DE KATHOLIEKE ARBEIDERS
BETOOGEN....
GLORIEUSE OPTOCHT VAN 60.000 ARBEIDERS.
22ste Jaargang
MAANDAG 7 SEPTEMBER 1931
No. 6994
DAGBLAD VOOR LEIDEN EN OMSTREKEN
DE ABONNEMENTSPRIJS bedraagt bij vooruitbetaling
Vooi LeideD 19 cent pei weet 12.50 per kwartaal
Bij onze Agenten 20 oent per week 2.60 per kwartaal
Franco per post 12.95 per kwartaal
Het Geïllustreerd Zondagsblad is voor de Abonné's ver
krijgbaar tegen betaling van 50 oent per kwartaal, bij
vooruitbetaling. Afzonderlijke nummers 5 cent, met
Geïllustreerd Zondagsblad 9 oent.
Bureaux: PAPENGRACHT 32, LEIDEN
TEL. INT. ADMINISTRATIE 935, REDACTIE 15 I
GIRONUMMER 103003, POSTBUS No. 11
DE ADVERTENTIEPRIJS BEDRAAGT:
Gewone Advertentiën 30 cent per regeL
Voor Ingezonden Mededeelingen wordt
bet dubbele van het tarief berekend.
Kleine advertentiën, van ten hoogste 30 woorden, waarin
betrekkingen worden aangeboden of gevraagd, buur en
verbuur, koop en verkoop f 0.50.
Dit nummer bestaat uit drie bladen
V Een katholiek congres.
Van het gisteren te Utrecht gehouden
congres met demonstratie, georganiseerd
door het R. K. Werkliedenverbond, geven
wij onzen lezers een uitgebreid verslag.
Hier willen wij daarnaast enkele „kant-
Wij willen hier e enige pa-s sages uit de
gehouden redevoeringen naar voren bren
gen om er de aandacht, meer in 't bij
zonder, op te vestigen.
Op de eerste plaats de verklaring van
minister Verschuur, dat hij alles zal doen,
wat noodig is, om zijn voorontwerp van
wet inzake de bedrijfsorganisatie tot wet
te maken. Wij moeten, aldus ongeveer de
Minister van Arbeid, beseffen de moei
lijkheden, die de industrie benauiwen,
maar: de vrede in de sociale verhoudin
gen is een der eerste voorwaarden tot
herstel van het economisch leven!
Inderdaad, daarop moet het volle licht
vallen, dat men gewensohte verbeteringen
in de verhouding tusschen werkgevers en
werknemers, gewensohte verbeteringen in
de plaats, welke de arbeiders innemen in
het bedrijf s-Ieven, niet kan en mag terug
dringen met een beroep op de slechte tij
den! Eerder is het tegendeel waar, nl. dat
juist de slechte tijden dergelijke verbe
teringen nog méér gewenscht en noodzake
lijk maken.
Op de tweede plaats de verklaring
van prof. dr. J. Kors O.P. inzake verla
ging van arbeidsloon (verlenging van ar
beidstijd). De geleerde en dus voorzichtige
spreker zedde niet, dat de noodzakelijk
heid van loonsverlaging uitgesloten moet
worden geacht, al meende hij persoonlijk,
dat deze noodzakelijkheid nog niet aanwe
zig of te verwachten is. Maar wat hij wèl
beslist verklaarde is, dat het niet b i 1-
1 ij k mag worden geacht, om de oplossing
van de crisis allereerst of zelfs uitsluitend
te zoeken in bezuiniging op loonen. En
hier stelde hij zich vierkant tegenover den
heer ir. J. A. Kalff, die Donderdag jl. voor
het Verbond van Werkgevers een rede
heeft gehouden over de crisis. In deze rede
noemde bij verschillende oorzaken
van de crisis, maar al deze oorzaken liet
hij verder onbesproken op één na, nl. die,
welke volgens hem gelegen is in de te
hooge arbeidsloonen, die verlaagd moeten
worden.
Zulk een beschouwing over de oplossing
van de crisis wekt verbittering; verbitte
ring bij hen, die een loonsverlaging zou
treffen en voor wie een loonsverlaging, in
zeer vele gevallen, feitelijk zou beteekenen
dat hun mensohwaardig bestaan wordt af
gebrokkeld
Dat zulk een e e n z ij d i g e beschou
wing over de oplossing van de crisis, van
liberale zijde gegeven, met groote beslist
heid werd afgewezen door prof. Kors, geeft
een Haar bescheid over der katholieken
houding in deze!
Op de derde plaats zij hier de aan
dacht gericht naar 'het slot van de rede
van pater Kors, die den arbeiders voor
hield hun katholiek beginsel, waardoor zij
moeten worden geleid, om al het stoffelij
ke ondergeschikt te doen zijn aan het
geestelijke; hun plichten van rechtvaar
digheid en naastenliefde!
Wij, Katholieken, werkgevers en werk
nemers, priesters en leeken, wij hebben er
schuld aan, dat het katholicisme gelas
terd wordt, door ons gebrek aan recht
vaardigheid en naastenliefde; omdat wij,
terwijl wij ons Christenen noemden, niet
als Christenen hebben geleefd aldus on
geveer prof. Kors.
