EEN KRUISTOCHT VAN NAASTENLIEFDE
WOENSDAG 7 OCTOBER 1931
DE LE1DSCHE COURANT
DERDE BLAD PAG. 9
Apostolisoh schrijven van Onzen
Heiligen Vader Pius- XI, door
de Goddelijke Voorzienigheid
Paus, aan de Eerbiedwaardige
Broeders, de Patriarchen, Pri
maten, Aartsbisschoppen, Bis
schoppen en andere plaatselijke
Ordinarii, die in vrede en ge
meenschap leven met den Hei
ligen Stoel over de zware eco
nomische crisis, de betreurens
waardige werkloosheid en den
toenemenden wedloop in bewa
pening. Eerbiedwaardige Broe
ders, heil en apostolisohen zegen.
Een nieuwe geesel bedreigt en treft
zelfs reeds een groot deel der aan Ons
toevertrouwde kudde, en 't ergst het
zwakste gedeelte daarvan, dat Ons het
naast aan het hart ligt, de jeugd, het
proletariaat, de arbeiders, hen allen, die
geen overvloed hebben van tijdelijke
Wij bedoelen den nijpenden nood en
de financieele crisis, die op de volken
drukken en in alle landen een angstwek
kende en steeds toenemende werkloos
heid tot gevolg hebben.
Immers wij zien een bijkans ontelbare
massa eerzame en werkwillige arbeiders
tot ledighèid gedoemd en tot de uiterste
ellende vervallen, arbeiders, die niete
liever wenschen, dan op eervolle wijze in
het zweet huns aanschijns het dagelijksch
brood te verdienen, dat zij iederen dag,
overeenkomstig goddelijk bevel, van hun
hemelschen Vader afsmeeken.
Hun zuchten ontroeren Ons vaderhart
en doen Ons met innig medelijden de
klacht herhalen, die uit het allerbemin
nelijkst Hart van den goddelijken Mees
ter voortkwam bij het zien van de scha
re, die van honger verteerde: Misereor
super turbam (Marc. VIII, 2) Ik heb
medelijden met de schare.
Maar nog inniger is Ons medelijden
jegens- de onmetelijke massa kinderen,
die smeekend om brood, terwijl er nie
mand is, om het voor hen te breken,
„panem dum non erat, qui frangeret eis"
(Jerem. Thren. IV-4) onschuldig den last
van dezen allerdroevigsten toestand dra
gen en in de diepste ellende verzonken,
de aan hun leeftijd eigen schoonheid
zien verwelken en den lach, die van
nature op hun jeugdige lippen ligt en
waardoor hun ziel zich onbewust te uiten
weet, zien wegkwijnen en sterven.
En thans nadert de winter met zijn
gevolg van lijden en ontberingen, die het
koude jaargetijde voor de armen, en in
het bijzonder voor de tengere jeugd met
zich brengt. Bovendien is het te duch
ten, dat de plaag der werkloosheid, die
Wij hierboven bezworen hebben, nog
verergert, zoodat, tenzij in hun behoef
ten wordt voorzien, de noodlijdende ge
zinnen God verhoede het tot ver
twijfeling zullen worden gebracht.
In angst en vrees overdenkt dit alles
Ons vaderhart en daarom verheffen Wij,
gelijk bij dergelijke gelegenheden Onze
Voorgangers en nog kort geleden Onze
onmiddellijke Voorganger, Benedictus XV
z.g. gedaan hebben, Onze stem en rich
ten Wij een oproep tot allen, in wier
zielen leeft het geloof en de christelijke
naastenliefde, allen aansporend, een
soort kruistocht te ondernemen van naas
tenliefde en hulpvaardigheid. Door dezen
heiligen kruistocht zal niet alleen in de
lichamelijke behoeften worden voorzien,
maar ook sterkte en steun verleend wor
den aan de zielen. Door dezen kruis
tocht zal het geloof worden opgewekt en
versterkt en zullen uit de zielen de fu
neste gedachten verdreven worden, die
de slechte raadgeefster, welke de ellende
is, haar pleegt in te geven.
