MAANDAG 7 SEPTEMBER 1931 DE LEIDSCHE COURANT EERSTE BLAD PAG. 2 Prof. Raaymakers die toen reeds van oordeel was, dat niet de vraag gold of er een nieuwe orde zal komen, doch enkel welke, verdedigt dan verder de publiek rechtelijke Bedrijfsorganisatie. Dat is twaalf jaar geleden. Twaalf jaar lang heeft ons Verbond en met ons Verbond, de georganiseerde Katho lieke middenstanders, landbouwers en een aantal priesters en politici voor de (pu bliekrechtelijke) bedrijfsorganisatie gestre den de Staatspartij sprak zich er voor uit en vereenigde in 1929 meer dan een millioen stemmen op haar lijsten. De bedrijfsraden-wet en de S.D.A.P. Thans zijn wij zoover gevorderd, dat Mi nister Verschuur een voorontwerp van Wet op de Bedrijfsorganisatie bij den Hoogen Raad van Arbeid heeft aanhangig gemaakt en inmiddels met advies heeft ontvangen. Wij moeten aannemen, dat Gij het ver loop van zaken kent. Dat men weet, dat het voorontwerp-Ver schuur, voor ons een begin inhoudt van een regeling der bedrijfsorganisatie; dat Gij weet hoe de georganiseerde Ka tholieke werkgevers zich de felste bestor mers van dit voorontwerp, toonen; dat zij ©en z.g. „amendement" hebben ingediend, hetwelk voor ons èn om zijn in houd èn om zijn practisohe en politieke vooruitzichten geen waarde heeft, om van de liberale werkgevers maar niet eens te spreken; dat men weet, dat de leiders der sociaal democratische vakbeweging zich in den H. R. v. A. er tegen hebben verklaard, om dat het „onder maat bleef". Wij spreken niet over het merkwaardige gezelschap der tegenstanders; het zeer bijzondere ervan spreekt voor den een- voudigsten arbeider duidelijk genoeg. Het laatste nummer van „De Strijd", het orgaan van onze sociaal-democratische zus- tercentrale het N.V.-V., vermoedde, dat wij, om de houding van zijn leiders tegenover het voorontwerp-Verschuur, tegen de hee- ren zouden toornen. Dat doen wij niet. Wij meenen er intusschen wel eeniger- mate op te mogen rekenen, dat hun ver antwoordelijkheidsgevoel nopens de arbei ders, hun zal doen inzien, dat zij veiliger staan aan den kant van Verschuur en de Katholieke, de Protestant-Christelijke en de Neutrale Vakbeweging, dan aan de zijde van de meest reactionnaire werkgevers. Wij zijn thans bijeen om in het algemeen belang en het belang der werkers, voor medezeggensohap en Bedrijfsorganisatie te getuigen. Wij zijn thans met tienduizenden Katho liek georganiseerde werknemers bijeen om aan hen, die het hooren willen en aan an deren, die het hooren moeten, onomwonden als ons uitdrukkelijk en weloverwogen ver langen te doen blijken, dat het vooront werp-Verschuur, voor ons een begin van op de wet steunende bedrijfsorganisatie, ge steund dient te worden. De heer Kortenhorst, dien wij als Kamer lid tot bijwoning van dit Congres hebben uitgenoodigd, berichtte, dat hij van die uit- noodiging geen gebruik zou maken. Dat is eenerzijds jammer. In het voorlaatste nummer van „De R. K. Werkgever" heeft hij geschreven, dar. „het aantal werkelijke voorstanders van dat voorontwerp zienderoogen slinkt". Het is verklaarbaar, dat des heeren Kor tenhorst omgeving hem misschien belet ver te zien; hij heeft trouwens zijn volgelingen spoedig overschouwd. Hier had hij en hadden zijn medestan ders niet onwaarschijnlijk iets kunnen lee- ren; hier had hij, zoover zijn oogen kunnen zien, menschen, volwaardige sociale wezens en volwaardige staatburgers kunnen over- echouwen, die welbewust als hun oordeel uitspreken: het voorontwerp-Bedrijfsraden- wet-Verschuur worde, als een begin, zoo mogelijk wet! Andere verlangens der arbeiders. Waarvoor zijn wij bij elkaar1? Om als ons uitdrukkelijk verlangen uit te spreken, dat, naast de wet op de Be drijfsorganisatie, tot stand dient te komen een afdoende verbetering der ouderdoms voorziening. Die eisch spreekt voor zichzelf. Hij spreekt zóó voor zichzelf, dat enkele bedrijfsgroepen reeds zijn overgegaan om de ouderdomsverzorging ter hand te nemen. Men moet zich wel aan een heel uitzon derlijken „welstand" hebben aangepast^ om zich wijs te kunnen maken, dat 65-jarigen met ƒ3.