22ste Jaargang ZATERDAG 12 SEPTEMBER 1931 No. 6999 DAGBLAD VOOR LEIDEN EN OMSTREKEN Bureaux: PAPENGRACHT 32, LEIDEN 3)e Êcidóolie6oi4^atit DE ABONNEMENTSPRIJS bedraagt bij vooruitbetaling Voor LeideD 19 cent per weet 12.50 per kwartaal Bij onze Agenten 20 cent per week 12.60 per kwartaal Franoo per poet f2.95 per kwartaal Eet Geïllustreerd Zondagsblad ia voor de Abonné'a ver krijgbaar tegeD betaling van 50 cent per kwartaaL bij vooruitbetaling. Afzonderlijke nummert 5 cent, met Geïllustreerd Zondagsblad 9 oent. TEL. INT. ADMINISTRATIE 935, REDACTIE 15 II GIRONUMMER 103003, POSTBUS No. 11 DE ADVERTENTIEPRIJS BED RAAGT s Gewone Advertentiën 30 cent per regeL Voor Ingezonden Mededeelingen wordt het dubbele van het tarief berekend. Kleine advertentiën, van ten hoogste 30 woorden, waarin betrekkingen worden aangeboden of gevraagd, huur en verhuur, koop en verkoop f 0.50. Dit nummer bestaat uit vijf bladen waaronder geïllustreerd Zondags blad. DRIE FEITEN le. Op 1 April 1925 werd in Palestina een Joodsohe Universiteit geopend. Palestina is een land, dat in alle opzichten nog in heit eerste stadium van ontwikkeling ver keert. Toch achtten de Joden het eerst noodzakelijk eene Joodsohe Universiteit. Waarom? Men kon het lezen in Het Be loofde Land", maandblad van het Neder landsche Palestina Opbouwfonds „Keren- Hajesod" (3e jaargang, no. 6) Daar lezen wij: „Alleen als kern. waaromheen een eigen geesteslleven zich kan ontwikkelen, dat Joodsch zou mogen worden genoemd, is de stichting van de Joodsche Universi teit op dit oogenblik gerechtvaardigd." En verder: „De voorbereiding van een gezon de geestelijke atmosfeer is niet alleen even voor economischen voorspoed, maar ook moeilijk a!s het leggen van de grondslagen even essentieel voor het tot een goed einde brengen van de groote taak, die ons Joden in deze dagen op de schouders is gelegd." 2e Begin 1922 overleed prof. Pekelharing. „Het Volk", hooforgaan 'van de S.D.A.P., schreeft van hem: „Hoogleeraar te Delft, had Pekelharing drie en dertig ja-ren lang, van 1874 tot 1907, op het denkleven van ve'e honderden stu denten een zeer grooten invloed. Zijn schit terende colleges over economie en admini stratief recht verhieven de studie van deze vakken voor de aanstaande ingenieurs tot een hoogen rang. Zijn avondcolleges over het socialisme, die met de beroemd gebleven voordrachten van Quack vergeleken moch ten worden, brachten zijn arbeid voor de socia'istische gedachte en zijn bewondering voor haar voornaamste dragers over in de hoofden en harten van vele jongeren. Van veler leven en werken heeft hij daardoor de richting bepaald. In den arbeid van velen heeft zijn leering voor het gansohe volk zijne vruchten gedragen." 3e. In Juli 1925 richtte de heer Mr. Troelstra een brief aan het Congres van den Bond van S ooiaai^D emooratisolie Studie-- clubs. Daarin schreef deze socialistische leider. „De student mag met afzijdig staan in den grooten strijd onzer dagen die innige samenwerking eisoht van 'arbeid en intel lect. Al zal ook voor hem het studeeren hoofdzaak moeten zijn, bij de keuze van leeraren en te behandelen onderwerpen, zal hij rekening dienen t-e houden met de groote geestelijke, politieke en economische vraagstukken, welke de klassenstrijd en het zoo hoopvolle proces van geestelijke ont wikkeling der arbeiders de huidige genera tie ter uitwerking en oplossing aanbieden." Is dit alles duidelijk of niet? Hebben wij ook niet, zooals de Joden, behoefte aan een „kern waaromheen een eigen geestesleven zich kan ontwikkelen?" Spreekt het niet tot ons geweten, dat hoogleeraren aan neutrale universiteiten hunne studenten voor het Socialisme trach ten te winnen? Is de „keuze van leeraren en de te behandelen onderwerpen" voor den Katholiek die toch ook een socia'e taak te vervullen heeft, niet van even groot, neen, van veel grooter belang als voor den Socialist? Welnu, dan zien wij door onze geeste lijke tegenstanders bevestigd dit woord van onze Bisschoppen: „De eigen universiteit moet en zal ons brengen die mannen en vrouwen, waaraan wij steeds meer behoefte hebben: mannen en vrouwen, van wetenschappelijken zin, tevens levend en werkend uit ons heilig ge loof, mannen en vrouwen, die allen des te beter vaderland en gemeenschap zullen dienen, naar gelang zij deze juister zullen zien in het licht van Gods waarheid en van Zijn alwijze en a'qoede Voorzienigheid. Is t nu duidelijk, wat onze eigen univer siteit beteekent voor de katholieke cultuur, voor volk en vaderland? Is 't te veel gezegd, dat wij op de schepping van dit instituut roem mogen dragen Wij hebben het zei ven tot stand ge bracht. Geen der andere universiteiten van ons land is zoo in den goeden zin van het woord eene volksuniversiteit als de onze. Ook de kleinsten, ook de minst vermogende onder ons, hebben ertoe bijgedragen en op de lijsten der donateurs staan zelfs arbei ders en dienstboden vermeld, die jaarlijks vijf gulden en meer offeren voor onze Hoo- Wat is dit mooi. Tooh zijn er achterblijvers, ook onder de kleinen, maar onder de grooten vooral; achterblijvers uit sleur of onwetendheid, maar, naar wij hopen, niet uit onverschil ligheid. Laten dezen nu ook naar voren komen om hun aandeel te vragen in het grootste en schoonste katholieke werk, dat in deze Het Leidsche Stadhuis. Eenigen tijd geleden heeft Henri Polak in de Leidsche Courant een waarschuwing geschreven, aan het adres van den Leid- schen Baad, tegen het plan van architect Dudok, waarin hij, na er op te hebben ge wezen, dat aan 's Raads zorgen is toever trouwd een van onze schoóne oude steden, hem bezweert te bedenken, dat een stad huis een eigen bijzonder karakter behoort te bezitten, en niet behoort van gelijke architectuur te zijn als een warenhuis, een fabriek of een bioscoop. Hij verwierp als onzin de bewering, dat cubussen-stapeling de eenige passende bouwnxanier voor onzen tijd zou zijn. Op dit m.i. wel zeer onweerlegbaar be toog is een antwoord gekomen, waarin dan ook de argumenten van Polak niet zoo zeer worden bestreden, als wel een beroep ge daan op de historie. Dit antwoord is ver schenen in „Publieke Werken" officieel or gaan van de Ver. van Directeuren van Ge meentewerken en was onderteekend Dixj, die dus vermoedelijk een dezer directeuren is. Deze schrijver, die, naar hij zegt, even beduusd heeft gestaan, maar dit dan toch gauw te boven is gekomen, trekt een pa rallel met het gebeurde van vijf en dertig jaren geleden, toen te Amsterdam een beurs moest worden gebouwd, door een ze keren Berlage. Hij herinnert aan de oppo sitie tegen dat gebouw, en in het bijzonder tegen den langen rechten, ononderbroken gevel aan het Damrak en tegen den „vier kanten toren", die, vlak bij den pittigen, ranken Oudekerks-toren, werd geacht het stadsbeeld te schenden, en verzoekt ons, zich voor te stellen, dat door die tegen kanting Berlage's Beurs niet tot stand zou zijn gekomen. De vergelijking is handig bedacht, en zal zeker indruk maken