Mgr. Dr. W. H. NOLENSt
Het Geheimzinnige
Document
MAANDAG 31 AUGUSTUS 1931
DE LEIDSCHE COURANT
DERDE BLAD PAG. 9
DE LAATSTE LEVENSMAANDEN.
Mr. Aalsberse deelt in de „Maasbode"
iets mede over dr. Nolens' laatste levens
maanden, waarvan ongetwijfeld door ieder
met groote belangstelling, we mogen wel
zeggen: met piëteit, zal worden kennis ge-
Hij zelf wilde aanvankelijk niets weten
van eenige berichtgeving over zijn ziekte.
Daar had niemand iets mee te maken. Toen
er echter toch geruchten opname in enkele
bladen vonden hij las ze met ergernis,
te meer daar ze vaak volkomen onjuist wa
ren, zoo bijv. een uitvoerige mededeeling
over een nierziekte, welke hem zou sloo-
pen verkreeg ik met- moeite verlof om
eenmaal per week, in overleg met zijn huis
dokter, dr. Steger, een korte mededeeling
aan het Nederlandsch Oorrespondentiebu-
reau te verstrekken. De moeilijkheid was
echter, dat hij tot voor enkele dagen zelf
nog dagelijks de kranten las. Toen ik dan
ook, nadat het eerste bericht van het Cor
respondentiebureau verschenen was, mijn
middagsch bezoek om vijf uur bij hem
bracht, en hem vroeg: „Hoe gaat 't ermee'/"
was het spottend lachend antwoord: „Uch,
't is zoo gemakkelijk voor me, ik lees dat
nu 's morgens in de krant!'' Maar zooals
steeds, als hij iets scherps gezegd had, liet
hij er dadelijk gemoedelijk op volgen.
„Maar 't was goed hoor, je hebt het goed
gedaan
Hij wilde ook geen bezoek ontvangen.
Behalve twee in Den Haag woiïende vrien
den, 'wilde Hij niemand bij zich toelaten.
Als publiek persoon vond hij het zeker niet
onaangenaam, dat men zich met hem be
moeide, maar met zijn particuliere leven
had niemand iets te maken. Tegen een
huldiging bij gelegenheid van zijn veertig
jarig Priesterschap had hij geen bezwaar,
maar dat men zijn zeventigsten verjaardag
wilde vieren, daar kwam niets van in. Hij
liet in de krant zetten, dab hij uit was,
maar zat dien dag ïustig thuis, moederziel
aileen.
Dat opzichzelvige, inzichgeslotene, heeft
dr. Nolens altijd gehad, al was dit in-zijn
laatste levensjaren toch minder sterk dan
vroeger.
Wij hebben dat te eerbiedigen, ook na
zijn dood. Vandaar mijn schroom, om over
zijn laatste levensmaanden, zoo nauw mee
beleefd, thans veel te zeggen. Ik ben echter
gezwicht voor de overweging, dat ons Ka-"
tholieke volk toch wel het recht heeft, iets
te vernemen.
Een jaar ongeveer zal het geleden zijn,
dab zijn naaste vrienden begonnen, zich
over hem ongerust te maken. Hij kon er
soms betrokken en wat flets uitzien. „Er
scheelt toch niets aan?" vroeg men schuch
ter, want men voerde een teer punt aan;
hij sprak graag en breed over zijn werk,
maar nooit over zijn persoon. „Mij? niets.
Ik ben alleen moe. Die atmosfeer hier ~r;
in de Tweede 'Kamer drukt me. Ik heb
behoefte aan zeelucht. Daar kun je adem
halen. Dat doet je goed, dat voel je".
Als men 11a 'eeuigen tijd het waagde, om
voorzichtig op te merken, dat het misschien
toch wel goéd was, eens een dokter te raad
plegen, werd dit niet zoo goed opgenomen.
„Een dokter, waarom? Ik ben nog nooit
ziek geweest. Ik mankeer niets. Ik heb be
hoefte aan frissche lucht".
