DE LEIDSCHE COURANT DE DIAMANTENDIEFSTAL door FRED. M. WHITE. Peggy Clive ontwaakte uit een droom over de wonderlijke terugvinding van de diamanten van Lady Luc Tennant. Zij had ze zelf gevonden in een brood, dat door een van de Bedlington terriers uit een bakkerswagen was gestolen, juist op het oogenblik toen zij door twee leden van de rechtbank naar de gevangenis werd gebracht; een droom belachelijk maar met een spoor van het verschrikke lijk groteske er in. In zekeren zin was de droom heel na tuurlijk. Want de diamanten waren ge stolen en bijna alle aanwezigen op de avondpartij hadden den halven nacht er naar gezocht. Het was een dramatisch slot van het gecostumeerde bal van Miss Clive, waarop het halve graafschap was geïnviteerd. De diefstal werd kort na het souper door Lady Lucy zelf ontdekt. De diaman ten waren familiejuweelen en hadden een eigen geschiedenis. Natuurlijk was het zeer onvoorzichtig geweest de doos op een tafel te laten staan, maar voorzich tigheid war nooit een van Lady Lucy's deugden geweest. Bovendien had haar dienstmeisje slechts een oogenblik de kleedkamer verlaten. De diamanten waren verdwenen en dat was het eenige feit. Om half vier was Peggy, vermoeid en ter neer geslagen naar haar eigen kamer gegaan terwijl zij zorgeloos de deur achter zich dicht trok. Zij was zelf slechts een eenvoudige pier rotte, zoodat haar kleeding het eenvou digst was. Zij liet zioh voor een oogen blik in een stoel vallen en sloot de oogen Toen de droom voorbij was, merkte zij, dat zij koud en stijf was en het vuur wae uitgegaan en dat het al vier uur was in dien wintermorgen. Het was natuurlijk zeer dom van haar maar zij was zeer vermoeid geweest. Nu was zij geheel wakker. Het minste geluid was opwindend het kraken van haar stoel en het kreunen der boomen buiten. De deur van haar kamer stond op een kier en zij kon nu de lange gang geheel overzien, waar een der lampen nog steeds brandde. Plotseling zag zij in den lichtglans een gestalte. Het was een sluipende gestalte, die zich geluidloos- voortbewoog. Peggy zag een glimp van een bleek gelaat en een paar schitterende oogen. Toen ver dween de verschijning in een der" kleed kamers. Peggy zou eigenlijk, hevig ge schrokken moeten zijn en zou om hulp hebben moeten bellen en schreeuwen. Maar Peggy Clive was een ander soort vrouw. Zij was zeer knap en zeer kies keurig en bovenal vrouw, maar zij hield van avonturen en haar zenuwen werkten met de regelmatigheid van een chrono meter. En daar zij een vrouw was, was zij nieuwsgierig. Zij overwoog het geval zorgvuldig. Zij verwierp de gedachte, dat daar de dief weer was die de diamanten had gestolen, op zoek naar verderen buit. Het huis was vol gasten zoodat het onderzoeken der slaapkamers een hoogst gevaarlijke onderneming was. Terwijl zij vlug in ge dachte een berekening .maakte kwam Peggy tot de conclusie, dat de kleedka mer, waarin de gestalte verdwenen was, gebruikt werd door haar broer Ted toen hij thuis was; en hij lag nu juist in Lon den ziek te bed. Aan den anderen kant van de kleedkamer bevond zich een slaapkamer, die door Mrs. Oakley-Murray werd gebruikt. Vreemd dat Granville Oakley-Murray en zijn vrouw niet goed met elkaar overweg konden. Niemand wist wat de verwijdering tusschen de beide echtelieden had veroorzaakt! nie mand wist hoe zij verschillende woningen met hun kleine bron van