DE MILLIOENENNOTA
WOENSDAG 16 SEPTEMBER 1931
DE LEIDSCHE COURANT
DERDE BLAD PAG. f
BESPIEGELINGEN OVER DE TROONREDE.
KORTING OP DE SALARISSSN VERHOOGING VAN DE INVOERRECHTEN HEF
FING VAN BELASTING OP BENZINE STOPZETTING VAN DE ZUIDERZEEWERKEN.
Het is het gebruik, dat als de Koningin
over den algemeeroen toestand des lands
gesproken heeft, ook de kranten een duit
in 't zakje doen. Hoe leeger de inhoud is
van de Troonrede spottend wel eens het
„Troonpraatje" genoemd des te langer
de beschouwingen, die de bladen er aan
wijden. Hoe vager de plannen der Regee-
ring in woorden gekleed gaan, des te ge
makkelijker immers is het bespiegelen.
Men moge hieruit de conclusie trekken,
dat de Troonredebeschouwingen dit jaar
in lengte omgekeerd evenredig waren met
de inhoud van de Koninklijke Boodschap.
Het is „treurmuziek" aan alle kanten:
De noodklok.
„Men zou deze sombere Troonrede
evengoed een Crisis-rede kunnen noe
men" jammert „De Tijd". De noodklok
luidt van de eerste zinsnede tot de
laatste Van Nederland tot de Kolo
niën. Met een ernstig accent werden
het vorig jaar de Staten-Generaal
geopend, maar ditmaal heeft de stem
der malaise wel heel zwaar in 's lands
vergaderzaal aangeslagen. De Neder-
landsche zorgen passen in de reson-
nans van den Duitschen nood, van de
crisis-kreten in Engeland, geschrokken
voor de gapende begrooting, en
van de internationale klachten, die
de wereld meer vervullen dan de in
ternationale samenwerking.
Zeker beteekent deze Troonrede,
dat de nieuw geld vragende sociale
wetgeving stop wordt gezet, zonder
dat echter de bestaande wordt afge
broken. Dat „de plannen, welke de
Kegeering aanvankelijk had gevormd,
wijziging moeten ondergaan", slaat
onmiddellijk op de bindendverklaring
der collectieve arbeidsovereenkomsten
het vorig jaar aangekondigd, en al
wat voor ouderdom en ziekte even
wenschelijk blijft als de bedrijfsgewij-
ze organisatie in de lijn van het Ka
tholieke program. Maar Minister Ver
schuur zal van de inleiding der wet
telijke bedrijfsorganisatie tenminste
niet aflaten. Zijn woord op het R.-K.
Congres te Utrecht had in de Troon
rede gerust wat „versterkt" mogen
worden. Ongetwijfeld zal hij niet be
ginnen met bedrijfsraden, die ten doo-
de zijn opgeschreven. Maar als zijn
initiatief, rekening houdend met de
bedrijfsrijpheid, de zaak vast op gang
brengt, zal zij na den eersten aanloop
wel verder geraken.
Er is een uitdrukking in de Troonrede
welke eenigszins vroom aandoet, maar het
allerminst is, waarschijnlijk het beroep op
buitengewone ingetogenheid en of
ferzin".
Die offerzin riekt naar salarisverlaging.
Nu is offerzin een schoone Christelijke
deugd, maar het is er mede als met „het
blijde gezicht", waarmede Snowden onze
Engelsche buren die er even ellendig
aan toe zijn aanwakkerde offers aan de
Staat te brengen. De Engelsche corres
pondent van de „Msb." teekent daarbij,
aan:
„Het blijde gezicht is overigens van
ondergeschikt belang, want als men
de offers niet brengt, dan worden ze
gehaald, onverschillig of men er blij
mee is of niet."
Een hardnekkig gefluister.
Ook de Botterdamsche redactie van
De Maasbode komt even onverbloemd
voor haar opvatting aangaande „offerzin"
uit:
De „offerzin", waarvan de Troon
rede met voorbedachten rade ge
waagt, zal zeker van de landsdiena
ren worden geëischt. Men fluistert,
hardnekkig, dat er tijdelijk en met
inachtneming van degressie, 5 pet.
zal worden gekort op de salarissen.