Deze kruistocht zal het vuur van haat
en hartstocht dooden, dat de burgers on
derling verdeelt, om in hen het vuur der
liefde en der eendracht te voeden, waar
door de band van vrede en welvaart tus--
schen individuen en volken nauwer tvo'rdt
aangetrokken.
Tot dezen kruistocht dei-halve van
medelijden en liefde, en ongetwijfeld ook
van offervaardigheid, roepen Wij allen
op, kinderen van eenzelfden Vader, le
den van eenzelfde groot gezin, het ge
zin van God; allen, die als broeders van
eenzelfde gezin deelen in de welvaart en
vreugde, zoowel als in den tegenspoed
en smart, die onze broeders treft.
Tot dezen kruistocht roepen Wij allen
op als tot een heiligen plicht, een plicht,
welke op dat heel bijzondere voorschrift
van de leer van het Evangelie, gebaseerd
is, het gebod der liefde, dat Christus
het eerste en grootste gebod noemde, ja,
zelfs de samenvatting en de synthese
van alle andere geboden; het gebod der
naastenliefde, dat Onze hoogvereerde
Voorganger bij een soortgelijke gelegen
heid herhaadelijk als het devies van Zijn
Pontificaat in de harten heeft ingegrift,
in dagen van onverzoenlijken haat en
oorlog.
Op dit allerzoetste gebod dan wijzen
Wij, niet alleen als op den hoogsten
plicht, die tevens de samenvatting is van
de geheele christelijke wet, maar boven
dien als op het verheven ideaal, op zeer
bijzondere wijze voorgehouden aan de
edelmoedigste zielen en aan de hasten,
die het meest openstaan voor gevoelens
van menschlievendhe d en christelijke
volmaaktheid.
Wij meenen eohter hierop niet verder
te behoeven aan te dringen. Dit alles
toch is zoo vanzelfsprekend, dat alleen
reeds deze edelmoedigheid der harten,
alleen reeds deze gloedvolle ijver der
christenzielen met baar heiligen harts
tocht van toewijding en van offervaar
digheid voor de redding van haar broe
ders en in het bijzonder van de meelij-
wekkendsten en meest behoeftigen, zoo
als de onschuldige schare van kinderen,
er in zal slagen in de kracht van eens
gezindheid en eendraoht de zwaarste
moeilijkheden van het oogenblik te over
winnen.
En daar de harde crisis, waarover Wij
klagen, eenerzijds het gevolg is van een
scherpen concurrentiestrijd tusschen de
volken, anderzijds ontzaglijke uitgaven
voor de openbare schatkist veroorzaakt,
en daar voorts de met den dag feller
wordende wedren in de bewapening en
in het vervaardigen van oorlogsmateriaal
steeds drukkender lasten op de volken
legt, kunnen Wij niet nalaten, Onze eigen
zorgvolle vermaning te herhalen (Allocu
tie van 24 December 1930; Ons eigen
handig schrijven „Con vivo piacere" van
7 April 1922) en die van Onzen Voorgan
ger (De oproep „Dès le début" van 1
Augustus 1917), het betreurend, dat tot
nog toe daarnaar niet is- geluisterd.
Tevens sporen Wij U allen, Eerbied
waardige Broeders, aan, om alle U ten
dienste staande middeen, als de predi
king en de pers aan te wenden, om de
geesten te verlichten en aller harten te
neigen tot de veiliger stèlregels van het
redelijk verstand en van de christelijke
wet.
Reeds troost ons de hoopvolle gedaoh-
te, dat in de handen van een ieder uwer
de door de geloovigen geschonken gif
ten ter ondersteuning van de noodlij
denden kunnen samenkomen en dat gij
tevens het centrum zijn kunt, vanwaar
uit de door hen aangeboden hulpmidde
len kunnen worden verdeeld. Zou het
echter in een of ander diocees gesohik-
ter blijken, deze taak toe te vertrouwen
aan het metropolitaan bestuur dan wel
aan een of andere liefdadigheidsinstel
ling, uw vertrouwen waardig en van be
proefde bekwaamheid, dan laten Wij u
hierin de beslissing.
