DE HISTORIE VAN AARLANDERVEEN DONDERDAG 17 SEPTEMBER 1931 DE LEIDSCHE COURANT DERDE BLAD PAG. Een onbekende beschrijving die door het totaal ontbreken van titelpagina en zelfs van titel, schrijver en uitgever, het vermoeden wekt van plagiaat, gepleegd uit Aarlanderveensch chauvinisme, ver toont op de eerste pagina deze aar dige prent, die wij hierbij afdrukken. Het eenige, wat het boekje vermeldt, is een zeer algemeene pseudoniem van den schrijver en uit den stijl van het boekje kan men ©enigszins het tijdperk vaststellen, waarin het geschreven werd. Een taalkundige zou misschen met pijn lijke zekerheid een decennium van jaren durven vaststellen in een tijdsgewricht, waarin de welvaart van Aarlanderveen, sprak uit den vetten grond en het vrien delijke dorp, zooals oude prenten dit ver- toonen. Daarmede zou dan echter alleen nog maar vaststaan, dat ver voordat decen nium de geboorte moet liggen van dit Veensche dorp, en het blijkt dan ook al uit deze beschrijving, dat toen al de oor sprong in een waas van duister was ge huld, wat alleen bewijst, dat de stichting van Aarlanderveen zeer veel jaren terug moet worden gezocht. DE STICHTING. Met reden maar niettemin toch niet als vaststaand feit, schijnt men te mogen aannemen, dat Aarlanderveen even oud is als Alphen a. d. Rijn en dat het ten minste gedeeltelijk ook door Alphenaren is gesticht. Deze meening blijft echter berusten op een vermoeden, maar zeker is dat het dorp op den dag van heden, reeds- een hoogen ouderdom heeft be reikt. van Aarlanderveen wenschte, dat de in woners zich bij een wapenschouw naar Aarlanderveen zouden begeven, daar zij zijn onderhoorigen waren. De Aarlander- vencrs toonden zich echter zeer weer spannig en hielden zich aan de uit spraak der Gecommitteerde Raden van 2 Juli 1630, die bepaalden dat de inwo ners tot den wapenschouw van Ouds hoorn behoorden. Wanneer er op Oudshoorn inkwartie ring was, wat zelfs in onzen tijd nog herinneringen oproept aan de mobilisatie werden de manschappen in Aarlander veen verdeeld. Dezelfde oude beschrijving gewaagt nog van verschillende schoone „Boer-Wo- ningen" turfschuren enz. en voorts van twee korenmolens, een bij de Aarbrug en een bij het dorp. Tegenover de brug bij Alphen stond de vermaarde herberg „De Gouden Waa- gen" waarvan de geschiedschrijver Plem- per vermeldt, dat Jan Willem Friso, stadhouder van Friesland, in het jaar 1711 aldaar zijn laatste maaltijd gehou den en zijn laatste nachtrust genoten heeft, daar hij den dag daarna aan den Moerdijk verdronk. DE LIGGING. Na deze beschrijving van het dorp dienen wij toch iets te vermelden van de ligging van Aarlanderveen. De Nederlandsohe Stad- en Dorpbe schrijver vermeldt, zeer nauwkeurig dat de kerk van Aarlanderveen op 5684 roe den van Leiden gelegen was, 2140 roeden van Oudshoorn, 1918 van Alphen, 1818 van den Lagendijk, 1436 van Langeraar, v"*De grootte van Aarlanderveen wordt door verschillende schrijvers, verschillend beoordeeld, varieerend van 2400 tot 2600 morgen. Een oud handschrift stelt de grootte op 2444 morgen en 513 roeden, waarbij dan nog komt de heerlijkheid Vrije Hoeve, gelegen tusschen Aarlan derveen en Korteraar, terwijl in die ge melde grootte de polder Pulmot of zoo als ze vroeger werd genoemd „Albregts- Vierendeel van den Bosch" wel is mee gerekend. De verponding of belasting hiervan bedroeg 6242 ponden, 17 schel lingen en 10 deniers (penningen). In tegenstelling met den tijd van stich ting is de oorsprong van den naam Aar landerveen gemakkelijk te raden. Daar het dorp gelegen was langs de rivier de Aar en het meerendeel der landen Vee ngrond was, heeft men deze drie woorden samengevoegd en zoo de naam Aarlanderveen gekregen. Aarlanderveen moet dus beteekenen Veenlanden aan de Aar gelegen, en deze naam heeft het dorp tot op den huidigen dag onveranderd gedragen. HET EIGENLIJKE DORP. In het jaar 1632 waren hier niet meer dan 221 huizen; in 1732 waren er 383 huizen en 2 molens, terwijl het aantal inwoners in de jaren 17951798 werd ge schat op 2048 zielen. De voornaamste buurt van het dorp, waar ook de kerk gevonden werd, strek te zich uit langs den Aarlanderveenschen weg, aan beide zijden waarvan een rij 'huizen was gebouwd. De Nederlandsche Stad en Dorpbe- echrijver teekent hierbij aan: „Deze Dorpbuurt behoeft in Netheid «n Zindelijkheid voor geen Huizinge in alle Rijnlandsche Dorpen te wijken; aan de meeste derzelven zijn schoone Hoven en Welaangelegde Thuinen annex en voor zeer veele derzelven staan Linden- en Ypenboomen geplant; wordende het Dorp ook door verscheide Renteniers en andere welgestelde Burgers bewoont, die alhier een aangenaam en stil Leeven kunnen genieten". Levendiger en bedrijviger, vooral door de Scheepvaart was het gedeelte van het dorp vanaf de Aarbrug tot even voorbij de Gouwsche Sluis, daar dit ge deelte aan de oevers van den Rijn ge bouwd was. Het gedeelte aan den kant van Alphen werd gewoonlijk Alphen Aarlanderveensche grond genoemd, daar ook de bewoners van dit gedeelte kerke lijk en wat de brandschouwen betreft tot de gemeente Alphen behoorden, het an dere gedeelte noemde men Oudshoorn— Aarlanderveensche grond en wel, omdat het hier van oudsher gewoonte was, dat de manschappen in oorlogstijd en bij een wapenschouwing op Oudshoorn en niet te Aarlanderveen werden opgeroepen. Hierover ontstond zelfs in het jaar 1629 een ernstig geschil, omdat de Schout iets verder van Nieuwkoop en 1600 roe den van de Zwadenburgerdam. In het Noordwesten grensde Aarlanderveen aan Korteraar, waarvan het door de Aardijk gescheiden werd, ten Noorden aan den Vrijhoef, waarvan gescheiden door de Bentlaan, in 't Noord-Oosten aan Schoot, wat gelegen was naast Vrijhoeve bij de Hooge Heerlijkheden. In het Noord- Oosten grensde het aan Nieuwkoop, waarvan het gescheiden werd door Zijde winden, ten Zuiden aan den Rijn, waar Alphen aan den Rijn de scheiding was, tot de Aarbrug, ten Westen werd het dorp van Oudshoorn gescheiden door de Kortsteekterpolder, waar de Aar door loopt, zoodat deze heerlijkheid met de Aar en de Kromme Aar zich toentertijd uitstrekte tot Korteraar. Bi. de Aarbrug was een bebouwde buurt, die de Turf markt werd genoemd, omdat daar vroe ger, voordat men daar woonhuizen bouw de, verschillende turfschuren stonden. Op deze gronden vond men de beste soort veen. Reeds vroeg begon men dan ook reeds deze gronden uit te veenen, zoodat er verschillende plassen ontston den, die later tegelijk met andere nabu rige polders werden drooggemaakt. Daar door weer ontstonden vruchtbare lande rijen, waarop groote boerderijen verre zen. Het wapen tenslotte van Aarlander veen staat afgebeeld op de hierbij af gedrukte prent en vertoont een doods hoofd op een zilveren schild, waaronder twee gekruiste zwaarden. KERKELIJK LEVEN. Ook de kerk van Aarlanderveen