Mgr. Dr. W. H. NOLENSt Het Geheimzinnige Document MAANDAG 31 AUGUSTUS 1931 DE LEIDSCHE COURANT DERDE BLAD PAG. 9 DE LAATSTE LEVENSMAANDEN. Mr. Aalsberse deelt in de „Maasbode" iets mede over dr. Nolens' laatste levens maanden, waarvan ongetwijfeld door ieder met groote belangstelling, we mogen wel zeggen: met piëteit, zal worden kennis ge- Hij zelf wilde aanvankelijk niets weten van eenige berichtgeving over zijn ziekte. Daar had niemand iets mee te maken. Toen er echter toch geruchten opname in enkele bladen vonden hij las ze met ergernis, te meer daar ze vaak volkomen onjuist wa ren, zoo bijv. een uitvoerige mededeeling over een nierziekte, welke hem zou sloo- pen verkreeg ik met- moeite verlof om eenmaal per week, in overleg met zijn huis dokter, dr. Steger, een korte mededeeling aan het Nederlandsch Oorrespondentiebu- reau te verstrekken. De moeilijkheid was echter, dat hij tot voor enkele dagen zelf nog dagelijks de kranten las. Toen ik dan ook, nadat het eerste bericht van het Cor respondentiebureau verschenen was, mijn middagsch bezoek om vijf uur bij hem bracht, en hem vroeg: „Hoe gaat 't ermee'/" was het spottend lachend antwoord: „Uch, 't is zoo gemakkelijk voor me, ik lees dat nu 's morgens in de krant!'' Maar zooals steeds, als hij iets scherps gezegd had, liet hij er dadelijk gemoedelijk op volgen. „Maar 't was goed hoor, je hebt het goed gedaan Hij wilde ook geen bezoek ontvangen. Behalve twee in Den Haag woiïende vrien den, 'wilde Hij niemand bij zich toelaten. Als publiek persoon vond hij het zeker niet onaangenaam, dat men zich met hem be moeide, maar met zijn particuliere leven had niemand iets te maken. Tegen een huldiging bij gelegenheid van zijn veertig jarig Priesterschap had hij geen bezwaar, maar dat men zijn zeventigsten verjaardag wilde vieren, daar kwam niets van in. Hij liet in de krant zetten, dab hij uit was, maar zat dien dag ïustig thuis, moederziel aileen. Dat opzichzelvige, inzichgeslotene, heeft dr. Nolens altijd gehad, al was dit in-zijn laatste levensjaren toch minder sterk dan vroeger. Wij hebben dat te eerbiedigen, ook na zijn dood. Vandaar mijn schroom, om over zijn laatste levensmaanden, zoo nauw mee beleefd, thans veel te zeggen. Ik ben echter gezwicht voor de overweging, dat ons Ka-" tholieke volk toch wel het recht heeft, iets te vernemen. Een jaar ongeveer zal het geleden zijn, dab zijn naaste vrienden begonnen, zich over hem ongerust te maken. Hij kon er soms betrokken en wat flets uitzien. „Er scheelt toch niets aan?" vroeg men schuch ter, want men voerde een teer punt aan; hij sprak graag en breed over zijn werk, maar nooit over zijn persoon. „Mij? niets. Ik ben alleen moe. Die atmosfeer hier ~r; in de Tweede 'Kamer drukt me. Ik heb behoefte aan zeelucht. Daar kun je adem halen. Dat doet je goed, dat voel je". Als men 11a 'eeuigen tijd het waagde, om voorzichtig op te merken, dat het misschien toch wel goéd was, eens een dokter te raad plegen, werd dit niet zoo goed opgenomen. „Een dokter, waarom? Ik ben nog nooit ziek geweest. Ik mankeer niets. Ik heb be hoefte aan frissche lucht". Zoo ging hij, als hij eenigszins kon en het weer niet ai .te bar was, eiken dag naar Scheveningen, op de' pier, om lucht te scheppen. De laatste foto, die van hem be staat, werd daar genomen, op de leege pier, in het Maartsche zonnetje. In het najaar begon hij echter te verma geren. Zelfs wie hem dagelijks in de Kamer zagen, viel dit op. Ik kreeg vermoedens van suikerziekte. Op een avond, in zijn studeerkamer, heb ik hem dat gezegd. Hij geloofde daar niet veel aan; hij was alleen maar moe. Wat rust, wat zeeiucht, en het zou wel weer beter zijn. Eerst maanden later vernam ik, dat hij toen toch een dokter geraadpleegd had. Die verdachte vermagering bleef door FEUILLETON. door CH1STIAN HAUGEN. 