22ste Jaargang
DINSDAG 29 SEPTEMBER 1931
No. 7013
DAGBLAD VOOR LEIDEN EN OMSTREKEN
Bureaux: PAPENGRACHT 32, LEIDEN
Schrijven van de regeering over het
Leidsche Stadhuis.
BINNENLAND
DE ABONNEMENTSPRIJS bedraagt bij vooruitbetaling
Voor LeideD 19 cent per week 12.50 pei kwartaal
Bij onze Agenten 20 cent per week f 2.60 per kwartaal
Franco per poet f2.95 per kwartaal
Het Geïllustreerd Zondagsblad is voor de Abonné's ver
krijgbaar tegen betaling van 50 cent per kwartaal bij
vooruitbetaling. Afzonderlijke nummers 5 oent, met
Geïllustreerd Zondagsblad 9 oent.
TEL. INT. ADMINISTRATIE 935, REDACTIE 15 II
GIRONUMMER 103003, POSTBUS No. 11
DE ADVERTENTIEPRIJS BEDRAAGT:
Gewone Advertentiën 30 cent per regel
Voor Ingezonden Mededeelingen wordt
het dubbele van het tarief berekend.
Kleine advertentiën, van ten hoogste 30 woorden, waarin
betrekkingen worden aangeboden of gevraagd, buur en
verbuur, koop en verkoop f 0.50.
Dit nummer bestaat uit drie bladen
V Het Stadhuis-vraagstuk.
Er is weer 'ns een ander licht gewor
pen over het Stadhuis-vraagstuk ieder
weet, wat onder het Stadhuisvraagstuk
wordt verstaan.
De regeering is er zich mee gaan be
moeien en heeft een schrijven gericht aan
B. en W., dat wij hiernaast afdrukken.
De wensch, dien de regeering hierin ken
baar maakt, is deze: Herbouw uw stad
huis met behoud van den ouden gevel.
Wij zijn niet a priori tegenstanders van
een herbouw van den ouden gevel. Als het
plan-Dudok, dat bekend is geworden, ons
had voldaan, óók wat den nieuwen (ach
ter) gevel betreft, dan hadden wij gaarne
in ons blad bepleit, om dit plan te aan
vaarden. Maar het heeft ons nu eenmaal
in z ij n geheel niet voldaan.
De regeering wil niet bij den Leidschen
Raad de aanneming van het plan-Dudok
suggereerennaast dit zouden er ook an
dere plannen kunnen worden gemaakt en
ingediend door andere architecten.
Wij kunnen ons voorstellen, dat er
Raadsleden zijn, die per se den ouden ge
vel willen herbouwen hoewel na de
proeve van den heer Dudok, waarbij vol-
gena velen (ook naar onze bescheiden
meening) oude voor- en nieuwe achterge
vel met elkaar vloeken, die voorliefde wel
licht wel eenigszins verzwakt zal zijn.
Er ligt echter een Raadsbesluit het
eerste, dat na den brand is genomen
waaruit blijkt de wensch van den Raad,
om naast plan(nen) met herbouw van den
ouden gevel ook plan(nen) zonder herbouw
van den ouden gevel te zien, en eerst dan
een keuze te doen en een beslissing te ne
men.
En rekening houdend met dit Raads
besluit hebben een drietal Raadsledea (in
het schrijven van de regeering genoemd),
handelend ook namens vele anderen, eeu
voorstel ingediend, om meerdere architecten
uit te noodigen (dus zich niet te beper
ken tot den heer Dudok) en deze plannen
te doen ontwerpen met èn of met óf zon
der behoud van den ouden gevel. Do hoofd
strekking van dit voorstel is: het uitnoodi-
gen van meerdere architecten;
wat den ouden gevel betreft, hierom
trent baseert het voorstel zich, zooals gw-
zegd, op het (op voorstel van B. sn W.)
vroeger genomen Raadsbesluit.