inkomsten kon-, den bewonen, Het was heel verschrikke lijk, dat zij elkander dien avo-nd op 't bal ontmoetten. Oakley-Murray was niet uit- genoodigd, eenvoudig omdat zijn vrouw was- gevraagd. Maar hij was met de Wor- thingtons gekomen, en ja, het was wer kelijk een beetje afschuwelijk. Maar Clive Old Hall was groot en er hadden zich twee honderd gasten verzameld. In de conversatie Peggy brak plotseling haar gedachten- gang af. Waarom stond zij daar te suffen over dat treurige schandaal op zulk een oogenblik? Zij moest iets doen het personeel waarschuwen. Eigenlijk knapte zij het avontuur zelf liever op. Waar was die doos met de revolver, die zij op haar laatsten verjaardag van Ted had gekre gen? Ja, hier was de revolver, met de zes kamers- allen geladen. Peggy sloop de gang in en wachtte. Zij gevoelde niet do minste vrees. In de hall brandde nog steeds de electrisc'he lamp; het was in de meeste vertrekken aangelaten. Dat w£s niet de schuld van de dienstboden, maar de lichten waren vergeten in de algemeene verwarring welke op het ver dwijnen der diamanten was gevolgd. Natuurlijk was het een heel beroerd geval. Hetzelfde was kort geleden in en kele andere villa's voorgevallen. Ook hier was de diefstal bijna onmiddellijk ont dekt en telkens was er niet het geringste spoor van den dief. Zeker was, dat men de kleedkamer niet van buiten af was binnengedrongen. En de menschen zeiden soms hatelijke dingen. Het was niet aar dig te denken, dat er onder de gasten een dief was. De deur van de kleedkamer werd ge luidloos geopend en de indringer kwam naar buiten. Hij droeg een avondcostuum. Behalve het feit, dat zijn haar bijna ge heel was afgeschoren was er niets in deze verschijning vatbaar voor critiek. Hij zag er heel knap uit bovendien of schoon hij o'p het oogenblik verrast scheen. Wie bent u en wat doet u hier?, zei de indringer. Herkent u me niet? vroeg Peggy. Als u durft bewegen Niet voor het oogenblik, Miss Clive, zei de indringer. Herkent u me niet? Het kleine wapen daalde langs de zij van Peggy. Haar lippen beefden. Een oogenblik kwamen de tranen haar in de oogen tra nen van medelijden en woede. Gevoelt u dan niet de minste schaam te Faversham. Het is mijn grootste verlangen u daarvan te overtuigen. Ik ver wachtte niet u zoo te zullen ontmoeten; ik verwachtte heelemaal niet u te ontmoeten. Een man, die pas uit de gevangenis komt, behoort niet tot het soort, dat toegang vindt tot Clice Old Hall. En toch was ik hier eens een welkome gast. U was een vriend van mijn broer, zei Peggy koel. En ik durf zeggen, ook een vriend van u. Zeker, dat was ik. Een idiote gek, die al zijn geld verkwistte zonder aan de toe komst te denken. Toen bij begreep wat voor hem mogelijk was geweest, was het te laat. Hij zei u dat en het speet u voor hem. Hij had u misschien meer kunnen zeg gen maar zoo slecht was hij nog niet. Hij stak tot over zijn ooren in de schuld; hij wist niet hoe aan geld te komen. Dat werd gemakkelijk tegen mij uitgespeeld bij het gerechtelijk onderzoek. De diamanten werden in uw zak ge vonden. Dat is zoo. Wat voor nut heeft het dit te ontkennen? Een aardig schandaal voor een groot huis! Er was geen enkele per soon, die aan mijn schuld twijfelde. Het eenige punt in mijn voordeel was, dat ik er volkomen in toestemde met de anderen onderzocht te worden. Ik wed, dat u dat louter blufferij