schijnt reeds van ouden datum te zijn, van het stichtingsjaar wordt evenwel nergens melding gemaakt. Wel word. de H. Joan nes de Dooper als patroonheilige vermeld en vast staat ook dat reeds in het jaar 1366 hier pastoor was Philips Gerrits- zoon, maar daarna wsrdt geen andere Herder meer genoemd, dan Jacob van Leeuwen, die opgevolgd werd door Johan Adriaanszoon van 's-Gravenhage, welke laatste tot 1573 het Herdersambt waar nam. Het kerkgebouw zelf was een- ruime Kruiskerk, aan beide kanten, tot een kapelgevel uitgebouwd. De kerk had een achtkantige toren met spits en in het midden bovendien een fraai vierkant torentje, zooals op de foto duidelijk is te zien. Voorts was er een kerkhof en dorpsschool en zooals in oude geschriften vermeld staat een predikantswoning. Daar bovendien in hetzelfde geschrift dat eerst spreekt van een kerk van den H. Joannes de Dooper en van Pastoors tot het jaar 1573, even later weer ge sproken wordt van een „Roomsche ge meente, die ook een zeer* nette en wel ingerichte kerk had", zoodat: na de Re formatie al vroeg een Pastoor en Room sche kerk alhier aanwezig is geweest", zou men kunnen concludeeren tot het feit dat na 1573 de kerk van St. Joan nes den Dooper in andere handen is overgegaan en dat eerst na de Reforma tie weer een Roomsche parochie is ge sticht. Daar echter de Reformatie reeds voor 1573 valt, zou men dan tevens moeten aannemen, dat genoemde Jacob van Leeuwen en Jo-han Adriaanszoon van 's-Gravenhage geen Katholieke geeste lijken zijn geweest en dat reeds voor hun tijd de Katholieke kerk in Aarlander veen in andere handen is overgegaan. Verder vinden wij als pastoor nog ge noemd Floris van Vianen, die heden de kerk van Zwammerdam bediende, diens opvolger Pieter Pelt van Vianen en na dezen Gijsbert Bosman, die 6 December 1627 priester werd gewijd. Deze Gijsbert Bosman was een in zijn tijd vermaard dichter, die ook te Aarlanderveen over leed. Kerkelijk was Aarlanderveen tot 1775 met Alphen vereenigd, want om de drie weken nam de pastoor van Aarlander veen den dienst te Alphen waar. In de buurt van Alphen maar op Aarlander veenschen grond wordt voorts melding gemaakt van een Fransohe Kostschool, die zoo prachtig gelegen schijnt te zijn geweest, dat zij „Het Paradijs" werd ge noemd. Door den tijd echter is „Het Pa radijs" vervallen en verdwenen. De ker kelijke overheden waren een predikant behoorende tot de Classis Woerden en Over-Rijnland. Sedert 1753 werd dit ambt uitgeoefend door Henricus Everaars, die 46 jaren te Aarlanderveen als predikant werkzaam was, bijgestaan door vier Ouderlingen en vier Diakenen. Voorts was er dan een pastoor en wel sedert 1795 Simon Terlaar. DE BURGERLIJKE OVERHEID. Wat gerechtelijke zaken betreft be hoorde Aarlanderveen onder den Baljuw van Rijnland, het water en Heemrecht van Aarlanderveen ressorteerde onder Rijnland. De Ambachtsheerlijkheid Aarlander veen behoorde met Pulmot, Vrije Hoeve, Oudshoorn en Gnephoek tot 16*21 aan een en denzelfden eigenaar. Na dat jaar tot aan 1625 was Margaretha van Mechelen nog bezitster van Aarlanderveen, Pulmot en Vrije Hoeve, doch in 1625 verloor zij ook Vrije Hoeve. In 1628 werden Aar landerveen en Pulmot verkocht aan Wil helmus Nooms. In 1733 werd het verkocht aan Cornelis van Aerssen van Hogerhei- den, heer van Voshol. Het bestuur, der gemeente was echter in handen van een Schout, een Burge meester (Municipaliteit), „Ambachtsbe