17) i „Ik ben te vroeg", antwoordde Algy en lachlte onwillekeurig met Hunter mee. Deze trok een bedenkelijk gezicht. „Dat is iets nieuws," meende hij. „Dus verliefd, een roerend afscheid voor de reis, of.... gaat de dame mischien mee? Dat zou onder deze omstandigheden toch onverantwoordelijk zijn. U mag haar niet aan het schrikken maken, vóór zulks noodzakelijk zal blijken. Ik wil u een goe den raad geven. Hot is beter, dat u alleen reist, zoowel voor u als voor haar. Denict u dat 't lang zal duren?" „Wat Het afscheid natuurlijk. Ik zou vanmor gen nog graag in de club een borrel gaan drinken. Zou ik daar nog tijd voor heb ben „Man ga toch I' riep Algy half schert send, half ongeduldigd uit. Hunter keek hem onderzoekend aar;. „Waarachtig, ik heb er wel zin in," zeide hij nadenkend. „Maar van den anderen kant heb ik order gekregen 'n oogje op u te hou den. Enfin, ik wil het wagen. Doch dan moet u mij beloven, dat u geen dwaasheden zult uithalen, dat wil zeggen, u zult alles nalaten, wat u ook niet zoudt durven doen, als u wist, dat u bewaakt werd." „Ik heb een en ander met de dame te gaan. Het viel ook op, dat hij des voormid dags nooit meer rookte. Maar als men hem weer eens vroeg: „hoe gaat 't er meer?" was 't antwoord altijd maar: „mij goed, ik mankeer niets, ik ben alleen maar moe, ik moet weer eens naar zee, dat doet mij goed". Met groote zorg zagen wij hem in Mei naar Genève vertrekken. Tweemaal schreef hij me van daar, dat hij zoo'n last van de warmte had, die drukte hem. Maar wie hem in Genève sinds een half jaar niet gezien hadden, schrikten van hem. En toen hij vandaar de foto, in de vergadering geno men, zond, viel het wel heel sterk op, hoe vermagerd hij eruit zag. Uit Genève weergekeerd, belde hij me aanstonds op, of ik 's avonds bij hem kwam. De zuster waarschuwde mij, dat ik niet van hem moest schrikken; hij zag er ake lig slecht uit. De waarschuwing bleek helaas wel noo- dig. Ik schrok werkelijk van hem. Hij was geheel van gezicht veranderd. Zijn kleeren hingen hem slap langs het lijf. De forsclie, krachtige figuur, die hij geweest was, zat daar als-een menschelijk wrak. Eu zijn stem klonk zwak. Hij klaagde over geweldige vermoeidheid, hij had behoefte aan rust; ais het weer maar beter was, wilde hij met een auto naar Scheveningen gaan. Maar na een half uur was het, of hij beier werd en meer opgewekt. Hij vertelde uit voerig over de vergaderingen in Genève, en over zijn laatste, redevoering daar, die de beslissing over de ontwerp-mijnconven- tie had gebracht. Hij liet me uit. Maar toen hij daar zoo naast me stond, viel me weer des te ster ker op, hoe vreeselijk mager en vervallen hij was.geworden. Ik voelde me toen ver plicht, Kern te zeggen, dat ik me ernstig bezorgd maakte over zijn gezondheid. Ik zei hem, dat ik vreesde, dat hij in hooge mate aan suikerziekte leed, en ried hem aan, een dokter te laten komen. Toen zei hijze zijn al niet hun tweeën geweest, 't is geen suikerziekte, 't is aan den lever. Eerst later hoorde ik„ dat dit onderzoek reeds had plaats gehad vóór zijn vertrek naar