Zoo B. en W. zich aan den wensch der
regeering willen conformeeren, dan zullen
zij het voorstel van de heeren Wilmer,
Huurman en Wilbrink aldus moeten wijzi
gen, dat er meerdere architecten worden
uitgenoodigd om een plan te maken voor
een nieuw stadhuis, doch uitsluitend met
herbouw van den ouden gevel.
Of B. en W. dat zullen doen en of,
indien B. en W. aldus handelen, zij een
Raadsmeerderheid zullen vinden, weten
wij niet. De Raad kan van mcening ver
anderd. zijn.
De voorstanders van een herbouw van
den ouden gevel verzwakken o.i. hun voor
keur zeer beslist cloor er op te wijzen, dat
het jammer zou zijn, als het oude monu
ment niet behouden bleef. Dit wordt
ook geconstateerd in het regeerings-schrij-
ven. En dat is toch o.i. niet juist uitge
drukt, niet juist beoordeeld. Er toch is
van den ouden gevel betrekkelijk héél
weinig blijven staan, en, naar de deskundi
gen beweren, zal zelfs dit weinige eerst
nog moeten worden afgebroken, om het
dan weer op te bouwen.
Wie voorstander is van herbouw van
den ouden gevel hij kan voor deze mee
ning goede motieven hebben, maar hij be-
roepe zich niet op het feit, dat er van dien
ouden gevel nog iets is blijven staan; hij
verklare ronduit, dat hij zelfs óók dit
standpunt zou hebben ingenomen, als de
den ouden gevel geheel tot den grond too
zou zijn afgebrand.
Aan het einde van haar schrijven
maakt de regeering een elegant gebaar,
waarbij zij het geld laat rammelen voor
het geval de Raad besluit tot herbouw van
den ouden gevel, terwijl zij anderzijds
Vóór den herbouw van den ouden gevel.
De regeering zou bezwaarlijk kunnen berusten in eenige
beslissing in anderen zin.
Het vraagstuk van den stadhuisbouw
in uwe gemeente, welks behandeling en
ontwikkeling ik met groote belangstelling
volg, geeft mij aanleiding het volgende on
der uwe aandacht te brengen.
De raad besloot het voorstel van de
heeren Wilmer, Huurman en Wilbrink in
handen van uw College te stellen om prae-
advies. Dit voorstel heeft tot strekking
verschillende architecten, waaronder den
heer Dudok, opnieuw plannen te doen
maken, eenerzijds met behoud van den
ouden gevel, maar anderzijds ook zonder
dezen. Het maakt alleen melding van het
terrein van het reeds ingediend plan-Du
dok (al dan niet uitgebreid tot aan de
Ivoornbrugsleeg). Voor zoover uit dit laat
ste afgeleid mag worden, dat de Raad in
middels althans tot de conclusie is geko
men, dat op deze plek in elk geval 'n aan
behoorlijke eischen voldoend stadhuis kan
komen, zoodat niet meer aan een ander
terrein behoeft te worden gedacht, zou
dit met betrekking tot het blijven voort
bestaan van den ouden gevel voor mij een
geruststelling inhouden, ware het niet, dat
juist de toevoegingen „zonder den ouden
gevel" en „met nieuwen gevel" in de re
dactie van het voorstel mij met zorg ver
vullen. Deze woorden toch wijzen er op,
dat men ook nu nog met de mogelijkheid
van opoffering van den ouden monumenta-
len gevel rekening blijft houden.
Natuurlijk is de raad vrij de beslissing
te nemen, die hij het meest in het belang
van de gemeente acht; kan hij zich niet
vereenigen met het door den heer Dudok
ingediend plan, dan zal niemand verlan
gen, dat hij dit niettemin aanvaardt. Ech
ter kan aan dit ontwerp, hoe men ook
moge denken over de vraag, of het in zijn
vormgeving wel een voldoende bevredi
gende aansluiting bij de omgeving brengt,
ra. i. de verdienste niet ontzegd worden,
dat het althans de mogelijkheid heeft aan
getoond om op dit terrein met behoud van
aen ouden gevel een behoorlijk stadhuis op
te richten. Men kan een tegenstander zijn
van den stijl van den heer Dudok en vin
den, dat deze zich niet eigent om in dit
gedeelte van Leiden op zoo in het oog
springende wijze tot uiting te worden ge
bracht, maar men kan, dunkt mij, niet ont
kennen, dat zijn project een bouwkundige
bevestiging is van de indertijd door de
Rijks-commissie voor de monumentenzorg
reeds uitgesproken meening, dat op deze
plek het nieuwe stadhuis weer kan verrij
zen en dat de oude bewaard gebleven ge
vel daarin toepassing kan vinden.