op hen, die de zaak zeer oppervlakkig bekijken. „De geschiede nis her-haalt zich" zullen zij zuchten, en met Dixi het hoofd schudden over een Henri Polak en anderen, die voor dertig jaren enthousiast waren voor het nieuwe, en dit nu niet meer kunnen begrijpen. Wie de geschiedenis beter kent, en het heden beter bekijkt, loopt hier niet zoo ge makkelijk in. Een afbeelding van Berlage's Beurstoren, gelegd naast een van Dudok s torens voor het Hilversumsche en het Leid sche stadhuis sterkt hem al dadelijk in zijn onwil om dit beroep op het verleden te aanvaarden. Zijn deze torens inderdaad beide vierkant te noemen, dan ziet men er toch wei heel duidelijk, dat het eene vier kant het andere niet is. De toren van de Beurs is niet vierkant, alleen om vierkant te zijn, de vorm vloeit van zelf voort uit de logische, eveneens vanzelfsprekende plaat sing van het klokkegat, de wijzerplaat enz., terwijl zelfs die vierkante vorm dan nog eenigszins getemperd en minder hard ge maakt wordt door een soort van balustra de. De torens van Dudok daarentegen zijn opzettelijk (ik zou zelfs durven zeggen, moedwillig) zoo hard en scherp mogelijk vierkant, ze zijn dit buiten verband met de dan ook willekeurig daarin geplaatste on derdeden, zooals in het algemeen de recht - hoekig-vierkante vormen bij deze school geen uit de constructie voortvloeiende bouwvormen zijn, maar mode. En hier ligt wel het enorme verschil tus- schen het principe, dat .Berlage volgde, en waarvoor het toenmalige jonge geslacht, ge voed door de gezonde begrippen van Viollet le Due, Morris en andere geestdriftig op kwam, en den stijl (als hij dien naam ver dient) dien men thans zonder aanzien der omstandigheden overal in wil voeren. Ber lage's manier van bouwen was gericht op het logische gebruik en het eerlijk toonen van constructie en materiaal en het zelf verloochenend dienen van het doel; de te genwoordige richting, die wij meenen te moeten afwijzen, offert alles op aan de vormen, de z.g. monumentale vormen en de (al of niet schoone) siervormen en deinst daarbij zelfs niet terug voor een soortge lijke camouflage als die, waartegen de actie van dertig jaar geleden gekant was. En als eeuw in ons land werd tot stand gebracht. Ons nageslacht moet op de R.K. Universi teit kunnen wijzen als op een monument van het gansche katholieke volk. Geen katholieke naam mag ontbreken op de lijst der weldoeners Ook gij, die dit leest, zult willen helpen, om onze Hoogeschool volledig te maken; want zij is De Kroon op het werk van den beschavingsarbeid, door onze voor vaderen begonnen en door ons, die er de vruchten al van genieten, voortgezet onder den zegen van God HENM HERMANS. men het wil doen voorkomen, alsof deze vormen geboden zijn door het wezen der beton-constructie, dan mag wel eens ge constateerd worden, dat integendeel aller lei bedekte ijzerconstructies de betoncon structie te gemoet moeten komen om deze „zakelijke" vormen mogelijk te maken, dat daarin het beton niet tot uitdrukking komt, maar dat dit materiaal zelfs willekeurig gewold wordt aangedaan. Het verzet van de zijde van hen, die de revolutionnaire Amsterdamsche Beurs be wonderden, is dus geen teeken van den af keer der ouderen tegen het nieuwe, het vloeit logisch voort uit hun beginselen. Het richt zich tegen wat zij snobisme en deca dentie achten, en de leeken onder hen laten zich niet afschrikken door het feit, dat een groote groep architecten tegenover hen staat. Als nu Dixi, in het bewuste