DE HISTORIE VAN AARLANDERVEEN
DONDERDAG 17 SEPTEMBER 1931
DE LEIDSCHE COURANT
DERDE BLAD PAG.
Een onbekende beschrijving die door
het totaal ontbreken van titelpagina en
zelfs van titel, schrijver en uitgever, het
vermoeden wekt van plagiaat, gepleegd
uit Aarlanderveensch chauvinisme, ver
toont op de eerste pagina deze aar
dige prent, die wij hierbij afdrukken.
Het eenige, wat het boekje vermeldt,
is een zeer algemeene pseudoniem van
den schrijver en uit den stijl van het
boekje kan men ©enigszins het tijdperk
vaststellen, waarin het geschreven werd.
Een taalkundige zou misschen met pijn
lijke zekerheid een decennium van jaren
durven vaststellen in een tijdsgewricht,
waarin de welvaart van Aarlanderveen,
sprak uit den vetten grond en het vrien
delijke dorp, zooals oude prenten dit ver-
toonen.
Daarmede zou dan echter alleen nog
maar vaststaan, dat ver voordat decen
nium de geboorte moet liggen van dit
Veensche dorp, en het blijkt dan ook al
uit deze beschrijving, dat toen al de oor
sprong in een waas van duister was ge
huld, wat alleen bewijst, dat de stichting
van Aarlanderveen zeer veel jaren terug
moet worden gezocht.
DE STICHTING.
Met reden maar niettemin toch niet
als vaststaand feit, schijnt men te mogen
aannemen, dat Aarlanderveen even oud
is als Alphen a. d. Rijn en dat het ten
minste gedeeltelijk ook door Alphenaren
is gesticht. Deze meening blijft echter
berusten op een vermoeden, maar zeker
is dat het dorp op den dag van heden,
reeds- een hoogen ouderdom heeft be
reikt.
van Aarlanderveen wenschte, dat de in
woners zich bij een wapenschouw naar
Aarlanderveen zouden begeven, daar zij
zijn onderhoorigen waren. De Aarlander-
vencrs toonden zich echter zeer weer
spannig en hielden zich aan de uit
spraak der Gecommitteerde Raden van
2 Juli 1630, die bepaalden dat de inwo
ners tot den wapenschouw van Ouds
hoorn behoorden.
Wanneer er op Oudshoorn inkwartie
ring was, wat zelfs in onzen tijd nog
herinneringen oproept aan de mobilisatie
werden de manschappen in Aarlander
veen verdeeld.
Dezelfde oude beschrijving gewaagt
nog van verschillende schoone „Boer-Wo-
ningen" turfschuren enz. en voorts van
twee korenmolens, een bij de Aarbrug en
een bij het dorp.
Tegenover de brug bij Alphen stond
de vermaarde herberg „De Gouden Waa-
gen" waarvan de geschiedschrijver Plem-
per vermeldt, dat Jan Willem Friso,
stadhouder van Friesland, in het jaar
1711 aldaar zijn laatste maaltijd gehou
den en zijn laatste nachtrust genoten
heeft, daar hij den dag daarna aan den
Moerdijk verdronk.
DE LIGGING.
Na deze beschrijving van het dorp
dienen wij toch iets te vermelden van de
ligging van Aarlanderveen.
De Nederlandsohe Stad- en Dorpbe
schrijver vermeldt, zeer nauwkeurig dat
de kerk van Aarlanderveen op 5684 roe
den van Leiden gelegen was, 2140 roeden
van Oudshoorn, 1918 van Alphen, 1818
van den Lagendijk, 1436 van Langeraar,
v"*De grootte van Aarlanderveen wordt
door verschillende schrijvers, verschillend
beoordeeld, varieerend van 2400 tot 2600
morgen. Een oud handschrift stelt de
grootte op 2444 morgen en 513 roeden,
waarbij dan nog komt de heerlijkheid
Vrije Hoeve, gelegen tusschen Aarlan
derveen en Korteraar, terwijl in die ge
melde grootte de polder Pulmot of zoo
als ze vroeger werd genoemd „Albregts-
Vierendeel van den Bosch" wel is mee
gerekend. De verponding of belasting
hiervan bedroeg 6242 ponden, 17 schel
lingen en 10 deniers (penningen).