Genève, terwijl ik naar Rome was. Zijn huisdokter had bezwaar, hem deze reis nog te laten ondernemen. Maar hij stond erop: die mijnconventie lag hem zoo na aan het hart. De huisdokter sloeg hem toen voor, eerst een specialist te raadplegen. Zoo is hij, ernstig ziek, dood vermoeid, toch op 23 Mei naar Genève gegaan, uit plichtsbesef. Zijn ijzeren wilskracht heelt hem staande gehouden. Vele avonden heb ik daarna nog met hem gepraat. Hij las nog veel, niet alleen de kranten, maar ook boeken. Vooral, wat over de Encycliek „Quadragesimo Anno" geschreven werd, had zijn belangstelling. Hij gaf mij verschillende wenken voor de -artikelen, die ik in „De Maasbode" over de ze,, Encycliek Schreef. Verschillende' pa-s-uit- gekomen boeken bleek hij nog gelezen ie hebben, zoo o.a. het meer dan 500 bladzij den groote werk van prof. Heinrich Weber en Prof. Peter Tischleder, „Wirtschafis- ethik". Ik zei hem op een dier avonden, dat dit boek verschenen was, en dat het mij uit stekend voorkwam, en waarom. Hij liet me er enthousiast over praten, en zei toen: „Ja, ik ben het met je eens, 't is een goed boek, ik heb het al gelezen". Toen ik ver baasd opkeek, liet hij ine nog enkele Duit- sche en Fransche boeken zien over het so cialisme, die hij ook al reeds gedeeltelijk gelezen had. „Als ik ze uit heb, zal ik ze je meege ven. Je moet ze ook lezen. Er is een merk waardige kentering in het socialisme gaan de. Houd dat in de gaten en houd daar rekening mee. Ik zal daar wel niet meer mee te maken hebben Zoo eindigde telkens weer zijn vele op merkingen en wenschen voor de toekomst. Eerst 20 Juli is hem medegedeeld, hoe buitengewoon ernstig zijn toestand was, en dat het goed zou zijn, om, als hij nog iets bespreken en ga dan weer naar huis. En ik kan u er gerust m'n eerewoord opgeven, dat u niets zult missen, als u mij de eerste uren niet zoudt bespionneeren of.', u zoudt er waarde aan moeten hechten, de dame te leeren kennen." Deze laatste opmerking deed hij in 'n op welling van overmoed; 'n soort galgenhu mor. Hunter glimlachte argeloos. „Neen, voor die dame hebben wij niet de mins-te interesse," zeide hij. ,.Ik ken haar wel niet. maar toch twijfel it er niet aan, of zij is knap. U geeft mij dus uw eerewoord, dat u direct na afloop naar huis gaat en geen dwaze sprongen zult doen?" Rodney herhaalde wat hij reeds gezegd had en Hunt-er scheen bevredigd. „Goed," zei hij, „dan verdwijn ik. Als ik me niet vergis, komt daar uw sohoone reeds aangewandeld. En zooals u weet vergis sen wij ons maar zelden. Tot ziens, Mr. Rodney." Hij groette beleefd en verdween in een smalle zijstraat in de richting van Picca dilly. Cynthia was geheel anders gekleed dan bij haar laatste bezoek bij Algy thuis. Zij maakte een vreemden indruk, haar hou ding was stijf en haar gang moeilijk. Algy staarde haar verbaasd aan. Het was juist haar gratie geweest, die hem zoo imponeer de. Spoedig-begreep hij echter, dat dit al les bij haar vermomming behoorde. „Ben ik niet mooi op tijd?" begroette zij hem. XVII. DE LAATSTE NAAM. „Keurig op tijd bevestigde Algy en ver- te'de haar direct, dat hij zooeven Hunter nog ontmoet had. te regelen of te ordenen had, dit niet meer uit te stellen. Die mededeeling heeft hem zeker wel een schok gegeven. Maar de uitwerking was toch, zooals van hem verwacht kon worden: hij was daarna veel kalmer en opgewekter. Zondagavond 2 Augustus liet hij mij ko men, om mij mede te deelen, wat er na