— in de week kunne rondkomen. De Minister van Arbeid, Handel en Nij verheid weet dat ook. Hij en wij allen kenden reeds jaren het lied-der-onmogelijkheid. Er is wel geen sociale wet tot stand ge komen, zonder dat dat lied werd gezon- gen. „De" bedrijven kunnen natuurlijk „dien" last wéér niet dragen; als andere factoren bij de productie meer geld vragen, dan is daar niets aan te doen. intusschen niemand vraagt meer dan mogelijk is. Ook de Minister van Arbeid, Handel en Nijverheid heeft de zaken goed door- In de Memorie van Antwoord, gezonden aan de Eerste Kamer, heeft Z.Exc. het vorig jaar nog als zijn voornemen uitge sproken „een behoorlijke verzorging van ouden van dagen te kunnen bereiken door verbetering van de Invaliditeitswet en van de Ouderdomswet, waarbij mede wordt gerekend op verhooging der Staats- bijdragen als één der middelen om-tot een afdoende ouderdomsverzorging te komen". Wij kunnen, omdat de tijd ons ont breekt, hier moeilijk verder verdedigen dien eisch, noch ingaan op hetgeen ter bestrij ding wordt aangevoerd, doch verwijzen voor een en ander mede naar de brochure- „De eischen van ons Congres", op het mee ting-terrein verkrijgbaar, geschreven door den bekenden Pater Jacobs. Een derde ernstig verlangen heeft de tienduizenden naar Utrecht getrokken: de wettelijke regeling der werkloosheidsver zekering. Dat zal ook weinigen tot oordeelen be voegden bevreemden. Zoo vanzelfsprekend werd dat verlan gen geacht, dat de Troonrede van 1929, de eerste welke onder dezen Minister van Ar beid werd gepubliceerd, aankondigde: In voorbereiding is een wettelijke regeling der werkloosheidsverzekering." Wij zijn nu twee jaren verder en nog is do wet er nieter is zelfs nog geen ont werp bij de Tweede Kamer ingediend. Toch voelen wij thans, nu vrij omvang rijk werkloosheid dreigend op komt zetten, het gemis eener wettelijke regeling. De werkloosheidsvoorziening. Er is werkloosheidsverzekering en de Overheid draagt bij. Ongetwijfeld. Doch dient, omdat geen andere weg open staat, door den wetgever, geen einde te worden gemaakt aan den sociaal schreeuwenden toestand, dat. over het al gemeen de werkgevers de arbeiders in dienst houden zoolang het hun belieft, om dan de zorg voor hen en hunne gezinnen over te laten aan de Vakbonden en de Overheid Dient er, door samenwerking van alle betrokkenen, niet voor te worden gezorgd, dat, vooral in tijden als nu komen gaan, de uitkeeringsduur belangrijk niet voor enkele weken kan worden verlengd. Dienen geen wettelijke maatregelen te worden getroffen, waardoor de platte landsgemeenten worden gedwongen en desgewenscht in staat gesteld, de tegen werkloosheid verzekerde uitgetrokken ar beiders te helpen, zooals dat in de grootere steden geschiedt? Voor de wettelijke regeling der werk loosheidsverzekering, zoowel als voor een betere regeling van de ouderdoms- en in- validiteitsrente als voor het instellen van Bedrijfsraden door de Overheid, heeft de Katholieke Staatspartij zich vóór twee ja ren welbewust uitgesproken. De Katholieke Arbeidersbeweging brengt thans met grooten nadruk de Staatspartij en haar vertegenwoordigers in het Parlement, haar program en hun woord ernstig in herinnering, er zich rekenschap van gevend, dat in dit Ministerie