Reeds hebben wij u aangespoord, alle
u tendienste staande middelen, het ge
bed, de prediking en de pers, aan te
wenden, maar Wij willen Ons ook het
eerst richten tot uw geloovigen, om hen
„in viseeribus Ohristi" te bidden, met
edelmoedige liefde te beantwoorden aan
uw oproep, door van nu af aan alles te
doen, wat gij in hun hart zult gaan in
prenten, na hun dit Ons apostolisch
schrijven ter kennis te hebben gebracht.
Daar echter alle menschelijke krachts
inspanningen, zelfs de edelste, zonder
Gods hulp onvoldoende zijn ter bereiking
van het voorgestelde doel, richten Wij
vurige gebeden tot den Gever van alle
goeds, opdat Hij in Zijn oneindig mede
lijden den tijd der beproeving verkorte
en herhalen Wij, ook in naam van onze
lijdende broeders, meer dan ooit en met
aandrang het gebed, dat Jesus zelf ons
leerde, „Panem nostrum quotidianum da
nobis hodie", geef ons heden on® dage
lijksch brood.
Mogen allen zich herinneren, dat de
Verlosser van het mensohelijk geslacht
tot onze bemoediging en troost beloofd
heeft, dat Hij alles, wat wij „aan een
van deze minste broeders" gedaan heb
ben, beschouwen zal als aan Hem ge
daan. (Matt. XXV, 40) Mogen zij ook de
Goddelijke belofte indaohitg zijn, dat Hij
de zorg, welke wij uit liefde tot Hem
aan de kinderen besteden, als aan Hem
zelf besteed zal beloonen. (Matt. XVIII 5)
Het feest ten slotte, dat de Kerk he
den viert, brengt ons de allerzoetste
woorden van Jesus Christus in herinne
ring, waarmede Wij dezen brief, welke
een aansporing wil zijn, besluiten; woor
den welke onze Zaligmaker, zooals de H.
Joannes Chrysostomus zegt, als een on
vergankelijke bescherming der kinderzie
len heeft uitgesproken: „ziet toe, dat gij
geen dezer kleinen veracht: want Ik zeg
u, dat hun engelbewaarders in den he
mel steeds het aanschijn van Mijn Vader
zien, Die in de hemelen is''. (Matt.
XVIII, 10).
Deze engelen zullen zeker alles, wat
gij in edelmoedigheid des harten voor de
kinderen en voor de armen zult doen,
aan den Heer van hemel en aarde op«
dragen En zij zullen van dezen de over-
vloedigste gaven afsmeeken voor allen,
wien deze allerheiligste zaak ter harte
gaat.
Nu bovendien het feest Christus'
Koningsschap nadert, van Jesus Christus
Wiens rijk en vrede Wij van het eerste
begin van Ons Pontificaat verkondigd
en verheerlijkt hebben, schijnt het Ons
zeer opportuun toe, dat in de huidige
tijdsomstandigheden een plechtig tri
duüm wordt gehouden, waarin van den
God van Barmhartigheid- redding uit
den nood en vrede wordt afgesmeekt.
Als onderpand van deze heerlijke ga
ven schenken Wij U, Eerbiedwaardige
Broeders en allen, die aan Onze vader
lijke aansporing gehoor geven, van gan-
scher harte Onzen Apostolisohen zegen.
Gegeven te Rome, bij Sint Pieter, den
2en October, op het feest der H. Engel
bewaarders, in het jaar 1931, het tiende
van Ons Pontificaat.
PIUS P.P. XI.
(Bovenstaande vertaling is ontleend aan
de „Maasbode").
GEMENGDE BERICHTEN
DE NOODLOTTIGE BRAND
TE ROTTERDAM.
Indrukwekkende begrafenis der vijf
slachtoffers.
Onder zeer groote belangstelling hebben
gistermorgen de plechtige uitvaart en be
grafenis plaats gehad van de vijf slacht
offers van den noodlottigen brand, die
Donderdagavond j.l. bijna een heel gezin,
bestaande uit vader, moeder en drie kleine
kinderen zoo wreedaardig uit het leven
heeft weggerukt
De pastoor der parochie, onder wiens
pastoraat de Tweede Lombardstraat res
sorteert, had den wensch te kennen gege
ven, den vijf slachtoffers een indrukvek-
kende begrafenis te bereiden. Pastoor Gee-
ve had mede de toezegging gedaan, dat
aan de plechtigheden in zijn kerk geen
kosten zouden verbonden zijn, aldus lezen
we in de „Msbd."