In tegenstelling met den tijd van stich
ting is de oorsprong van den naam Aar
landerveen gemakkelijk te raden.
Daar het dorp gelegen was langs de
rivier de Aar en het meerendeel der
landen Vee ngrond was, heeft men
deze drie woorden samengevoegd en zoo
de naam Aarlanderveen gekregen.
Aarlanderveen moet dus beteekenen
Veenlanden aan de Aar gelegen, en deze
naam heeft het dorp tot op den huidigen
dag onveranderd gedragen.
HET EIGENLIJKE DORP.
In het jaar 1632 waren hier niet meer
dan 221 huizen; in 1732 waren er 383
huizen en 2 molens, terwijl het aantal
inwoners in de jaren 17951798 werd ge
schat op 2048 zielen.
De voornaamste buurt van het dorp,
waar ook de kerk gevonden werd, strek
te zich uit langs den Aarlanderveenschen
weg, aan beide zijden waarvan een rij
'huizen was gebouwd.
De Nederlandsche Stad en Dorpbe-
echrijver teekent hierbij aan:
„Deze Dorpbuurt behoeft in Netheid
«n Zindelijkheid voor geen Huizinge in
alle Rijnlandsche Dorpen te wijken; aan
de meeste derzelven zijn schoone Hoven
en Welaangelegde Thuinen annex en
voor zeer veele derzelven staan Linden-
en Ypenboomen geplant; wordende het
Dorp ook door verscheide Renteniers en
andere welgestelde Burgers bewoont, die
alhier een aangenaam en stil Leeven
kunnen genieten".
Levendiger en bedrijviger, vooral door
de Scheepvaart was het gedeelte van
het dorp vanaf de Aarbrug tot even
voorbij de Gouwsche Sluis, daar dit ge
deelte aan de oevers van den Rijn ge
bouwd was. Het gedeelte aan den kant
van Alphen werd gewoonlijk Alphen
Aarlanderveensche grond genoemd, daar
ook de bewoners van dit gedeelte kerke
lijk en wat de brandschouwen betreft tot
de gemeente Alphen behoorden, het an
dere gedeelte noemde men Oudshoorn—
Aarlanderveensche grond en wel, omdat
het hier van oudsher gewoonte was, dat
de manschappen in oorlogstijd en bij een
wapenschouwing op Oudshoorn en niet
te Aarlanderveen werden opgeroepen.
Hierover ontstond zelfs in het jaar 1629
een ernstig geschil, omdat de Schout
iets verder van Nieuwkoop en 1600 roe
den van de Zwadenburgerdam. In het
Noordwesten grensde Aarlanderveen aan
Korteraar, waarvan het door de Aardijk
gescheiden werd, ten Noorden aan den
Vrijhoef, waarvan gescheiden door de
Bentlaan, in 't Noord-Oosten aan Schoot,
wat gelegen was naast Vrijhoeve bij de
Hooge Heerlijkheden. In het Noord-
Oosten grensde het aan Nieuwkoop,
waarvan het gescheiden werd door Zijde
winden, ten Zuiden aan den Rijn, waar
Alphen aan den Rijn de scheiding was,
tot de Aarbrug, ten Westen werd het
dorp van Oudshoorn gescheiden door de
Kortsteekterpolder, waar de Aar door
loopt, zoodat deze heerlijkheid met de
Aar en de Kromme Aar zich toentertijd
uitstrekte tot Korteraar. Bi. de Aarbrug
was een bebouwde buurt, die de Turf
markt werd genoemd, omdat daar vroe
ger, voordat men daar woonhuizen bouw
de, verschillende turfschuren stonden.
Op deze gronden vond men de beste
soort veen. Reeds vroeg begon men dan
ook reeds deze gronden uit te veenen,
zoodat er verschillende plassen ontston
den, die later tegelijk met andere nabu
rige polders werden drooggemaakt. Daar
door weer ontstonden vruchtbare lande
rijen, waarop groote boerderijen verre
zen.
Het wapen tenslotte van Aarlander
veen staat afgebeeld op de hierbij af
gedrukte prent en vertoont een doods
hoofd op een zilveren schild, waaronder
twee gekruiste zwaarden.
