DE LEIDSCHE COURANT
DE DIAMANTENDIEFSTAL
door FRED. M. WHITE.
Peggy Clive ontwaakte uit een droom
over de wonderlijke terugvinding van de
diamanten van Lady Luc Tennant. Zij
had ze zelf gevonden in een brood, dat
door een van de Bedlington terriers uit
een bakkerswagen was gestolen, juist op
het oogenblik toen zij door twee leden
van de rechtbank naar de gevangenis
werd gebracht; een droom belachelijk
maar met een spoor van het verschrikke
lijk groteske er in.
In zekeren zin was de droom heel na
tuurlijk. Want de diamanten waren ge
stolen en bijna alle aanwezigen op de
avondpartij hadden den halven nacht er
naar gezocht. Het was een dramatisch
slot van het gecostumeerde bal van Miss
Clive, waarop het halve graafschap was
geïnviteerd.
De diefstal werd kort na het souper
door Lady Lucy zelf ontdekt. De diaman
ten waren familiejuweelen en hadden een
eigen geschiedenis. Natuurlijk was het
zeer onvoorzichtig geweest de doos op
een tafel te laten staan, maar voorzich
tigheid war nooit een van Lady Lucy's
deugden geweest. Bovendien had haar
dienstmeisje slechts een oogenblik de
kleedkamer verlaten.
De diamanten waren verdwenen en dat
was het eenige feit. Om half vier was
Peggy, vermoeid en ter neer geslagen
naar haar eigen kamer gegaan terwijl zij
zorgeloos de deur achter zich dicht trok.
Zij was zelf slechts een eenvoudige pier
rotte, zoodat haar kleeding het eenvou
digst was. Zij liet zioh voor een oogen
blik in een stoel vallen en sloot de oogen
Toen de droom voorbij was, merkte zij,
dat zij koud en stijf was en het vuur wae
uitgegaan en dat het al vier uur was in
dien wintermorgen.
Het was natuurlijk zeer dom van haar
maar zij was zeer vermoeid geweest. Nu
was zij geheel wakker. Het minste geluid
was opwindend het kraken van haar
stoel en het kreunen der boomen buiten.
De deur van haar kamer stond op een
kier en zij kon nu de lange gang geheel
overzien, waar een der lampen nog steeds
brandde.
Plotseling zag zij in den lichtglans een
gestalte. Het was een sluipende gestalte,
die zich geluidloos- voortbewoog. Peggy
zag een glimp van een bleek gelaat en
een paar schitterende oogen. Toen ver
dween de verschijning in een der" kleed
kamers. Peggy zou eigenlijk, hevig ge
schrokken moeten zijn en zou om hulp
hebben moeten bellen en schreeuwen.
Maar Peggy Clive was een ander soort
vrouw. Zij was zeer knap en zeer kies
keurig en bovenal vrouw, maar zij hield
van avonturen en haar zenuwen werkten
met de regelmatigheid van een chrono
meter. En daar zij een vrouw was, was
zij nieuwsgierig.
Zij overwoog het geval zorgvuldig. Zij
verwierp de gedachte, dat daar de dief
weer was die de diamanten had gestolen,
op zoek naar verderen buit. Het huis
was vol gasten zoodat het onderzoeken
der slaapkamers een hoogst gevaarlijke
onderneming was. Terwijl zij vlug in ge
dachte een berekening .maakte kwam
Peggy tot de conclusie, dat de kleedka
mer, waarin de gestalte verdwenen was,
gebruikt werd door haar broer Ted toen
hij thuis was; en hij lag nu juist in Lon
den ziek te bed. Aan den anderen kant
van de kleedkamer bevond zich een
slaapkamer, die door Mrs. Oakley-Murray
werd gebruikt. Vreemd dat Granville
Oakley-Murray en zijn vrouw niet goed
met elkaar overweg konden. Niemand
wist wat de verwijdering tusschen de
beide echtelieden had veroorzaakt! nie
mand wist hoe zij verschillende woningen
met hun kleine bron van inkomsten kon-,
den bewonen, Het was heel verschrikke
lijk, dat zij elkander dien avo-nd op 't bal
ontmoetten. Oakley-Murray was niet uit-
genoodigd, eenvoudig omdat zijn vrouw
was- gevraagd. Maar hij was met de Wor-
thingtons gekomen, en ja, het was wer
kelijk een beetje afschuwelijk. Maar Clive
Old Hall was groot en er hadden zich
twee honderd gasten verzameld. In de
conversatie
Peggy brak plotseling haar gedachten-
gang af. Waarom stond zij daar te suffen
over dat treurige schandaal op zulk een
oogenblik? Zij moest iets doen het
personeel waarschuwen. Eigenlijk knapte
zij het avontuur zelf liever op. Waar was
die doos met de revolver, die zij op haar
laatsten verjaardag van Ted had gekre
gen? Ja, hier was de revolver, met de
zes kamers- allen geladen. Peggy sloop
de gang in en wachtte. Zij gevoelde niet
do minste vrees. In de hall brandde nog
steeds de electrisc'he lamp; het was in
de meeste vertrekken aangelaten. Dat
w£s niet de schuld van de dienstboden,
maar de lichten waren vergeten in de
algemeene verwarring welke op het ver
dwijnen der diamanten was gevolgd.