een yier- tal Ministers zitting hebben, aan wien partij en program ook niet vreemd zijn. De arbeiders en de arbeidersbeweging zijn daarvan zijn zij zich wel bewust wat de drie eenoemde punten betreft, van de politici afhankelijk. Het initiatief moet in den regel van de zijde der Regeering komen; het zal, dach ten wij, de Regeering waarschijnlijk niet onwelgevallig zijn, nu zelfs eerste ambte naren het sociaal-politieke oorlogspad be treden, indien dat van „onderen op", van uit de massa van het volk, op sooedige verwezenlijking dier genoemde verlangens wordt aangedrongen? De Arbeidersbeweging maakt, meenen wij, op dezen dag niet slechts gebruik van haar recht, zij doet wat plicht haar ge biedt. Leiders en leden zijn hier voor een be langrijk deel bij elkaar en laten onomwon den blijken, hoe zij de naaste sociaal-poli tieke toekomst zien, omdat hun verant woordelijkheidsgevoel met betrekking niet het minst, tot Kerk en Maatschappij, hun daartoe dwingt. Struisvogel-politiek. Sommigen schrikken indien men hun de werkelijkheid voorhoutde vreesachtigen uit de z.g. hoogere klassen oordeelen het vanuit hun altijd veilig gewaande stelling, ontactisch en erger, indien onze Arbei dersleiders met de grootsten onder de grooten wijzen op de meest ernstige ge volgen van een on- of te weinig sociale houding van de Overheid, welke zich het eerst en het ergst op de niet-bezittenden, de arbeiders, de proletariërs, gelijk Pius XI ze noemt, wreekt. De aanhangers van de bekende struis vogel-politiek, de menschen, die niet willen hooren van ernstige dingen en van oor deel blijken, „dat de arbeiders nog zoo kwaad niet zijn", mogen ten overvloede nog eens gewezen worden op het deskun dige woord, voor enkele maanden voor dezen tijd gesproken: „wordt niet krachtig en zonder uitstel de uitvoering van deze dingen (het doen verdwijnen van den pro letariërs-toestand en het brengen van eigen bezit) ter hand genomen, dan be hoeft niemand zich in de beelden, dat de openbare orde, de vrede en de rust in de menschelijke samenleving nog met succes te verdedigen zijn tegen de machten de re volutie". Dat Pauselijke woord van den jongsten tijd allereerst tot de Katholieken gespro ken, kan ook voor anderen van eenig be lang zijn. Het wijst op den ernsti der tijden, zoo- als ook dit congres dat doen wil. Een brutaal- arbeiders-vijandig woord. Die ernst der tijden is dezer dagen weer overduidelijk gebleken uit een rede, ge houden door den scheidenden voorzitter van het liberale Verbond van Nederland- sche Werkgevers. Zelden heben wij met zoo grof-reaction- nair, zoo brutaal arbeider-vijandig, zoo on omwonden op den klassenstrijd ingesteld gepraat kennis gemaakt dan met het door den heer Kalff, voor de groot-werkgevers gesprokene. Het schijnt een oorlogsverklaring, ge richt aan Regeering, Volksvertegenwoordi ging en Arbeidersbeweging afgelegd door do verantwoordelijke leiders der aller grootste ondernemingen, die de economi sche crisis deden verwekken, althans niet wisten te voorkomen, in een tijd, dat zij zich weer de economisch sterksten mee- De werknemers zijn een bevoorrechte klasse gewordenzij staan in het midden der belangstelling. met verwijzing naar den thans verheer lijkten heer Zaalberg, den Directeur-Gene raal van den Arbeid, wordt loonsverlaging (voor de werknemers) verheerlijkt; sociale wetgeving moet worden stopge zet en zooveel mogelijk ongedaan gemaakt; de Regeering wordt tegen de arbeiders opgehitst. De verantwoordelijke besturen van de aangesloten bonden zullen die uitingen wèl overwegen en hun houding bepalen. Het Werkliedenverbond als Vlaamsche Leeuw. Wel meenen wij thans reeds in den geest