waarder", Schepenen en verder onderge schikte Colleges voor de Weeskamer, Heilige Geest-armen, Brandbestuur en anderen. LASTEN EN LUSTEN. Uit art. 142 der Kamer van Rhijnland blijkt, dat de inwoners van Aarlander veen in den Pinkstertijd zeer losbandig waren en sommigen burgers boom-en, hout en geld afpersten, waartegen de Baljuw een boete van tien gulden „of voortgaande in die uitspoorigheden op poene van Geizeling of Banissement" stelde. Uit het zelfde artikel 142 blijkt, dat er reeds toen bepalingen bestenden ten opzichte van de arbeidsloonen en de werktijden, maar ook dat de „Turfdra- gers en Tonders" zich aan die ordonnan tiën weinig stoorden. De aanstelling van den Schout, Secretaris, Bode en ver dere ambtenaren berustte tot 1795 in handen van den heer van Aarlanderveen, alsmede ook de approbatie van den pre dikant, die door de Kerkenraad beroepen werd. Ook het Schoolmeesters en Voor lezersambt werd door hem vergeven. Voorts had de heer van Aarlanderveen het voorrecht, dat allen, die binnen het Ambacht, behalve in de Kortstekerpol- der, eenig land bezaten ieder jaar op Nieuwjaarsdag aan hem of aan zijn rent meester, 1 duit of 2 penningen moest be talen, terwijl hij, die binnen dit Ambacht land erfde 2 stuivers bovendien moest betalen. Zij die nalatig bleven op Nieuw jaarsdag deze belasting te voldoen, kre gen na één dag een boete van 2 duiten, na twee dagen een boete van 4 duiten, na drie dagen een stuiver en zoo werd iederen dag de boete verdubbeld. Verder schrijft de Stad- en Dorpbe schrijver: „De Heeren van de Ridder schap, bezitters van de Abdije van Rijns burg zijnde, genoten ieder jaar uit die Abdije een somma van 30 Guldens van den eicenaar van het huis Beerendracht, om reden dat hetzelve in den jaare 1647 alhier, gebouwd is, daar anders het zelve te Leiderdorp had moeten staan. Zo mede moet denzelven eigenaar om dezelfde reden ook nog aan het St. Ca- tharina Gasthuis te Leijden ieder jaar 9 Gulden 6 stuivers uitbetalen. Dan te gen beide deze betaalingen heeft dien eigenaar verscheide gronden en Thuinen, onder Leijdordorp leggende, welke alle Leenroerig aan dit Huis zijn, waarom er ook ten dien opzichten een Leenkamer gehouden word". En hij besluit dan met een in onze ooren zeer eigenaardig klinkend privi lege: „Het is wijders aan dit huis ver gund om in den Rhijn twer koppels zwaanen te houden". De arbeid in dit dorp bestond hoofd zakelijk in het werk in de Veenderijen en landbouw. Voorts werd de gewone handarbeid noodig voor het dagelijksche onderhoud verricht, waarbij nog het werk kwam in scheepsbouwerijen. Tot lof der voorvaderen van de inwo ners van Aarlanderveen moet tooh nog worden vermeld, dat, toen de Franschen in 1672 den Haag wilden binnendringen en na de mislukking van dit plan op Nieuwkoop aftrokken, de Baljuw van Nieuwkoop inderhaast eenige gewapende boeren verzamelde waaronder zich een compagnie schaarde uit Aarlanderveen. Deze vielen op de Franschen aan en ver dreven hen met geweld. Wat tenslotte de reisgelegenheid be treft kunnen wij vermelden, dat er op marktdagen een schuit voer op Leiden, terwijl in die jaren de voornaamste her bergen waren het „Rechthuis" en de „Gouden Wagen" bij de Aarbrug. De heer W. M. C. Regt, archivaris dei- gemeente Alphen, geeft nog de volgende historische beschrijving van Aarlanderveen. HOE SCHOON HET IS.... Aan het verzoek van den heer redacteur