Welnu, indien de Kegeering naast
tariefverhooging, naast benzinebelas
ting, naast beperking van de uitga
ve voor defensie, en mèt inachtne
ming van de belangen der kleinste
inkomens en der gezinnen, werkelijk
geen kans ziet de begroóting sluitend
te maken tenzij door zulk een verla
ging van de ambtenaren-salarissen, als
door de daling van zekere levensmid-
delenprijzen niet onrechtvaardig
schijnt, dan zouden wij deze verlaging,
hoezeer wij haar uiteraard voor de
belanghebbenden betreuren niet a
priori durven afwijzen. Overigens ge-
looven wij niet dat een dergelijke
verlaging heel veel gewicht in de
schaal zou werpen. Zij kan zeker geen
10 millioen opbrengen
Het getuigt wel van koopmans-achter-
docht van ons koopmans-blad, dat het
ofschoon er een millioenentekort is nog
gaarne wil weten, waar de „overschotten"
gebleven zijn:
In dit verband zal menigeen echter
met ons de vraag stellen, of de vroe
ger door ons steeds voorspelde en
hardnekkig terugkeerende overschot
ten thans niet tot haar recht kunnen
komen. Minister de Geer heeft wel
herhaaldelijk betoogd: „zij zijn opge
soupeerd", maar met prof. van Gijn
meenen wij toch, dat, deze overschot
ten wel ergens als stille reserve zullen
schuil gaan.
De Utrechtsche belofte.
En het blad vervolgt:
Dat minister Verschuur de reeds
niet onduidelijke Utrechtsche belofte
omtrent de wettelijke bedrijfsorgani
satie op afdoend duidelijke wijze be
vestigt was te verwachten. Moge de
bindend verklaring der collectieve
overeenkomsten al worden uitgesteld
niet geheel ten onrechte alö men be
denkt, dat daarvoor toch alleen aller
eerst de „beschutte" bedrijven met
de meest beschermde arbeiders in
aamnerking kunnen komen ander
zijds schijnt naar ons ter oore kwam,
een verbetering van de Invaliditeits
wet, met het oog op de ouderdomsver-
zekering in zicht, terwijl de Troon
rede spreekt van een wettelijke, be
scherming van de arbeiders in de huis
industrie. Dit zal het ontwerp zijn,
gemaakt in aansluiting op de desbe
treffende Geneefsche conventie, dat
reeds aan het advies van den Hoogen
Baad van Arbeid onderworpen is.
Het Handelsblad heeft zich de
sombere toon van de Troonrede zóó aan
getrokken, dat het er „onbehagelijk" van
geworden is.
De crisis kwam als een
donderbui.
Wel interessant is de aanhef van deze
beschouwing:
De toestand van handel en nijver
heid geeft in menig opzicht stof tot
dankbaarheid".
Lezer, verbaas u niet: dit is geen
citaat uit de heden uitgesproken
Troonrede, maar uit die van 17 Sept.
1929, en wij geven het, slechts weer om
te doen zifen, hoe de tegenwoordige
crisis met de snelheid-van een onweer
op ons neergekomen is. Nog maar
twee jaar geleden kon men zoo'n blij
moedig zinnetje over den toestand
van 'handel en nijverheid te hooren
geven en wat Ned.-Indië betrof kon
men toen nog in het zelfde staatsstuk
verklaren (na een opmerking over de
„voor sommige landbouwproducten
ongunstige verhoudingen op de we
reldmarkt"): „De algemeene toestand
kan niettemin bevredigend worden
geacht".
Het blad is uitermate teleurgesteld over
een „tekort-aan-actie" van de Begeering
en noemt de Troonrede een „ouverture
zonder opera".
De deftige Nieuwe Botterdam
sche Courant heeft:
„met instemming kennis geomen
van dat gedeelte, waarin de Begee
ring het vertrouwen uitspreekt, niet
te vergeefs een beroep op de natie,
op de groote zedelijke kracht van ons
volk te doen, om aan de crisis het
hoofd te bieden. Wij zouden daarin
willen zien een beroep op samenwer
king, eensgezindheid, niet slechts in
het maatschanpelijk leven, doch ook
in het politieke. In een tijd als deze
is niets gemakkelijker, dan critiek en
betwet.erii. Mogen deze drie bij uit
stek Hollandsche gewoonten zich we
ten in te toornen. Natuurlijk, van be
ginsel kan niet dan tot schade van
land en samenleving worden afstand
gedaan. Niets is voor een land ver
nietigender dan beginselloos, dat is
karakterloos bestuursbeleid.