zult noemen. Wat gaat u nu doen? vroeg Peggy ontwijkend. Nu? O, financieel is mijn positie goed geregeld. Mijn oom, generaal Faversham had geen tijd om zijn testament te veran deren en ik kreeg al zijn geld. Wat een iro nie, is niet! Een verworpeling, een paria, met een inkomen van tienduizend per jaar. Niemand zal tegen me spreken en ik ben uit al mijn clubs gebannen. Ik zeg u dit slechts, opdat u zult begrijpen, dat ik niet kier ben gekomen om te stelen. Ik kwam voor heel andere doeleinden. Maar veronderstel dat men je ontdekt had? Dat iemand anders dan ik Peggy brak den zin af en een warme blos kleurde haar wangen. De gevolgtrekking van haar vraag was duidelijk. Peggy be hoefde daarvoor niet de dankbaarheid te zien welke uit de oogen van Faversham sprak om dat te begrijpen. Ik begrijp wat u bedoelt, zei hij rus tig en ik dank u daarvoor uit het diepst van mijn hart. U zult de dienstboden niet alarmeeren en u zult me niet aan de politie overleveren. Ik kwam om te trachten mijn onschuld te bewijzen. U bent niet gekleed als een kwartier geleden, Mr. Faversham. Dat is juist. Ik kwam het huis binnen door een openstaand venster. Uw dienstbo den schijnen verschrikkelijk onvoorzichtig te zijn, Miss Clive. Daar was vanavond een alleszins ge grond excuus voor, zei Peggy. Ga verder alstublieft. Ik wachtte tot het heele hui9 stil was. Ik kwam eerst vanmorgen uit de gevange nis. Ik had geen tijd te verliezen om de zaak dadelijk in orde te brengen. Toen ik hier kwam herinnerde ik mij de kleeding van Ted. Ik heb vroeger klecren van hem gedragen en nu doe ik het weer. U begrijpt dat als de een of andere dienstbode die vroeg was opgestaan, mij nu zag, ze zou denken, dat ik een van uw gasten was. En er zijn bepaalde redenen, waarom ik een paar uren in uw huis moet blijven. En er zijn ook redenen, welke ik u in deze gang niet kan mededeelen. Kunnen we niet in de hall of in een van de huiskamers pra ten? Peggy bloosde lichtelijk. Er was iets in dezen man, dat haar fascineerde dat was altijd zoo geweest. En hij praatte hee lemaal niet als iemand die schuldig is. In ieder geval was zij een gesprek begonnen en zij wilde het nu afmaken. Als iemand passeerde Goed, zei Faversham die haar ge dachten met een verbazende duidelijkheid las. U kunt uw revolver tegen mijn hoofd houden en een agent roepen. U zult er geen spijt van hebben, Miss Peggy. En als ik kan bewijzen, zelfs door gevolgtrekkingen, dat ik een diep verongelijkte man ben, zult u de eerste zijn, die zich daarover met mij verheugt. Ik zou alles willen geven wat ik bezit om het te weten, zei het meisje rustig. Het zal zijn, zooals je veronderstelt, Frank. Ik geloof, dat ik dien naam niet behoorde te gebruiken, maar hij kwam on bewust over mijn lippen. Peggy liep de trappen af naar de ont vangkamer rechts van de hall. Met een handgebaar duidde Faversham op een ge makkelijke schikking van tochtschermen en palmen bij de deur. Dit is hier heel geschikt, zei hij. Ik moet ergens zijn waar ik alles kan hooren wat er gebeurt. Vind u het goed, dat wij fluisterend spreken? Kijk een». Hij haalde een krantenknipsel uit zijn zak. Het bevatte een inleidend verslag van de groote festiviteiten, welke op Clive Old Hall zouden plaats hebben, alsmede een lijst van namen der geïnviteerde personen. Dit zegt me niets, zei Peggy. Misschien niet, maar ik heb hier nog andere