Zoo ging hij, als hij eenigszins kon en
het weer niet ai .te bar was, eiken dag naar
Scheveningen, op de' pier, om lucht te
scheppen. De laatste foto, die van hem be
staat, werd daar genomen, op de leege pier,
in het Maartsche zonnetje.
In het najaar begon hij echter te verma
geren. Zelfs wie hem dagelijks in de Kamer
zagen, viel dit op. Ik kreeg vermoedens
van suikerziekte. Op een avond, in zijn
studeerkamer, heb ik hem dat gezegd. Hij
geloofde daar niet veel aan; hij was alleen
maar moe. Wat rust, wat zeeiucht, en het
zou wel weer beter zijn.
Eerst maanden later vernam ik, dat hij
toen toch een dokter geraadpleegd had.
Die verdachte vermagering bleef door
FEUILLETON.
door
CH1STIAN HAUGEN.
17) i
„Ik ben te vroeg", antwoordde Algy en
lachlte onwillekeurig met Hunter mee.
Deze trok een bedenkelijk gezicht.
„Dat is iets nieuws," meende hij. „Dus
verliefd, een roerend afscheid voor de
reis, of.... gaat de dame mischien mee?
Dat zou onder deze omstandigheden toch
onverantwoordelijk zijn. U mag haar niet
aan het schrikken maken, vóór zulks
noodzakelijk zal blijken. Ik wil u een goe
den raad geven. Hot is beter, dat u alleen
reist, zoowel voor u als voor haar. Denict
u dat 't lang zal duren?"
„Wat
Het afscheid natuurlijk. Ik zou vanmor
gen nog graag in de club een borrel gaan
drinken. Zou ik daar nog tijd voor heb
ben
„Man ga toch I' riep Algy half schert
send, half ongeduldigd uit.
Hunter keek hem onderzoekend aar;.
„Waarachtig, ik heb er wel zin in," zeide
hij nadenkend. „Maar van den anderen kant
heb ik order gekregen 'n oogje op u te hou
den. Enfin, ik wil het wagen. Doch dan
moet u mij beloven, dat u geen dwaasheden
zult uithalen, dat wil zeggen, u zult alles
nalaten, wat u ook niet zoudt durven doen,
als u wist, dat u bewaakt werd."
„Ik heb een en ander met de dame te
gaan. Het viel ook op, dat hij des voormid
dags nooit meer rookte. Maar als men hem
weer eens vroeg: „hoe gaat 't er meer?"
was 't antwoord altijd maar: „mij goed, ik
mankeer niets, ik ben alleen maar moe, ik
moet weer eens naar zee, dat doet mij
goed".
Met groote zorg zagen wij hem in Mei
naar Genève vertrekken. Tweemaal schreef
hij me van daar, dat hij zoo'n last van de
warmte had, die drukte hem. Maar wie hem
in Genève sinds een half jaar niet gezien
hadden, schrikten van hem. En toen hij
vandaar de foto, in de vergadering geno
men, zond, viel het wel heel sterk op, hoe
vermagerd hij eruit zag.
Uit Genève weergekeerd, belde hij me
aanstonds op, of ik 's avonds bij hem kwam.
De zuster waarschuwde mij, dat ik niet
van hem moest schrikken; hij zag er ake
lig slecht uit.
De waarschuwing bleek helaas wel noo-
dig. Ik schrok werkelijk van hem. Hij was
geheel van gezicht veranderd. Zijn kleeren
hingen hem slap langs het lijf. De forsclie,
krachtige figuur, die hij geweest was, zat
daar als-een menschelijk wrak. Eu zijn stem
klonk zwak. Hij klaagde over geweldige
vermoeidheid, hij had behoefte aan rust;
ais het weer maar beter was, wilde hij
met een auto naar Scheveningen gaan.