zijn dood moest gebeuren. Aan alles had hij gedacht, zijn uitvaart, zijn begrafenis, zijn boeken, zijn meubelen. Dat duurde een half uur. Het is wel hot pijnlijkste moment, dat ik in mijn leven heb doorgemaakt. Ik behoefde gelukkig niet veel te zeggen, een enkele vraag zoo nu en dan. Maar hij begreep wat in mij om ging. Toen hij alles gezegd had, zei hij: „Ja, ik zeg je dat maar, nietwaar, je kunt nooit weten, wat er met een mensch ge beuren kan. Ik kan nog best weer wat op knappen!" Toen stond hij op, draaide het licht aan, en ging weer, als op andere avon den, over onderwerpen van den dag praten. Een zelfde gesprek had hij eenige dagen later met ir. Bongaerts, die hem ook gere geld bezoeken mocht. Maandag 3 Augustus zinspeelde Pastoor Beysens er op, dat zijn toestand toch ern stig was, wel geen direct gevaar„U wilt mij zeker zeggen, dat ik bediend moet worden? Als de dokier dat gewenscht vindt, vind ik dat goed". Zoo ontving hij, nadat hij den vorigen dag nog voor het laatst de H. Mis gelezen had, op Dinsdag 4 Augustus de laatste PI.H. Sacramenten. Niemand mocht daar bij zijn, en aan niemand mocht het verteld worden. Eerst Maandag 10 Augustus deel de hij het den heer Bongaerts en mij mede. En hij liet er op volgen: „Ik ben geheel geresigneerd. Misschien word ik weer wat beter: er wordt zooveel voor me gebeden. Maar andersik ben geheel geresig neerd". Nog steeds zat hij in zijn studeerkamer als ik 's avonds, en na 12 Augustus 's na middags, bij hem kwam. Maar een geleide lijk grooter deel van den dag ging hij naaf- bed: „die rust doet ine goed". Zienderoogen ging h'J achteruit. Zijn stem werd ook steeds zwakker. Van 1417 Augustus had ik het spit, en kon hem niet. bezoeken. Nu werden de rollen omgekeerd, en eiken morgen moest de zuster me opbol len, om te vragen, hoe 't ging; hij vrees de, dat ik kou had gevat, op de tram, naar liem toe komende. Zoö was hij altijd be zorgd voor anderen. 18 Augustus kon ik hem weer bezoeken. In die enkele dagen was hij weer zichtbaar achteruitgegaan. Donderdag 20 Augustus vond ik hem voor het eerst ie bed. Hij begreep mijn bezorgd heid: ,,'t Is niet erger, hoor, maar ut voel me beter en gema'kkelijker, als ik te bed blijf. De dokter zegt ook, dat die rust me goed doet". Vrijdag 21 Augustus zat ik weer naast zijn bed. Hij was altijd een scherp opmer ker. Maar hoewel ik trachtte, opgewekt te praten, begreep hij toch wei, wat er iu mij omging. Tot driemaal toe zei hij mij dieu m ia dag: ,,'t is goed, wat er met me ge beurt, 'b is goed, heb daar geen zofg over'1. En in denzeifden geest sprak hij. pok. tel kens tot zijn vriend Bongaerts. Zondag 23 Augustus werd de toestand veel ernstiger. Voor do tweede maal kreeg hij een punctie, wat hem nog eenige ver lichting gaf. Maandag 24 Augustus vond ik hem, schijnbaar rustig slapende. Hij had dien dag uog niets gezegd, en niets gebruikt. Den volgenden dag zag hen me naast zijn bed. staan, en stak mij, zonder iets te zeg gen, zijn hand toe. En nog eens, toen ik heen ging. Zoo zijn deze laatste dagen, doorgegaan. Hoezeer hij bij voortduring achteruit ging, zijn pols bleef krachtig. Zijn sterk gestel bood taaien tegenstand tegen den naderen den dood. Woensdagmiddag 12 uur scheen het ein de te naderen. Maar weldra was dit diei- gend gevaar weer geweken. En Donderdag morgen ontving hij weer, gelijk eiken mur- gen, sinds hij niet meer de H. Mis kon le zen, de H. Communie. Om half vijf kwam ik bij