knipsels, die mij door een vriende lijken cipier bezorgd werden. Ik heb de plaatsen in het oog gehouden, waar de laatste diamanten werden gestolen. In ieder geval zijn de namen der gasten ver meld. Kijk nu eens of u een naam opmerkt die in alle lijsten voorkomt. Peggy liet haar blik verlangend over de lijsten gaan. Zij was nu geïnteresseerd en gevoelde sympathie voor haar gezel. Het was volslagen verkeerd en onlogisch, maar zij was een vrouw en de man vroeg hulp. Reeds had zij half aangenomen, dat er een afschuwelijke vergissing was begaan. En nu begon een naam uit de lijsten op den voor grond te treden. Ik zeg het liever niet, mompelde zij, het schijnt niet eerlijk te zijn. Maar als u een antwoord wil.... Neen, zei Faversham. Ik veronder stel niet, dat ik slechts op grond van iets dat ik in.... in de gevangenis hoorde ver denking opvatte. Veroordeelden hebben een methode om met elkaar te praten. Het is een taaltje, dat men spoedig kent. Ik moest ergens belang in gaan stellen of ik zou gek worden. Zoo leerde ik het taaltje. Er zijn enkele geheimzinnige gevallen, die het pu bliek bezig houden en waarop ik eenig licht zou kunnen werpen. Een man was een be rucht heler van gestolen goederen. Ik kwam er achter, dat hij in alle lagen der bevol king zijn klanten had. En ik kwam er ook achter, dat de Grantham-diamanten in zijn bezit waren gekomen. U herinnert zich de affaire met deze Grantham-diamanten, Miss Peggy? Zij waren de opbrengst van den eersten diefstal, welke dit 'graafschap deed opschrikken. En ik ontdekte wie ze aan den heeler verkocht. Iemand dien we kennen? vroeg Peg gy verlangend. Als u het me wilt zeg gen Faversham greep Peggy plotseling bij den a-m. Stil, fluisterde hij. U zult het ze'f zien als ik mij niet ten sterkte vergis. Beweeg u n>el Als het geluk mij dient en dat geloof ik komt zij hierheen. Ongetwijfeld kwam er iemand de trap af. Peggy hoorde het ruischen van het kleed van een vrouw. De deur van de ontvang kamer werd opengeduwd en een vrouw kwam binnen. Zonder rechts of links te zien liep zij naar een der lange Fransche vensters en opende het. De gestalte van een man kwam uit de duisternis te voor schijn en ging naast de vrouw slaan. Ik begon te denken, dat er iets ver keerds was gebeurd, Laura, zei hij. Alles in orde, hoop ik? O ja, alles in orde, zei de vrouw on geduldig. Ik dacht, dat zij nooit naar bed zouden gaan. Een half uur geleden hoorde ik stemmen voor de deur van mijn kamer. En die menschen van Scotland Yard zullen vlug hier zijn. Je kunt begrij- pij hoe ik er naar verlangde deze dingen kwijt te zijn. Ik heb maling aan Scotland Yard, zei de man. Ik lach met die idioten. Wat een komedie, Laura 1 En wie zou er vermoeden wat er gebeurt? De man en de vrouw, die met elkaar gebrouilleerd zijn en nooit met elkaar spreken. Soms ben ik het, dan ben jij het weer. Die kerels weten, dat er twee personen in het spel zijn, maar zij zuilen de combinatie nog in geen duizend jaar ont dekken. Zij hebben het bijna ééns ontdekt, zei de vrouw beteekenisvol. Je bedoelt dat zaakje toen we van Frank Faversham gebruik maakten? Het speet me wel, maar het gevaar was te groot voor me om kieskeurig te zijn. Maar alles te zamen was het een ver velende kwestie, zei de vrouw. Hoe lang moet het nog duren? Zoo kan het niet altijd blijven gaan, Granville. Wij moeten er van nacht tienduizend