Maar na een half uur was het, of hij beier
werd en meer opgewekt. Hij vertelde uit
voerig over de vergaderingen in Genève,
en over zijn laatste, redevoering daar, die
de beslissing over de ontwerp-mijnconven-
tie had gebracht.
Hij liet me uit. Maar toen hij daar zoo
naast me stond, viel me weer des te ster
ker op, hoe vreeselijk mager en vervallen
hij was.geworden. Ik voelde me toen ver
plicht, Kern te zeggen, dat ik me ernstig
bezorgd maakte over zijn gezondheid. Ik
zei hem, dat ik vreesde, dat hij in hooge
mate aan suikerziekte leed, en ried hem
aan, een dokter te laten komen.
Toen zei hijze zijn al niet hun tweeën
geweest, 't is geen suikerziekte, 't is aan
den lever.
Eerst later hoorde ik„ dat dit onderzoek
reeds had plaats gehad vóór zijn vertrek
naar Genève, terwijl ik naar Rome was.
Zijn huisdokter had bezwaar, hem deze reis
nog te laten ondernemen. Maar hij stond
erop: die mijnconventie lag hem zoo na
aan het hart. De huisdokter sloeg hem toen
voor, eerst een specialist te raadplegen.
Zoo is hij, ernstig ziek, dood vermoeid,
toch op 23 Mei naar Genève gegaan, uit
plichtsbesef. Zijn ijzeren wilskracht heelt
hem staande gehouden.
Vele avonden heb ik daarna nog met
hem gepraat. Hij las nog veel, niet alleen
de kranten, maar ook boeken. Vooral, wat
over de Encycliek „Quadragesimo Anno"
geschreven werd, had zijn belangstelling.
Hij gaf mij verschillende wenken voor de
-artikelen, die ik in „De Maasbode" over de
ze,, Encycliek Schreef. Verschillende' pa-s-uit-
gekomen boeken bleek hij nog gelezen ie
hebben, zoo o.a. het meer dan 500 bladzij
den groote werk van prof. Heinrich Weber
en Prof. Peter Tischleder, „Wirtschafis-
ethik".
Ik zei hem op een dier avonden, dat dit
boek verschenen was, en dat het mij uit
stekend voorkwam, en waarom. Hij liet
me er enthousiast over praten, en zei toen:
„Ja, ik ben het met je eens, 't is een goed
boek, ik heb het al gelezen". Toen ik ver
baasd opkeek, liet hij ine nog enkele Duit-
sche en Fransche boeken zien over het so
cialisme, die hij ook al reeds gedeeltelijk
gelezen had.
„Als ik ze uit heb, zal ik ze je meege
ven. Je moet ze ook lezen. Er is een merk
waardige kentering in het socialisme gaan
de. Houd dat in de gaten en houd daar
rekening mee. Ik zal daar wel niet meer
mee te maken hebben
Zoo eindigde telkens weer zijn vele op
merkingen en wenschen voor de toekomst.
Eerst 20 Juli is hem medegedeeld, hoe
buitengewoon ernstig zijn toestand was, en
dat het goed zou zijn, om, als hij nog iets
bespreken en ga dan weer naar huis. En ik
kan u er gerust m'n eerewoord opgeven, dat
u niets zult missen, als u mij de eerste uren
niet zoudt bespionneeren of.', u zoudt er
waarde aan moeten hechten, de dame te
leeren kennen."
Deze laatste opmerking deed hij in 'n op
welling van overmoed; 'n soort galgenhu
mor.
Hunter glimlachte argeloos.
„Neen, voor die dame hebben wij niet de
mins-te interesse," zeide hij. ,.Ik ken haar
wel niet. maar toch twijfel it er niet aan,
of zij is knap. U geeft mij dus uw eerewoord,
dat u direct na afloop naar huis gaat en
geen dwaze sprongen zult doen?"
Rodney herhaalde wat hij reeds gezegd
had en Hunt-er scheen bevredigd.
„Goed," zei hij, „dan verdwijn ik. Als ik
me niet vergis, komt daar uw sohoone reeds
aangewandeld. En zooals u weet vergis
sen wij ons maar zelden. Tot ziens, Mr.