hem. Zwaar haalde hij adem. Soms scheen het, dat hij zich nog bewust was, van wat tot hem werd gezegd. Met de luid-op gesproken gebeden scheen hij mee te bidden. „Ik weet niet hoe 't komt," voegde hij er aan toe, „maar ondanks alles, mag i'k hem graag." „Ja," antwoordde Cynthia, ,hij is werke lijk een aardige kerel. Ik geloof n et dat hij slecht is en zeker is hij geen misdadiger in de gewone beteekenis van het woord." „Misschien heeft ook hij vroeger in jeug dige lichtzinnigheid 'n fout begaan, die hem in Stenton's macht gevoerd heeft, en wordt hij nu gedwongen als diens werktuig te fun- geeren." „Dat dacht ik vroeger ook," antwoordde Cynthia hoofdschuddend, en daarom heb ik eens geprobeerd uit te visschen of hij zich niet aan vader's zijde wilde stellen. Maar hij lachte me eenvoudig uit. Hij heeft er met Steil ton echter nooit o-ver gespro ken en mij dus voor vele gevaren gevrij waard. Misschien beschouwt, hij z'n werk kring als 'n soort sport of doet hij 't enkel uit 'n zucht naar avonturen en spanning. Een andere verklaring kon ik er niet voor vinden." Het was Algy niet mogelijk door den dichten s'uier haar ge1 a a tsu i td ru k k i n g waar te nemen, doch hij vond dat de klank van haar stem meer nteresse voor Hunter ver ried, dan hem lief was. Dit trof hem zeer onaangenaam en zijn sympathie voor z'n beii-in nel ijken vijand koelde aanmerkelijk af. Met 'n enkel woord vertelde hij haar van z'n nachtelijk avontuur en gaf toen het ge sprek vlug een andere wending. Ik zou 't een en ander wel eens rustig met u willen besnreken." „Ja, we kunnen her bezwaarlijk blijven staan." meende Cynthia. .Laten we op een bank gaan zitten in oen van de zijlanen. Daar zie je om dezen tijd maar zelden iemand. Eu we kunnen nergens heen gaan, waar ik m'n sluier moet opslaan dat zou ik niet durven riskeeren." UIT DE RADIO-WERELD Programma's voor Dinsdag. Huizen 298 M. Uitsl. KR.-uitzending. 8.009.15 Gramofoonpl. 11.30 Godsd. halfuurtje door pastoor Per- quin. 10.00 Uitzending van de plechtige uitvaart van Mgr. Nolens uit de St. Willibrorduskerk te 's Gravenhage. 12.00 Politieber. 12.15 Concert KRO-trio o. 1. v. P. Lusten- I.452,00 Gramofoonpl, 2.00 Vrouwenuurtje. 3.00 Gramofoonpl. 3.30 Zenderverzorging. 4.00 Gramofoonpl. 5.00 Concert -KRO.-kunst-ensemble, o. 1. v. P. Lustenhouwer. 6.00 Onderwijsfonds Binnenvaart. 6.30—7.00 Vervolg concert. 7.00 L. Scheefhout: Een vergelijk tusschen de Primitieven en de Renaissance. 7.30 Politieber 7.45 Verbondskwartiertje. 8.0011.00 Concert KRO.-orkest o. 1. v. J. Gerritsen. Sergius Robiloff (zang). C.a. 9.15 Vaz Dias. II.00—12.00 Gramofoonpl. Hilversum, 1875 M. Uitsl. AVRO-uitzending. 8.0010.00 Gramofoonpl. 10.00 Morgenwijding. 10.15 Gramofoonpl. 10.30 Lezing Mej. M. Brandenburg: Zullen wij voor onze meisjes gemengde scholen kie zen of eigen scholen? 11.00—1.00 AVRO-kwartet o. 1. v. D. Groe- neveld. I.002.00 Orgelconcert door Pierre Palla. Viool: Boris Lensky. 2.002.30 Rustpoos voor de NSF. 2.303.00 Gramofoonpl, 3.003.30 H. Felderhof leest voor uit ,,De jeugd van Francesco Campana" door C en M. Scharten-Antink. 3.304.30 Aansl. Nieuwe Karseboom. Am sterdam. Beiersche kapel o. 1. v. Seppl Nieder- meijer. 4.30 Max Tak: „Groote pianisten van dezen tijd". 6.157.00 Omroeporkest o. 1. v. N. Treep. Rie Kaemena-Kist (zang). 7.00 J. E. v. d. Post: „De vrouw en het tüd- schrift". 7.30 Vervolg Omroeporkest. 8.018.15 Louis Noiret in zijn repertoire 8.159.15 Gramofoonpl. 