KERKELIJK LEVEN.
Ook de kerk van Aarlanderveen schijnt
reeds van ouden datum te zijn, van het
stichtingsjaar wordt evenwel nergens
melding gemaakt. Wel word. de H. Joan
nes de Dooper als patroonheilige vermeld
en vast staat ook dat reeds in het jaar
1366 hier pastoor was Philips Gerrits-
zoon, maar daarna wsrdt geen andere
Herder meer genoemd, dan Jacob van
Leeuwen, die opgevolgd werd door Johan
Adriaanszoon van 's-Gravenhage, welke
laatste tot 1573 het Herdersambt waar
nam. Het kerkgebouw zelf was een-
ruime Kruiskerk, aan beide kanten, tot
een kapelgevel uitgebouwd. De kerk had
een achtkantige toren met spits en in
het midden bovendien een fraai vierkant
torentje, zooals op de foto duidelijk is
te zien. Voorts was er een kerkhof en
dorpsschool en zooals in oude geschriften
vermeld staat een predikantswoning.
Daar bovendien in hetzelfde geschrift
dat eerst spreekt van een kerk van den
H. Joannes de Dooper en van Pastoors
tot het jaar 1573, even later weer ge
sproken wordt van een „Roomsche ge
meente, die ook een zeer* nette en wel
ingerichte kerk had", zoodat: na de Re
formatie al vroeg een Pastoor en Room
sche kerk alhier aanwezig is geweest",
zou men kunnen concludeeren tot het
feit dat na 1573 de kerk van St. Joan
nes den Dooper in andere handen is
overgegaan en dat eerst na de Reforma
tie weer een Roomsche parochie is ge
sticht.
Daar echter de Reformatie reeds voor
1573 valt, zou men dan tevens moeten
aannemen, dat genoemde Jacob van
Leeuwen en Jo-han Adriaanszoon van
's-Gravenhage geen Katholieke geeste
lijken zijn geweest en dat reeds voor hun
tijd de Katholieke kerk in Aarlander
veen in andere handen is overgegaan.
Verder vinden wij als pastoor nog ge
noemd Floris van Vianen, die heden de
kerk van Zwammerdam bediende, diens
opvolger Pieter Pelt van Vianen en na
dezen Gijsbert Bosman, die 6 December
1627 priester werd gewijd. Deze Gijsbert
Bosman was een in zijn tijd vermaard
dichter, die ook te Aarlanderveen over
leed.
Kerkelijk was Aarlanderveen tot 1775
met Alphen vereenigd, want om de drie
weken nam de pastoor van Aarlander
veen den dienst te Alphen waar. In de
buurt van Alphen maar op Aarlander
veenschen grond wordt voorts melding
gemaakt van een Fransohe Kostschool,
die zoo prachtig gelegen schijnt te zijn
geweest, dat zij „Het Paradijs" werd ge
noemd. Door den tijd echter is „Het Pa
radijs" vervallen en verdwenen. De ker
kelijke overheden waren een predikant
behoorende tot de Classis Woerden en
Over-Rijnland. Sedert 1753 werd dit ambt
uitgeoefend door Henricus Everaars, die
46 jaren te Aarlanderveen als predikant
werkzaam was, bijgestaan door vier
Ouderlingen en vier Diakenen. Voorts
was er dan een pastoor en wel sedert
1795 Simon Terlaar.
DE BURGERLIJKE OVERHEID.
Wat gerechtelijke zaken betreft be
hoorde Aarlanderveen onder den Baljuw
van Rijnland, het water en Heemrecht
van Aarlanderveen ressorteerde onder
Rijnland.
De Ambachtsheerlijkheid Aarlander
veen behoorde met Pulmot, Vrije Hoeve,
Oudshoorn en Gnephoek tot 16*21 aan een
en denzelfden eigenaar. Na dat jaar tot
aan 1625 was Margaretha van Mechelen
nog bezitster van Aarlanderveen, Pulmot
en Vrije Hoeve, doch in 1625 verloor zij
ook Vrije Hoeve. In 1628 werden Aar
landerveen en Pulmot verkocht aan Wil
helmus Nooms. In 1733 werd het verkocht
aan Cornelis van Aerssen van Hogerhei-
den, heer van Voshol.