Rodney."
Hij groette beleefd en verdween in een
smalle zijstraat in de richting van Picca
dilly.
Cynthia was geheel anders gekleed dan
bij haar laatste bezoek bij Algy thuis. Zij
maakte een vreemden indruk, haar hou
ding was stijf en haar gang moeilijk. Algy
staarde haar verbaasd aan. Het was juist
haar gratie geweest, die hem zoo imponeer
de. Spoedig-begreep hij echter, dat dit al
les bij haar vermomming behoorde.
„Ben ik niet mooi op tijd?" begroette zij
hem.
XVII.
DE LAATSTE NAAM.
„Keurig op tijd bevestigde Algy en ver-
te'de haar direct, dat hij zooeven Hunter
nog ontmoet had.
te regelen of te ordenen had, dit niet meer
uit te stellen.
Die mededeeling heeft hem zeker wel
een schok gegeven. Maar de uitwerking was
toch, zooals van hem verwacht kon worden:
hij was daarna veel kalmer en opgewekter.
Zondagavond 2 Augustus liet hij mij ko
men, om mij mede te deelen, wat er na zijn
dood moest gebeuren. Aan alles had hij
gedacht, zijn uitvaart, zijn begrafenis, zijn
boeken, zijn meubelen.
Dat duurde een half uur. Het is wel hot
pijnlijkste moment, dat ik in mijn leven heb
doorgemaakt. Ik behoefde gelukkig niet
veel te zeggen, een enkele vraag zoo nu
en dan. Maar hij begreep wat in mij om
ging. Toen hij alles gezegd had, zei hij:
„Ja, ik zeg je dat maar, nietwaar, je kunt
nooit weten, wat er met een mensch ge
beuren kan. Ik kan nog best weer wat op
knappen!" Toen stond hij op, draaide het
licht aan, en ging weer, als op andere avon
den, over onderwerpen van den dag praten.
Een zelfde gesprek had hij eenige dagen
later met ir. Bongaerts, die hem ook gere
geld bezoeken mocht.
Maandag 3 Augustus zinspeelde Pastoor
Beysens er op, dat zijn toestand toch ern
stig was, wel geen direct gevaar„U
wilt mij zeker zeggen, dat ik bediend moet
worden? Als de dokier dat gewenscht
vindt, vind ik dat goed".
Zoo ontving hij, nadat hij den vorigen
dag nog voor het laatst de H. Mis gelezen
had, op Dinsdag 4 Augustus de laatste
PI.H. Sacramenten. Niemand mocht daar
bij zijn, en aan niemand mocht het verteld
worden. Eerst Maandag 10 Augustus deel
de hij het den heer Bongaerts en mij mede.
En hij liet er op volgen: „Ik ben geheel
geresigneerd. Misschien word ik weer wat
beter: er wordt zooveel voor me gebeden.
Maar andersik ben geheel geresig
neerd".
Nog steeds zat hij in zijn studeerkamer
als ik 's avonds, en na 12 Augustus 's na
middags, bij hem kwam. Maar een geleide
lijk grooter deel van den dag ging hij naaf-
bed: „die rust doet ine goed".
Zienderoogen ging h'J achteruit. Zijn
stem werd ook steeds zwakker. Van 1417
Augustus had ik het spit, en kon hem niet.
bezoeken. Nu werden de rollen omgekeerd,
en eiken morgen moest de zuster me opbol
len, om te vragen, hoe 't ging; hij vrees
de, dat ik kou had gevat, op de tram, naar
liem toe komende. Zoö was hij altijd be
zorgd voor anderen.
18 Augustus kon ik hem weer bezoeken.
In die enkele dagen was hij weer zichtbaar
achteruitgegaan.