artikel, te kennen geeft, dat zij, die zich hier op een terrein begeven, dat het hunne niet is, hier het woord liever aan vaklieden moeten ia- ten, dan willen wij de vergelijking tusschen het verleden en het heden nog iets verder doortrekken. Dan willen wij eraan herinne ren, hoe indertijd de officieele architecten- vereenigingen hebben geprotesteerd tegen de Oude Amstelbrug van Berlage, hoe zij aan de Kamer hebben geadresseerd om het ontwerp van dr. Cuypers voor het Centraal station te Amsterdam te verwerpen, hoo eindelijk M. de Klerk in 1916 Dr. Berlage een vakkundig timmerman genoemd heeft. De architecten van heden zijn niet verant woordelijk voor deze daden van hun voor gangers. Maar deze feiten bewijzen toch wel, dat het een illusie zou zijn, dat vakge- nooten boven de dwalingen der tijdgenoo- ten staan en het recht zouden hebben de gefundeerde meeningen van den leek ge ring te schatten. Zoo keert zich dan dit wapen, door een voorstander van het plan-Dudok te kwader ure opgenomen, tegen hemzelf, en blijven de argumenten daartegen onbestreden en onverzw akt. CORNELIS VETH. V Een dwaze conclusie. Met dóór-dravende lofprijzingen en on doordringbaar-dikke wierookwolken dient men niet de goede zaak. Men mag of moet zelfs open oog hebben voor de fouten en tekortkomingen; critiek kan gewenscht en nuttig zijn, indien ze niet in strijd is met de rechtvaardigheid en de naastenliefde. Over dè betooging van het R. K. Werk liedenverbond is ook in de katholieke pers eenige critiek geuit. Over enkele passages in de rede van den voorzitter van het R. K. Werklieden verbond hebben wij in ons blad onze te leurstelling te kennen gegeven. Over den zang bij de optocht, imzoover er althans gezongen werd, is in meerdere bladen geklaagd. Oritiek van het „Volk" in deze heeft bijval gevonden in „Tijd" en „Ons Noorden". Het „Volk" wijst op deze instemming van katholieke zijde en besluit dan: „Het lied is een uiting van ware gemeenschap. Dat dit bij de katholie ken ontbreekt, spreekt boekdeelen over de hooggeroemde Roomsche een heid". Dat is een dwaasheid! De katholieken hebben hun liederen in kerk en ook in vergaderzaal, 't Is waar, dat het lied op de straat, bij optocht e. d. onder ons wordt gemist of niet voldoende is ingeburgerd. Maar daaruit te besluiten, dat „de hoog geroemde Roomsche eenheid" ontbreekt, is eenvoudig een dwaze conclusie, welke" geen weerlegging noodig maakt! GEEN HAARLEMSCHE KATHOLIE KENDAG IN 1932. Bestuursverkiezing. Het bestuur van den Diocesanen Katholie kendag in het bisdom Haarlem heeft aan Z.H. Exc. Mgr. J. D. J. Aengenent voorge steld, in 1932 geen Katholiekendag te hou den, in welk voorstel de Bisschop heeft be willigd. Tot lid va-n het Hoofdbestuur is in de va- cature-mr. J. H. M. Stieger, lid van Ged. Staten van Zeeland, te Goes, gekozen de heer J. v. d Voort, voorzitter van den R.K. Volksbond te Goes. Mr. J. N. J. E. Heerkens T'hijssen werd als voorzitter herkozen. ST ORMC AT ASTROPHE IN HONDURAS. DE HOOFDSTAD BELIZE DOOR EEN ORKAAN GETEISTERD. R'EEDS VIERHONDERD DOODEN. Naar uit Miami in Florida wodrt gemeld, heeft een ontzettende orkaan Belize, de hoofdstad van Britsoh-Hoaidura geteis terd. Een te Boston dpgevangen draadloos bericht van de Tropical Radio Company meldt, dat circa 150 personen gedood en honderden gewond zijn, doch latere berich ten schatten het aantal dooden op vier honderd. De stad werd voor 70 pCt. ver nield; minstens de helft der bevolking is dakloos. Men vreest, dat