pond van maken. Een man met jouw hersenen en stoutmoedigheid moet in staat zijn dat in een millioen om te zetten. Nog tijd genoeg om daarover te pra ten. Geef mij ze nu maar. Ik moet voor het daglicht in Martin Manor terug zijn, om te doen voorkomen alsof ik in mijn bed ge slapen heb. De vrouw draaide zich eenigszins om, zoodat haar bleek, vermoeid gezicht door de twee luisteraars achter de palmen kon gezien worden. Zij haalde van onder haar overkleed een kleine groene doos te voor schijn, welke zij aan den man gaf. Op het zelfde oogenblik greep Faversham de re volver uit Peggy's hand en trad naar voren. Leg dat neer, Oakley-Murrayzei hij. Leg neer, of ik schiet. En wees zoo goed om aan de bel te trekken links van den haard, de verbinding met de vertrekken van den butler. Met een grijns om zijn lippen kwam Oakley-Murray naar voren. Kijk, daar heb je Faversham, zei hij. Faversham, de gevangenisboef. Waar kwam je vandaan? U hebt me een zeer toepasselijke vraag gesteld, antwoordde Faversham koel Ik kwam vandaag uit de gevangenis. Ik kwam hier als gevolg van iets dat ik hoorde van een medegevangene, Cutty Parsons, een bekende heler van ges-tolen goederen. Hij schijnt u te kennen, ofschoon u zich van het feit niet bewust bent. In gelukkiger omstandigheden verwachtte hij je later geld af te persen. Ik zou die lefferigo hou ding maar laten varen als ik u was. Ik heb alles gehoord, eveneens de bekentenis, dat u die steenen in mijn zak deed. Oogen- blikkelijk las ik in de krant, dat uw vrouw hier was; ik vermoedde dat iets van dien aard zou gebeuren. Zult u nu bellent Waarom zou ik? vroeg Oakley-Murray Waarom zou ik niet zeggen, dat ik u hier heb gesnapt met de diamanten in uw be zit? Mijn vrouw zal alles onder eede be vestigen wat ik haar vraag. U bent een beetje te voortvarend, waarde heer. Maar toch geloof ik, dat ik zal bellen. Laat eens zien. Mijn vrouw stuurt me een briefje, waarin ze vraagt naar haar te komen mqt het oog op een verzoening en ik kwam voor het rendez-vous. Een waarschuwende blik van Faversham hield Peggy in haar schuilplaats. Zij onder drukte den vurigen aandrang te voorschijn te komen en die twee ellendelingen met haar tong te verpletteren. Met een glim lach op hot gelaat naderde Faversham het geopende venster en floot zachtjes. Een prachtig program, van uw stand punt uit bezien, zei hij. Maar ongelukkig kun u nooit precies zeggen wat het pro gram van uw vijand is. Ik deelde mijn advo caten zekere feiten mede en zij stemden toen in een zeker plan, dat ik voorstelde. Dit zijn twee detectives uit Londen, die waarschijnlijk niet alleen alles gezien, maar ook gehoord hebben. Zij wilden niet, dat ik actief aan de onderneming zou deelnemen, maar ik hield voet bij stuk. En nu, als u zoo goed wilt zijn om voor me te bellen. Oakley-Murray deed geen poging om zich te bewegen. Hij keek van den een naar den ander; er scheen een prop in zijn keel te komen. Mrs. Oakley-Murray liet zich op een stoel vallen en bedekte het gelaat met haar handen. Een half slapende butler keek verbaasd toe. Wij willen uw meesteres vannacht niet storen, zei een der detectives. Wij hebben Mr. Oakley-Murray en zijn vrouw gearres teerd onder verdenking ue diamanten van Lady Lucy Tennant gestolen te hebben. Ik kan wel zeggen, dat we hen op heeterdaad betrapt hebben. Klop een der mannen uit zijn bed en zet een