Donderdag 20 Augustus vond ik hem voor
het eerst ie bed. Hij begreep mijn bezorgd
heid: ,,'t Is niet erger, hoor, maar ut voel
me beter en gema'kkelijker, als ik te bed
blijf. De dokter zegt ook, dat die rust me
goed doet".
Vrijdag 21 Augustus zat ik weer naast
zijn bed. Hij was altijd een scherp opmer
ker. Maar hoewel ik trachtte, opgewekt te
praten, begreep hij toch wei, wat er iu mij
omging. Tot driemaal toe zei hij mij dieu
m ia dag: ,,'t is goed, wat er met me ge
beurt, 'b is goed, heb daar geen zofg over'1.
En in denzeifden geest sprak hij. pok. tel
kens tot zijn vriend Bongaerts.
Zondag 23 Augustus werd de toestand
veel ernstiger. Voor do tweede maal kreeg
hij een punctie, wat hem nog eenige ver
lichting gaf.
Maandag 24 Augustus vond ik hem,
schijnbaar rustig slapende. Hij had dien
dag uog niets gezegd, en niets gebruikt.
Den volgenden dag zag hen me naast zijn
bed. staan, en stak mij, zonder iets te zeg
gen, zijn hand toe. En nog eens, toen ik
heen ging.
Zoo zijn deze laatste dagen, doorgegaan.
Hoezeer hij bij voortduring achteruit ging,
zijn pols bleef krachtig. Zijn sterk gestel
bood taaien tegenstand tegen den naderen
den dood.
Woensdagmiddag 12 uur scheen het ein
de te naderen. Maar weldra was dit diei-
gend gevaar weer geweken. En Donderdag
morgen ontving hij weer, gelijk eiken mur-
gen, sinds hij niet meer de H. Mis kon le
zen, de H. Communie.
Om half vijf kwam ik bij hem. Zwaar
haalde hij adem. Soms scheen het, dat hij
zich nog bewust was, van wat tot hem werd
gezegd. Met de luid-op gesproken gebeden
scheen hij mee te bidden.
„Ik weet niet hoe 't komt," voegde hij er
aan toe, „maar ondanks alles, mag i'k hem
graag."
„Ja," antwoordde Cynthia, ,hij is werke
lijk een aardige kerel. Ik geloof n et dat hij
slecht is en zeker is hij geen misdadiger in
de gewone beteekenis van het woord."
„Misschien heeft ook hij vroeger in jeug
dige lichtzinnigheid 'n fout begaan, die hem
in Stenton's macht gevoerd heeft, en wordt
hij nu gedwongen als diens werktuig te fun-
geeren."
„Dat dacht ik vroeger ook," antwoordde
Cynthia hoofdschuddend, en daarom heb
ik eens geprobeerd uit te visschen of hij
zich niet aan vader's zijde wilde stellen.
Maar hij lachte me eenvoudig uit. Hij heeft
er met Steil ton echter nooit o-ver gespro
ken en mij dus voor vele gevaren gevrij
waard. Misschien beschouwt, hij z'n werk
kring als 'n soort sport of doet hij 't enkel
uit 'n zucht naar avonturen en spanning.
Een andere verklaring kon ik er niet voor
vinden."
Het was Algy niet mogelijk door den
dichten s'uier haar ge1 a a tsu i td ru k k i n g waar
te nemen, doch hij vond dat de klank van
haar stem meer nteresse voor Hunter ver
ried, dan hem lief was. Dit trof hem zeer
onaangenaam en zijn sympathie voor z'n
beii-in nel ijken vijand koelde aanmerkelijk
af. Met 'n enkel woord vertelde hij haar van
z'n nachtelijk avontuur en gaf toen het ge
sprek vlug een andere wending.
Ik zou 't een en ander wel eens rustig met
u willen besnreken."
„Ja, we kunnen her bezwaarlijk blijven
staan." meende Cynthia. .Laten we op een
bank gaan zitten in oen van de zijlanen.
Daar zie je om dezen tijd maar zelden
iemand. Eu we kunnen nergens heen gaan,
waar ik m'n sluier moet opslaan dat zou
ik niet durven riskeeren."