9.159.30 Vervolg L. Noiret. 9.3010.00 Kovacs Lajos en zijn orkest. 10.0010.15 Vaz Dias. 10.15—11.00 Kovacs Lajos. II.0012.00 Gramofoonpl. Lyyafl^pok de heer Bon gaerts naai' zijn stervenssponde, waar naast ook dr. Eieger zat. Toen kwam ook Pastoor Beysens en werden de gebeden der Stervenden gebeden. Maar steeds door bleef zijn pols krachtig en bleef hij zwaar ademhalen. Urenlang lag hij daar, omringd door de biddende nonnetjes, die hem met groote zorgzaamheid en fijnen tact ver pleegd hadden. Het eene rozenhoedje volg de op het andere. Er kwam geen verande ring. Toen eensklaps om acht uur het zwa re, hijgend ademhalen ophield, en plaats maakte voor kalme rust. Hij scheen niet meer te lijden. eD overgang in het eeuwige leven ging zacht en kalm. Gin 8 uur 20 stond zijn pols stil. Dr. Nolens was in tien Heer ontslapen. Diep ontroerd bleven allen bidden. Een schoone dood, goed voorbereid, is zijn deel geweest, zooals zijn wensch was. Toen ik, op een avond, tot hem zei: het ia wel naar,maar het is zoo toch beier, dan wanneer u plotseling overleden zoudl zijn, zei hij met groote kracht en overtui ging: „Ja, dat is zoo, en daarvoor ben ik ook heel dankbaar". Zoo is Dr. Nolens, in zijn sterven als in zijn leven, voor ons allen een voorbeeld ge- Met groote be angstel'ling luisterde Cyn thia naa.r wat Algy haar vertelde over de laatste inbraak bij hem. Toen hij luermee eindigde, ontsnapte haar een zucht van verlichting, zoo blij was zij, dat Walter Hunter, tenslotte toch nog onverrichterzake moest afdruipen. Wat 'n gei uk. dat hij met in uw zak ken gezocht heeft zeide zij. „Dan had hij ad es gevonden en stonden wij nü met leege handen." Doch mismoedig ging zij verder: „Maar wat d;e bankbiljetten moeten be- teekenen... nee.... daar snap ik niets van. Hebt u daar aï over nagedacht?" „Nagedacht? Nog nooit in m'n leven heb ik over een zaak zoolang en zoo intens zit ten denken als over dit geval. Maar nu ben ik dan ook tot een resultaat gekomen." En hij vertelde haar. welke verklaring hij er voor gevonden had en was dol geluk kig, toen zij haar sluier even opsloeg om hem haar beminnelijk glimlachje en onge veinsde bewondering te toonen. „Maar dat is knap, verbazend knap," zeide zij. Wat zon 't heerlijk zijn als we de beteekenis van het cijferschrift eens konden achterhalen." Rodney moest haar begeestering een weinig temperen, door op te merken, dat' hij natuurlijk geen zekerheid kon geven. Maar toch is 't in ieder geval 't pro- beeren waard," voegde hij er troostend aan toe. ,.En natuurlijk blijf ik nu nog graag 'n paar dagen hier, om de oude boeken te doorsnuffelen.' „Neen, doe dat niet. Dat zal ik wel doen antwoordde Cynthia ernstig. „A's u nu in eens van besluit verandert en hier blijft, dan wordt 't gevaar voor u nog grooter. De s'uwe Stenton zal daaruit direct de gevolg- trekking maken, dat u de oplossing op 't 1 spoor bent. En dan zal hij natuurlijk scher D a v e n t r y, 1554 M. 10.35 Morgenwijding. 12.20 Concertorgelbespeling. I.20 Licht orkestconcert. 2.25 Gramofoonpl. 4.20 Sonates voor viola en piano. 4.50 Concert, Trocadere orkest. 5.35 Kinderuur. 6.20 Berichten. 6,50 Pianomuziek van Scarlatti. 7.10 Lezing. Housing. 7.50 Concert. BBC-orkest o. 1. v. L. Wood- gate. L. Hubbard (bariton). 8.45 Radio-tooneel. 10.00 Nieuws. 10.20 Lezing. 10.35 Zang door Paul Robeson (Negerzanger) II.2012.20 Dansmuziek. P a r ij s „R a d i o P a r i a", 1725 M. 8.05 Gramofoonpl. 