Het bestuur, der gemeente was echter
in handen van een Schout, een Burge
meester (Municipaliteit), „Ambachtsbe
waarder", Schepenen en verder onderge
schikte Colleges voor de Weeskamer,
Heilige Geest-armen, Brandbestuur en
anderen.
LASTEN EN LUSTEN.
Uit art. 142 der Kamer van Rhijnland
blijkt, dat de inwoners van Aarlander
veen in den Pinkstertijd zeer losbandig
waren en sommigen burgers boom-en,
hout en geld afpersten, waartegen de
Baljuw een boete van tien gulden „of
voortgaande in die uitspoorigheden op
poene van Geizeling of Banissement"
stelde.
Uit het zelfde artikel 142 blijkt, dat
er reeds toen bepalingen bestenden ten
opzichte van de arbeidsloonen en de
werktijden, maar ook dat de „Turfdra-
gers en Tonders" zich aan die ordonnan
tiën weinig stoorden. De aanstelling van
den Schout, Secretaris, Bode en ver
dere ambtenaren berustte tot 1795 in
handen van den heer van Aarlanderveen,
alsmede ook de approbatie van den pre
dikant, die door de Kerkenraad beroepen
werd. Ook het Schoolmeesters en Voor
lezersambt werd door hem vergeven.
Voorts had de heer van Aarlanderveen
het voorrecht, dat allen, die binnen het
Ambacht, behalve in de Kortstekerpol-
der, eenig land bezaten ieder jaar op
Nieuwjaarsdag aan hem of aan zijn rent
meester, 1 duit of 2 penningen moest be
talen, terwijl hij, die binnen dit Ambacht
land erfde 2 stuivers bovendien moest
betalen. Zij die nalatig bleven op Nieuw
jaarsdag deze belasting te voldoen, kre
gen na één dag een boete van 2 duiten,
na twee dagen een boete van 4 duiten,
na drie dagen een stuiver en zoo werd
iederen dag de boete verdubbeld.
Verder schrijft de Stad- en Dorpbe
schrijver: „De Heeren van de Ridder
schap, bezitters van de Abdije van Rijns
burg zijnde, genoten ieder jaar uit die
Abdije een somma van 30 Guldens van
den eicenaar van het huis Beerendracht,
om reden dat hetzelve in den jaare 1647
alhier, gebouwd is, daar anders het zelve
te Leiderdorp had moeten staan.
Zo mede moet denzelven eigenaar om
dezelfde reden ook nog aan het St. Ca-
tharina Gasthuis te Leijden ieder jaar
9 Gulden 6 stuivers uitbetalen. Dan te
gen beide deze betaalingen heeft dien
eigenaar verscheide gronden en Thuinen,
onder Leijdordorp leggende, welke alle
Leenroerig aan dit Huis zijn, waarom er
ook ten dien opzichten een Leenkamer
gehouden word".
En hij besluit dan met een in onze
ooren zeer eigenaardig klinkend privi
lege: „Het is wijders aan dit huis ver
gund om in den Rhijn twer koppels
zwaanen te houden".
De arbeid in dit dorp bestond hoofd
zakelijk in het werk in de Veenderijen
en landbouw. Voorts werd de gewone
handarbeid noodig voor het dagelijksche
onderhoud verricht, waarbij nog het
werk kwam in scheepsbouwerijen.
Tot lof der voorvaderen van de inwo
ners van Aarlanderveen moet tooh nog
worden vermeld, dat, toen de Franschen
in 1672 den Haag wilden binnendringen
en na de mislukking van dit plan op
Nieuwkoop aftrokken, de Baljuw van
Nieuwkoop inderhaast eenige gewapende
boeren verzamelde waaronder zich een
compagnie schaarde uit Aarlanderveen.
Deze vielen op de Franschen aan en ver
dreven hen met geweld.
Wat tenslotte de reisgelegenheid be
treft kunnen wij vermelden, dat er op
marktdagen een schuit voer op Leiden,
terwijl in die jaren de voornaamste her
bergen waren het „Rechthuis" en de
„Gouden Wagen" bij de Aarbrug.