Over stokpaardjes
gesproken
Dit is^ alles schoon gezegd, maar slechts
een inleiding op het volgende, dat libera
len en derlui geestverwanten allerschoonst
zullen vinden, maar door ons minder
wordt geapprecieerd:
Maar waarvan thans eer dan ooit
afstand moet worden gedaan is de par
tijpolitiek, de genoegdoening van par
tijverlangens, partijstokpaardjes, die
wel misschien in een beginsel zoowat
ingepast kunnen worden, doch 'die
toch overigens weinig of niets prin
cipeels hebben. Jammer is daarom,
dat onder de enkele wettelijke maat
regelen, die_ aangekondigd worden, er
één is, die in deze Troonrede den in
druk maakt aan Koomsche partijpoli
tiek uiting te geven. Terecht wordt de
bindendverklaring van de collectieve
arbeidsovereenkomst terzijde gescho
ven was nu echter daartegenover
aankondiging van de wenschelijkheid
eener wettelijke bedrijfsorganisatie
noodzakelijk? Wij. zien er slechts eene
aanduiding in, dat de regeering niet
stevig in de schoenen der eensgezind
heid staat.
Hetzelfde punt heeft ook Het Vader-
land tot peinzen gebracht, en ziehier de
oplossing:
En waarom men in deze moeilijke
tijden de Begeeringstaak verzwaart
door te wijzen op de wenschelijkheid
van een wettelijke bedrijfsorganisa
tie. zouden wij niet begrijpen, als wij
niet inzagen, dat staatsman de Bruijn,
den voorzitter van het B.-K Werklie
denverbond, die in zijn vrijen tijd lid
van de Eerste Kamer is, na zijn roerig
optreden van de laatste dagen een
kluifje moest worden toegeworpen.
Het Huisgezin noemt den toon van
de Troonrede beneden mineur en wijst er
op, dat vélen niet anders zullen hebben
verwacht. Wat de troonrede zegt, beant
woordt trouwens aan de malaise-stem-
ming.
Wel treffen wij er een zin in aan,
waarin de verwachting wordt uitge
sproken, dat het Nederlandsche volk,
zijn verleden getrouw, döor zijn groo
te zedelijke kracht, onder Gods hulp,
de moeilijkheden zal overwinnen,
maar wij vernemen te weinig van het
geen de regeering zal doen om die
volkskracht te schragen".
Aan de cijfers, welke de Minister van
Financiën in de Millioenennota aan de
Tweede Kamer verstrekt en die wij voor
zoover van belang hierna publiceeren,
voegt de Minister het volgende toe:
De depressie.
De ernstige depressie, welke op dit
oogenblik in de geheel wereld woedt, heeft
zooals vanzelf spreekt, haar invloed doen
gevoelen ook op de raming der middelen
voor het jaar 1932.
De geheele middelraming blijft voor
het aanstaande jaar ruim 63 millioen ach
ter bij die voor 1931, zooals deze luidde na
de verhooging va-n den gedistilleerd ac
cijns.
Daar bovendien de begrooting voor
1931, na de verhooging van dien accijns,
sloot met een geraamd tekort van 5 mil
lioen, stond de Begeering bij het opma
ken van de begrooting voor 1932, bij ge
lijkblijvende uitgaven, voor een tekort van
68 millioen.
.Het is echter duidelijk, dat de uitgaven
niét gelijk konden blijven. Imm.ers naast
de opbrengst, van 's Kijks middelen moest
ook die van de Gemeentefondsbelasting
lager worden uitgetrokken. Hierdoor steeg
de Bijksuitkeering aan het Gemeentefonds
met 7.5 millioen.
Alleen reeds ten gevolge van het terug-
loopen der gezamenlijke inkomsten ont
stond derhalve een tekort van rond f 75
millioen.
Met het normaal accres der uitgaven
ten gevolge van de bevolkingstoename is
hierbij nog niet gerekend. Het wordt ge
woonlijk geschat op 10 millioen 's jaars, en
heeft natuurlijk ook dit jaar gewerkt, doch
wordt wegens de onzekerheid van het be
drag hier verder buiten beschouwing ge
laten.
Besnoeiing der uitgaven.
Ten einde het zeer groot tekort van
f75 niillioen te overbruggen, heeft de Be
geering in de eprste plaats zich beijverd,
op de uitgaven, voor zoover dat kon ge
schieden zonder vitale belangen te scha
den, aanzienlijke besnoeiingen aan te
brengen. Het is gelukt, alle hoofdstukken
der Bijksbegrooting beneden het eindcij
fer van het loopende jaar te houden,
sommige zelfs in zeer aanzienlijke mate.