zich nog talrijke slachtoffers onder de puinhoopen bevin den. Naar verluidt zijn o.m. ettelijke Ame- rikansche priesters omgekomen. Volgens een te Miami door de Pan-American Air ways Company ontvangen bericht bedraagt het aantal dooden zelfs 200. De storm, die een snelheid van 150 h 240 K.M. per uur bereikt, ging gepaard met een springvloed, die het water tot een hoogte van twee meter opstuwde, zoodat de mees te straten blank stonden. De radioverbinding met Belize, die sinds gistermiddag gestoord was, is thans weer hersteld, zoodat de buitenwereld met de ontzettende ramp in kennis kon worden ge steld. Onmiddellijk is aan een vliegtuig der maatschappij, dat zich te San Salvador be vond, opdracht gegeven alle beschikbare voorraden medicijnen enz. naar de zwaar bezochte stad te vervoeren. Belize is een stad van ruim 10.000 inwo ners en ligt aan de Caraïbische Zee, op de plaats waar de gelijknamige rivier daarin uitmondt. De huizen zijn voor het meeren- deel van hout. Het ligt niet aan een spoor weg en daar ook de wegen slecht zijn, kan de stad feitelijk slechts over zee bereikt worden. Aan het Roode Kruis te Washington is geseind, dat door den orkaan op Porto Rioo een persoon te San Juan werd gedood, ter wijl er ook eenige gewonden zijn. Hier zijn van 200 huizen de daken afgerukt. Het cen trum van den orkaan bevond zich echter in het binnenland van het eiland, vanwaar nog geen berichten ontvangen zijn. De storm bewoog zich voort in de richting van Haïti. BINNENLAND VOORNAAMSTE NIEUWS BUITENLAND. Stormcatastrophe boven Honduras. Vier^ honderd slachtoffers gemeld. (1ste blad). Rede van Briand over den Volkenbond. (Buitenland, 3de blad). Een Nederlandsch initiatief inzake de ontwapening. (Buitenland, 3de blad). BINNENLAND. Urgentieprogram van het Kon. Ned. Landbouwcomité (1ste blad). Doodelijk tramongeluk te Voorschoten. (lste blad). Noodlanding van een vliegtuig te Leid- schendam. (3de blad). De Nieuwkoopsche smeden op de Jaar beurs te Utrecht. (3de blad). Het conflict tusschen Burgemeester en Raad te Hillegom. (3de blad). SLUITING STATEN-GENERAAL. Vereenigde vergadering van de beide Kamers der Staten- Generaal tot sluiting van de zitting 1930—1931 hedenmid dag te 2.45 uur, in het gebouw van de Tweede Kamer. De voorzitter van de Eerste Kamer, mr W. L. baron de Vos van Steenwijk, be kleedt den voorzitterstoel. De voorzitter doet door den grif fier van de Eerste Kamer voorlezen een Koninklijk Besluit van 5 September 1931, No. 16, waarbij de Minister van Staat, Mi nister van Binnenlandsche Zaken en Land bouw wordt gemachtigd heden te 3 uur zich te begeven naar de vergadering van de Sta- ten-Generaal teneinde in de Vereenigde vergadering der beide Kamers de zitting in naam der Koningin te sluiten. De voorzitter benoemt tot leden der commissie, die den Minister in het ge bouw zal ontvangen en uitgeleide doen de leden der Eerste Kamer, de heeren v. d. Bergh en Briët en de leden der Tweede Ka mer, de heeren Marchant, Aalberse, van Boetselaer en van Hellenberg Hubar. De heer Ruys de Beerenbrouck, Minister van Staat, Minister van Binnen landsche Zaken en Landbouw, plaatst zich, na door de commissie te zijn binnengeleid, achter de Ministeistafel en houdt een kor to rede. De Minister wordt door de Commissie uitgeleide gedaan. De voorzitter sluit, nadat de Com missie in de vergaderzaal is teruggekeerd, de vereenigde vergadering. BEMOEDIGENDE MINISTER1EELE WOORDEN. Een schrijven van minister Ruys de Beerenbrouck