ZATERDAG 22 AUGUSTUS 1931 DE LEIDSCHE COURANT TWEEDE BLAD PAG. 6 INTERPAROCHIEELE ADÖLF KOLPING. XIII. In ons vorig stukske beschreven wij het hoogtepunt uit Kolping's leven, zijn eerste H. Mis in Kerpen, juist op den dag, waarop zijn dierbare vader werd begraven. Kort na dien werd hij be noemd tot kapelaan te Elberfeld. Zijn rij pende ervaring en zijn langdurige omgang met de arbeidende klasse waren in de oogen van zijn overheid de aanbevelin gen, die hem bijzonderlijk voor de ziel zorg te Elberfeld bestemden, want El berfeld is een der steden aan den Ne- der-Rijn, die, door snelle aanwas en an nexatie met onbeduidende dorpen zioh tot een der grootste steden had opge werkt. Van jaar tot jaar nam het be volkingscijfer ontzettend toe en evenre dig daaraan ook het aantal katholieken. Dit alles vereischte zwaren arbeid van de geestelijkheid en daardoor vond Kol- ping in Elberfeld eeen groot terrein te 'bewerken, dat alle inspanning vorderde. Zoo staan wij thans op het punt de bakermat der Internationale Gesellen- Verein te gaan beschouwen. Hoe nu de Gezellen-Vereeniging als zoodanig is ont staan beschrijft ons Mgr. Schaffer, dien wij al meerdere malen citeerden. „Vooreerst geldt het een alom ver spreide meening te weerleggen. In bijna alle beschrijvingen over Kolping en diens- werk kleven fouten, die we noodzakelijk moeten weerleggen. De fout is deze bijna algemeen aangenomen meening: Kolping zou in Elberfeld de Jongelings-Vereeni- ging hebben gesticht; uit deze zou een Leerjongens-afdeeling en later de Gezel- lenvereeniging zijn ontstaan. Die meening lag zoo natuurlijkerwijze voor de hand en het sprak in zekeren zin zoo vanzelf, dat men het er bepaald voor hield. Kolping zou naar Elberfeld gegaan zijn met het in zijnen geest van alle zijden overwo gen, sinds lang tot rijpheid gekomen be sluit, daar een Gez. Ver. te stichten. Het lijkt wel genomen en gekozen naar de sage der ouden, dat Pallas geheel gewa pend en uitgerust uit Jupiter's hoofd te voorschijn kwam. Zoo kant en klaar zou de Gezellenvereeniging uit Kolping's geest geboren zijn; heel aardig, maar de feiten leeren anders. Is het een der eer ste eischen, welke de wereld aan den geschiedschrijver stelt, dat hij niet zegge wat valsch is en ook niet verzwijge wat waar is, dan dienen wij de waarheid hul de te doen. Meer dan iemand kende onze Kolping den zedelijken nood van den arbeidenden stand en hij kende dien uit wat hij met eigen oogen eenmaal aan schouwde; en gewis had hij ook menig maal op middelen gezonnen, om dien nood te verhelpen, of minstens te ver zachten. God had hem wonderbaar ge leid en met de eigenschappen van een apostel voor den handwerksman rijkelijk toegerust; de eerste draden der vereeni- ging nochtane liggen niet in zijne, maar in andere handen. Wij zullen, wanneer wij dit nu gaan a-antoonen, een valschen steen, dien anderen in zijn eerekroon hebben gezet, daaruit lichten, opdat de ware en echte edelsteenen met des te hooger glans mogen schitteren. God heeft het zoo gewild, dat Kolping, eer hij de „Vader" werd dier vereeniging, die zich onder zijn leiding op zoo verbazingwek kende wijze uitbreidde, eerst in meer on dergeschikte stelling aan zekeren vrien denband deelnam, die noch aan hem, noch eigenlijk aan anderen haar ontstaan had te danken, maar, wij durven het stoutweg beweren, tengevolge eener won derbare aaneenschakeling van omstandig heden in de hoofdstad van het Wupper- dal zich als vanzelf vormde". S. M. PRO PAG AND A-AVOND. In de deze week gehouden vergadering van het commissariaat is besloten tot het organiseeren van een Propaganda avond voor onze Vereeniging omstreeks half Sep tember. Tot dezen avond zullen eenigen onzer onderafdeelingen medewerken n.l. onze Tooneelclub, de Liedertafel en de Sympho- nie. De Centraal-Praeses Th. van Galen zal worden uitgenoodigd een propagandistisch woord te spreken. Onze Vereeniging staat al jaren op het zeker wel bevredigende, maar toch immer hetzelfde aantal leden. De bedoeling van dezen avond is nu dit aantal nu ineens mot een ruk hooger op te voeren. Het is zeer zeker niet onbekendheid die meerdere jonge menechen buiten ons Ver band houdt, maar meer, dat zij er niet toe kunnen komen. Er is nu een lijst aangelegd van ongeveer 80 adressen, die voor onze Vereeniging in aanmerking komen. Al dezen worden voor onze groote Propaganda-avond uitgenoo- digd. 