Ik vertrouw, dat de meerderheid van de
Leidsche bevolking en haar vertegenwoor
digers, nu haar uit den ramp van 12 Fe
bruari 1929 een zóó belangrijk en sprekend
deel van haar raadhuis is overgebleven, dit
gaarne definitief zal zien behouden en zoo
luisterrijk mogelijk zal zien hersteld. Nu
de uitvoerbaarheid hiervan is aangetoond,
neem ik met stelligheid aan, dat uw ge
meentebestuur de oplossing zal vinden on
aanvaarden, die dit herstel waarborgt. Ech
ter dreigt de weg, dien de raad bij aan
neming van het voorstel van de heeren
Wilmer, Huurman en Wilbrink zou in
slaan, zeer lang te worden en mag ik niet
nalaten onder uw aandacht te brengen, dat
dit een groeft gevaar inhoudt voor den
ouden, in zijn tegenwoordigen toestand niet
tegen weer en wind beveiligden gevel.
Sinds den brand en het daarop gevolgd on
derzoek van hetgeen overbleef van het mo
nument zijn reeds twee winters voorbijge
gaan, waarin vochtigheid en vorst haar
vernielenden invloed op de onbeschermde
bouwresten hebben laten gelden. Reeds nu
zal terdege rekening moeten worden ge
houden met de mogelijkheid, dat de toe
stand van den gevel zeer is achteruitge
gaan. Wordt, na de noodige beraadslagin
gen over het aanhangig voorstel, dienover
eenkomstig besloten, zoodat verschillende
architecten uitgenoodigd worden plannen
met en zonder den ouden gevel op te ma
ken, dan staat wel vast, dat nogmaals eeni
ge winters over het onbeschermd monu
ment zullen heengaan,, alvorens inderdaad
met uitvoering kan worden begonnen. Een
dergelijk uitstel beteekent naar alle waar
schijnlijkheid het aan ondergang prijs ge
ven van het overblijfsel van zoo groote
monumentale waarde. Ik kom daarom tot
de vraag, of, in het belang van het behoud
hiervan, het oogenblik niet aangebroken
is om het vraagstuk tot eenvoudiger pro
porties terug te brengen en te bes-luiten,
dat het stadhuis, met toepassing van den
ouden gevel, zal verrijzen op het oude ter
rein, zoo noodig uitgebreid tot de Koorn-
brugsteeg. Bij een dergelijke beperkte op
dracht krijgt het monument zijn beste kans
en zou overbodige, niettemin tijd en geld
vereischende arbeid uitgesloten worden.
Wanneer een uit monumentaal oogpunt
uitermate belangrijk gemeente-eigendom
op het spel staat, rust op de Regcering
de plicht toe te zien, dat het blijvend voort
bestaan er van zoo eenigszins mogelijk
verzekerd zij. Nu de mogelijkheid hiervan
in dit geval is aangetoond, voegt zich bij
mijn overtuiging van de goede gezin lheid
van Uw gemeentebestuur ten aanzien van
het behoud van den gevel nog deze. dat
de Regeering bezwaarlijk zou kunnen be
rusten in eenige beslissing in anderen zin.
Zijn er fïnancieele moeilijkheden te over
winnen, dan toont de Regeering zich ge
meenlijk bereid een gemeente, die eige
nares is van een belangrijk monument, in
de instandhouding daarvan geldelijk tege
moet te komen. Ik wil gaarne, zoo dit noo
dig mocht blijken, nagaan, of er aanlei
ding is ook Uwe gemeente bij hel herstel
en de consolideering van dit waardevol
monumentaal overblijfsel te .steunen en
over de vraag, of ook de provincie Zuid-
Holland dan bereid zou zijn te helpen, met
Gedeputeerde Staten in overleg te tre
den.