Met de arbeiders te wijzen op bun
plichten open en klaa-r eindig
de prof. Kors zijn heldere, katholieke be
ginsel-rede.
Een massale demonstratie te Utrecht.
Z. H. EXC. DE AARTSBISSCHOP SPREEKT DE MENIGTE TOE
In het hart van Nederland zijn gisteren
duizenden, duizenden en nog eens duizen
den katholieke arbeiders samengekomen,
Om, in deze bewogen en onzekere tijden,
aan regeering en parlement hun wenschen
en verlangens kenbaar te maken.
Het was een grootsche, heerlijke betoo-
giaig, welke zeker een diepen indruk zoowel
in eigen als andere gelederen zal maken.
In den vroegen morgen snelden uit alle
windstreken de congres-gangers in extra-
treinen en autobussen naar Utrecht. In
dichte drommen, zonder stilstand, stroom
den zij naar het terrein, waar de massale
bijeenkomst zou worden gehouden, „de
Groote Kuil" aan den Koningsweg, even
buiten de stad gelegen.
Een triestig begin.
In 't eerst liet het zich aanzien, of de
geheele met veel ophef aangekondigde dag
door de regen zou worden bedorven. Op
wég naar het congresterrein plonste de re
gen uit de booze, donkere lucht en drijf-nat
kwamen de duizenden op het terrein aan.
Dit was het trieste begin van deze ove
rigens zoo schoone en welgeslaagde dag.
De regen vermocht trouwens de goede
stemming der congressisten niet te dooven
en zelfs de jonge dames plasten met man
nenmoed in de vieze kleibrei van de „Groo
te Kuil".
De Aartsbisschop aan het
altaar.
Toch is door het slechte weer de kerke
lijke inzet van bet feest, de H. Mis-in-de-
open-lucht door den Aartsbisschop niet tot
volle recht gekomen. Rond het overdekte
met palmen en bloemen versierde altaar,
stond een onafzienbare zwarte zee van pa-
rapluie's, waaronder de Mis-hoorders schuil
gingen.
Maar een feest, waarbij niet eerst hulde
en dank is gebracht aan Christus, mag voor
het katholieke volk geen feest heeten.
Ongetwijfeld heeft Hij de stille hulde on
zer duizenden arbeiders en arbeiders-vrou
wen, die daar in het slijk voor Hem kniel
den, met warmte ontvangen.
Na de H. Mis, waarbij de Aartsbisschop
geassisteerd werd door den Deken van
Utrecht, den hoogeerw. heer Knuvelder en
door mgr. Van Sohaik, klaarde de lucht op.
Het is den geheelen dag goed weer geble
ven, behalve nu en dan een buitje ter her
innering aan het Js morgens doorstane
leed.
De Aartsbisschop zeide na de H. Mis het
volgende
„Ik wil U mijn zegen geven, om door
dien zegen Gods genade en bijstand af te
roepen voor dezen hoogst gewiöhtigen dag.
Moge God de besprekingen zegenen en de
eind-conclusies. Ieder begrijpt het groote
belang er van; de besturen mogen ze over
wegen, in zich opnemen en ten uitvoer
brengen, opdat God U geve, wat ik U van
harte toewensch. God zegene U".
Na den Aartsbisschoppelijken zegen
steeg een geweldig gejuich 'op, en toen
Mgr. per auto zich van. het terrein begaf,
groeide het gejuich aan tot een ware ova
tie.
Intusschen was het altaar aan het go-
zicht onttrokken en verzamelden de auto
riteiten zich op het met zegevierend-wap
perende vlaggen omgeven podium. Op de
eeretribune hadden o.a. plaats genomen
Minister Verschuur, de Burgemeesters en
Wethouders van Utrecht en Houten, mgr.
Poels, de Kamerleden v. d. Bilt, Hermans,
v. Hellenberg Hubar, Guyt, Engels, Moller,
Goseling, Uyen, Serrarens en Nivard, dr.
v. Beurden, voorzitter van den Midden-
standsbedrijfsraad en vertegenwoordigers
der Kath. Vakbeweging in België, Duitsch-
la-nd en Zwitserland.
Een ontzaglijke schare, „die niemand tel
len kon",maar op 55.000 a 60.000 geschat
wordt vulde de „Groote Kuil", om naar de
sprekers te luisteren en straks langs het
paleis van den Aartsbisschop te defileeren.
Met een „Geloofd zij Jezus Christus",
gevolgd door een dreunend „In alle eeuwig
heid, amen", opende de voorzitter van het
R. K. Werkliedenverbond, het lid der Eer
ste Kamer, de heer A. C. de Bruyn, het
congres.
REDE VAN DEN VERBONDS
VOORZITTER.
Hooggeachte Vrienden!
Na een langdurige en interessante voor
bereiding zijn wij, in het Verbond gecentra
liseerde katholieke werfenemers(sters) van
Nederland, ondanks vrij omvangrijke en
verder toenemende werkloosheid, met circa
VOORNAAMSTE NIEUWS
BUITENLAND.
De uitspraak van het Internationaal Hof
inzake de tol-unie.