Natuurlijk was het een heel beroerd
geval. Hetzelfde was kort geleden in en
kele andere villa's voorgevallen. Ook hier
was de diefstal bijna onmiddellijk ont
dekt en telkens was er niet het geringste
spoor van den dief. Zeker was, dat men
de kleedkamer niet van buiten af was
binnengedrongen. En de menschen zeiden
soms hatelijke dingen. Het was niet aar
dig te denken, dat er onder de gasten
een dief was.
De deur van de kleedkamer werd ge
luidloos geopend en de indringer kwam
naar buiten. Hij droeg een avondcostuum.
Behalve het feit, dat zijn haar bijna ge
heel was afgeschoren was er niets in
deze verschijning vatbaar voor critiek.
Hij zag er heel knap uit bovendien of
schoon hij o'p het oogenblik verrast
scheen.
Wie bent u en wat doet u hier?,
zei de indringer. Herkent u me niet?
vroeg Peggy. Als u durft bewegen
Niet voor het oogenblik, Miss Clive,
zei de indringer. Herkent u me niet?
Het kleine wapen daalde langs de zij van
Peggy. Haar lippen beefden. Een oogenblik
kwamen de tranen haar in de oogen tra
nen van medelijden en woede.
Gevoelt u dan niet de minste schaam
te Faversham. Het is mijn grootste
verlangen u daarvan te overtuigen. Ik ver
wachtte niet u zoo te zullen ontmoeten; ik
verwachtte heelemaal niet u te ontmoeten.
Een man, die pas uit de gevangenis komt,
behoort niet tot het soort, dat toegang
vindt tot Clice Old Hall. En toch was ik
hier eens een welkome gast.
U was een vriend van mijn broer, zei
Peggy koel.
En ik durf zeggen, ook een vriend van
u. Zeker, dat was ik. Een idiote gek, die al
zijn geld verkwistte zonder aan de toe
komst te denken. Toen bij begreep wat
voor hem mogelijk was geweest, was het
te laat. Hij zei u dat en het speet u voor
hem. Hij had u misschien meer kunnen zeg
gen maar zoo slecht was hij nog niet. Hij
stak tot over zijn ooren in de schuld; hij
wist niet hoe aan geld te komen. Dat werd
gemakkelijk tegen mij uitgespeeld bij het
gerechtelijk onderzoek.
De diamanten werden in uw zak ge
vonden.
Dat is zoo. Wat voor nut heeft het dit
te ontkennen? Een aardig schandaal voor
een groot huis! Er was geen enkele per
soon, die aan mijn schuld twijfelde. Het
eenige punt in mijn voordeel was, dat ik
er volkomen in toestemde met de anderen
onderzocht te worden. Ik wed, dat u dat
louter blufferij zult noemen.
Wat gaat u nu doen? vroeg Peggy
ontwijkend.
Nu? O, financieel is mijn positie goed
geregeld. Mijn oom, generaal Faversham
had geen tijd om zijn testament te veran
deren en ik kreeg al zijn geld. Wat een iro
nie, is niet! Een verworpeling, een paria,
met een inkomen van tienduizend per jaar.