van*„De Leidsche Courant" om op boven staand artikel een toevoegsel te geven, wil ik gaarne voldoen. Maar bij een rang schikking der voorhanden stof zag ik al spoedig, dat ik mij zeer moest beperken. Alles kon niet worden opgenomen, maar dat behoeft ook niet, temeer daar de heer redacteur in het bovenstaande al zeer veel heeft meegedeeld. •Aarlanderveen! Het is door geheel Ne derland bekend door het spreekwoord: „Op zijn oud-Aarlanderveensch". Men bedenke hierbij echter dat ook dit spreekwoord al reeds van ouden datum is en dat er nooit of te nimmer een kwade bedoeling aan ten j grondslag heeft gelegen. Mogelijk waren de ingezetenen vroeger meer dan thans aan oude zeden en gebruiken gewoon: dit ligt voor de hand want ons dorp is een echt landelijke gemeente, zooals er tusschen Rotterdam en Amsterdam wellicht geen tweede bestaat. Groote wegen, die groote plaatsen verbinden, gaan er niet doorheen, groot vaarwater gaat er niet langs, men moet 'zijwegen inslaan om er te komen. Ouderwetsch? Ja, misschien wel, maar dan in den goeden zin des woord 1 Onze voor ouders hebben steeds hard moeten werken; zij hebben goede, maar meer nog kwade jaren doorgemaakt. Zij hebben daardoor de waarde van geld leeren kennen en geven het daarom niet aan allerlei opschik en snorrepijperij uit. Maar toch, als er gege ven moest worden, deden zij dat met milde hand. Ouderwetsch, het kan zijn:- in Alphen heeft men zoo goed als niets uit den ouden tijd bewaard, maar hier bezitten sommige familiën nog aardige herinneringen uit den den ouden tijd die wel niet voor den eersten den besten scharrelaar voor den dag wor den gehaald, maar bij voorkomende gele genheden aan vrienden of bloedverwanten met instemming worden getoond. Werkschuwheid bestaat er nog niet en om arbeidsverhoudingen maakt men zich geen zorgen, waar de patroon broederlijk met zijn ondergeschikten omgaat. Vroom heid en vaderlandsliefde worut er in ruime mate gevonden. Alles bijeengenomen is dat ouderwetsche toch nog niet zoo kwaad. Maar als de doorsnee-Alphenaar uw be schouwingen met een eenigszins medelijden den glimlach aanhoort, dan is dat ten zeer ste onverdiend. Diezelfde Alphenaar, wijs in eigen oogen, weet niet welk een juweeltje van schoonheid dit deel der gemeente te genieten geeft. Hij kan het ook niet beoor- deelen, want hij heeft er geen kijk op. Gaan wij in den voorzomer naar Aarlanderveen en wandelt men op het Kerkpad, dan valt al dadelijk de overschoone R.K. Kerk in het oog, een kerk zoo fraai als men maar op heel enkele dorpen in Zuid-Holland aan treft. Het Noordeinde van het dorp is één zee van groen: tintelende wilgen, hoogop- gaande iepen en dichte elzenstruiken, v a.n afstand tot afstand kijkt een hofstede, net jes onderhouden uit het groen en beschei den maaa* niettemin schilderachtige ar- beidshuisjes wisselen daarmee af. Het dorp zelf geeft nog niet zulke ellendige misera bele moderne bouwsels te zien als elders; het heeft grootendeels zijn rustig voorko men bewaard, óók al davert de spoortrein eenige malen daags dwars door de gemeen te. Het kleine Protestantsche kerkje noo- digt als het ware, tot binnengaande pasto rie heeft een romantische tuin met eea prachtig kijkje op het open veld. Gaat men de Valbrug voorbij, dan komt men in het Zuideinde. Een statige laan loopt naar de Ziende en aan de Overzijde van het daarlangs loopende water spiege len de hofsteden zich