Om negen uur gistermorgen werden de
lijken van de vijf slachtoffers uit het
groote ziekenhuis aan den Coolsingel over
gebracht naar de St. Rosaliakerk aan de
Leeuwenstraat. Het Hoogaltaar was in
zware rouw. Tot in de uiterste hoeken was
het kerkgebouw gevuld met belangstellen
den, die in devote aandacht de plechtige
H. Mis van Requiem bijwoonden tot in
tentie van hen, die in het middenschip der
kerk stonden opgebaard. Voorop stonden
de lijken van den vader en de moeder,
overdekt met een zwart kleed, waarop
twee witte kruisen. Achter vader en moe
der stonden de drie kistjes met het stoffe
lijk overschot der drie kinderen. Deze
kistjes waren bedekt met een wit kleed,
waarop eenige bloemkransen lagen.
Te ongeveer tien uur, nadat geen plaats
meer onbezet was in de kerk en de fami
lieleden van de vijf slachtoffers het zes
jarige meisje, de eenig overgeblevene van
het gezin Coenen, die toen de wreedaar
dige brand woedde in de woning van haar
ouders, juist in Limburg vertoefde bij haar
grootvader, was bij de- droeve plechtigheid
niet tegenwoordig achter den commu
niebank hadden plaats genomen, begon
de plechtige Requiemdienst. De H. Mis
van Requiem werd opgedragen door den
pastoor der parochie, den Zeereerw. pater
J. W. Geeve O.F.M. met assistentie van
de weleerw. paters R. C. H. Bouters O.F.
M. en Th. Roorda O.F.M. resp. als diaken
en subdiaken.
Door het zangkoor der St. Rosaliakerk
met medewerking van enkele leden der
vereenigde Kerkzangers werd de drie-stem
mige Requiemmis van A. Perosi gezon
gen.
Na het H. Evangelie, heeft de pastoor
der parochie vanaf het altaar een korte
toespraak gehouden. Hij stelde in het
licht de vreeselijke ellende en armoede,
die steeds het deel zijn geweest van hen,
wier lichamen thans staan opgebaard.
Door een toevallige omstandigheid, de
geboorte namelijk van het jongste kind in
Januari van dit jaar, kwam de geeste
lijkheid der parochie in aanraking met de
familie Coenen, die uit Limburg naar de
grootstad was gekomen. Men trof de fa
milie aan in de grootste armoede. Dank
zij de daad van een menschlievend per
soon werd het gezin voor ondergang ge
red.
Pastoor Geeve releveerde dan het hart
verscheurend gebeuren op den avond van
Donderdag j.l. en richtte zich to de fami
lieleden, die zoo plotseling vijf van hunne
dierbaren moeten missen in dit leven. We
hebben een troost en we zijn er zeker van,
dat de drie kinderen bij God in den he
mel zijn, waar zij zullen bidden voor va
der en moeder. Gelukkig hebben de
ouders nog een priester aan hun sterfbed
gehad.^ Wellicht echter zijn hunne zielen
nog niet geheel gezuiverd. Laten wij, die
hier aanwezig zijn, zoo eindigdo spr. zijn
ontroerende toespraak, ons gebed voor
hun zielerust vereenigen met de stemmen
der kinderen, die thans om God's troon
staan. Heer geef hun zielen de eeuwige
rust en het eeuwig licht verlichte hen dat
zij rusten in vrede".
Hierna werd het M. Misoffer voortge
zet, terwijl aan het Maria-allaar door pa
ter G. J. A. van Eysden O. F. M., gediend
door misdienaars in blauwe toogjes de H.
Engelen-mis werd gelezen voor de drie
overleden kinderen.
Toen de plechtige rouwdienst aan het
hoogaltaar was geëindigd werd over de
lijken van de ouders, door pastoor Geeve
met dezelfde assistentie als onder de H.