Niemand zal tegen me spreken en ik ben
uit al mijn clubs gebannen. Ik zeg u dit
slechts, opdat u zult begrijpen, dat ik niet
kier ben gekomen om te stelen. Ik kwam
voor heel andere doeleinden.
Maar veronderstel dat men je ontdekt
had? Dat iemand anders dan ik
Peggy brak den zin af en een warme blos
kleurde haar wangen. De gevolgtrekking
van haar vraag was duidelijk. Peggy be
hoefde daarvoor niet de dankbaarheid te
zien welke uit de oogen van Faversham
sprak om dat te begrijpen.
Ik begrijp wat u bedoelt, zei hij rus
tig en ik dank u daarvoor uit het diepst
van mijn hart. U zult de dienstboden niet
alarmeeren en u zult me niet aan de politie
overleveren. Ik kwam om te trachten mijn
onschuld te bewijzen.
U bent niet gekleed als een kwartier
geleden, Mr. Faversham.
Dat is juist. Ik kwam het huis binnen
door een openstaand venster. Uw dienstbo
den schijnen verschrikkelijk onvoorzichtig
te zijn, Miss Clive.
Daar was vanavond een alleszins ge
grond excuus voor, zei Peggy. Ga verder
alstublieft.
Ik wachtte tot het heele hui9 stil was.
Ik kwam eerst vanmorgen uit de gevange
nis. Ik had geen tijd te verliezen om de
zaak dadelijk in orde te brengen. Toen ik
hier kwam herinnerde ik mij de kleeding
van Ted. Ik heb vroeger klecren van hem
gedragen en nu doe ik het weer. U begrijpt
dat als de een of andere dienstbode die
vroeg was opgestaan, mij nu zag, ze zou
denken, dat ik een van uw gasten was. En
er zijn bepaalde redenen, waarom ik een
paar uren in uw huis moet blijven. En er
zijn ook redenen, welke ik u in deze gang
niet kan mededeelen. Kunnen we niet in
de hall of in een van de huiskamers pra
ten?
Peggy bloosde lichtelijk. Er was iets in
dezen man, dat haar fascineerde dat
was altijd zoo geweest. En hij praatte hee
lemaal niet als iemand die schuldig is. In
ieder geval was zij een gesprek begonnen
en zij wilde het nu afmaken. Als iemand
passeerde
Goed, zei Faversham die haar ge
dachten met een verbazende duidelijkheid
las. U kunt uw revolver tegen mijn hoofd
houden en een agent roepen. U zult er geen
spijt van hebben, Miss Peggy. En als ik kan
bewijzen, zelfs door gevolgtrekkingen, dat
ik een diep verongelijkte man ben, zult u
de eerste zijn, die zich daarover met mij
verheugt.
Ik zou alles willen geven wat ik bezit
om het te weten, zei het meisje rustig.
Het zal zijn, zooals je veronderstelt,
Frank. Ik geloof, dat ik dien naam niet
behoorde te gebruiken, maar hij kwam on
bewust over mijn lippen.
Peggy liep de trappen af naar de ont
vangkamer rechts van de hall. Met een
handgebaar duidde Faversham op een ge
makkelijke schikking van tochtschermen en
palmen bij de deur.
Dit is hier heel geschikt, zei hij. Ik
moet ergens zijn waar ik alles kan hooren
wat er gebeurt. Vind u het goed, dat wij
fluisterend spreken? Kijk een».
Hij haalde een krantenknipsel uit zijn
zak. Het bevatte een inleidend verslag van
de groote festiviteiten, welke op Clive Old
Hall zouden plaats hebben, alsmede een
lijst van namen der geïnviteerde personen.
Dit zegt me niets, zei Peggy.
Misschien niet, maar ik heb hier nog
andere knipsels, die mij door een vriende
lijken cipier bezorgd werden. Ik heb de
plaatsen in het oog gehouden, waar de
laatste diamanten werden gestolen. In
ieder geval zijn de namen der gasten ver
meld. Kijk nu eens of u een naam opmerkt
die in alle lijsten voorkomt.