In het belang van het monument, dat in
steeds sterkere mate met algeheelen onder
gang bedreigd wordt, zoolang het niet in
een nieuw opgetrokken bouwwerk is opge
nomen en daarin steun en beschutting
vindt, dring ik aan op het volgen van den
weg, die het spoedigst leidt tot a'.geheele
beveiliging daarvan.
Ik machtig Uw College den raad met
den inhoud, van dezen brief in kennis te
stellen.
De Minister van Onderwijs, Kun
sten en Wetenschappen.
(get.) J. TERFSTRA.
dreigt met ingrijpen, krachtens haar plicht
van monumentenzorg, indien de Raad een
ander besluit mocht nemen.
Noch de mooie voorspiegeling noch het
dreigement van de regeering zullen op
's Raads beslissing te veel invoeld mogen
uitoefenen.
TWEEDE KAMER
De voorzitter van het centraal stembu
reau heeft in de vacature, ontstaan door
het bedanken als lid van den heer A. B.
Kleerekoper, tot lid van de Tweede Ka
mer benoemd verklaard den heer J. L. Fa-
ber te Zutphen.
DE UITVOERING DER TARWEWET.
Adresopgave van Graanmolenaars.
De minister van Binnenlandsche Zaken
en Landibouw heeft in een circulaire aan
de burgemeesters medegedeeld, dat het
noodzakelijk is, dat het Regeeringsbureau
voor de uitvoering van de Tarwewet 1931
in het bezit is van een lijst van alle in ons
land gevestigde graanmolenaars. Wel is
een groot aantal van die molenaars aange
sloten bij molenaarsorganisaties en zijn als
gevolg daarvan hun namen en adressen be
kend, doch gebleken is, dat vele molenaars
geen lid zijn van een organisatie
De minister zou het daarom ten zeerste
op prijs stellen, ipdien de burgemeesters
zouden willen bevorderen, dat spoedig aan
genoemd regeeringsbureau een opgave van
alle in hun gemeenten gevestigde graanmo
lenaars wordt toegezonden, waaronder ook
de coöperatieve graanmolenaars bedrijven.
BOLSJEWIST TE AMSTERDAM
GEARRESTEERD.
Gistermiddag werd op den Dam een
bolsjewist gearresteerd, die opruiende lec
tuur verspreidde. Een hoeveelheid pamflet
ten te zijnen huize werd in beslag genomen.
De man wordt nog heden ter beschikking
van de Justitie gesteld.
De tekst van het in beslag genomen pam
flet luidt als volgt:
De Bolsjewistische partij Holland, secre
tariaat gevestigd Gravenstraat 32, eischt
onmiddellijke aftreding van het Koninklijk
Huis. In beslag neming van het particulie
re vermogen van genoemd huis, uitkeeriug
van de helft van dit vermogen aan de arbei
dende bevolking van Indonesië. In bezit
neming van het stadhuis op den Dam door
de arbeidende klasse van Amsterdam.
Huurbetaling en schadevergoeding aan de
arbeidersklasse van Amsterdam te betalen
uit het in beslag genomen particuliere ver
mogen van het Koninklijk Huis vanaf 1814,
toen Willem II op de reede van Katwijn
aan de autoriteiten van Amsterdam zijn
woord gaf, dat Amsterdam zijn stadhuis
terug zou krijgen welk woord hij eenmaal
aan den wal zijnde, natuurlijk brak.
Weg met de saboteerende leiders van de
C. P. H.
Koninklijk Bezoek aan Amsterdam.
Hedenmorgen is H. M. de Koningin uit
gereden naar de Kalfjeslaan, om daar in
de omgeving een wandeling te maken. H.