De heer W. M. C. Regt, archivaris dei-
gemeente Alphen, geeft nog de volgende
historische beschrijving van Aarlanderveen.
HOE SCHOON HET IS....
Aan het verzoek van den heer redacteur
van*„De Leidsche Courant" om op boven
staand artikel een toevoegsel te geven,
wil ik gaarne voldoen. Maar bij een rang
schikking der voorhanden stof zag ik al
spoedig, dat ik mij zeer moest beperken.
Alles kon niet worden opgenomen, maar
dat behoeft ook niet, temeer daar de heer
redacteur in het bovenstaande al zeer veel
heeft meegedeeld.
•Aarlanderveen! Het is door geheel Ne
derland bekend door het spreekwoord: „Op
zijn oud-Aarlanderveensch". Men bedenke
hierbij echter dat ook dit spreekwoord al
reeds van ouden datum is en dat er nooit
of te nimmer een kwade bedoeling aan ten
j grondslag heeft gelegen. Mogelijk waren
de ingezetenen vroeger meer dan thans aan
oude zeden en gebruiken gewoon: dit ligt
voor de hand want ons dorp is een echt
landelijke gemeente, zooals er tusschen
Rotterdam en Amsterdam wellicht geen
tweede bestaat. Groote wegen, die groote
plaatsen verbinden, gaan er niet doorheen,
groot vaarwater gaat er niet langs, men
moet 'zijwegen inslaan om er te komen.
Ouderwetsch? Ja, misschien wel, maar dan
in den goeden zin des woord 1 Onze voor
ouders hebben steeds hard moeten werken;
zij hebben goede, maar meer nog kwade
jaren doorgemaakt. Zij hebben daardoor
de waarde van geld leeren kennen en geven
het daarom niet aan allerlei opschik en
snorrepijperij uit. Maar toch, als er gege
ven moest worden, deden zij dat met
milde hand.
Ouderwetsch, het kan zijn:- in Alphen
heeft men zoo goed als niets uit den ouden
tijd bewaard, maar hier bezitten sommige
familiën nog aardige herinneringen uit den
den ouden tijd die wel niet voor den eersten
den besten scharrelaar voor den dag wor
den gehaald, maar bij voorkomende gele
genheden aan vrienden of bloedverwanten
met instemming worden getoond.
Werkschuwheid bestaat er nog niet en
om arbeidsverhoudingen maakt men zich
geen zorgen, waar de patroon broederlijk
met zijn ondergeschikten omgaat. Vroom
heid en vaderlandsliefde worut er in ruime
mate gevonden. Alles bijeengenomen is dat
ouderwetsche toch nog niet zoo kwaad.
Maar als de doorsnee-Alphenaar uw be
schouwingen met een eenigszins medelijden
den glimlach aanhoort, dan is dat ten zeer
ste onverdiend. Diezelfde Alphenaar, wijs
in eigen oogen, weet niet welk een juweeltje
van schoonheid dit deel der gemeente te
genieten geeft. Hij kan het ook niet beoor-
deelen, want hij heeft er geen kijk op. Gaan
wij in den voorzomer naar Aarlanderveen
en wandelt men op het Kerkpad, dan valt
al dadelijk de overschoone R.K. Kerk in
het oog, een kerk zoo fraai als men maar
op heel enkele dorpen in Zuid-Holland aan
treft. Het Noordeinde van het dorp is één
zee van groen: tintelende wilgen, hoogop-
gaande iepen en dichte elzenstruiken, v a.n
afstand tot afstand kijkt een hofstede, net
jes onderhouden uit het groen en beschei
den maaa* niettemin schilderachtige ar-
beidshuisjes wisselen daarmee af. Het dorp
zelf geeft nog niet zulke ellendige misera
bele moderne bouwsels te zien als elders;
het heeft grootendeels zijn rustig voorko
men bewaard, óók al davert de spoortrein
eenige malen daags dwars door de gemeen
te. Het kleine Protestantsche kerkje noo-
digt als het ware, tot binnengaande pasto
rie heeft een romantische tuin met eea
prachtig kijkje op het open veld.