auto klaar om ons naar Lewes te brengen. En probeer eens of je het kamermeisje van Mrs. Oakley-Murray kunt vinden. Wat er verder geschiedde had in enkele oogenblikken plaats. Het dienstpersoneel sliep nog grootendeels, toen de groote wa gen met de gevangenen de oprijlaan uit reed. De slaperige butler ging geeuwend naar bed, het verhaal was te mooi om op dit uur verkwist te worden. Dat zou la ter met allerlei variaties in de dienstboden- kamer verteld worden. Het huis werd weer stil toen Peggy uit haar schuilplaats te voorschijn kwam met natte wangen en vu rige oogen. Hoe kun je het me ooit vergeven? vroeg zij. Daar praten we later wel eens over, lachte Faversham. Ik moet wachten en morgen tegen die menschen te Lewes ge tuigen. Nü ziet u het voordeel van het lee- nen van Ted's avondcostuum. Ik zou ook nog graag een overjas hebben. Waarom ben ik ook niet met de anderen naar Lewes ge gaan? Maar enfin, zoo ver is het niet en een wandeling zal me goed doen. Toch zou ik eerst nog wel een woordje met je willen spreken. Is er wel iets dat ik kan zeggen? fluisterde Peggy. Je kunt heel veel zeggen, antwoord de Faversham. O, je hoeft me niet te zeg gen, dat het je spijt, want ik kan dieper in je mooie oogen lezen dan woorden kunnen zeggen. Jij w-as het, die mij 't eerst over me zelf deed schamen en me tot het voorne men bracht een nieuw leven te beginnen. Hoe kon een arme kerel als ik je zeggen wat ik voelde? Ik wist, dat ik je niet on verschillig was.... Het was een beetje meer, fluisterde Peggy. Goed, ik wilde dat niet zeggen, maar ik voelde het. Wat 'n ellendige toestand was het.voor. Voor ons beiden, Frank. Het was het verschrikkelijkste jaar, dat ik ooit heb mee gemaakt. En ik vroeg Ted je op te zoeken en je hier te brengen, maar hij werd in de stad ziek en En verder valt er niets meer te zeg gen, hernam Faversham. Geef me een kus voor ik ga, liefste. Laat we voelen, dat dit mooie geluk meer dan een droom is. 64 PERSONEN BIJ HET ZWEMMEN VERDRONKEN. Waar er ongetwijfeld aan het zwemmen veel voordeelen zijn verbonden, is er ook hier weer een „maar" aan verbonden; men moet voorzichtig zijn. En hierop kan nog maar niet genoeg de aandacht worden ge vestigd. Er zijn immers maar al te veel gevallen, dat personen, hetzij ongeoefende of goedgeoefende zwemmers, in het water hun leven laten. Meestal tengevolge van onvoorzichtigheid, soms ook door andere oorzaken. Om den lezer eenig beeld te ge ven van het groot verlies aan menschenle- vens, hetwelk bij het zwemmen en baden te betreuren is, laten wij hier een over zicht volgen van de ongelukken, welke zich in het zoo juist afgeloopen seizoen weder hebben voorgedaan. Allereerst willen wij met een enkel woord spreken over de ver schillende oorzaken, waaraan deze onge vallen veelal te wijten zijn geweest. Alvo rens men gaat leeren zwemmen, is het al lereerst noodig medisch advies in te win nen omtrent geschiktheid, want het ge beurt meermalen, dat het zwemmen van een bepaald persoon vanwege zijn consti tutie gevaarlijk is. Maar dan op de tweede plaats blijft het noodzakelijk, vooral in zee. zeer voorzichtig te zijn, omdat het herhaal de malen voorkomt, dat men daar in een strooming geraakt welke wegzuigt van het strand naar de zee. Het zich te ver in zee wagen, kan dan ook, naast het ongekeurd gauw zwemmen, als oorzaak van vele onge lukken worden genoemd. De