van die besturen en hun leden te spreken, door te verklaren, dat de Katholieke Ar beidersbeweging er niet aan denkt zich aan wie ook over te geven zij zal zich met alle geoorloofde ten dienste staande middelen tot het uiterste verzettegen tegen de belagers van het levenspeil der arbei ders zij zal. haar verleden getrouw, ook in de toekomst „klauwen zoolang zij klauwen heeft". Alles bijeen beteekent dit congres een hoogst ernstig maanwoord niet het minst aan de Regeering en vele anderen. In het vertrouwen, dat dit Congres moge slagen, vooral in zijn gevolgen, verklaar ik het voor geopend. Begroetingen. Het Congres vervolgend, is het ons een genoegen allereerst welkom te mogen heeten onzen Minister van Arbeid, Handel en Nijverheid, den heer mr. Verschuur. Mr. Verschuur is voor velen van ons geen onbekende. Zijn werk als voorzitter van den R. v. A. te Breda zijn ijverige be moeienissen met het sociale en politieke leven hebben hem herhaaldelijk met ons in contact gebracht. Thans begroeten wij hem als Minister van Arbeid („en nog iets", gelijk hij 't zelf eens noemde), in het middern deer massale arbeidersdemonstratie. Hier voelt hij zich thuis. Hij zou willen, dat het ijzer, dat hij heeft te smeden, heeter was, dan opt 't oogenblik het geval was. tijd en omstan digheden zijn hem niet altijd even gusntig, wéér en wind heeft hij niet altijd mee. Zijn aanwezigheid hier is een nieuwe be vestiging van zijn sympathie voor de Ar beidersbeweging; wij stellen zijn aanwe zigheid op hoogen priis, ook, omdat wij daardoor de gelegenheid benutten om, mis schien ten overvloede, Z.Exc. met de ge voelens van onze arbeiders kennis te doen nemen. Vervolgens heette spr. welkom de H.H. Burgemeesters en Wethouders van de ge meenten Utrecht en Houten, en andere autoriteiten. MGR. NOLENS HERDACHT. Eén is echter, vervolgde spr., die zeker hier zou zijn geweest of blijk van zijn belangstelling zou hebben gegeven. Eén, die zijn heele leven in dienst ge steld heeft van de sociale beweging. Een van onze allerbeste vrienden, mgr. Nolens, is ons door den dood ontvallen. Zijn naam moet hier in ons midden met groote eerbied en diepgevoelde dank baarheid worden genoemd. De mijnwer kers kunnen getuigen hoe deze edele priester en groote staatsman een volks vriend bij uitstek is geweest. Nu wij hier in zoo groote massa bijeen zijn, is 't mij een behoefte mijn deelne ming te betuigen met het groote ver lies, dat het Nederlandsche volk geleden heeft en bij zijn pas-gesloten graf te ge denken, wat hij voor ons, zijn vrienden, gedaan heeft. De heer De Bruyn noodigde allen uit een gebed te storten voor de zielerust van mgr. Nolens, een gebed, dat uit deze open ruimte onbelemmerd tot God moge opstijgen. Uit zestigduizend monden steeg de bede op: „Het Eeuwige Lioht verlichte hem". Na deze indrukwekkende dooden-her- denking was het woord aan prof. dr. J. Kors O. P., hoogleeraar aan de Nijmeeg- sche Universiteit. REDE VAN PROF. DR. KORS. Prof. Kors ving zijn rede aan, met een vergelijking tusschen het droomge zicht van Ezechiël en het nieuwe leven door de encycliek „Rerum Nova-rum" ge wekt. De Mensohenzoon in Ohristus' Plaatsbekleeder heeft ook „geprofeteerd over een groote menigte" en de ency cliek uitgevaardigd, omdat de groote massa der arbeidende menschen niet die plaats in de maatschappij inneemt, wel ke haar toekwam, niet d i e kracht ont plooide welke van haar verwacht mocht worden. De groote massa, schrijft Leo XIII ging gebukt onder een slavenjuk van slechts weinigen, die de schatten der aarde in bezit hadden. En ziet veertig jaren na het ver schijnen der R. N. hoe allerwege het arbeidende volk sterk en krachtiger