EEN KRUISTOCHT VAN NAASTENLIEFDE WOENSDAG 7 OCTOBER 1931 DE LE1DSCHE COURANT DERDE BLAD PAG. 9 Apostolisoh schrijven van Onzen Heiligen Vader Pius- XI, door de Goddelijke Voorzienigheid Paus, aan de Eerbiedwaardige Broeders, de Patriarchen, Pri maten, Aartsbisschoppen, Bis schoppen en andere plaatselijke Ordinarii, die in vrede en ge meenschap leven met den Hei ligen Stoel over de zware eco nomische crisis, de betreurens waardige werkloosheid en den toenemenden wedloop in bewa pening. Eerbiedwaardige Broe ders, heil en apostolisohen zegen. Een nieuwe geesel bedreigt en treft zelfs reeds een groot deel der aan Ons toevertrouwde kudde, en 't ergst het zwakste gedeelte daarvan, dat Ons het naast aan het hart ligt, de jeugd, het proletariaat, de arbeiders, hen allen, die geen overvloed hebben van tijdelijke Wij bedoelen den nijpenden nood en de financieele crisis, die op de volken drukken en in alle landen een angstwek kende en steeds toenemende werkloos heid tot gevolg hebben. Immers wij zien een bijkans ontelbare massa eerzame en werkwillige arbeiders tot ledighèid gedoemd en tot de uiterste ellende vervallen, arbeiders, die niete liever wenschen, dan op eervolle wijze in het zweet huns aanschijns het dagelijksch brood te verdienen, dat zij iederen dag, overeenkomstig goddelijk bevel, van hun hemelschen Vader afsmeeken. Hun zuchten ontroeren Ons vaderhart en doen Ons met innig medelijden de klacht herhalen, die uit het allerbemin nelijkst Hart van den goddelijken Mees ter voortkwam bij het zien van de scha re, die van honger verteerde: Misereor super turbam (Marc. VIII, 2) Ik heb medelijden met de schare. Maar nog inniger is Ons medelijden jegens- de onmetelijke massa kinderen, die smeekend om brood, terwijl er nie mand is, om het voor hen te breken, „panem dum non erat, qui frangeret eis" (Jerem. Thren. IV-4) onschuldig den last van dezen allerdroevigsten toestand dra gen en in de diepste ellende verzonken, de aan hun leeftijd eigen schoonheid zien verwelken en den lach, die van nature op hun jeugdige lippen ligt en waardoor hun ziel zich onbewust te uiten weet, zien wegkwijnen en sterven. En thans nadert de winter met zijn gevolg van lijden en ontberingen, die het koude jaargetijde voor de armen, en in het bijzonder voor de tengere jeugd met zich brengt. Bovendien is het te duch ten, dat de plaag der werkloosheid, die Wij hierboven bezworen hebben, nog verergert, zoodat, tenzij in hun behoef ten wordt voorzien, de noodlijdende ge zinnen God verhoede het tot ver twijfeling zullen worden gebracht. In angst en vrees overdenkt dit alles Ons vaderhart en daarom verheffen Wij, gelijk bij dergelijke gelegenheden Onze Voorgangers en nog kort geleden Onze onmiddellijke Voorganger, Benedictus XV z.g. gedaan hebben, Onze stem en rich ten Wij een oproep tot allen, in wier zielen leeft het geloof en de christelijke naastenliefde, allen aansporend, een soort kruistocht te ondernemen van naas tenliefde en hulpvaardigheid. Door dezen heiligen kruistocht zal niet alleen in de lichamelijke behoeften worden voorzien, maar ook sterkte en steun verleend wor den aan de zielen. Door dezen kruis tocht zal het geloof worden opgewekt en versterkt en zullen uit de zielen de fu neste gedachten verdreven worden, die de slechte raadgeefster, welke de ellende is, haar pleegt in te geven. Deze kruistocht zal het vuur van haat en hartstocht dooden, dat de burgers on derling verdeelt, om in hen het vuur der liefde en der eendracht te