Gaat men de Valbrug voorbij, dan komt
men in het Zuideinde. Een statige laan
loopt naar de Ziende en aan de Overzijde
van het daarlangs loopende water spiege
len de hofsteden zich alleraardigst in den
vloed.
Overal die mooie, goed onderhouden op
haalbruggen en nergens de schrikkelijk-
leelijke betonbruggen die men in Alp-hen
mag aanschouwen en het landschap op der
gelijke wijze ontsieren. Na een hofstede
telkens een prachtig kijkje op het open
veld met Alphen of Nieuwkoop op den
achtergrond.
En wilt ge nog meer schoons? Ga dan op
een stillen zomeravond de kade langs die
achter het dorp omloopt. Geheel belom
merd en begroeid; overal een prachtig
Hollandsch landschap met het beste vee
dat er te vinden is.
Zeg mij, waar is iets mooiers buiten de
duinstreek in Zuid-Holland te zien dan
hier!
DE AARLANDERVEENSCHE
DROOGMAKERIJ.
Aarlanderveen is al een oude plaats.
Toen 5 Nov. 1214 Floris, oud 1*2 jaar, zoon
van graaf Willem van Holland, verloofd
werd met Maohteld van Brabant, oud 5
jaar (wat was men er destijds vroegtijdig
bijdochter van hertog Hendrik van Bra
bant, beloofde graaf W '.lem aan de bruid
500 ponden Hollandsch geld jaarlijks toe te
leggen. Deze gelden werden uit de bezit
tingen van den Holl. graaf toegewezen en
o.a. werd daarbij ons dorp vermeld onder
den naam van Arledervene. Hoewel het
voor de hand ligt om te denken aan veen-
land dat aan de Aar was gelegen, zal toch
de naamsoorsprorug eenigszins anders zijn.
in tegenstelling met de bovenaangehaalde
woordverklaring van den Nederlandschen
Stad- en Dorpsbeschrijver.
Mogelijk moeten we hier denken aan een
of anderen voornamen persoon Arle of Arel
genaamd, die hier woonde en bezittingen
had. Het woordje veen kan ook woonplaats
beteekenen, zooals het o.a, in Alfen, Alphen
en Nieuw veen voorkomt.
Was Aarlanderveen oorspronkelijk een
weidorp met hier en daar hennipakkers en
warmoeslanden: a-1 vroeg is men hier met
veenen begonnen, waardoor de welvaart
zeer toenam. Ondertusschen had deze be
drijvigheid het groote nadeel dat er water
plassen ontstonden die zoowel door de on
ophoudelijke verveeningen als dooi*' den af
slag van water langzamerhand met elkaar
verbonden één groote poel deden ontstaan.
In het midden van de zeventiende eeuw
waren de verveeningen althans ten N. van
het dorp geëindigd: heb water strekte zich
uit van Aarlanderveen tot Nieuwveen, van
Ter Aar tot Zevenhoven en Nieuwkoop.
Vooral na de doorbraak van de Heika-
don en Bentlanen (gelegen ongeveer ter
plaatse van de tegenwoordige Achttien
Kabels) in 1735 werd de toestand voor het
dorp allergevaarlijkst; men moet de be
schrijvingen uit dien tijd lezen om een
denkbeeld te krijgen van den huivering-
wekkenden staat, waarin Aarlanderveen
bij stormweer verkeerde. De hooge lasten,
die de oeververdediging op het ambacht
Aarlanderveen legde, te zamen met de
buitengewoon hooge belastingen door lands-
en dorpsregeering van de ingezetenen ge
heven, deed in dien tijd menigeen de spade
op den dijk steken, waarmee hij te kennen
gaf dat hij onmachtig om de zware las
ten langer te dragen land en goed aan
het dorpsbestuur overgaf en elders onder
houd voor zich en zijn gezin ging zoeken.
Door het bouwen van steen-en watermo
lens niet om het overtollige water weg
te malen, want dit liep vanzelf wel door
de Aar en den Rijn weg maar om het
water in den plas zoo laag mogelijk te hou
den, trachtte men den waterwolf te beteu
gelen.
