krijgt geen afgewerkte plannen, maar slechts vage aanduidingen. Ten derde is er de invloed van de meer voudige opdracht. De heer Meijnen heeft ons uitgenoo digd om 'het voorstel tot het doen maken van een plan zonder oude gevel te laten vallen. Wanneer de Kroon eventueel een besluit tot den bouw van een raadhuis zonder ouden gevel zou vernietigen, valt de verantwoording op de Kroon. De heer Beekenkamp heeft voorbeel den aangehaald, dat de kroon verhinderd heeft dat een monument vernietigd werd, maar niet, dat de Kroon een gemeente gedwongen heeft om een vernietigd monu ment weer op te bouwen. Wanneer door het laten vallen van den eisch tot een plan zonder oude gevel de bouw bespoedigd zou kunnen worden, zou spr. daartoe geneigd zijn. Hij wil evenwel eerst de verder debatten afwachten. Het idee van den heer Simonis vindt spr. nog zoo verwerpelijk niet, maar het is jammer dat dit plan niet eerder is geopperd en spr. betwijfelt of het idee thans veel in gang zal vinden. Stem-motiveering zonder omhaal. De heer Coster zal gaarne zijn stem geven aan een voorstel tot een meervou dige opdracht met behoud van den ouden gevel. Thans dichter bij de oplossing dan ooit De heer Bergers meent, dat wij thans dichter bij de oplossing staan dan ooit (gelach). Spr. is voor het bouwen van een raadhuis op een mooi vierkant terrein, dat aan de Breestraat en Vischmarkt even lang is. Wat de uitbreiding naar de Koornbrugsteeg betreft, vindt spr. dat dit niet mee zal vallen. Met den heer Simonis kan spr. niet meegaan. Spr.'s meening is, dat. er 'n stadhuis moet komen met 't oude torentje, op dezelfde plaats, en met den ouden gevel. Geprikkeld door een inter ruptie van den heer Schüller spreekt spr. zijn meening even uit over de wijze van spreken van dezen heer. Spr. begrijpt niet waarom de voorzitter hem niet meer het woord ontneemt. Geen behoud van den ouden gevel. De heer Bosman heeft het voorstel van de drie fractieleiders niet bewonderd, doch vond een gelukkig gevolg van dit voorstel, dat het karretje, dat in het zand dreigde te raken, weer aan het rollen kwam. Thans dreigt het karretje te hard van stapel te gaan loopen. Wij hebben een stadhuis verloren dat eeuwen lang de trots van Leiden is geweest en onze eerste eisch moet zijn, dat wij weer zoo'n stad huis terugkrijgen. Daartoe moet de voor bereiding met de noodige zorg geschieden en niet overijld. De minister van onderwijs heeft den raad een bepaalde richting aan gewezen, maar spr. stemt in met de critiek van den heer v. Eek. De minister heeft ons niet voor te schrijven, dat wij een stadhuis tegen den ouden gevel moeten herbou wen. Onder den indruk van den brand w<fs men algemeen van meening, dat het oude stadhuis moest worden herbouwd. Thans echter hebben wij ons erbij neergelegd, dat het oude stadhuis weg is. Zelfs de best uitgevoerde restauratie geeft ons den ouden gevel niet terug. Architecten als Pit en Berlage spreken zich uit tegen res tauratie van den ouden gevel. Wie het oude wil doen herleven, baseert zich op gevoelsargumenten, wat begrijpelijk was kort na den brand. Wat spr. mishaagt in het plan-Dudok is het plakken van den ouden gevel tegen een geheel modern ge bouw. Spr. kan zich niet begrijpen, dat een eerste klas bouwmeester zich leent voor een dergelijke architectonische ho- kus-pokus. Wanneer men de oude gevel- wil behouden, moet men de bebouwde zij kanten behouden. Maar als men een nieuw gebouw er wil neerzetten, mag men de zij kanten niet laten bestaan, moet men bou wen op een vrij terrein. Het terrein aan de Lammermarkt acht spr. niet gelukkig, maar in ieder geval is het nog beter dan het Breestraat-terrein. Spr. was vroeger vóór enkelvoudige opdracht, doch na de teleurstelling met den heer Dudok is spr. meer gaan gevoelen voor een meervoudige opdracht. Een prijsvraag gaat spr. te ver. B. en W. handelen oneerlijk. De heer Groeneveld herinnert er aan, dat de S. D. A. P. twee jaar geleden bondgenoote was van B. en W. wat be treft de enkelvoudige «•opdracht. De S. D. A. P. heeft zich daaraan gehouden, B. en W. hebben echter een salto mortale ge maakt en staan thans op hun kop. (Ge lach). Indertijd heeft het college van B. en W. het plan-Dudok geweldig mooi gevonden, doch thans heeft het z'n draai genomen. Volgens spr. is de heer Dudok op een on behoorlijke wijze behandeld. De heer Du dok heeft indertijd geweigerd om mee te doen aan een meervoudige opdracht en de raad heeft daarmee genoegen geno men. Nu is het plan er, maar een beslis sing