voeden, waar door de band van vrede en welvaart tus-- schen individuen en volken nauwer tvo'rdt aangetrokken. Tot dezen kruistocht dei-halve van medelijden en liefde, en ongetwijfeld ook van offervaardigheid, roepen Wij allen op, kinderen van eenzelfden Vader, le den van eenzelfde groot gezin, het ge zin van God; allen, die als broeders van eenzelfde gezin deelen in de welvaart en vreugde, zoowel als in den tegenspoed en smart, die onze broeders treft. Tot dezen kruistocht roepen Wij allen op als tot een heiligen plicht, een plicht, welke op dat heel bijzondere voorschrift van de leer van het Evangelie, gebaseerd is, het gebod der liefde, dat Christus het eerste en grootste gebod noemde, ja, zelfs de samenvatting en de synthese van alle andere geboden; het gebod der naastenliefde, dat Onze hoogvereerde Voorganger bij een soortgelijke gelegen heid herhaadelijk als het devies van Zijn Pontificaat in de harten heeft ingegrift, in dagen van onverzoenlijken haat en oorlog. Op dit allerzoetste gebod dan wijzen Wij, niet alleen als op den hoogsten plicht, die tevens de samenvatting is van de geheele christelijke wet, maar boven dien als op het verheven ideaal, op zeer bijzondere wijze voorgehouden aan de edelmoedigste zielen en aan de hasten, die het meest openstaan voor gevoelens van menschlievendhe d en christelijke volmaaktheid. Wij meenen eohter hierop niet verder te behoeven aan te dringen. Dit alles toch is zoo vanzelfsprekend, dat alleen reeds deze edelmoedigheid der harten, alleen reeds deze gloedvolle ijver der christenzielen met baar heiligen harts tocht van toewijding en van offervaar digheid voor de redding van haar broe ders en in het bijzonder van de meelij- wekkendsten en meest behoeftigen, zoo als de onschuldige schare van kinderen, er in zal slagen in de kracht van eens gezindheid en eendraoht de zwaarste moeilijkheden van het oogenblik te over winnen. En daar de harde crisis, waarover Wij klagen, eenerzijds het gevolg is van een scherpen concurrentiestrijd tusschen de volken, anderzijds ontzaglijke uitgaven voor de openbare schatkist veroorzaakt, en daar voorts de met den dag feller wordende wedren in de bewapening en in het vervaardigen van oorlogsmateriaal steeds drukkender lasten op de volken legt, kunnen Wij niet nalaten, Onze eigen zorgvolle vermaning te herhalen (Allocu tie van 24 December 1930; Ons eigen handig schrijven „Con vivo piacere" van 7 April 1922) en die van Onzen Voorgan ger (De oproep „Dès le début" van 1 Augustus 1917), het betreurend, dat tot nog toe daarnaar niet is- geluisterd. Tevens sporen Wij U allen, Eerbied waardige Broeders, aan, om alle U ten dienste staande middeen, als de predi king en de pers aan te wenden, om de geesten te verlichten en aller harten te neigen tot de veiliger stèlregels van het redelijk verstand en van de christelijke wet. Reeds troost ons de hoopvolle gedaoh- te, dat in de handen van een ieder uwer de door de geloovigen geschonken gif ten ter ondersteuning van de noodlij denden kunnen samenkomen en dat gij tevens het centrum zijn kunt, vanwaar uit de door hen aangeboden hulpmidde len kunnen worden verdeeld. Zou het echter in een of ander diocees gesohik- ter blijken, deze taak toe te vertrouwen aan het metropolitaan bestuur dan wel aan een of andere liefdadigheidsinstel ling, uw vertrouwen waardig en van be proefde bekwaamheid, dan laten Wij u hierin de beslissing. Reeds hebben wij u aangespoord, alle u tendienste staande middelen, het ge