beteekenis van deze strooming moet men niet onder schatten. Het zijn in den regel de z.g. muien, kreeken op den bodem der zee, vanwaar het water bij afnemenden vloed naar de zee door bepaaldfe trekgaten zuigt. Wie in zulk een kreek geraakt, wordt, ook al is hij de beste zwemmer,, onherroepelijk meege sleurd. Degene, die het niet weet, zal te gen den stroom op próbeeren te zwemmen, maar tevergeefs, en eindelijk doodmoe in de diepte zinken. Hij echter, die erop bedacht is, zal trachten zich voorloopig mee te iaten gaan tot hij buiten den eigen lijken trek is en dan terug próbeeren te zwemmen. Het gebeurt niet zelden, dat be kwame zwemmers op onbegrijpelijke wijze plotseling in de diepte zakken; de leek weet niet door welke oorzaak. Toch is dat betrekkelijk eenvoudig, daar zulke geval len als boven beschreven, meestal hartver lamming tot oorzaak hebben. Kramp is ook mogelijk, maar voor een geoefend zwem mer is deze niet zóó gevaarlijk, dat hij al tijd met kramp nog wel door kan blijven zwemmen. De hartverlamming, waarvan wij zooeven spraken, kan zijn zonder pre cedenten of wel met precedenten en in dit laatste geval met twee in het bijzonder; warm geloopen zijn en goed gegeten heb ben. In deze laatste gevallen concentreert zich het bloed aan de huidoppervlakte of in de buik, doch door de aanraking met het koude water, komt het in zoodanige reactie, dat hartverlamming het gevolg kan zijn. Daarom zal men nooit moeten zwem men als men warm en moe is, of wanneer men pas gegeten heeft. Met deze weinige woorden meenen wij vrijwel de voornaam ste oorzaken van den dood, als gevolg van het zwemmen, te hebben aangeduid. Wij willen thans een vrij dorre, maar niettemin zeer leerzame opsomming geven van de zwemongelukkeh, welke zich dit seizoen in Nederland voordeden. 26 Mei verdronk de 13-jarige H. B. uit Eindhoven in de Leemkuilen onder de ge meente Best; in de Delfshavensche Schie verdronk een 15-jarige jongen uit Rotter dam; verdronk het zoontje van den land bouwer de G. in het Hollandsche veld; ver dronk de 17-jarige schippersknecht J. Zuid- dam uit Den Haag in de Maas te Ammers- zoden. 27 Mei verdronk de 25-jarige O. uit Ber gen op Zoom in de Westerschelde. 31 Mei verdronk de 17-jarige kantoorbe diende M. W. uit Tilburg nabij de badin richting „De IJzeren Man" te Vught. 5 Juni verdronk een ongeveer 15-jarige jongen in de Amstel te Amslerdar. 7 Juni verdronk in de IJssel ouder Wes tervoort de 20-jarige milicien W. uit Arn hem; verdronk in de Woltersumscke Ee een 14-jarige jongen uit Woltersum. 10 Juni verdronk de onderwijzer J. v. B. te Schiebroek in de badinrichting aldaar. 13 Juni verdronk aan het strand tusschen Schcveningen en Wassenaar de heer G. B. woonachtig te Voorburg; verdronk de 22-jarige landbouwer v. E. uit üssendrecht in de haven aldaar. 14 Juni verdronk in liet Hoornsche Diep een 16-jarige jongen uit Hoorn. 17 Juni verdronk in het Kanaal van Ter- neuzen-Gent een 21-jarige spoorwegbe ambte; verdronk een 24-jarige schippers knecht F. G. R. uit Delfzijl in den IJsel na bij Gouda. 18 Juni verdronk in de Z.-Willemsvaart te eghel de 16-jarige M. X. 19 Juni verdronk in de llotte onder Hil- legcrsberg de 18-jarige A. v. P. uit Rot terdam. 20 Juni verdronk in het Millingormeer de 26-jarige 13. W. uit Millingen. 22 Juni -verdronk te L e i d e n de 15-jari- ge P. K. in het kanaal bij de Zweminricn- uug akluar. 