K. H. Prinses Juliana bracht hedenmorgen
een bezoek aan het Scheepvaartmuseum
in de De Lair esses traat.
EEN ONAANGENAAM VERZUIM.
Waardoor 120 arbeiders op
straat zijn komen te staan.
Men meldt aan het „Hbld.", dat Zater
dagmiddag te Waalwijk de poort van de
fabriek van de N.V. Kleyberg en Pernot's
Stoomschoenfabriek „Hollandia" gesloten
is en dat de honderdtwintig arbeiders de
zer fabriek ontslagen zijn.
De oorzaak hiervan is niet gelegen in de
malaise, maar in een onaangenaam ver
zuim, door de firma gepleegd. Op 1 Juli j.l.
hield de N.V. n.l. k-aebtens art. 2 harer sta
tuten op te bestaan en de directie had -ia-
gelaten maatregelen ter verlenging te tref
fen. Het bestuur der N.V. heeft zich wel
tot het Departement van Justitie gewend,
maar dit was, naar wij vernemen, niet in
staat onmiddellijk de fout, door de N.V. ge
maakt, te herstellen. Het Departement ver
klaarde zich bereid alle mogelijke medewer
king te verleenen en zelfs een spoed-wetje
te doen voorstellen, maar de besprekingen
buss'chen de N.V. en het Departement zijn
nog niet geëindigd.
Voorloopig blijven de deuren van de fa
briek echter gesloten.
DE SALARISKORTING.
Het standpunt der Christelijke organisaties.
Naar wij vernemen heeft een onderhoud
plaats gehad tusschen de Christelijk-Histo-
rische en Anti-Revolutionaire Tweede Ka
mer-Clubs en het Permanent Comité van
Christelijke Organisaties van personeel in
pub li eken Dienst, ter bespreking van de
door de Rtegering voorgenomen korting op
de salarissen en loonen van het Rijksper
soneel.
De vertegenwoordiger der vijf bij het
Comité aangesloten bonden hebben zeer
ernstig bezwaar gemaakt tegen dit voor
nemen, omdat zij van oordeel zijn, dat een
eventueel tekort o-p de Rijksbegrooting niet
moet worden gedekt door een aantasting
van het salaris, doch moet worden opge
bracht door het geheele Nederlandsche
volk naar draagkracht.
Voorts herinnerden de vertegenwoordi
gers aan den reeds in 1924 uitgesproken
Wensch, om het georganiseerd overleg, zoo
wel in de Centrale Commissie, als in de bij
zondere- en dienstcommissiën bevoegd te
verklaren inzake de organisatie en werk
wijze bij de diensten en bedrijven, teneinde
j daardoor bezuinigingen te bereiken, waarbij
j het personeel vertrouwen heeft, dat voor
stellen die tot genoemd doel leiden, volko-
men objectief en vertrouwelijk behandeld
worden.
DE ENGELSCHE CRISIS EN DE
TOESTAND IN DE TEXTIELINDUSTRIE
Uit naam van den R. K. textielarbeiders-
bond St. Lambertus is het volgende tele
gram aan den minister van binnenlandsche
zaken en landbouw gezonden:
Vragen als gevolg van den in Engeland
geschapen toestand op korten termijn in
grijpende maatregelen, speciaal voor de
wolindu3trie, om werkloosheid op groote
schaal te voorkomen.
VOORNAAMSTE NIEUWS
BUITENLAND.
Het Chineesch-Japansch conflict in den
Volkenbondsraad. (Buitenland, 2de blad).
Laval en Briand vandaag weer naar
huis. Een commissie het resultaat van het
bezoek. (Buitenland, 2de blad).
BINNENLAND.
Disconto-verhooging van den Nederl.
Bank. (2de blad).
De Engelsche crisis en de toestand in
de textielindustrie, (lste blad).
Het uit de Lakenhal gestolen schilderij
terecht (lste blad.)
De Rijksregeering gaat zich met den
Stadhuisbouw bemoeien, (lste blad).
DE BRAND IN HET NEDERLANDSCH
PAVILJOEN TE PARIJS.