bed, de prediking en de pers, aan te wenden, maar Wij willen Ons ook het eerst richten tot uw geloovigen, om hen „in viseeribus Ohristi" te bidden, met edelmoedige liefde te beantwoorden aan uw oproep, door van nu af aan alles te doen, wat gij in hun hart zult gaan in prenten, na hun dit Ons apostolisch schrijven ter kennis te hebben gebracht. Daar echter alle menschelijke krachts inspanningen, zelfs de edelste, zonder Gods hulp onvoldoende zijn ter bereiking van het voorgestelde doel, richten Wij vurige gebeden tot den Gever van alle goeds, opdat Hij in Zijn oneindig mede lijden den tijd der beproeving verkorte en herhalen Wij, ook in naam van onze lijdende broeders, meer dan ooit en met aandrang het gebed, dat Jesus zelf ons leerde, „Panem nostrum quotidianum da nobis hodie", geef ons heden on® dage lijksch brood. Mogen allen zich herinneren, dat de Verlosser van het mensohelijk geslacht tot onze bemoediging en troost beloofd heeft, dat Hij alles, wat wij „aan een van deze minste broeders" gedaan heb ben, beschouwen zal als aan Hem ge daan. (Matt. XXV, 40) Mogen zij ook de Goddelijke belofte indaohitg zijn, dat Hij de zorg, welke wij uit liefde tot Hem aan de kinderen besteden, als aan Hem zelf besteed zal beloonen. (Matt. XVIII 5) Het feest ten slotte, dat de Kerk he den viert, brengt ons de allerzoetste woorden van Jesus Christus in herinne ring, waarmede Wij dezen brief, welke een aansporing wil zijn, besluiten; woor den welke onze Zaligmaker, zooals de H. Joannes Chrysostomus zegt, als een on vergankelijke bescherming der kinderzie len heeft uitgesproken: „ziet toe, dat gij geen dezer kleinen veracht: want Ik zeg u, dat hun engelbewaarders in den he mel steeds het aanschijn van Mijn Vader zien, Die in de hemelen is''. (Matt. XVIII, 10). Deze engelen zullen zeker alles, wat gij in edelmoedigheid des harten voor de kinderen en voor de armen zult doen, aan den Heer van hemel en aarde op« dragen En zij zullen van dezen de over- vloedigste gaven afsmeeken voor allen, wien deze allerheiligste zaak ter harte gaat. Nu bovendien het feest Christus' Koningsschap nadert, van Jesus Christus Wiens rijk en vrede Wij van het eerste begin van Ons Pontificaat verkondigd en verheerlijkt hebben, schijnt het Ons zeer opportuun toe, dat in de huidige tijdsomstandigheden een plechtig tri duüm wordt gehouden, waarin van den God van Barmhartigheid- redding uit den nood en vrede wordt afgesmeekt. Als onderpand van deze heerlijke ga ven schenken Wij U, Eerbiedwaardige Broeders en allen, die aan Onze vader lijke aansporing gehoor geven, van gan- scher harte Onzen Apostolisohen zegen. Gegeven te Rome, bij Sint Pieter, den 2en October, op het feest der H. Engel bewaarders, in het jaar 1931, het tiende van Ons Pontificaat. PIUS P.P. XI. (Bovenstaande vertaling is ontleend aan de „Maasbode"). GEMENGDE BERICHTEN DE NOODLOTTIGE BRAND TE ROTTERDAM. Indrukwekkende begrafenis der vijf slachtoffers. Onder zeer groote belangstelling hebben gistermorgen de plechtige uitvaart en be grafenis plaats gehad van de vijf slacht offers van den noodlottigen brand, die Donderdagavond j.l. bijna een heel gezin, bestaande uit vader, moeder en drie kleine kinderen zoo wreedaardig uit het leven heeft weggerukt De pastoor der parochie, onder wiens pastoraat de Tweede Lombardstraat res sorteert, had den wensch te kennen gege ven, den vijf slachtoffers een indrukvek- kende begrafenis te bereiden. Pastoor Gee- ve had mede de toezegging gedaan, dat aan