UIT DE RADIO-WERELD
Programma's voor Dinsdag.
Huizen 298 M.
Uitsl. KR.-uitzending.
8.009.15 Gramofoonpl.
11.30 Godsd. halfuurtje door pastoor Per-
quin.
10.00 Uitzending van de plechtige uitvaart
van Mgr. Nolens uit de St. Willibrorduskerk
te 's Gravenhage.
12.00 Politieber.
12.15 Concert KRO-trio o. 1. v. P. Lusten-
I.452,00 Gramofoonpl,
2.00 Vrouwenuurtje.
3.00 Gramofoonpl.
3.30 Zenderverzorging.
4.00 Gramofoonpl.
5.00 Concert -KRO.-kunst-ensemble, o. 1. v.
P. Lustenhouwer.
6.00 Onderwijsfonds Binnenvaart.
6.30—7.00 Vervolg concert.
7.00 L. Scheefhout: Een vergelijk tusschen
de Primitieven en de Renaissance.
7.30 Politieber
7.45 Verbondskwartiertje.
8.0011.00 Concert KRO.-orkest o. 1. v. J.
Gerritsen. Sergius Robiloff (zang).
C.a. 9.15 Vaz Dias.
II.00—12.00 Gramofoonpl.
Hilversum, 1875 M.
Uitsl. AVRO-uitzending.
8.0010.00 Gramofoonpl.
10.00 Morgenwijding.
10.15 Gramofoonpl.
10.30 Lezing Mej. M. Brandenburg: Zullen
wij voor onze meisjes gemengde scholen kie
zen of eigen scholen?
11.00—1.00 AVRO-kwartet o. 1. v. D. Groe-
neveld.
I.002.00 Orgelconcert door Pierre Palla.
Viool: Boris Lensky.
2.002.30 Rustpoos voor de NSF.
2.303.00 Gramofoonpl,
3.003.30 H. Felderhof leest voor uit ,,De
jeugd van Francesco Campana" door C en M.
Scharten-Antink.
3.304.30 Aansl. Nieuwe Karseboom. Am
sterdam. Beiersche kapel o. 1. v. Seppl Nieder-
meijer.
4.30 Max Tak: „Groote pianisten van dezen
tijd".
6.157.00 Omroeporkest o. 1. v. N. Treep.
Rie Kaemena-Kist (zang).
7.00 J. E. v. d. Post: „De vrouw en het tüd-
schrift".
7.30 Vervolg Omroeporkest.
8.018.15 Louis Noiret in zijn repertoire
8.159.15 Gramofoonpl.
9.159.30 Vervolg L. Noiret.
9.3010.00 Kovacs Lajos en zijn orkest.
10.0010.15 Vaz Dias.
10.15—11.00 Kovacs Lajos.
II.0012.00 Gramofoonpl.
Lyyafl^pok de heer Bon
gaerts naai' zijn stervenssponde, waar
naast ook dr. Eieger zat. Toen kwam ook
Pastoor Beysens en werden de gebeden der
Stervenden gebeden. Maar steeds door
bleef zijn pols krachtig en bleef hij zwaar
ademhalen. Urenlang lag hij daar, omringd
door de biddende nonnetjes, die hem met
groote zorgzaamheid en fijnen tact ver
pleegd hadden. Het eene rozenhoedje volg
de op het andere. Er kwam geen verande
ring. Toen eensklaps om acht uur het zwa
re, hijgend ademhalen ophield, en plaats
maakte voor kalme rust. Hij scheen niet
meer te lijden. eD overgang in het eeuwige
leven ging zacht en kalm.
Gin 8 uur 20 stond zijn pols stil.
Dr. Nolens was in tien Heer ontslapen.
Diep ontroerd bleven allen bidden.
Een schoone dood, goed voorbereid, is
zijn deel geweest, zooals zijn wensch was.