Mis, de absoute verricht. Dan keerde
de geestelijkheid terug naar de sacristie
om zich te bekleeden mee de witte para
menten, om vervolgens de benedictie te
verrichten over de lijkjes van de kinderen.
Aldus uitgeleide gedaan vertrok de
droeve stoet, welke door duizenden werd
gade geslagen, naar het R.-K. Kerkhof le
Crooswijk.
De politie had uitgebreide maatregelen
getroffen, zoodat ondanks de geweldiee
drukte alles een ordelijk verloop had.
Velen konden hun ontroering bij het
voorbijtrekken van de lijkwagens niet be
dwingen. Overal werden eerbiedig de
hoofden ontbloot.
Voor het kerkhof had zich reeds vroeg
eveneens een groote menschenmenigte op
gesteld om een laatste groet aan de over
ledenen te brengen.
Te ongeveer half één arriveerde de stoet.
In de volgrijtuigen kwamen familieleden
van het ongelukkige gezin mede. Voorts
hadden in twee volgrijtuigen plaats geno
men het bestuur van de St. Vincentiusver-
eeniging, conferentie van de H. Rosalia,
bestaande uit de heeren van Haaren,
Kruitwagen, Meering en v. d. Cammen en
het comité voor de begrafenis de neeren
Stoopman, de Winter en Braun.
Op het kerkhof w'aien oog aanwezig,
de heer van Dam, hoofdman van den
Brandweer, die den burgemeester verte
genwoordigde, de hoofdlieden Kruis en
Bakker, en de secretaris van het college
van hoofdlieden, de heer Frent eu voorts
de heer Pcllenkoft, hoofdopzichter van de
afdeeling brandbluschmiddelen.
Eén voor één reden de lijkswagens voor
en werden de kisten op de baren geplaatst.
Voorop die van den vader eu de moeder,
bekleed met de zwarte lijkwade cn over
dekt met kransen, geschonken door het
ccmité en enkele spuitvereenigingen. Daar
achter één baar met de drie ksitjes van de
kinderen. Langzaam schreden de dragers
met hun droeve last door de zon overgo
ten tuin schrille tegenstelling jp dezen
dag naar de kapel waar de absoute
werd verricht door pastoor Geeve.
Daarna werd naar het graf van de
ouders gegaan waar de plechtige teraarde
bestelling plaats had. De beide kisten
werden naast elkaar in het graf gezet,
waarna vijf Onze Vaders en vijf Weesge
groeten voor de zielerust van de overle
denen gebeden werden.
Ten slotte had de beaarding plaats van
de drie kinderen in een apart graf.
Diep onder den indruk verlieten de
aanwezigen daarna den doodenakker.
ONGELUKKEN.
SLACHTOFFERS VAN HET VERKEER.
Doodelijke aanrijding.
In de van Beuningenstraat bij de v.
Hallstraat te Amsterdam is gisteravond
een 21-jarige wielrijdster, wonende in de
van Hogendorpstraat, door een onbeken
den wielrijder aangereden. Om niet te
vallen, greep het meisje zich vast aan
een groote vraohtauto, met het gevolg,
dat zij werd weggeslingerd Met een
groote hoofdwonde werd zij opgenomen.
Kort daarna trad de dood in. Het lijk
is naar het Wilhelminagasthuis overge
bracht.
Jongetje overreden.
Het 7-jarig zoontje van M. Jonker te
Wognum werd, toen het onverwacht het
erf kwam afloopen, door een luxe auto
aangereden en dusdanig verwond, dat
het spoedig aan de gevolgen overleed.
Den bestuurder treft geen schuld.
Aan de gevolgen overleden.
In het St. Ignatius-ziekenhms te Breda
is gistermorgen overleden de 37-jarige B.,
stalbaas bij van Gend en Loos, die Za
terdagmiddag door een Belgischen vracht
auto werd aangereden en ernstig gewond.
De man laat een weduwe met drie^ kinde
ren achter.
Millioenen kilo's stroo
verbrand.
Gisternacht om half drie zijn de hooi-
bulten achter de stroocartonfabriek „Al
bion" te Oude Pekela door onbekende oor
zaak afgebrand. Eenige millioenen kilo
grammen stroo zijn in vlammen opgegaan.