de plechtigheden in zijn kerk geen kosten zouden verbonden zijn, aldus lezen we in de „Msbd." Om negen uur gistermorgen werden de lijken van de vijf slachtoffers uit het groote ziekenhuis aan den Coolsingel over gebracht naar de St. Rosaliakerk aan de Leeuwenstraat. Het Hoogaltaar was in zware rouw. Tot in de uiterste hoeken was het kerkgebouw gevuld met belangstellen den, die in devote aandacht de plechtige H. Mis van Requiem bijwoonden tot in tentie van hen, die in het middenschip der kerk stonden opgebaard. Voorop stonden de lijken van den vader en de moeder, overdekt met een zwart kleed, waarop twee witte kruisen. Achter vader en moe der stonden de drie kistjes met het stoffe lijk overschot der drie kinderen. Deze kistjes waren bedekt met een wit kleed, waarop eenige bloemkransen lagen. Te ongeveer tien uur, nadat geen plaats meer onbezet was in de kerk en de fami lieleden van de vijf slachtoffers het zes jarige meisje, de eenig overgeblevene van het gezin Coenen, die toen de wreedaar dige brand woedde in de woning van haar ouders, juist in Limburg vertoefde bij haar grootvader, was bij de- droeve plechtigheid niet tegenwoordig achter den commu niebank hadden plaats genomen, begon de plechtige Requiemdienst. De H. Mis van Requiem werd opgedragen door den pastoor der parochie, den Zeereerw. pater J. W. Geeve O.F.M. met assistentie van de weleerw. paters R. C. H. Bouters O.F. M. en Th. Roorda O.F.M. resp. als diaken en subdiaken. Door het zangkoor der St. Rosaliakerk met medewerking van enkele leden der vereenigde Kerkzangers werd de drie-stem mige Requiemmis van A. Perosi gezon gen. Na het H. Evangelie, heeft de pastoor der parochie vanaf het altaar een korte toespraak gehouden. Hij stelde in het licht de vreeselijke ellende en armoede, die steeds het deel zijn geweest van hen, wier lichamen thans staan opgebaard. Door een toevallige omstandigheid, de geboorte namelijk van het jongste kind in Januari van dit jaar, kwam de geeste lijkheid der parochie in aanraking met de familie Coenen, die uit Limburg naar de grootstad was gekomen. Men trof de fa milie aan in de grootste armoede. Dank zij de daad van een menschlievend per soon werd het gezin voor ondergang ge red. Pastoor Geeve releveerde dan het hart verscheurend gebeuren op den avond van Donderdag j.l. en richtte zich to de fami lieleden, die zoo plotseling vijf van hunne dierbaren moeten missen in dit leven. We hebben een troost en we zijn er zeker van, dat de drie kinderen bij God in den he mel zijn, waar zij zullen bidden voor va der en moeder. Gelukkig hebben de ouders nog een priester aan hun sterfbed gehad.^ Wellicht echter zijn hunne zielen nog niet geheel gezuiverd. Laten wij, die hier aanwezig zijn, zoo eindigdo spr. zijn ontroerende toespraak, ons gebed voor hun zielerust vereenigen met de stemmen der kinderen, die thans om God's troon staan. Heer geef hun zielen de eeuwige rust en het eeuwig licht verlichte hen dat zij rusten in vrede". Hierna werd het M. Misoffer voortge zet, terwijl aan het Maria-allaar door pa ter G. J. A. van Eysden O. F. M., gediend door misdienaars in blauwe toogjes de H. Engelen-mis werd gelezen voor de drie overleden kinderen. Toen de plechtige rouwdienst aan het hoogaltaar was geëindigd werd over de lijken van de ouders, door pastoor Geeve met dezelfde assistentie als onder de H. Mis, de absoute verricht. Dan keerde de geestelijkheid terug naar de sacristie om zich te bekleeden mee de witte para menten, om vervolgens de benedictie te verrichten over de lijkjes van de kinderen. Aldus uitgeleide gedaan vertrok de droeve stoet, welke door duizenden werd gade geslagen, naar het R.