Toen ik, op een avond, tot hem zei:
het ia wel naar,maar het is zoo toch beier,
dan wanneer u plotseling overleden zoudl
zijn, zei hij met groote kracht en overtui
ging: „Ja, dat is zoo, en daarvoor ben ik
ook heel dankbaar".
Zoo is Dr. Nolens, in zijn sterven als in
zijn leven, voor ons allen een voorbeeld ge-
Met groote be angstel'ling luisterde Cyn
thia naa.r wat Algy haar vertelde over de
laatste inbraak bij hem. Toen hij luermee
eindigde, ontsnapte haar een zucht van
verlichting, zoo blij was zij, dat Walter
Hunter, tenslotte toch nog onverrichterzake
moest afdruipen.
Wat 'n gei uk. dat hij met in uw zak
ken gezocht heeft zeide zij. „Dan had hij
ad es gevonden en stonden wij nü met leege
handen."
Doch mismoedig ging zij verder:
„Maar wat d;e bankbiljetten moeten be-
teekenen... nee.... daar snap ik niets
van. Hebt u daar aï over nagedacht?"
„Nagedacht? Nog nooit in m'n leven heb
ik over een zaak zoolang en zoo intens zit
ten denken als over dit geval. Maar nu ben
ik dan ook tot een resultaat gekomen."
En hij vertelde haar. welke verklaring
hij er voor gevonden had en was dol geluk
kig, toen zij haar sluier even opsloeg om
hem haar beminnelijk glimlachje en onge
veinsde bewondering te toonen.
„Maar dat is knap, verbazend knap,"
zeide zij. Wat zon 't heerlijk zijn als we de
beteekenis van het cijferschrift eens konden
achterhalen."
Rodney moest haar begeestering een
weinig temperen, door op te merken, dat'
hij natuurlijk geen zekerheid kon geven.
Maar toch is 't in ieder geval 't pro-
beeren waard," voegde hij er troostend aan
toe. ,.En natuurlijk blijf ik nu nog graag 'n
paar dagen hier, om de oude boeken te
doorsnuffelen.'
„Neen, doe dat niet. Dat zal ik wel doen
antwoordde Cynthia ernstig. „A's u nu in
eens van besluit verandert en hier blijft,
dan wordt 't gevaar voor u nog grooter. De
s'uwe Stenton zal daaruit direct de gevolg-
trekking maken, dat u de oplossing op 't
1 spoor bent. En dan zal hij natuurlijk scher
D a v e n t r y, 1554 M.
10.35 Morgenwijding.
12.20 Concertorgelbespeling.
I.20 Licht orkestconcert.
2.25 Gramofoonpl.
4.20 Sonates voor viola en piano.
4.50 Concert, Trocadere orkest.
5.35 Kinderuur.
6.20 Berichten.
6,50 Pianomuziek van Scarlatti.
7.10 Lezing. Housing.
7.50 Concert. BBC-orkest o. 1. v. L. Wood-
gate. L. Hubbard (bariton).
8.45 Radio-tooneel.
10.00 Nieuws.
10.20 Lezing.
10.35 Zang door Paul Robeson (Negerzanger)
II.2012.20 Dansmuziek.
P a r ij s „R a d i o P a r i a", 1725 M.
8.05 Gramofoonpl.
12.50 Gramofoonpl.
1.25 Gramofoonpl.
6.50 Gramofoonpl.
8.20 Radio-tooneel.
9.05 Radio-tooneel.
9.50 Gramofoonnpl.
Kalundborg, 1153 M.
12.252.20 Orkestconcert.
2.504.50 Orkestconcert en declamatie.
8.359.35 Orkestconcert.
9.3510.20 Orkestconcert.
9,3510.00 Orkestconcert.
10.00.10.20 Liederen-voordracht.
10.3511.35 Clavecin-soli.
La n g e n b e r g, 473 M.