Peggy liet haar blik verlangend over de
lijsten gaan. Zij was nu geïnteresseerd en
gevoelde sympathie voor haar gezel. Het
was volslagen verkeerd en onlogisch, maar
zij was een vrouw en de man vroeg hulp.
Reeds had zij half aangenomen, dat er een
afschuwelijke vergissing was begaan. En nu
begon een naam uit de lijsten op den voor
grond te treden.
Ik zeg het liever niet, mompelde zij,
het schijnt niet eerlijk te zijn. Maar als u
een antwoord wil....
Neen, zei Faversham. Ik veronder
stel niet, dat ik slechts op grond van iets
dat ik in.... in de gevangenis hoorde ver
denking opvatte. Veroordeelden hebben een
methode om met elkaar te praten. Het is
een taaltje, dat men spoedig kent. Ik moest
ergens belang in gaan stellen of ik zou gek
worden. Zoo leerde ik het taaltje. Er zijn
enkele geheimzinnige gevallen, die het pu
bliek bezig houden en waarop ik eenig licht
zou kunnen werpen. Een man was een be
rucht heler van gestolen goederen. Ik kwam
er achter, dat hij in alle lagen der bevol
king zijn klanten had. En ik kwam er ook
achter, dat de Grantham-diamanten in zijn
bezit waren gekomen. U herinnert zich de
affaire met deze Grantham-diamanten,
Miss Peggy? Zij waren de opbrengst van
den eersten diefstal, welke dit 'graafschap
deed opschrikken. En ik ontdekte wie ze
aan den heeler verkocht.
Iemand dien we kennen? vroeg Peg
gy verlangend. Als u het me wilt zeg
gen
Faversham greep Peggy plotseling bij
den a-m.
Stil, fluisterde hij. U zult het ze'f zien
als ik mij niet ten sterkte vergis. Beweeg
u n>el Als het geluk mij dient en dat
geloof ik komt zij hierheen.
Ongetwijfeld kwam er iemand de trap
af. Peggy hoorde het ruischen van het kleed
van een vrouw. De deur van de ontvang
kamer werd opengeduwd en een vrouw
kwam binnen. Zonder rechts of links te
zien liep zij naar een der lange Fransche
vensters en opende het. De gestalte van
een man kwam uit de duisternis te voor
schijn en ging naast de vrouw slaan.
Ik begon te denken, dat er iets ver
keerds was gebeurd, Laura, zei hij. Alles
in orde, hoop ik?
O ja, alles in orde, zei de vrouw on
geduldig. Ik dacht, dat zij nooit naar
bed zouden gaan. Een half uur geleden
hoorde ik stemmen voor de deur van mijn
kamer. En die menschen van Scotland
Yard zullen vlug hier zijn. Je kunt begrij-
pij hoe ik er naar verlangde deze dingen
kwijt te zijn.
Ik heb maling aan Scotland Yard, zei
de man. Ik lach met die idioten. Wat een
komedie, Laura 1 En wie zou er vermoeden
wat er gebeurt? De man en de vrouw, die
met elkaar gebrouilleerd zijn en nooit met
elkaar spreken. Soms ben ik het, dan ben jij
het weer. Die kerels weten, dat er twee
personen in het spel zijn, maar zij zuilen de
combinatie nog in geen duizend jaar ont
dekken.
Zij hebben het bijna ééns ontdekt, zei
de vrouw beteekenisvol.
Je bedoelt dat zaakje toen we van
Frank Faversham gebruik maakten? Het
speet me wel, maar het gevaar was te groot
voor me om kieskeurig te zijn.
Maar alles te zamen was het een ver
velende kwestie, zei de vrouw. Hoe lang
moet het nog duren? Zoo kan het niet altijd
blijven gaan, Granville. Wij moeten er van
nacht tienduizend pond van maken. Een
man met jouw hersenen en stoutmoedigheid
moet in staat zijn dat in een millioen om
te zetten.
Nog tijd genoeg om daarover te pra
ten. Geef mij ze nu maar. Ik moet voor het
daglicht in Martin Manor terug zijn, om te
doen voorkomen alsof ik in mijn bed ge
slapen heb.