-K. Kerkhof le Crooswijk. De politie had uitgebreide maatregelen getroffen, zoodat ondanks de geweldiee drukte alles een ordelijk verloop had. Velen konden hun ontroering bij het voorbijtrekken van de lijkwagens niet be dwingen. Overal werden eerbiedig de hoofden ontbloot. Voor het kerkhof had zich reeds vroeg eveneens een groote menschenmenigte op gesteld om een laatste groet aan de over ledenen te brengen. Te ongeveer half één arriveerde de stoet. In de volgrijtuigen kwamen familieleden van het ongelukkige gezin mede. Voorts hadden in twee volgrijtuigen plaats geno men het bestuur van de St. Vincentiusver- eeniging, conferentie van de H. Rosalia, bestaande uit de heeren van Haaren, Kruitwagen, Meering en v. d. Cammen en het comité voor de begrafenis de neeren Stoopman, de Winter en Braun. Op het kerkhof w'aien oog aanwezig, de heer van Dam, hoofdman van den Brandweer, die den burgemeester verte genwoordigde, de hoofdlieden Kruis en Bakker, en de secretaris van het college van hoofdlieden, de heer Frent eu voorts de heer Pcllenkoft, hoofdopzichter van de afdeeling brandbluschmiddelen. Eén voor één reden de lijkswagens voor en werden de kisten op de baren geplaatst. Voorop die van den vader eu de moeder, bekleed met de zwarte lijkwade cn over dekt met kransen, geschonken door het ccmité en enkele spuitvereenigingen. Daar achter één baar met de drie ksitjes van de kinderen. Langzaam schreden de dragers met hun droeve last door de zon overgo ten tuin schrille tegenstelling jp dezen dag naar de kapel waar de absoute werd verricht door pastoor Geeve. Daarna werd naar het graf van de ouders gegaan waar de plechtige teraarde bestelling plaats had. De beide kisten werden naast elkaar in het graf gezet, waarna vijf Onze Vaders en vijf Weesge groeten voor de zielerust van de overle denen gebeden werden. Ten slotte had de beaarding plaats van de drie kinderen in een apart graf. Diep onder den indruk verlieten de aanwezigen daarna den doodenakker. ONGELUKKEN. SLACHTOFFERS VAN HET VERKEER. Doodelijke aanrijding. In de van Beuningenstraat bij de v. Hallstraat te Amsterdam is gisteravond een 21-jarige wielrijdster, wonende in de van Hogendorpstraat, door een onbeken den wielrijder aangereden. Om niet te vallen, greep het meisje zich vast aan een groote vraohtauto, met het gevolg, dat zij werd weggeslingerd Met een groote hoofdwonde werd zij opgenomen. Kort daarna trad de dood in. Het lijk is naar het Wilhelminagasthuis overge bracht. Jongetje overreden. Het 7-jarig zoontje van M. Jonker te Wognum werd, toen het onverwacht het erf kwam afloopen, door een luxe auto aangereden en dusdanig verwond, dat het spoedig aan de gevolgen overleed. Den bestuurder treft geen schuld. Aan de gevolgen overleden. In het St. Ignatius-ziekenhms te Breda is gistermorgen overleden de 37-jarige B., stalbaas bij van Gend en Loos, die Za terdagmiddag door een Belgischen vracht auto werd aangereden en ernstig gewond. De man laat een weduwe met drie^ kinde ren achter. Millioenen kilo's stroo verbrand. Gisternacht om half drie zijn de hooi- bulten achter de stroocartonfabriek „Al bion" te Oude Pekela door onbekende oor zaak afgebrand. Eenige millioenen kilo grammen stroo zijn in vlammen opgegaan. De brandweer wist den brand tot het stroo te beperken. Verzekering dekt de schade. Café en winkel uitgebrand. Gistermiddag te ongeveer 2 uur is het café de Vossejaoht van den heer Van Isselt, gelegen onder de gemeente Lepel straat (N.