De bovenbedoelde besnoeiingen hebben
f'pt het resultaat geleid, dat het gezamen
lijk eindcijfer rond f 19 millioen lager is
kunnen geraamd worden dan dat van het
loopende jaar.
Het tekort van f 75 millioen is hierdoor
gedaald tot het bovenvermelde bedrag
van f 49 millioen.
Het. spreekt vanzelf, dat ook met een
dergelijk tekort niet in zee kon worden
Met de muts er naar gooien.
De regeering kan niet alles, zij kan
zelfs niet veel, maar zij mocht toch wel iets
meer kunnen doen, dan ons in de Troon
rede wordt geopenbaard, constateert D e
Volkskrant, die er vooral zijn spijt
over uitdrukt, dat juist in dezen benarden
tijd omtrent een wettelijke regeling der
werkloosheidsverzekering en een herzie
ning der sociale verzekering niets verno
men wordt.
Het blad besluit:
We krijgen ineens, na de afstraf
fing die de Kamer de regeering heeft
toegediend, een nieuwe verhaspeling
van twee departementen toegezegd:
Landbouw gaat naar het departe
ment van .Arbeid, en stukken van Ar
beid gaan naar Binnenlandsche Za
ken.
Waarom eigenlijk?
Omdat Binnenlandsche Zaken an
ders een departement zonder eenige
beteekenis zou worden
En is Verschuur in Landbouw, Ruys
in Arbeid thuis?
Het lijkt een beetje met de muts er
naar gooien, iets wat van de heele
Troonrede min of meer kan worden
gezegd.
De hoogste strijdvaardigheid
het parool.
Het Volk meent, dat er zelden een
Troonrede is uitgesproken zoo dor, zoo
leeg, zoo inhoudloos als de huidige,
Het stuk bestaat nu voor negen
tienden uit een reeks van meer of
minder sierlijke frasen waaraan wij -
geen behoefte hebben veel te beste-
^e.n'. er een hevige economische
crisis heerscht en de schatkist daar
onder ernstig lijdt, is bekend genoeg
en daarover had de troonrede niet
vele tirades ten beste te geven.
Waarop het aankomt, dat is, tot wel
ke voorstellen deze toestand de regee
ring leidt. Maar daarover hooren wij
niets. Wat een manier van doen
En aan het slot van het artikel:
Veel is uit de troonrede niet op te
maken. Maar wel dat Financiën meer
dan ooit de leiding heeft. De Geer re
geert. De arbeidersbeweging houde
het zich voor gezegd. Of de bezuini
gingsmaniak Colijn of De Geer heet,
doet niet ter zake. De hoogste strijd
vaardigheid is het parool.
i gegaan. En naast de bovenbedoelde be
sparingen moesten andere maatregelen
worden genomen.
Korting op salarissen.
Eén daarvan betrof een verdere beper
king der uitgaven. Als zoodanig heeft de
Regeering besloten tot een met 1 Januari
a.s. ingaande korting op de salarissen. De
overweging, dat een zeer groot deel van de
bevolking in dezen tijd in inkomsten is
achteruitgegaan en bovendien nog zeer
onzeker is van de inkomsten, die het voors
hands zijn overgebleven, alsmede de om
standigheid, dat het index-cijfer sinds de
laatste vaststelling van de w.edden met 7
k 8 pet. is gedaald, heeft, al kan in geen
dezer beide feiten op zich zelf natuurlijk
een reden tot salariskorting gezien wor
den, het wel redelijk doen achten, dat, nu
terzelfder tijd een aanzienlijke beperking
der uitgaven volstrekt geboden is, ook de
wedderegeling hiertoe in bescheiden mate
bijdraagt.
In het voornemen ligt een korting van 5
pet. onder aanbrenging van de volgende
vier mitigaties:
lo. zal zekere degressie worden toege
past in dier voege, dat van de eerste
f 1000 van alle wedden slechts 2 1/2 pet. zal
worden gekort en van de volgende f 1000
van alle wedden van gehuwden eveneens
slechts 2 1/2 pet.;
2o. zal de pensioengrondslag op het
oude bedrag worden gehandhaafd, zoodat
'de pensioenen van de weddekorting geen
nadeel zullen ondervinden
3e. zal de korting tijdelijk zijn, in dien
zin, dat zij, indien zij niet te voren door
een nieuw besluit is opgeheven of gewij
zigd, na drie jaar automatisch vervalt
4o. zullen de kindertoeslagen aan de
korting worden onttrokken en dus op 3
pc. van de vigeerende wedden blijven be
paald.