Nieuwe onlusten te Barcelona.
Hevige gevechten met de Chileensche
opstandelingen.
De overstroomingsellende in China (Bui-
tenlandsche Berichten, 2e blad).
BINNENLAND.
Een gevecht op leven en dood tusschen
een strooper en een jachtopziener. (Gem.
Ber. 2de blad).
Branden te Eindhoven en Strijp. (Gem.
Ber. 2de blad).
LEIDEN.
Het XVIlie Orientalisten-Congres be
gonnen.
SPORT EN WEDSTRIJDEN.
Engeland wint den waterpolo-wedstrijd
van Nederland met 20. (Sportblad).
U.V.S. wint de estafette „Dwars door
Leiden".
De grasbaanwedstrijden van Swift.
(Sportblad).
50.000 mannen, vrouwen en jeugdige perso
nen, leden van onze jeugdgroepen J. W. en
adspirantleden van onze Vakbonden, met
duizenden vanen en tientallen muziekkorp
sen op dit uitstekend verzorgd, aan den
Koningsweg gelegen meeting-terrein bij
een.
Een „dwaasheid"!
Gij zijt, mannen en vrouwen van den Ar
beid, waaronder onze kranige steenzetters
uit Amsterdam, met 23 extra-treinen, met
500 autobussen, te fiets en te voet gekomen
uit steden en dorpen, gelegen in alle pro
vincies van het land: er zijn er onder u,
die er niet tegenop gezien hebben, Om,
per autobus, vanmorgen om vier uur te
vertrekken om laat in den nacht terug te
zijn.
Gij hebt u, vooral in dezen tijd voor u
groote offers getroost.
Waarom brengt ge, hetgeen in de oogen
van „De Nederlandsche Werkgever" en
daarmede gelijk te stellen reactionnairen
een dwaasheid, is, waarom brengt gij die
offers; waarom zijt gij hier; waarom gaat
gij straks in een kilometers-langen stoet,
waarin gij o.m. 70 banderolles en duizenden
vanen mededraagt, voor het Nederlandsche
volk en zijn organen demonstreerenï
Waarom
Laat ons het antwoord mogen geven.
15 Mei 1891 heeft de groote Paus Leo
XIII Zijn Rerum Novarum het licht doen
zien.
1891, de tijd, waarvan Engelman in zijn
Rerum-Novarumlied schrijft:
Zwarte nacht was om ons heen,
Kind'ren vroegen brood,
Iedereen liet ons alleen
tot den droeven dood.
Wij spreken u thans niet meer over
de meer dan ergerlijke toestanden van dien
tijd.
Omdat de gelegenheid ontbreekt, gaan
wij ook niet na, wat sedert de verschijning
van de Rerum Novarum in de sociale
(en staatkundige) verhoudingen veranderd,
in versohillend opzicht verbeterd is.
Wij zijn thans bijeen om bij ons de her
innering wakker te roepen, dat Paus Leo
de, in elk opzicht, verdrukte arbeiders van
zijn tijd, hulpeloos zag staan;
dat Hij daarom Zijn Rerum Novarum
deed. verschijnen;
en dat daardoor: „de zon is opgegaan!"
AVij zijn nu in massa bijeen, om Leo XIII
en in Hem en door Hem de Kerk, waarbij
wij met groote vreugde denken aan de door
den thans regeerenden Paus uitgevaardig
de Quadragesimo Anno, opnieuw van onze
gevoelens, van onze erkentelijkheid, te doen
blijken, omdat Hij den arbeiders de weg
heeft gewezen naar een betere toekomst,
omdat Hij de arbeiders tot sociale bewust
heid heeft gebracht.
Een doorn in het oog van
sommigen.
Die bewustheid, welke sommigen een
doorn in het oog schijnt, heeft ertoe geleid.,
dat de werknemers weldoordachte eischen
zijn gaan stellen, betrekking hebbend op
hun individueele en sociale positie.
Die, door Leo XIII opgewekte en door
Pius XI sterk bevestigde sociale bewust
heid heeft mede geleid tot het organiseeren
van dit Congres.
Prof. Raaymakers heeft in 1919 geschre
ven:
„Reeds in 1891 waarschuwde Leo
XIII, dat spoedig en op afdoende wijze
moest geholpen worden, omdat de lagere
klasse voor een zeer groot gedeelte on
verdiend in een beklagenswaardigen en
rampvollen toestand, verkeerde.
Maar de machtigen dezer aarde, de
groot-kapitalisten, de groot-industrieelen,
de leiders van naamlooze vennootschap
pen, kartels en trusts, hebben weinig ge
luisterd naar de dringende vermaningen
van het Vaticaan, duizend maal herhaald
door Roomsche sociologen in alle Landen
van Europa; en thans is de maat vol
vervolgt Prof. Raaymakers Het ar
beidende volk, dat zoolang gemokt heefi;
en gemord, is zich van zijn kracht bewust
geworden en vast besloten een eind te
maken aan het stelsel van egoïstisch,
kapitalistisch winstbejag".
DE VOORZITTER VAN HET
WERKLIEDENVERBOND, DE HEER
A. C. DE BRUYN