aan den Raad van Beheer der Kon. Ned. Jaarbeurs. In een gelukwensch aan den Raad van Beheer der Kon. Nederlandsche Jaarbeurs schreef de voorzitter van den Raad van Mi nisters Jhr. Mr. Ch. J. M. Ruys de Beeren brouck de volgende voor geheel ons volk bemoedigende woorden: „Inderdaad zijn de tijdsomstandigheden niet alleen voor het bedrijfsleven, maar voor het geheele volk moeilijk. Wij mogen echter niet het geloof in een betere toe komst verliezen. De wereldgeschiedenis leert, dat de volken in de moeilijkste tijden van hun bestaan hun grootste kracht van willen en van kunnen hebben ontplooid. In onze eigen geschiedenis zijn zoovele voor beelden te putten, dat het Nederlandsche volk in dezen den toets van vergelijking met andere volkeren kan doorstaan". KONINKLIJK NEDERLANDSCH LANDBOUWCOMITÉ. Gewijzigd en aangevuld urgentie programma. Hoewel in het algemeen gesproken het in 1930 ontworpen urgentieprogramma nog geenszins verouderd is in dien zin, dat de aanbevolen maatregelen ter verzachting van de gevolgen van de crisis in den land bouw door de regeering zouden zijn uitge voerd, bleek toch herziening nooddg. De re denen hiervoor zijn van tweeërlei aard. In de eerste plaats hebben verschillende op de crisis in het akkerbouw bedrijf be trekking hebbende aangelegenheden, door wijziging van de omstandigheden en door heb overigens onvoldoende ingrijpen van den wetgever een ander aspect gekregen, terwijl daarnaast omtrent de gepropageer de maatregelen tot verbetering andere in zichten naar voren zijn gekomen. Voorts maakt de uitbreiding van de cri sis in het veehoudersbedrijf het noodzake lijk, dat ook omtrent hetgeen in verband hiermede door de overheid moest worden gedaan de aangesloten organisaties weder om werden geraadpleegd. Met recht mag men dan ook zeggen, dat na het aklkerbou wbedr ij f thans ook de vee houderij door de crisis is getroffen. Wat dient er in dit opzicht door onze regeering te worden gedaan? Naar de meening vau het comité zullen de steunmaatregelen ten behoeve van de zuivel- en \4eesch produoeerende bedrijven van anderen aard moeten zijn, dan die wel ke ten behoeve van den akkerbouw worden Een verbetering van den ten opzichte van onz-en export bestaanden onbevredigen- den toestand, in dien zin, dat de uitvqer van onze landbouwproducten weder meer loonend wordt, mag worden verwacht van het wegvallen der handelsbelemmeringen. Het is echter nog zeer de vraag of veel zijdige reglingen in het handelsverkeer tus schen de volkeren nog mogelijk zullen blij ken en of niet het twee-zijdige verdrag met de contingenteeiring van den uitvoer meer en meer zijn intrede zal doen. Het is een zoo evidente waarheid, dat- het landbouwbedrijf niet uit e;gen kracht de crisis kan doorstaan, dat regeeringshulp iets vanze'fsprekend is. Kan zij de crisis al niet op directe wijze bestrijden, toch dienen de gevolgen zooveel mogelijk verzwakt, opdat het landbouwbe drijf de noodige vitaliteit behoude om zoo- dria de opklaring van een verbeterden gang van zaken in het zicht komt, naraat te zijn. De regeeringsmaatregelen dienen er duS op te zijn gericht in dezen overgangstoe stand, wat deze crisis ook ongetwijfeld is, 't landbouwbedrijf zoo krachtig mogelijk te h*.. ca. Het Kon. Nederlandsch Landbouw-Co mité beveelt dan verscheidene directe en indirecte door de Regeering toe te passen middelen aan, welke zullen bijdragen den landbouw te handhaven.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1931 | | pagina 1