Door den voormelden maatregel zal het
tekort tot ongeveer f 42 millioen worden
teruggebracht.
Nieuwe heffingen.
Naast de tot dusver besproken beper
king der uitgaven zal voorts eenige ver
sterking der middelen niet kunnen worden
gemist. Twee tegelijk met deze nota inge
diende wetsontwerpen voorzien daarin.
Het eerste strekt tot een fiscale verhoo
ging van het bestaand tarief van invoer
rechten, waarbij het normale percentage
van 8 op 10 wordt gebracht, en in ver
band hiermede ook de meeste der afwij
kende percentages een soortgelijke ver
hooging ondergaan. Het tweede ontwerp
strekt tot de invoering ean een tijdelijke
benzine-belasting, waartoe speciaal aan
leiding gevonden is in de enorme daling,
welke de benzineprijs in Nederland, in on
derscheiding met dien in de omringende
landen, in den loop van het laatste jaar
ondergaan heeft. Een heffing van f 4 per
100 K.G. als in het ontwerp voorgesteld,
beteekent een verhooging van den prijs
per liter met ongeveer 3 cent. Zij zal ge
durende drie jaren gelden en bij een vroe
ger prijsherstel kunnen worden ingetrok
ken.
De opbrengst van het eerstgenoemde
ontwerp wordt geraamd op f 11 millioen,
die van 't tweede op rond f 10.5 millioen,
zoodat het tekort hierdoor slinkt tot f 00 5
millioen.
Terugstorting van batige
overschotten.
Ter overbrugging van het laatstgenoem
de tekort voorzoover het niet zal wor
den opgevangen, door de bekende „bespa
ring" op de uitgaven, waarvan echter bij
den huldigen opzet der begrooting geen
groot bedrag mag worden verwacht
heeft de regeering zich beraden een zoo
danig deel van het overschot op het dienst
jaar 1929, als financieel te verantwoorden
is, aan den dienst van 1932 ten goede te
schrijven.
Na een uitvoerige uiteenzetting over de
te voeren financieele politiek van „over
schotten" komt de Minister tot de volgen
de slotsom:
Van het overschot van 58 millioen over
1929 mag 18 millioen worden gebruikt als
sluitpost voor 1932. Deze sluitpost moet er
dan mede zijn voor 1932. Daar er nog 40
millioen over is van 1929 en hierbij 22 mil
lioen komt van 1930, zijn de 18 millioen
voor 1933 beschikbaar met een restant
van 44 millioen. Deze laatste 44 millioen
zijn voldoende om den sluitpost ad 18 mil
lioen te leveren voor 1934 en in datzelfde
jaar het tekort van 26 millioen (over 1931)
in te halen.
Vertrouwen in de toekomst de
onmisbare laatste sluitpost.
Toch meent de minister, dat deze opzet
thans kan worden aanvaard. Eenig ver
trouwen op een betere toekomst moet in
het huidig tijdsgewricht wel de onmisbare
laatste sluitpost blijven. Mocht dit ver
trouwen ongegrond blijken, dan zullen te
zijner tijd nieuwe buitengewone maatrege
len noodig zijn. De regeering hoopt, dat
ook dan daarbij vitale belangen zullen
kunnen blijven gespaard. Zij is van zins hier
toe het hare bij te dragen, door in deze
jaren zoo krachtig mogelijk te streven
naar een verdere reorganisatie van den
Staatsdienst, waarmede, naar de minister
destijds aantoonde in het verleden reeds
goede uitkomsten zijn bereikt, maar waar
van de mogelijkheden toch niet zijn uitge
put. Het is bekend, dat die reorganisatie
niet gemakkelijk is, vooral niet in zoover
zij, terwijl het nuttig rendement in den re
gel ïordt betwist en niet priori voor den
kleingeloovige bewijsbaar is, eerbiedwaar
dige persoonlijke of locale belangen treft.
De geschiedenis van den kantongerechten,
van de postbetalingen, van de werven, gar
nizoenen of ontvangerskantoren, die voor
opheffing in aanmerking kwamen, en van
zooveel meer, spreekt ten deze een duide
lijke taal. Maar vertouwd mag allicht wor
den, dat het „palma sub pondere crescit"
ook hier bevestiging zal vinden in dezen
zin, dat onder den druk der huidige tij
den de heilzame plant der efficiency een
steviger groeikracht zal vertoonen dan te
voren wel het geval is geweeBt.
Voor veiligheid dient
gewaakt.