is geworden en zijn rechten langzamerhand heeft teruggekregen. De R. N. heeft aan de arbeiders gegeven, zooals de tegen woordige Paus zegt, de Magna Charta, de wetgeving en het bewijs van zijn rechten en tevens van zijn plichten. De Paus heeft gegeven de groote normen van het sociale vraagstuk. Als gij vraagt, welke norm de Paus voor alles bena drukt, dan is het deze: dat de arbeider mensch is. De arbeider is óók mensch! Gij zult verstomd staan, dat in de 19e eeuw nog een encycliek noodig was om deze stellingen te verdedigen1. dat de mensch een redelijk wezen is en dus recht heeft op een vrije en zelfstandige beschikking over zijn bestaan, 2. dat hij recht heeft op een mensch waardig be staan, 3. dat hij recht heeft op vrijheid, welke hij besteden moet aan zijn voor uitgang en opstreving in de maatschappij. De arbeider is mensch, en als zoodanig heeft hij dezelfde mensohenrechten, als welke mensch ook. Vandaar dat de Paus het recht van vereeniging opeischte, omdat de alleen staande arbeider zwak was tegenover de overmacht van het kapitaal. Sinds de R. N. hebben ook de Kath. arbeiders zich sterk gemaakt in hun organisatie en tenslotte zoodanige rechten verkregen, dat niet te ontkennen valt, dat de mis standen voor een goed deel zijn wegge nomen, al blijft er dan nog zeer veel voor ons te wenschen over. Maar een mensch is geen werktuig. De arbeider heeft recht op een mens oh waardig bestaan. Hieronder wordt verstaan, dat de arbeider moet kunnen voorzien in de behoeften van zijn gezin, ook in de toekomst; zoodat hem de noo- dige bestaanszekerheid wordt gegeven. De arbeider heeft het reoht op te komen voor dergelijke instellingen, die hem niet maken tot een werktuig, dat vandaag gebruikt en morgen weggeworpen wordt. Daarom heeft hij het recht te verlangen, dat, wanneer de omstandigheden het toe laten, het bedrijfsleven zoo wordt inge steld, dat ook de arbeiders zekerheid van bestaan wordt gegeven. De Pausen van Rome hebben en zul len nooit het recht va<n den eigendom verloochenen. Zij zullen het nooit als diefstal beschouwen, erkennen zelfs het natuurrechtelijk karakter van het pri vaatbezit, doch tevens leggen zij de na druk op de sociale plichten, die de eigen dom meebrengt. De H. Thomas zegt, dat bezit van het geld wel te onderscheiden ie van het gebruik er van. Als men het geld heeft in eigen bezit, volgt daaruit nog niet, dat men uitsluitend in eigen gebruik heeft. Zij, die de goederen dezer aarde be zitten, zijn verplicht niet alleen te zien naar eigen wenschen, maar ook naar het algemeen belang. Die plicht is een bin dende plicht. Wanneer de bezitter zich aan die plicht onttrekt, dan komt het aan de Staat toe regelend en leidend op te treden. Leo XIII wees er op, hoe het geld uitsluitend opgehoopt is in handen van enkelingen en de groote massa in aardsche goederen tekort sohiet. Weinig rijken vele armen. Vandaar dat de Paus wijst op de on evenwichtige verhouding: enkele zijn zeer rijk, velen „echte proletariërs", en den nadruk legt opde verplichting van de „bezittende klasse" en de weg aanwijst, waarlangs ook de arbeider tot de „be zittende klasse" kan komen, in dien zim, dat ook hij iete „het zijne" mag noemen en ook in de toekomst wat voor zichzelf en zijn kinderen kan overhouden. Na een korte beschouwing over de plichten van de Staat vervolgt spr., dat wanneer de tijd vraagt naar bedrijfsor ganisatie, wanneer de opvattingen en meeningen daaromtrent sterk groeien, de Staat het reoht heeft in te grijpen, al behoeven dan dergelijke organisaties niet altijd te worden uitgevoerd door staatsambtenaren. Gemeentelijke Aankondigingen Hinderwet Burgemeester en Wethouders van