23 Juni verdronk in het Ovei ijselsch Ka naal bij Ileino de 28-jarige IJ. v. d. W. al daar; verdronk in de Buitenvestinggracht te Naarden een 17-jarige jongen uit Bus- sum. 25 Juni verdronken in de rivier voor Dordrecht bij de Zwijndrechtsche veerpont twee dames; verdronk in de Waal bij Zalt- bommel een 21-jarige jongeman F. A. v. H. 3 Juli verdronk in de trekvliet te Den Haag de 17-jarige J; F. K. 5 Juli verdronk te Breda in de Leemput ten de 30-jarige badmeester B.; verdronk te Drulen de 20-jarige O. S., afkomstig uit Krefeld; verdronk te Bom in het kanaai een 16-jarige jongen. 12 Juli verdronken in de Noordzee bij Wassenaar de 23-jarige H. G. W. uit Leiden en de 29-jarige J. A. en de 19-ja- rige J. R. beiden uit Wassenaar. 13 Juli verdronk de 22-jarige mejuffrouw G. K. uit Wassenaar bij het eiland Brienenoord in de Nieuwe Maas te Rotter dam. 14 Juli verdronk in het Merwedekanaal bij Utrecht een onbekend persoon. 21 Juli verdronk aan het strand te Kijk duin de 18-jarige J. M. v. d. H. uit Den Haag. 25 Juli verdronk in de haven te Goes ze kere v. d. H. 27 Juli verdronk in het Westelijk Markt kanaal te Amsterdam de 15-jarige A. 2 Aug. verdronk aan het Stille Strand te Scheveningen de 12-jarige H. J. v. M. uit Den Haag; verdronk in de Waalhaven te Rotterdam de 21-jarige schippersknecht L. A.; verdronk in de Lek bij Vreeswijk de 21-jarige J. O. uit Vreeswijk; verdronken in de Lek bij Schoonhoven de 16-jarige B. M. en de 19-jarige W. M. uit Zwolle. 3 Aug. verdronk te Losser bij het baden in de Üinkel A. V. uit Enschedé. 4 Aug. verdronk in de zee bij Castri- cum een ongeveer 25-jarige jongeman. 5 Aug. verdronk de 18-jarige seminarist T. v. H. uit Oss in de Maas nabij Macha-. ren. 6 Aug. verdronk de arbeider P. F. te Wans (Fr.), in de vaart aldaar; verdronk in de Waalhaven te Rotterdam de 23-jarige steward B. Alonzo Gonzalez van het daar liggende Spannsche s.s. „Alphonse Perez-'; verdronk te Vlaardingen de 22-jarige P. v. d.-II. in de Vulkaanhaven; verdronk in den Eem zekere P. v. A. uit Soest; ver dronk te Zwaagwesteinde de 17-jarige A. B. in „De Zwemmer"; verdronk de 12-ja ge G. v. R. uit Eindhoven in do badinrich ting „De IJzeren Man"; verdronk de 22- jarigc H. v. d. Berg in de Maas bij Maas tricht onder de gemeente Gronsvcld. 7 Aug. verdronk te Windeslieim (Zwol- lerkerspel) de 14-jarige W. J. V. in een z.g. tichelgat; verdronken te Noord wijk a. Z e e het 15-jarige meisje T. v. d. H. en de 41-jarige W. T. L. 13 Aug. verdronk op het Stille Strand te te Scheveningen de 45-jarige L. d. Z. woon achtig te Den Haag. 11 Aug. verdronk op het Stille Strand te Scheveningen de 13-jarige H. uit Den Haag. 16 Aug. verdronk op het Stille Strand te Scheveningen de 21-jarige H. M. en de 18- jarige D. G. Iv., beiden uit Ulrecht; ver dronk nabij de Delllandsche hoofden on der 's-Gravenzande de 27-jarige W. J. uit Schie lam. 17 Aug. verdronk het 7-jarig zoontje van Th. Dijkstra te Nijmegen in de opvaart naar de Leijcn; verdronk de 26-jarige I. S. uit Harlingen bij het zwemmen in de Wadden zee. 24 Aug. verdronk de 23-jarige M. de R. uit Goes in zee te Renesse. 27 Aug. verdronk het 16-jarige meisje N. F. te Buren (Ameland) in zee. 28 Aug. verdronk te Nes op Ameland de 21-jarige WW. K. uit Troisb r.; (Fuitsehl.).

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1931 | | pagina 15