Wij rijden op het oogenblik economisch
en fiscaal in een nevel, waarin niet al te
ver vooruit kan worden gezien en waarin
bij het schaarsche licht, dat ons gegeven
is, voor veiligheid op den nabijzijnden weg
zoo goed mogelijk dient te worden ge
waakt. „Niet te hard rijden" is daarbij de
eerste eisch. De regeering wil zich beijve
ren, zich hiernaar te gedragen en zij doet
een beroep op allen, die verantwoordelijk
heid dragen, welke politieke of maat-
schappelijke idealen zij ook koesteren,
haar daarin te steunen. Het is zoo juist,
wat destijds door het orgaan van een
strijdend vakverbond werd opgemerkt, dat
het „een waan is te meenen, door machts
ontwikkeling alleen de maatschappij te
kunnen verplichten, meer te geven dan zij
heeft." De jongste geschiedenis van twee
groote nabuurstaten levert er opnieuw het
bewijs van.
Een verwijzing naar Engeland.
De Minister wil zijn betoog niet eindi
gen zonder er op te wijzen, dat de be
hoedzaamheid, waartoe de daling der mid
delen maant, in misschien nog sterker ma
te gevorderd wordt door de omstandigheid
dat de crisisuitgaven, welke buiten de nor
male begrooting gehouden worden, een
omvang dreigen aan te némen, die vér uit-
gaat boven het bedrag, dat ten vorigen
jare geraamd is als opbrengst van de
nieuwe hiervoor ingestelde heffing. Voor
het jaar 1931 zullen zij, zooals uit eerlang
in te dienen suppletoire begrootingen zal
blijken, ongeveer f 17 millioen bedragen.
Te vreezen staat, dat in 1932 deze som
nog zal worden overschreden. Inmiddels
werkt, de oorzaak van die uitgaven in on
getemperde kracht voort. Hoe langer zij
werkt, des te breeder en dieper zullen
haar fiscale gevolgen zich afteekenen.
Vergete behoort niet te worden, dat ook
die crisisuitgaven moeten worden betaald,
al komen zij op een afzonderlijke reke
ning. Het westelijk nabuurland heeft niet
het minst door uitgaven van dien aard een
oogenblik in zóó hachelijke financieele po
sitie verkeerd, dat groote offers, ook van
politieken aard, noodig zijn geweest om
een onheil af te wenden. Welke hoogte de
uitgaven, waaraan hier gedacht wordt, in
ons land zullen bereiken, is thans nog niet
te zeggen, maar Vdst staat wel, dat zonder
pijnlijke ingetogenheid en offerzin bij het
voorzien in normale behoeften, zij ook hier
een bedreiging hielen kunnen gaan vor
men voor 's lands financieele kracht.
MIDDELEN DIENSTJAAR 1932.
Blijkens de Wet op de Middelen worden
de midde-len voor het dienstjaar 1932 ge
raamd als volgt:
Gewone dienst 544.268.092.
Kapitaaldienst 275.658.415.—
Geheele dienst 819.926.507.
Voor het dienstjaar 1931 zijn de midde
len aldus geraamd:
Gewone dienst 603.447.281.—
Kapitaaldienst 53.859.115.
Geheele dienst 657.306.396.
Zoodat in vergelijking met 1931 wordt
geraamd
voor de gewone midd. 59.17.189.minder
voor de kapitaalmidd. 221.799.300 meer
POSTERIJEN EN TELEGRAFIE.
Geen verlaging van de posttarieven
in 1932.
Kennisneming van de begrooting 1932
zal doen zien, dat, hetgeen te verwachten
was, het Staatsbedrijf, althans voor som
mige onderdeel en, den weerslag van den
algemeen ongun&tigen economisehen toe
stand ondervindt.
Het schenkt voldoening, dat de begroo
ting, een exploitatie-saldo van pl.m. 4 mil
lioen te zien geeft.
Hoewel de huidige economische toestand
uiteraard ook op den postdienst van in
vloed is, geeft dit dienstonderdeel nochtans
reden tot tevredenheid.
De opbrengst van de frankeerkosten
over de eerste zes maanden van 1931 was
rond 475.000 hooger dan die over de
overeenkomstige maanden van 1930. In
laatstgenoemde maanden was de bedoelde
opbrengst, rekening houdende met de op
1 November 19*29 in werking getreden ta
riefsverlaging, ongeveer 806.000 hooger
dan in de maanden Januari tot en met
Juni 1929.
Met het hieruit blijkende verloop dezer
opbrengst is bij de ramr-j voer 1932, welke