alleraardigst in den vloed. Overal die mooie, goed onderhouden op haalbruggen en nergens de schrikkelijk- leelijke betonbruggen die men in Alp-hen mag aanschouwen en het landschap op der gelijke wijze ontsieren. Na een hofstede telkens een prachtig kijkje op het open veld met Alphen of Nieuwkoop op den achtergrond. En wilt ge nog meer schoons? Ga dan op een stillen zomeravond de kade langs die achter het dorp omloopt. Geheel belom merd en begroeid; overal een prachtig Hollandsch landschap met het beste vee dat er te vinden is. Zeg mij, waar is iets mooiers buiten de duinstreek in Zuid-Holland te zien dan hier! DE AARLANDERVEENSCHE DROOGMAKERIJ. Aarlanderveen is al een oude plaats. Toen 5 Nov. 1214 Floris, oud 1*2 jaar, zoon van graaf Willem van Holland, verloofd werd met Maohteld van Brabant, oud 5 jaar (wat was men er destijds vroegtijdig bijdochter van hertog Hendrik van Bra bant, beloofde graaf W '.lem aan de bruid 500 ponden Hollandsch geld jaarlijks toe te leggen. Deze gelden werden uit de bezit tingen van den Holl. graaf toegewezen en o.a. werd daarbij ons dorp vermeld onder den naam van Arledervene. Hoewel het voor de hand ligt om te denken aan veen- land dat aan de Aar was gelegen, zal toch de naamsoorsprorug eenigszins anders zijn. in tegenstelling met de bovenaangehaalde woordverklaring van den Nederlandschen Stad- en Dorpsbeschrijver. Mogelijk moeten we hier denken aan een of anderen voornamen persoon Arle of Arel genaamd, die hier woonde en bezittingen had. Het woordje veen kan ook woonplaats beteekenen, zooals het o.a, in Alfen, Alphen en Nieuw veen voorkomt. Was Aarlanderveen oorspronkelijk een weidorp met hier en daar hennipakkers en warmoeslanden: a-1 vroeg is men hier met veenen begonnen, waardoor de welvaart zeer toenam. Ondertusschen had deze be drijvigheid het groote nadeel dat er water plassen ontstonden die zoowel door de on ophoudelijke verveeningen als dooi*' den af slag van water langzamerhand met elkaar verbonden één groote poel deden ontstaan. In het midden van de zeventiende eeuw waren de verveeningen althans ten N. van het dorp geëindigd: heb water strekte zich uit van Aarlanderveen tot Nieuwveen, van Ter Aar tot Zevenhoven en Nieuwkoop. Vooral na de doorbraak van de Heika- don en Bentlanen (gelegen ongeveer ter plaatse van de tegenwoordige Achttien Kabels) in 1735 werd de toestand voor het dorp allergevaarlijkst; men moet de be schrijvingen uit dien tijd lezen om een denkbeeld te krijgen van den huivering- wekkenden staat, waarin Aarlanderveen bij stormweer verkeerde. De hooge lasten, die de oeververdediging op het ambacht Aarlanderveen legde, te zamen met de buitengewoon hooge belastingen door lands- en dorpsregeering van de ingezetenen ge heven, deed in dien tijd menigeen de spade op den dijk steken, waarmee hij te kennen gaf dat hij onmachtig om de zware las ten langer te dragen land en goed aan het dorpsbestuur overgaf en elders onder houd voor zich en zijn gezin ging zoeken. Door het bouwen van steen-en watermo lens niet om het overtollige water weg te malen, want dit liep vanzelf wel door de Aar en den Rijn weg maar om het water in den plas zoo laag mogelijk te hou den, trachtte men den waterwolf te beteu gelen. 