-Br.), nadat er brand was ont staan in de schuur, tot den grond toe afgebrand. De brandweer van Halsteren was met de autobrandspuit spoedig ter plaatse, doch door gebrek aan water kon deze niet voorkomen, dat met het café ook een winkel een prooi der vlammen werd. In den brand kwamen- om twee varkens en ging een groote voorraad hooi en stroo verloren. De oorzaak van den brand is onbekend en de schade wordt deels door verzekering gedekt. INBRAAK IN HET STADHUIS TE HAARLEM. Een agent de dader. Maandag is men op de 7de afdeeling van het Stadhuis te Haarlem tot de ont dekking gekomen, dat ingebroken was in de brandkast op die afdeeling en dat 125 gestolen was. De dader moet den sleutel van de kast hebben weten te vinden, waarna de diefstal gemakkelijk was. Het onderzoek, door de politie inge steld, heeft vrij spoedig tot arrestatie van den dader geleid. Het bleek te zijn een agent van politie, die in het stadhuis toegang had Verdenking viel op dezen man, doordat hij wegens het maken van schulden al eerder aanmerkingen had ge- RAPPORT OVER FABRIEK TE FIJNAART. Zeven ton schuld. De geheele Westhoek van Noord-Bra bant is in rep en roer over de groote on regelmatigheden aan de Coöperatieve Fa briek van Melkproducten te Fijnaart, al dus bericht de „Tel." Maandagmiddag is een aandeelhouders vergadering gehouden, ten einde o.a. een besluit tot ontbinding te nemen. ~>it be sluit is met algeraeene stemmen aangeno men. Tevens werd door de advocaten mr. Gesouw en mr. Van Leeuwen officieel rap port uitgebracht over hun bevindingen. Hierin werd genoemd: lo. dat de schuld thans ongeveer ze- zenvonderdduizend gulden bedraagt; 2o. het beheer en de conteole door het bestuur hebben zich door groote opper vlakkigheid gekenmerkt 3o. door het sluiten van een suikcrcon- Iract is de fabriek voor 50.000 bena deeld, om nog niet te spreen van alle bankrente, die in ongeveer tien jaar dezen debetpost heeft vergroot; 4o. de vroegere directeur -vas mede- eigenaar van een handelszaak genaamd ,,Ada", welke op zeer wankele basis stond. Niettemin werd daaraan voor een bedrag van 32.000 aan melkpoeder geleverd, waarvan niets terechtkwam 5o. In 1923 werd wegens financieele moeilijkheden door een bestuurslid 20.000 ter leen gegeven tegen de toen gebruike lijke rente en 40 pet. van de winst; 6o. de directeur heeft van zijn eerste optreden af telken jare oncier allerlei hoofden aanzienlijke bedragen ten eigen bate opgenomen, waardoor de coöperatie belast werd. Voor deze en nog enkele andere punten genoemd in dit rapport, achten de advo caten voor dit onderzoo'- bei bestuur aan sprakelijk. Besloten werd om een arbitra ge-commissie in te stellen Na afloop van deze vergadering werd in aansluiting hierop een vergadering gehou den, ten einde een nieuwe coöperatie te stichten. Voorloopig gaven zich velen hier voor op, waardoor het niet uitgssloten wordt geacht, dat binnen korten tijd de fabriek wederom in werking kan worden Een trouwlustige bedrogen. Een 26-jarige trouwlustige juffrouw te Amsterdam stelde zich in verbinding met een huwelijksbureau op de Stadhouders kade, aldaar en kwam doar bemiddeling van dat instituut in kennis met een 23-ja- rigen „heer", die hoog opgaf van zijn za ken en van de schitterende toekomst van die zaken. Hij wist de juffrouw zoo in te palmen en zou zoo zeker met haar