De vrouw draaide zich eenigszins om,
zoodat haar bleek, vermoeid gezicht door
de twee luisteraars achter de palmen kon
gezien worden. Zij haalde van onder haar
overkleed een kleine groene doos te voor
schijn, welke zij aan den man gaf. Op het
zelfde oogenblik greep Faversham de re
volver uit Peggy's hand en trad naar voren.
Leg dat neer, Oakley-Murrayzei hij.
Leg neer, of ik schiet. En wees zoo goed
om aan de bel te trekken links van den
haard, de verbinding met de vertrekken
van den butler.
Met een grijns om zijn lippen kwam
Oakley-Murray naar voren.
Kijk, daar heb je Faversham, zei hij.
Faversham, de gevangenisboef. Waar kwam
je vandaan?
U hebt me een zeer toepasselijke
vraag gesteld, antwoordde Faversham koel
Ik kwam vandaag uit de gevangenis. Ik
kwam hier als gevolg van iets dat ik hoorde
van een medegevangene, Cutty Parsons,
een bekende heler van ges-tolen goederen.
Hij schijnt u te kennen, ofschoon u zich van
het feit niet bewust bent. In gelukkiger
omstandigheden verwachtte hij je later
geld af te persen. Ik zou die lefferigo hou
ding maar laten varen als ik u was. Ik heb
alles gehoord, eveneens de bekentenis, dat
u die steenen in mijn zak deed. Oogen-
blikkelijk las ik in de krant, dat uw vrouw
hier was; ik vermoedde dat iets van dien
aard zou gebeuren. Zult u nu bellent
Waarom zou ik? vroeg Oakley-Murray
Waarom zou ik niet zeggen, dat ik u hier
heb gesnapt met de diamanten in uw be
zit? Mijn vrouw zal alles onder eede be
vestigen wat ik haar vraag. U bent een
beetje te voortvarend, waarde heer. Maar
toch geloof ik, dat ik zal bellen. Laat eens
zien. Mijn vrouw stuurt me een briefje,
waarin ze vraagt naar haar te komen mqt
het oog op een verzoening en ik kwam voor
het rendez-vous.
Een waarschuwende blik van Faversham
hield Peggy in haar schuilplaats. Zij onder
drukte den vurigen aandrang te voorschijn
te komen en die twee ellendelingen met
haar tong te verpletteren. Met een glim
lach op hot gelaat naderde Faversham het
geopende venster en floot zachtjes.
Een prachtig program, van uw stand
punt uit bezien, zei hij. Maar ongelukkig
kun u nooit precies zeggen wat het pro
gram van uw vijand is. Ik deelde mijn advo
caten zekere feiten mede en zij stemden
toen in een zeker plan, dat ik voorstelde.
Dit zijn twee detectives uit Londen, die
waarschijnlijk niet alleen alles gezien, maar
ook gehoord hebben. Zij wilden niet, dat ik
actief aan de onderneming zou deelnemen,
maar ik hield voet bij stuk. En nu, als u
zoo goed wilt zijn om voor me te bellen.
Oakley-Murray deed geen poging om
zich te bewegen. Hij keek van den een naar
den ander; er scheen een prop in zijn keel
te komen. Mrs. Oakley-Murray liet zich op
een stoel vallen en bedekte het gelaat met
haar handen. Een half slapende butler
keek verbaasd toe.
Wij willen uw meesteres vannacht niet
storen, zei een der detectives. Wij hebben
Mr. Oakley-Murray en zijn vrouw gearres
teerd onder verdenking ue diamanten van
Lady Lucy Tennant gestolen te hebben. Ik
kan wel zeggen, dat we hen op heeterdaad
betrapt hebben. Klop een der mannen uit
zijn bed en zet een auto klaar om ons naar
Lewes te brengen. En probeer eens of je
het kamermeisje van Mrs. Oakley-Murray
kunt vinden.
Wat er verder geschiedde had in enkele
oogenblikken plaats. Het dienstpersoneel
sliep nog grootendeels, toen de groote wa
gen met de gevangenen de oprijlaan uit
reed. De slaperige butler ging geeuwend
naar bed, het verhaal was te mooi om
op dit uur verkwist te worden. Dat zou la
ter met allerlei variaties in de dienstboden-
kamer verteld worden. Het huis werd weer
stil toen Peggy uit haar schuilplaats te
voorschijn kwam met natte wangen en vu
rige oogen.