is nog altijd niet genomen. Zoolang het plan-Dudok niet is verworpen, heeft de Leidsche raad niet het recht om toch mededingers op te roepen. Een dergelijke handelwijze acht spr. onbetrouwbaar. De heer Donders Dan stemmen wij z'n voorstel maar af. De heer Groeneveld: Daar gaat het niet om. De raad moet zijn belofte houden. De heer Donders: De raad staat volkomen vrij. De heer Groeneveld: om het plan te verwerpen, maar zoolang dat niet gebeurd is mag de raad niet oneerlijk zijn. De heer Beekenkamp heeft ons geen nieuws verteld. De minister heeft het recht den ouden gevel te be schermen, maar heeft niet het recht om ons voor te schrijven, hoe en waar wij een raadhuis zullen bouwen. De heer Beekenkamp is het eens met de Kroon en derhalve vindt hij dat de autonomie van de gemeente niet wordt aangetast. De heer Beekenkamp meent dat de raad volkomen vrij is, niettegenstaande hij erkent, dat de minister het recht heeft om voor den raad te besluiten. Spr. be grijpt dat niet. Het college vond het in dertijd zoo mooi, dat er aan de Bree straat een antieke en aan de Vischmarkt een moderne gevel kwam. Thans stelt het college voor om ook een zijgevel in de Koornbrugsteeg te maken. De heer Bergers wil daar een afgietsel van den ouden gevel. De heer Bergers: Dat heb ik nooit gezegd. De heer Groeneveld vindt het in ieder geval niet mooi als er een gevel in de Koornbrugsteeg komt. Spr. is ook bevreesd voor onteigening-processen. Wat zal dat alles kosten? Voor den heer Knuttel is dat geen vraagstuk, maar voor spr. wel. Wij hebben van B. en W. geen kostenberekening gekregen. Dat is voor spr. een sprong in het duister. De fractie der S. D. A. P. heeft een oplos sing gezocht en gevonden in het Lam mermarktplan en ook spr. beklaagt zich over de wijze van behandeling door B. en W. Er is niet eens praeadvies over uitgebracht, ofschoon dat was toegezegd. Het plan is door B. en W. niet bestre den, maar eenvoudig weggeschoven, „ge- sluipmoord". De S. D. A. P. houdt niet temin vast aan dat plan en wijst nog eens op het reeds vaststaande feit, dat daar ter plaatse zich twee groote ver keerswegen zullen kruisen en daar het oentrum van Leiden ongeveer zal komen. Verder is er de noodige ruimte, hetgeen van belang is bij de zich steeds uitbrei dende taak van de gemeente in de toe komst. Zetten wij het stadhuis aan de Breestraat, dan zal het over 10 jaren reeds te klein blijken. Bovendien is het Lammermarktplan belangrijk goedkooper. Stadhuisbouw is werkverschaffing. De heer Manders is vóór het voor stel van B. en W. omdat het geheel is in de lijn, welke hij zich altijd heeft ge dacht. De heer v. Eek heeft gemeend, dat dit voorstel geldverspilling zou zijn, doch hier wordt werk verschaft. Het geld dat hier besteed wordt, is louter werk loon. De heer v. Eek vond, dat de heer Dudok te zeer gebonden was door de\ ouden gevel, maar waar gaat men heerk als men een architect maar z'n gang laat gaan. Men heeft gevraagd: waarom niet de Lammermarkt. Spr. vraagt ech ter, waarom wel de Lammermarkt. Met den heer Knuttel gaat spr. niet mee, daarvoor is de tijd thans te ver gevor derd. Wij moeten stand ophouden. De 'heer Wilbrink vond het plan- Lammermarkt aanvankelijk sympathiek wegens de kostenbesparing. Maar de omgeving van de plaats deed hem ten slotte terugschrikken. Wij hebben toch nog een stand op te houden. Het heeft spr. getroffen, dat de S. D. A. P. op zoo felle wijze gefulmineerd heeft tegen de plannen van de drio fractieleiders en van B. en W. Waarom B. en W. onrecht doen aan den heer Dudok, begrijpt spr. niet. Het Dudok-plan heeft de Leidenaar niet bevredigd en dat is voldoende reden om den heer Dudok los te laten. Waarom interesseert de S. D. A. P. zich zoo voor den heer Dudok, niettegenstaande deze stelling heeft genomen tegen - de plaats van de Lammermarkt. Hoe kan de heer Dudok bouwen op een plaats, welke hij zelf onaanvaardbaar aoht. De indeeling van het Dudok-plan leek aanvankelijk heel aardig, maar bij nader inzicht viol het toch tegen. Daarom is het heel be grijpelijk, dat het college het plan heeft laten varen. De voorz.: Het college heeft zich nooit over het plan-Dudok uitgesproken. Do heer Wilbrink: Laten wij dan spreken van een publiek geheim. De hui dige voorstellen van B. en W. zijn iets afwijkend van het voorstel der drie frac tieleiders. Spr. gevoelt niet zooveel voor het behoud van den ouden gevel, we! voor een nieuw gebouw op de oude

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1931 | | pagina 9