7.258.2 Gramofoonpl.
10.3512.05 Gramofoonpl.
12.30 Gramofoonpl.
1.252.50 Orkestconcert.
5.206.20 Orkestconcert en cello-soli.
8.20 Orkestconcert.
9.05 „Volk in Oesterreich", Orkest en so
listen.
Brussel 508,5 M. en 338,2 M.
508.5 M. 5.20 Orkestconcert.
6.50 Gramofoonpl.
8.20 Orkestconcert.
9.20 Orkestconcert.
338.2 M. 5.20 Orkestconcert.
6.35 Gramofoonpl.
8.20 Orkestconcert en solist.
Z e e s e n, 1635 M.
C.a. 7,007.50 Gramofoonpl.
10.30 Schooluitz.
10,5512.20 Berichten.
12.25 Schooluitz.
12.501.15 Gramofoonpl.
1.15 Berichten.
2.203.20 Gramofoonpl.
3.204.20 Lezingen.
4.205,20 Concert.
5,208.50 Lezingen.
8.50 „Vor Sonnen-Aufgang", Sociaal drama
van G. Hauplmann.
10.20 Berichten. Hierna Concert.
weest van trouwe plichtsbetrachting^ war
me geloofsovertuiging ca oprechte vader
landsliefde:
Toen hij lag te zifeltogbn,' viel rnij eens
klaps op, dat naast zijn bed, op den schoor
steen, twee groote portretten stonden, bei
de hem door de daarop afgebeeldeu ge
schonken:' de portretten van Z. H. den
Paus en van H. M. de Koningin.
Dat was Dr. Nolens, geheel en al.
„Utiique fidelis", zijn wapenspreuk.
Aan beiden trouw.
DE BEGRAFENIS.
Het Internationaal Arbeids
bureau vertegenwoordigd.
Van particuliere- zijde bericht men aan
de „Tijd" uit Genève, dat do heer Ritter,
afdeelingschef van het Internationaal Ar
beidsbureau, is aangewezen als vertegen-
wooiuiger bij de begrafeenisplechtigheid
van Mgr. Nolens.
Ook Albert Thomas, directeur van het
Bureau, is naar 's Gravenhage afgereisd
voor een kort bezoek van rouwbeklag. Drin
gende werkzaamheden beletten hem tot de
teraardebestelling te blijven.
pere middelen gaan toepassen. Denk eens
aan Dcnholm! Neen, u moet op reis gaan."
Rodney moest bekennen, dat zij inder
daad gelijk had. Doch hij voelde er maar
matig voor om onder deze omstandighe
den Londen te verlaten. Dat beteekende im
mers ook, dat hij het lieve meisje moest
verlaten in wier bijzijn z'n hart sneller be
gon te kleppen.
„Ja, dan zal ik toch maar moeten gaan,"
merkte hij onwillig op.
„Er gaat een trein om 12.40," drong Cyn
thia aan. ,Dien kunt u nog juist halen. Hoe
eerder u uit Londen bent, hoe beter 't voor
u is. Laat bij uw huishoudster 'n brief voor
mij achter met 'n afschrift van 't begin van
het document, dan zal ik zien. of ik het
juiste boek kan vinden. Als u dat wens oh t
kunt u ook uw brieven voor mij aan haar
adres zenden. Ik haal ze clan wel af. Maar
d-uk h"T- dan tnoh vooral op 't hart, dat.
zij er met niemand over mag spreken. Nu
moeten we gaan. Ik ben al te lang uitge
bleven."
Zij trok haar sluier weer voor 't gezicht
en samen wande'den zij op tot Hyde Park
Corner, waar zij afscheid namen. Algy reed
mpt de ondergrondbaan naar huis.
Mrs. Jones was niet weinig verbaasd,
toen zij van haar hoogeaohten en geres-
pecteerden huurder opdracht ontving de
aan haar geadresseerde brieven aan een
zekere dame te overhandigen. Maar zij aan
vaardde deze vertrouwenspositie met vreug
de en beloofde te zu'len zwijgen als h°t
graf.
Wui dl vervolgd^