12.50 Gramofoonpl. 1.25 Gramofoonpl. 6.50 Gramofoonpl. 8.20 Radio-tooneel. 9.05 Radio-tooneel. 9.50 Gramofoonnpl. Kalundborg, 1153 M. 12.252.20 Orkestconcert. 2.504.50 Orkestconcert en declamatie. 8.359.35 Orkestconcert. 9.3510.20 Orkestconcert. 9,3510.00 Orkestconcert. 10.00.10.20 Liederen-voordracht. 10.3511.35 Clavecin-soli. La n g e n b e r g, 473 M. 7.258.2 Gramofoonpl. 10.3512.05 Gramofoonpl. 12.30 Gramofoonpl. 1.252.50 Orkestconcert. 5.206.20 Orkestconcert en cello-soli. 8.20 Orkestconcert. 9.05 „Volk in Oesterreich", Orkest en so listen. Brussel 508,5 M. en 338,2 M. 508.5 M. 5.20 Orkestconcert. 6.50 Gramofoonpl. 8.20 Orkestconcert. 9.20 Orkestconcert. 338.2 M. 5.20 Orkestconcert. 6.35 Gramofoonpl. 8.20 Orkestconcert en solist. Z e e s e n, 1635 M. C.a. 7,007.50 Gramofoonpl. 10.30 Schooluitz. 10,5512.20 Berichten. 12.25 Schooluitz. 12.501.15 Gramofoonpl. 1.15 Berichten. 2.203.20 Gramofoonpl. 3.204.20 Lezingen. 4.205,20 Concert. 5,208.50 Lezingen. 8.50 „Vor Sonnen-Aufgang", Sociaal drama van G. Hauplmann. 10.20 Berichten. Hierna Concert. weest van trouwe plichtsbetrachting^ war me geloofsovertuiging ca oprechte vader landsliefde: Toen hij lag te zifeltogbn,' viel rnij eens klaps op, dat naast zijn bed, op den schoor steen, twee groote portretten stonden, bei de hem door de daarop afgebeeldeu ge schonken:' de portretten van Z. H. den Paus en van H. M. de Koningin. Dat was Dr. Nolens, geheel en al. „Utiique fidelis", zijn wapenspreuk. Aan beiden trouw. DE BEGRAFENIS. Het Internationaal Arbeids bureau vertegenwoordigd. Van particuliere- zijde bericht men aan de „Tijd" uit Genève, dat do heer Ritter, afdeelingschef van het Internationaal Ar beidsbureau, is aangewezen als vertegen- wooiuiger bij de begrafeenisplechtigheid van Mgr. Nolens. Ook Albert Thomas, directeur van het Bureau, is naar 's Gravenhage afgereisd voor een kort bezoek van rouwbeklag. Drin gende werkzaamheden beletten hem tot de teraardebestelling te blijven. pere middelen gaan toepassen. Denk eens aan Dcnholm! Neen, u moet op reis gaan." Rodney moest bekennen, dat zij inder daad gelijk had. Doch hij voelde er maar matig voor om onder deze omstandighe den Londen te verlaten. Dat beteekende im mers ook, dat hij het lieve meisje moest verlaten in wier bijzijn z'n hart sneller be gon te kleppen. „Ja, dan zal ik toch maar moeten gaan," merkte hij onwillig op. „Er gaat een trein om 12.40," drong Cyn thia aan. ,Dien kunt u nog juist halen. Hoe eerder u uit Londen bent, hoe beter 't voor u is. Laat bij uw huishoudster 'n brief voor mij achter met 'n afschrift van 't begin van het document, dan zal ik zien. of ik het juiste boek kan vinden. Als u dat wens oh t kunt u ook uw brieven voor mij aan haar adres zenden. Ik haal ze clan wel af. Maar d-uk h"T- dan tnoh vooral op 't hart, dat. zij er met niemand over mag spreken. Nu moeten we gaan. Ik ben al te lang uitge bleven." Zij trok haar sluier weer voor 't gezicht en samen wande'den zij op tot Hyde Park Corner, waar zij afscheid namen. Algy reed mpt de ondergrondbaan naar huis. Mrs. Jones was niet weinig verbaasd, toen zij van haar hoogeaohten en geres- pecteerden huurder opdracht ontving de aan haar geadresseerde brieven aan een zekere dame te overhandigen. Maar zij aan vaardde deze vertrouwenspositie met vreug de en beloofde te zu'len zwijgen als h°t graf. Wui dl vervolgd^

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1931 | | pagina 9