De brandweer wist den brand tot het
stroo te beperken. Verzekering dekt de
schade.
Café en winkel uitgebrand.
Gistermiddag te ongeveer 2 uur is het
café de Vossejaoht van den heer Van
Isselt, gelegen onder de gemeente Lepel
straat (N.-Br.), nadat er brand was ont
staan in de schuur, tot den grond toe
afgebrand. De brandweer van Halsteren
was met de autobrandspuit spoedig ter
plaatse, doch door gebrek aan water kon
deze niet voorkomen, dat met het café
ook een winkel een prooi der vlammen
werd. In den brand kwamen- om twee
varkens en ging een groote voorraad
hooi en stroo verloren. De oorzaak van
den brand is onbekend en de schade
wordt deels door verzekering gedekt.
INBRAAK IN HET STADHUIS
TE HAARLEM.
Een agent de dader.
Maandag is men op de 7de afdeeling
van het Stadhuis te Haarlem tot de ont
dekking gekomen, dat ingebroken was
in de brandkast op die afdeeling en dat
125 gestolen was. De dader moet den
sleutel van de kast hebben weten te
vinden, waarna de diefstal gemakkelijk
was.
Het onderzoek, door de politie inge
steld, heeft vrij spoedig tot arrestatie
van den dader geleid. Het bleek te zijn
een agent van politie, die in het stadhuis
toegang had Verdenking viel op dezen
man, doordat hij wegens het maken van
schulden al eerder aanmerkingen had ge-
RAPPORT OVER FABRIEK TE
FIJNAART.
Zeven ton schuld.
De geheele Westhoek van Noord-Bra
bant is in rep en roer over de groote on
regelmatigheden aan de Coöperatieve Fa
briek van Melkproducten te Fijnaart, al
dus bericht de „Tel."
Maandagmiddag is een aandeelhouders
vergadering gehouden, ten einde o.a. een
besluit tot ontbinding te nemen. ~>it be
sluit is met algeraeene stemmen aangeno
men. Tevens werd door de advocaten mr.
Gesouw en mr. Van Leeuwen officieel rap
port uitgebracht over hun bevindingen.
Hierin werd genoemd:
lo. dat de schuld thans ongeveer ze-
zenvonderdduizend gulden bedraagt;
2o. het beheer en de conteole door het
bestuur hebben zich door groote opper
vlakkigheid gekenmerkt
3o. door het sluiten van een suikcrcon-
Iract is de fabriek voor 50.000 bena
deeld, om nog niet te spreen van alle
bankrente, die in ongeveer tien jaar dezen
debetpost heeft vergroot;
4o. de vroegere directeur -vas mede-
eigenaar van een handelszaak genaamd
,,Ada", welke op zeer wankele basis stond.
Niettemin werd daaraan voor een bedrag
van 32.000 aan melkpoeder geleverd,
waarvan niets terechtkwam
5o. In 1923 werd wegens financieele
moeilijkheden door een bestuurslid 20.000
ter leen gegeven tegen de toen gebruike
lijke rente en 40 pet. van de winst;
6o. de directeur heeft van zijn eerste
optreden af telken jare oncier allerlei
hoofden aanzienlijke bedragen ten eigen
bate opgenomen, waardoor de coöperatie
belast werd.
Voor deze en nog enkele andere punten
genoemd in dit rapport, achten de advo
caten voor dit onderzoo'- bei bestuur aan
sprakelijk. Besloten werd om een arbitra
ge-commissie in te stellen
Na afloop van deze vergadering werd in
aansluiting hierop een vergadering gehou
den, ten einde een nieuwe coöperatie te
stichten. Voorloopig gaven zich velen hier
voor op, waardoor het niet uitgssloten
wordt geacht, dat binnen korten tijd de
fabriek wederom in werking kan worden
Een trouwlustige bedrogen.