Een protest.
De heeren P. de Roo de la Faille; C. C.
Krieger, Prof. N. J. Krom, Th. B. Lely-
veld, J. W. van Nouhuys, H. F. E. Visser
en Prof. Dr. J. Ph. Vogel zenden ons in
verband met de verkorte publicatie van
het rapport van den heer C. C. F. M. Ie
Roux, Conservator van de Ethnografische
verzamelingen van het Koninklijk Bata-
viaasch Genootschap van Kunsten en We
tenschappen een protest tegen het feit,
dat geen onderzoek heeft plaatst gehad,
door niet bij de zaak betrokken personen
naar de omstandigheden, waaronder de
ramp te Vincennes heeft plaats gehad en
naar de verantwoordelijkheid van hen, die
met de leiding van de Nederlandsche in
zending der Internationale Koloniale Ten
toonstelling te Parijs waren belast
Aangezien de gedelegeerde van het Ne
derlandsche Comité voor de deelneming
aan de Internationale Koloniale Tentoon
stelling in interviews met de pers verkla
ringen heeft afgelegd, die belangrijk af
wijken of in strijd zijn met den inhoud van
bovengenoemd rapport, betoogen zij de
noodzakelijkheid van een onpartijdig on
derzoek als bovenbedoeld en publicatie
daarvan.
Rumoerige raadszitting te Den Haag.
De Raadsvergadering te 's Gravenhage
werd gisteren besloten met een interpella
tie van den heer Schaddelee (comm.) over
het optreden der politie bij de bouwvak
arbeidersstaking, waarbij het af en toe zeer
rumoerig toe ging toen hij begon met een
inspecteur van politie als mageren smeer
lap te qualificeeren(gehamer cn
lawaai).
De voorzitter: Dat kan ik niet toelaten.
De heer Schaddelee: Hij heeft een
moordaanslag op mij gepleegd. (Gelach en
gehamer).
De voorzitter: Op dergelijke wijze moogt
u zich niet over een ambtenaar uitlaten.
Die woorden moet u terugnemen.
De heer Schaddelee: Het is de waarheid
die ik bewijzen kan.
De voorzitter: Voor de laatste maal zal
ik u aan het woord laten.
De interpellant: De bedoelde inspecteur
heeft mij bij deze staking een sabelhouw
over het hoofd gegeven. Ten slotte stelde
spr. een aantal vragen waarbij hij o.a. ver
wijdering van den inspecteur uit het poli
tiecorps vroeg.
In zijn antwoord verklaarde de voorzit
ter, mr. Bosoh van Rosenthal, dat hem van
gewelddadig optreden der politie niets be
kend is. Den heer Schaddelee is toegang tot
het bouwwerk waar staking was geweigerd,
omdat de aannemer dit niet wenschte. De
voorstelling van zaken door interpellant
gegeven is volkomen onjuist. Van ongemoti
veerd gewelddadig optreden is geen sprake
geweest. Spr. gaf daarna een uitvoerige uit
eenzetting van het conflict, waarbij werk
willigen door steenworpen gewond zijn ge
worden en geregeld gemolesteerd bij het
thuisbrengen. Tegen den heer Schaddelee
is proces-ver baal opgemaakt omdat hij na
sommatie zich niet bij een volksoploop wil
de verwijderen. Hierbij is hij licht verwond
geworden nadat hij eenige malen gewaar
schuwd was geworden om zich te verwijde
ren. Later is gebleken, dat men zelfs de
touwen van de steigers heeft aangesneden
waarop werkwilligen werkten. (Verontwaar
diging in den Raad). Bij zijn repliek stelde
de heer Schaddelee een motie van afkeu
ring voor jegens het optreden van de poli
tie, welke motie alleen door den heer De
Visser ondersteund werd en daarom geen
punt van beraadslaging kon uitmaken.
Vervolgens gaf de heer L. de Visser (comm.)
nog eens een reprise van de interpellate
waarbij hij het standpunt van den voorzit
ter scherp aanviel. ,»Tel."