Hoe kun je het me ooit vergeven?
vroeg zij.
Daar praten we later wel eens over,
lachte Faversham. Ik moet wachten en
morgen tegen die menschen te Lewes ge
tuigen. Nü ziet u het voordeel van het lee-
nen van Ted's avondcostuum. Ik zou ook
nog graag een overjas hebben. Waarom ben
ik ook niet met de anderen naar Lewes ge
gaan? Maar enfin, zoo ver is het niet en
een wandeling zal me goed doen. Toch zou
ik eerst nog wel een woordje met je willen
spreken.
Is er wel iets dat ik kan zeggen?
fluisterde Peggy.
Je kunt heel veel zeggen, antwoord
de Faversham. O, je hoeft me niet te zeg
gen, dat het je spijt, want ik kan dieper in
je mooie oogen lezen dan woorden kunnen
zeggen. Jij w-as het, die mij 't eerst over me
zelf deed schamen en me tot het voorne
men bracht een nieuw leven te beginnen.
Hoe kon een arme kerel als ik je zeggen
wat ik voelde? Ik wist, dat ik je niet on
verschillig was....
Het was een beetje meer, fluisterde
Peggy.
Goed, ik wilde dat niet zeggen, maar
ik voelde het. Wat 'n ellendige toestand
was het.voor.
Voor ons beiden, Frank. Het was het
verschrikkelijkste jaar, dat ik ooit heb mee
gemaakt. En ik vroeg Ted je op te zoeken
en je hier te brengen, maar hij werd in de
stad ziek en
En verder valt er niets meer te zeg
gen, hernam Faversham. Geef me een kus
voor ik ga, liefste. Laat we voelen, dat dit
mooie geluk meer dan een droom is.
64 PERSONEN BIJ HET
ZWEMMEN VERDRONKEN.
Waar er ongetwijfeld aan het zwemmen
veel voordeelen zijn verbonden, is er ook
hier weer een „maar" aan verbonden; men
moet voorzichtig zijn. En hierop kan nog
maar niet genoeg de aandacht worden ge
vestigd. Er zijn immers maar al te veel
gevallen, dat personen, hetzij ongeoefende
of goedgeoefende zwemmers, in het water
hun leven laten. Meestal tengevolge van
onvoorzichtigheid, soms ook door andere
oorzaken. Om den lezer eenig beeld te ge
ven van het groot verlies aan menschenle-
vens, hetwelk bij het zwemmen en baden
te betreuren is, laten wij hier een over
zicht volgen van de ongelukken, welke zich
in het zoo juist afgeloopen seizoen weder
hebben voorgedaan. Allereerst willen wij
met een enkel woord spreken over de ver
schillende oorzaken, waaraan deze onge
vallen veelal te wijten zijn geweest. Alvo
rens men gaat leeren zwemmen, is het al
lereerst noodig medisch advies in te win
nen omtrent geschiktheid, want het ge
beurt meermalen, dat het zwemmen van
een bepaald persoon vanwege zijn consti
tutie gevaarlijk is. Maar dan op de tweede
plaats blijft het noodzakelijk, vooral in zee.