't Was maar half werk. Nadat het ge- heele dorp Schoot was verdronken, werd ook de landsregeering ongerust. De plas kon zich met naburige plassen vereenigen, het Haarlemmermeer bereiken en alzoo Zuid-Holland ten N. van den Rijn en het westelijk deel van Utrecht in een ware zee herscheppen! Eindelijk, bij decreet van het Prov. Bestuur van Holland van *29 Dec. 1796 werd de droogmaking èn van den Ge- combineerden Plas en van den Zevenho- venschen Plas van landswege ter hand ge nomen. Doordat de zeven omliggende am bachten aan de drooglegging van den Ge- comb. Plas had-den meegewerkt, kreeg de droogmakerij haar eersten naam: „De Ze- venambaohtspolder", later veranderd in dien van „den Nieuwkoopschen Polder." Reeds in 1734 had men vergunning ver kregen. de plassen ten Zuiden van het dorp droog te leggen, waardoor de Aarlander veensche Veen- en Droogmakerij is ont staan. Nadien heeft zich in onze dorpsgemeente een nijvere boerenstand ontwikkeld, die zich voornamelijk op veeteelt en zuivelbe reiding toelegde en daarmee voortreffelij ke resultaten heeft bereikt. In de laatste jaren begint men ook hier, voorgelicht door landbouwleeraren van erkende bekwaam heid, een aanvang te maken met de her vorming van het aartsvaderlijk bedrijf. Nieuwe inzichten op landbouwgebied breken zioh baa-n, doch voorzichtig als d-e Aarlanderveensche landman steeds is ge weest, behoudt hij het beste uit den ouden tijd, tegelijk zijn voordeel doende met het goede dat de nieuwere tijd oplevert. Van fabrieken is ons dorp maar zeer matig voorzien. Maar de kuiperij van de Gebr. Blom, die 1 Sept. 1.1. haar honderd jarig bestaan herdacht, is door geheel Ne derland bekend, zoo door de deugdelijk heid van haar fabrikaat als door den bil lijken prijs waarvoor het wordt aangebo den. Het doet ons goed hierbij op te kun nen merken, d'at tusschen patroons en werk lieden dezer fabriek een zoodanige harmo nie heerscht, als men elders veelal tever geefs zal zoeken. DE HEEREN VAN AARLANDERVEEN. In het midden der dertiende eeuw was Aarlanderveen met den Vrijenhoef en Ouds-hoorn in het bezit der ridderlijke fa milie van Outshoorn, die er circa honderd jaar de ambachtsheerlijlce rechten uitoefen de. In het begin van den tachtigjarigen oorlog werden zij bezeten door Jonkvrouwe Anna de Bernemicourt. Deze hield met har familie de Spaansche zijde; zij zag zioh daarom van haar goederen beroofd, die door de Staten van Holland in beslag werden genomen. Nu was daar in dien tijd in het leger van Willem van Oranje een Duitsch krijgsoverste, Ernst van Manders- loo, die met zijn huurlingen aan den prins de gewichtigste diensten had bewezen: hij had bij Bergen in Henegouwen o.a. den prins, als het ware, uit de handen zijner vijanden gered. Wij weten allen dat Wil lem van Oranje si eed s met geldnood te kampen had: betaling geschiedde pas op langen termijn. Ernst van Mandersloo had voor zijn bewezen diensten 13800 te vor deren en toen Willem van Oranje in 1584 was overleden, drong de Duitsche veld heer op voldoening zijner achterstallen Hem werden daarvoor de heerlijkheden Oudshoorn, Aarlanderveen en den Vrijen hoef in eigendom gegeven. (De familie de Bernemicourt werd bij den vrede van Munster schadeloos gesteld). Ernst van Mandersloo voerde voor het eerst in Aarlanderveen een geregelde ge meente-administratie in; hij schonk aan Aarlanderveen een wapen dat tot 1918 ir gebruik is geweest. Het was zijn eigen fr miliewapen: een posthoorn, met daarbovr zijn helmteeken, zijnde een doods-hoof

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1931 | | pagina 10