trou wen, dat zij besloot een effect uit haat- kleine bezit te verkoopen teneinde het geld in de zaken van den verloofde te ste ken. Zij gaf den verkoop in handen van een bank en het recu in die van den aan staanden man. Deze ging met het reeu het geld halen (ƒ910.83), en liet verder niets van zich hooren. Aangifte bij de politie en arrestatie volgden. De man bleek een bij de politie zeer bekende speler en beruchte zwendelaar te zijn. Morgen wordt hij ter beschikking van de justitie DORPELINGEN BEETGENOMEN DOOR EEN ZWERVER. Een tweetal maanden geleden ver soheen in een gehucht aan de Duitsche grens in de nabijheid van Roermond een oude zwerver, zekere J. Daar hij zijn beide beenen miste en zich op krukken voortbewoog, wist hij het medelijden der dorpsbewoners op te wekken. Het echt paar B. stond hem toe in een sohuur te slapen en liet hem aan tafel mee-eten. Na eenige dagen, aldus meldt de „Tel." deelde J. aan het echtpaar mede, dat hij uit dankbaarheid voor het hem ver strekte onderdak beiden zou beloonen. Hij was n.l. een van die rijke zwervers, waarover men wel eens leest. Niet min der dan 30.000 had hij op een bank in Roermond staan. Het echtpaar, dat half October zijn huis moest verlaten en nog geen andere woning had, was door dit nieuws aangenaam verrast, te meer nog toen er bij gevoegd werd, dat hij wel het geld zou verstrekken om een huisje te koopen. Iedereen in het gehucht wist thans spoedig welk een rijke zonderling ter plaatse vertoefde. Een inwoner bood een huis te koop aan. Voor 10.000 werd men het eens. J. zou zorgen, dat het geld op de bank werd gehaald. Een in boedel van een kleine 2000, waarbij geiten, kippen enz. werd van een ander boertje overgenomen. In een naburig dorp kocht J. voor man en vrouw ieder een rijwiel. Ook natuurlijk te betalen, zoodra het geld binnen eenige weken gehaald was. J. had inmiddels van het echtpaar nieuwe kleeding gekregen, terwijl hij na tuurlijk goed verzorgd werd. Toen de dag van afrekening naderde en het geld eindelijk eens van de bank moest wor den gehaald, gaf J. aan de vrouw des huizes een briefje mee, waarop zij, naar 'hij mededeelde, het geheele bedfag kon in ontvangst nemen. Ter plaatse deelde men echter aan de vrouw mede, dat J. geen te goed op de bank had. Bij thuis komst der vrouw herinnerde de zwerver zich plotseling, dat hij aan den direc teur der bank verboden had aan iemand bekend te maken, dat hij zooveel geld aldaar had gedeponeerd. Ook dit ver haaltje slikte het echtpaar. Afgesproken werd, dat J. een volgenden keer mee naar Roermond zou gaan. Toen de fata le datum van betaling, nu eenige dagen geleden, was gekomen, begaf het drietal zich naar Roermond. Terwijl J. en de vrouw naar de Bank gingen, zou de man in een café wachten. J. probeerde nog de vrouw kwijt te raken, doch deze scheen thans eindelijk argwaan opgevat te hebben. Bij de deur van de bank gekomen, veranderde hij plotseling van gedachte en zeide kort en bondig tegen de vrouw: „Ik heb niets en je krijgt niets". Onderwijl de vrouw haar man ging halen, was J. verdwenen en het gelukte niet meer hem op te sporen. Thans wil de politie met den „rijken" zwerver kennismaken en stelt een on derzoek naar diens verblijfplaats in, echter tot heden zonder resultaat. De moord te Zuidbroek De Justitie te Winschoten heeft L. S. die te Eindhoven terzake van den dubbe len moord te Zuidbroek was gearresteerd op vrije voeten

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1931 | | pagina 9