zeer voorzichtig te zijn, omdat het herhaal
de malen voorkomt, dat men daar in een
strooming geraakt welke wegzuigt van het
strand naar de zee. Het zich te ver in zee
wagen, kan dan ook, naast het ongekeurd
gauw zwemmen, als oorzaak van vele onge
lukken worden genoemd. De beteekenis
van deze strooming moet men niet onder
schatten. Het zijn in den regel de z.g. muien,
kreeken op den bodem der zee, vanwaar
het water bij afnemenden vloed naar de
zee door bepaaldfe trekgaten zuigt. Wie in
zulk een kreek geraakt, wordt, ook al is hij
de beste zwemmer,, onherroepelijk meege
sleurd. Degene, die het niet weet, zal te
gen den stroom op próbeeren te zwemmen,
maar tevergeefs, en eindelijk doodmoe
in de diepte zinken. Hij echter, die erop
bedacht is, zal trachten zich voorloopig
mee te iaten gaan tot hij buiten den eigen
lijken trek is en dan terug próbeeren te
zwemmen. Het gebeurt niet zelden, dat be
kwame zwemmers op onbegrijpelijke wijze
plotseling in de diepte zakken; de leek
weet niet door welke oorzaak. Toch is dat
betrekkelijk eenvoudig, daar zulke geval
len als boven beschreven, meestal hartver
lamming tot oorzaak hebben. Kramp is ook
mogelijk, maar voor een geoefend zwem
mer is deze niet zóó gevaarlijk, dat hij al
tijd met kramp nog wel door kan blijven
zwemmen. De hartverlamming, waarvan
wij zooeven spraken, kan zijn zonder pre
cedenten of wel met precedenten en in dit
laatste geval met twee in het bijzonder;
warm geloopen zijn en goed gegeten heb
ben. In deze laatste gevallen concentreert
zich het bloed aan de huidoppervlakte of
in de buik, doch door de aanraking met
het koude water, komt het in zoodanige
reactie, dat hartverlamming het gevolg kan
zijn. Daarom zal men nooit moeten zwem
men als men warm en moe is, of wanneer
men pas gegeten heeft. Met deze weinige
woorden meenen wij vrijwel de voornaam
ste oorzaken van den dood, als gevolg van
het zwemmen, te hebben aangeduid. Wij
willen thans een vrij dorre, maar niettemin
zeer leerzame opsomming geven van de
zwemongelukkeh, welke zich dit seizoen in
Nederland voordeden.
26 Mei verdronk de 13-jarige H. B. uit
Eindhoven in de Leemkuilen onder de ge
meente Best; in de Delfshavensche Schie
verdronk een 15-jarige jongen uit Rotter
dam; verdronk het zoontje van den land
bouwer de G. in het Hollandsche veld; ver
dronk de 17-jarige schippersknecht J. Zuid-
dam uit Den Haag in de Maas te Ammers-
zoden.
27 Mei verdronk de 25-jarige O. uit Ber
gen op Zoom in de Westerschelde.
31 Mei verdronk de 17-jarige kantoorbe
diende M. W. uit Tilburg nabij de badin
richting „De IJzeren Man" te Vught.
5 Juni verdronk een ongeveer 15-jarige
jongen in de Amstel te Amslerdar.
7 Juni verdronk in de IJssel ouder Wes
tervoort de 20-jarige milicien W. uit Arn
hem; verdronk in de Woltersumscke Ee
een 14-jarige jongen uit Woltersum.
10 Juni verdronk de onderwijzer J. v. B.
te Schiebroek in de badinrichting aldaar.
13 Juni verdronk aan het strand tusschen
Schcveningen en Wassenaar de heer G.
B. woonachtig te Voorburg; verdronk de
22-jarige landbouwer v. E. uit üssendrecht
in de haven aldaar.
14 Juni verdronk in liet Hoornsche Diep
een 16-jarige jongen uit Hoorn.
17 Juni verdronk in het Kanaal van Ter-
neuzen-Gent een 21-jarige spoorwegbe
ambte; verdronk een 24-jarige schippers
knecht F. G. R. uit Delfzijl in den IJsel na
bij Gouda.
18 Juni verdronk in de Z.-Willemsvaart
te eghel de 16-jarige M. X.
19 Juni verdronk in de llotte onder Hil-
legcrsberg de 18-jarige A. v. P. uit Rot
terdam.
20 Juni verdronk in het Millingormeer
de 26-jarige 13. W. uit Millingen.
22 Juni -verdronk te L e i d e n de 15-jari-
ge P. K. in het kanaal bij de Zweminricn-
uug akluar.
23 Juni verdronk in het Ovei ijselsch Ka
naal bij Ileino de 28-jarige IJ. v. d. W. al
daar; verdronk in de Buitenvestinggracht
te Naarden een 17-jarige jongen uit Bus-
sum.
25 Juni verdronken in de rivier voor
Dordrecht bij de Zwijndrechtsche veerpont
twee dames; verdronk in de Waal bij Zalt-
bommel een 21-jarige jongeman F. A. v. H.