't Was maar half werk. Nadat het ge-
heele dorp Schoot was verdronken, werd
ook de landsregeering ongerust. De plas
kon zich met naburige plassen vereenigen,
het Haarlemmermeer bereiken en alzoo
Zuid-Holland ten N. van den Rijn en het
westelijk deel van Utrecht in een ware zee
herscheppen! Eindelijk, bij decreet van het
Prov. Bestuur van Holland van *29 Dec.
1796 werd de droogmaking èn van den Ge-
combineerden Plas en van den Zevenho-
venschen Plas van landswege ter hand ge
nomen. Doordat de zeven omliggende am
bachten aan de drooglegging van den Ge-
comb. Plas had-den meegewerkt, kreeg de
droogmakerij haar eersten naam: „De Ze-
venambaohtspolder", later veranderd in
dien van „den Nieuwkoopschen Polder."
Reeds in 1734 had men vergunning ver
kregen. de plassen ten Zuiden van het dorp
droog te leggen, waardoor de Aarlander
veensche Veen- en Droogmakerij is ont
staan.
Nadien heeft zich in onze dorpsgemeente
een nijvere boerenstand ontwikkeld, die
zich voornamelijk op veeteelt en zuivelbe
reiding toelegde en daarmee voortreffelij
ke resultaten heeft bereikt. In de laatste
jaren begint men ook hier, voorgelicht door
landbouwleeraren van erkende bekwaam
heid, een aanvang te maken met de her
vorming van het aartsvaderlijk bedrijf.
Nieuwe inzichten op landbouwgebied
breken zioh baa-n, doch voorzichtig als d-e
Aarlanderveensche landman steeds is ge
weest, behoudt hij het beste uit den ouden
tijd, tegelijk zijn voordeel doende met het
goede dat de nieuwere tijd oplevert.
Van fabrieken is ons dorp maar zeer
matig voorzien. Maar de kuiperij van de
Gebr. Blom, die 1 Sept. 1.1. haar honderd
jarig bestaan herdacht, is door geheel Ne
derland bekend, zoo door de deugdelijk
heid van haar fabrikaat als door den bil
lijken prijs waarvoor het wordt aangebo
den. Het doet ons goed hierbij op te kun
nen merken, d'at tusschen patroons en werk
lieden dezer fabriek een zoodanige harmo
nie heerscht, als men elders veelal tever
geefs zal zoeken.
DE HEEREN VAN AARLANDERVEEN.
In het midden der dertiende eeuw was
Aarlanderveen met den Vrijenhoef en
Ouds-hoorn in het bezit der ridderlijke fa
milie van Outshoorn, die er circa honderd
jaar de ambachtsheerlijlce rechten uitoefen
de. In het begin van den tachtigjarigen
oorlog werden zij bezeten door Jonkvrouwe
Anna de Bernemicourt. Deze hield met
har familie de Spaansche zijde; zij zag
zioh daarom van haar goederen beroofd,
die door de Staten van Holland in beslag
werden genomen. Nu was daar in dien tijd
in het leger van Willem van Oranje een
Duitsch krijgsoverste, Ernst van Manders-
loo, die met zijn huurlingen aan den prins
de gewichtigste diensten had bewezen: hij
had bij Bergen in Henegouwen o.a. den
prins, als het ware, uit de handen zijner
vijanden gered. Wij weten allen dat Wil
lem van Oranje si eed s met geldnood te
kampen had: betaling geschiedde pas op
langen termijn. Ernst van Mandersloo had
voor zijn bewezen diensten 13800 te vor
deren en toen Willem van Oranje in 1584
was overleden, drong de Duitsche veld
heer op voldoening zijner achterstallen
Hem werden daarvoor de heerlijkheden
Oudshoorn, Aarlanderveen en den Vrijen
hoef in eigendom gegeven. (De familie de
Bernemicourt werd bij den vrede van
Munster schadeloos gesteld).
Ernst van Mandersloo voerde voor het
eerst in Aarlanderveen een geregelde ge
meente-administratie in; hij schonk aan
Aarlanderveen een wapen dat tot 1918 ir
gebruik is geweest. Het was zijn eigen fr
miliewapen: een posthoorn, met daarbovr
zijn helmteeken, zijnde een doods-hoof