Een 26-jarige trouwlustige juffrouw te
Amsterdam stelde zich in verbinding met
een huwelijksbureau op de Stadhouders
kade, aldaar en kwam doar bemiddeling
van dat instituut in kennis met een 23-ja-
rigen „heer", die hoog opgaf van zijn za
ken en van de schitterende toekomst van
die zaken. Hij wist de juffrouw zoo in te
palmen en zou zoo zeker met haar trou
wen, dat zij besloot een effect uit haat-
kleine bezit te verkoopen teneinde het
geld in de zaken van den verloofde te ste
ken. Zij gaf den verkoop in handen van
een bank en het recu in die van den aan
staanden man. Deze ging met het reeu
het geld halen (ƒ910.83), en liet verder
niets van zich hooren. Aangifte bij de
politie en arrestatie volgden. De man
bleek een bij de politie zeer bekende speler
en beruchte zwendelaar te zijn. Morgen
wordt hij ter beschikking van de justitie
DORPELINGEN BEETGENOMEN
DOOR EEN ZWERVER.
Een tweetal maanden geleden ver
soheen in een gehucht aan de Duitsche
grens in de nabijheid van Roermond een
oude zwerver, zekere J. Daar hij zijn
beide beenen miste en zich op krukken
voortbewoog, wist hij het medelijden der
dorpsbewoners op te wekken. Het echt
paar B. stond hem toe in een sohuur te
slapen en liet hem aan tafel mee-eten.
Na eenige dagen, aldus meldt de „Tel."
deelde J. aan het echtpaar mede, dat
hij uit dankbaarheid voor het hem ver
strekte onderdak beiden zou beloonen.
Hij was n.l. een van die rijke zwervers,
waarover men wel eens leest. Niet min
der dan 30.000 had hij op een bank in
Roermond staan. Het echtpaar, dat half
October zijn huis moest verlaten en nog
geen andere woning had, was door dit
nieuws aangenaam verrast, te meer nog
toen er bij gevoegd werd, dat hij wel
het geld zou verstrekken om een huisje
te koopen.
Iedereen in het gehucht wist thans
spoedig welk een rijke zonderling ter
plaatse vertoefde. Een inwoner bood
een huis te koop aan. Voor 10.000 werd
men het eens. J. zou zorgen, dat het
geld op de bank werd gehaald. Een in
boedel van een kleine 2000, waarbij
geiten, kippen enz. werd van een ander
boertje overgenomen. In een naburig
dorp kocht J. voor man en vrouw ieder
een rijwiel. Ook natuurlijk te betalen,
zoodra het geld binnen eenige weken
gehaald was.
J. had inmiddels van het echtpaar
nieuwe kleeding gekregen, terwijl hij na
tuurlijk goed verzorgd werd. Toen de
dag van afrekening naderde en het geld
eindelijk eens van de bank moest wor
den gehaald, gaf J. aan de vrouw des
huizes een briefje mee, waarop zij, naar
'hij mededeelde, het geheele bedfag kon
in ontvangst nemen. Ter plaatse deelde
men echter aan de vrouw mede, dat J.
geen te goed op de bank had. Bij thuis
komst der vrouw herinnerde de zwerver
zich plotseling, dat hij aan den direc
teur der bank verboden had aan iemand
bekend te maken, dat hij zooveel geld
aldaar had gedeponeerd. Ook dit ver
haaltje slikte het echtpaar. Afgesproken
werd, dat J. een volgenden keer mee
naar Roermond zou gaan. Toen de fata
le datum van betaling, nu eenige dagen
geleden, was gekomen, begaf het drietal
zich naar Roermond. Terwijl J. en de
vrouw naar de Bank gingen, zou de man
in een café wachten.
J. probeerde nog de vrouw kwijt te
raken, doch deze scheen thans eindelijk
argwaan opgevat te hebben. Bij de deur
van de bank gekomen, veranderde hij
plotseling van gedachte en zeide kort en
bondig tegen de vrouw: „Ik heb niets en
je krijgt niets". Onderwijl de vrouw haar
man ging halen, was J. verdwenen en
het gelukte niet meer hem op te sporen.
Thans wil de politie met den „rijken"
zwerver kennismaken en stelt een on
derzoek naar diens verblijfplaats in,
echter tot heden zonder resultaat.
De moord te Zuidbroek
De Justitie te Winschoten heeft L. S.
die te Eindhoven terzake van den dubbe
len moord te Zuidbroek was gearresteerd
op vrije voeten