3 Juli verdronk in de trekvliet te Den
Haag de 17-jarige J; F. K.
5 Juli verdronk te Breda in de Leemput
ten de 30-jarige badmeester B.; verdronk te
Drulen de 20-jarige O. S., afkomstig uit
Krefeld; verdronk te Bom in het kanaai
een 16-jarige jongen.
12 Juli verdronken in de Noordzee bij
Wassenaar de 23-jarige H. G. W. uit
Leiden en de 29-jarige J. A. en de 19-ja-
rige J. R. beiden uit Wassenaar.
13 Juli verdronk de 22-jarige mejuffrouw
G. K. uit Wassenaar bij het eiland
Brienenoord in de Nieuwe Maas te Rotter
dam.
14 Juli verdronk in het Merwedekanaal
bij Utrecht een onbekend persoon.
21 Juli verdronk aan het strand te Kijk
duin de 18-jarige J. M. v. d. H. uit Den
Haag.
25 Juli verdronk in de haven te Goes ze
kere v. d. H.
27 Juli verdronk in het Westelijk Markt
kanaal te Amsterdam de 15-jarige A.
2 Aug. verdronk aan het Stille Strand
te Scheveningen de 12-jarige H. J. v. M.
uit Den Haag; verdronk in de Waalhaven
te Rotterdam de 21-jarige schippersknecht
L. A.; verdronk in de Lek bij Vreeswijk de
21-jarige J. O. uit Vreeswijk; verdronken
in de Lek bij Schoonhoven de 16-jarige B.
M. en de 19-jarige W. M. uit Zwolle.
3 Aug. verdronk te Losser bij het baden
in de Üinkel A. V. uit Enschedé.
4 Aug. verdronk in de zee bij Castri-
cum een ongeveer 25-jarige jongeman.
5 Aug. verdronk de 18-jarige seminarist
T. v. H. uit Oss in de Maas nabij Macha-.
ren.
6 Aug. verdronk de arbeider P. F. te
Wans (Fr.), in de vaart aldaar; verdronk in
de Waalhaven te Rotterdam de 23-jarige
steward B. Alonzo Gonzalez van het daar
liggende Spannsche s.s. „Alphonse Perez-';
verdronk te Vlaardingen de 22-jarige P. v.
d.-II. in de Vulkaanhaven; verdronk in
den Eem zekere P. v. A. uit Soest; ver
dronk te Zwaagwesteinde de 17-jarige A.
B. in „De Zwemmer"; verdronk de 12-ja
ge G. v. R. uit Eindhoven in do badinrich
ting „De IJzeren Man"; verdronk de 22-
jarigc H. v. d. Berg in de Maas bij Maas
tricht onder de gemeente Gronsvcld.
7 Aug. verdronk te Windeslieim (Zwol-
lerkerspel) de 14-jarige W. J. V. in een z.g.
tichelgat; verdronken te Noord wijk
a. Z e e het 15-jarige meisje T. v. d. H. en
de 41-jarige W. T. L.
13 Aug. verdronk op het Stille Strand te
te Scheveningen de 45-jarige L. d. Z. woon
achtig te Den Haag.
11 Aug. verdronk op het Stille Strand te
Scheveningen de 13-jarige H. uit Den Haag.
16 Aug. verdronk op het Stille Strand te
Scheveningen de 21-jarige H. M. en de 18-
jarige D. G. Iv., beiden uit Ulrecht; ver
dronk nabij de Delllandsche hoofden on
der 's-Gravenzande de 27-jarige W. J. uit
Schie lam.
17 Aug. verdronk het 7-jarig zoontje van
Th. Dijkstra te Nijmegen in de opvaart naar
de Leijcn; verdronk de 26-jarige I. S. uit
Harlingen bij het zwemmen in de Wadden
zee.
24 Aug. verdronk de 23-jarige M. de R.
uit Goes in zee te Renesse.
27 Aug. verdronk het 16-jarige meisje N.
F. te Buren (Ameland) in zee.
28 Aug. verdronk te Nes op Ameland de
21-jarige WW. K. uit Troisb r.; (Fuitsehl.).