Leiden; Gezien het verzoek van a. A. J. Kuyl om vergunning tot het oprichten van een pa- lingrookerij in het perceel Elisabethspoort No. 4 (Nieuwe Brugsteeg)b. A. van Soest om vergunning tot het oprichten van een sigarenmakerij in het perceel Groenesteeg No. 24; c. de N.V. „Het Motorhuis" om vergunning tot het oprichten van twee on- dergrondsche bewaarplaatsen voor benzine in het perceel Hooge Rijndijk. Gelet op de artikelen 6- en 7 der Hinder- wet; A Geven kennis ,|ian het publiek, dat ge noemde vecéoekefl met JuT bijlagen op de Secretarie •'{lezer gcm^rle ter visie ge legd zijnt '•-y Jr alsmede dat mt!Zaterdag, den 19den September 193V^es voormiddags te half elf uren in bëtperceel Breestraat 125 (Bu reau van Gemeentewerken) gelegenheid zal worden gegeven om bezwaren tegen deze verzoeken in te brengen, terwijl zij er de aandacht op vestigen, dat niet tot beroep gerechtigd zijn zij, die niet over eenkomstig art. 7 der Hinderwet voor. het gemeentebestuur of een zijner leden zijn verschenen ten einde hun bezwaren mon deling toe te lichten. Inschrijving van leerlingen voor het Openbaar Vervolgonderwijs. Burgemeester en Wethouders van Leiden brengen ter algemeene kennis, dat de in schrijving van leerlingen voor heb Opeu- baa.r Vervolgonderwijs zal plaats hebben op Maandag 7 en Dinsdag 8 September voor jongens iji lyfc gebp^r van de Cen trale School voor hf Se leerjaar aan de Oude Vest^-désJ^nds van 7—8 uur; voor meisjes inh^T schoolgebouw aan.de Langebrug No. Skiles avonds van 78 uur; dat nadere inlichtingen omtrent het ver volgonderwijs bij de inschrijving door de hoofden der betrokken scholen zullen wor den verstrekt. A. VAN DE SANDE BAKHUYZEN, Burgemeester. Ledden, 5 September 1931. Agenda Dinsdag, Donderdag, Zaterdag, Vincentroe» Bibliotheek, geopend 's avonds van 7.30—8.30 uur. Woensdag, R.K. Rijtuig- en Wagenmakers- patroonsvereeniging „St Joseph", Kring Leiden, Concordia., 5 uur. De avond-, nacht- en Zondagsdienst der apotheken wordt van Maandag 7 tot en met Zondag 13 Sept. a.s. waarge nomen door apotheek P. du Croix, Rapen burg 9, telefoon 807. Gij gaat straks demonstreeren, zeide spr. om mede te werken aan de organi sche opbouw der maatschappij. Laat het u een steun zijn, dat wat gij wilt, niet strijdig is met het geweten. Wij mogen ale Katholiek dankbaar zijn voor den wegwijzer ons door het onfeilbaar leer gezag gegeven. Niet verzinken in stofvergoding. Wij moeten echter bij ons rechtvaardig streven naar verbetering onzer positie, naar meer zeggenschap in de maat schappij, niet vergeten, dat alles in dit leven niet mag gezocht worden om zich zelf en niet brengen mag tot een ver zinken in de materieele sfeer van onzen tijd. Behalve rechten heeft de arbeider ook plichten tegenover de maatschappij, op de eerste plaats, dat hij de arbeid niet schuwt. Door arbeid adelt gij uzelf, brengt gij iets groots tot stand: de welvaart der ge- heele maatschappij. Op de tweede plaats, dat de Kath. ar beiders de plicht van liefde en rechtvaar digheid in het oog houden en hun eischen altijd regelen naar redelijkheid en billijk heid, ook bij de bepaling van het arbeids loon. Spr. wil nu niet zeggen, dat de arbei ders zich tot heden aan deze onbillijkheid hebben schuldig gemaakt. Maar als de omstandigheden eischen, dat het loon om laag gaat. Spr. voor zich ziet de nood zakelijkheid daarvan voorloopig niet in dan weet spr. en is hij ervan overtuigd, dat gij u dan even trouw Katholiek zult toonen als gij nu zijt in de verbetering van. uw levenspositie. DE BONDEN DEFI LEEREN LANGS DEN AARTSBISSCHOP. MGR. JANSEN GEHEEL LINKS

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1931 | | pagina 2