'Wij hebben goeden moed op zeer groot succes! Waartoe elk goed lid moge medewer ken 1 ONZE ONDERAFDEELINGEN EN INSTELLINGEN. Retraite en recollectieclub „St. Clemens" 75 leden. Studie- en Debatingclub „St. Petrus Ca- nisius" 45 leden. Tooneelclub „Adolf Kolping" 27 leden. Liedertafel „Sebastian Schaffer" 20 le den. Symphonie „Franz Schweitzer" 10 leden. Turnclub „Oranje Zwart" 22 leden. Kegelclub „De Poeldelaars" 10 leden. Missieclub voor het „St. Petrus Liefde werk" 280 leden. Ziekenfonds „Cornelius Musius" 100 le den. Leesbibliotheek 100 leden. Spaarkas „St. Joseph" (30 leden. Bovendien nog de stichting „Kemperman- fonds", welks doel is het verkrijgen van oen nieuw eigen Gezellenhuis. CONGRES SENIOREN EN COMMISSARISSEN. Zaterdag 12 en Zondag 13 September wordt in het Gezellenhuis Stadhouders kade te Amsterdam een groot congres ge houden van Senioren en Commissarissen van het Nederlandsch Verband der Gezel lenvereeniging. Een ruim 500 jonge leiders uit ons Kolpingswerk worden verwacht. Leiden zal met een twaalftal commissaris sen deelnemen. Het congres vangt des Zaterdags aan met een begroeting tusschen 4 en 5 uur. Voor den nacht worden de deelnemers on dergebracht deels bij Amsterdamsche Ge zellen deels in een eenvoudig hotel. Des Zondagsmorgens is er in de kapel van Amsterdam I een Plechtige Hoogmis met Algemeene H. Communie. Door den secretaris van het Locaal Se- nioraat Leiden wordt een Gezelschapsbiliet aangevraagd voor deelnemers van dit Lo caal Verband, die zich daartoe opgeven. BIBLIOTHEEK. Voor de bibliotheek zijn een ruim vijftig nieuwe werken aangeschaft, deels jeugdlec tuur, deels voor volwassenen. Aan het persklaar maken van de cata loog wordt hard gewerkt. Zoo eenigszins mogelijk zal deze bij de opening worden verkrijgbaar gesteld. ONS 44ste STICHTINGFEEST. Bij gelegenheid van ons Stichtingsfeest zal door onze Tooneelclub „Adolf Kolping" worden opgevoerd een nieuw tooneeispcl van Gerard Nielen getiteld „De Anarchist Onze Tooneelclub zal daarmede haar oude roem zeer zeker weer hoog houden. DE „HEILIGE" VAN DEN YSER „Ik wist niet, dat een mensch zoo lijden kon.' Als Zondag vele tienduizenden Vla mingen op medevaart zullen gaan en op de vlakte van den Yser, in de schaduw van den Ysertoren, met zijn hoog boven de slagvelden stekend kruis, zullen gedenken de gesneuvelde knapenschap van Vlaande ren, zal daar één naam al de andere domi- neeren: Renaat de Rudder, omdat deze is het syboom van het geloovige en het idea listische strijdende Vlaanderen. Een jaar lang hadden de Vlamingen gehoopt, dat met de aanstaande bede vaart naar Diksmuide zou gepaard gaan de plechtige overbrenging van het stoffelijk overschot van dezen Vlaamschen ridder, dat op het soldatenkerkhof van West-Vle- teren ligt en men in de crypte van den Ysertoren had willen bijzetten. Het. heeft vooralsnog niet zoo mogen zijn. Onder den druk van anti-Vlaamsche zijde hebben de regeerders wettelijke spits vondigheden naar voren gehaald om die overbrenging te vertragen, zoodat het niet over de wereld zal kunnen verkondigd worden, dat gehéél een volk een meer dan koninklijke begrafenis heeft bezorgd aan iemand, die in de militaire hiërarchie op de allerlaagste trede stond, maar die door de grootheid van zijn hart en van zijn ziel kolonels en generaals torenhog overtrof. Die tegenwerking zal den Vlamingen evenwel niet verhinderen om bij hun be devaart de nagedachtenis van den „hei lige" van den Yser te eeren. Zij zullen zich herinneren, dat het on geveer zeventienjaar geleden is, dat Re naat. de Rudder, toen een zeventienjarig student, wiens eindbetrachten het pries terschap was, zich als oorlogsvrijwilliger aanmeldde. Een kind nog, maar een kind. dat reeds doorblaakt was van den gloed van een ideaal, waarvoor^ hij zijn leven wilde geven Toen de Vlaamsche grond dreunde on der de logge wielen der kanonnen, was in hem het tragisch besef wakker geworden van zijn lijdensgemeenschap met zijn volk. Met zijn temperament, kon hij geen al- ledaagsch soldaat zijn, hij werk een felle krijger, een ridder van Vlaanderen, een held. Óp het fornt had hij spoedig de faam van een dappere. Hij was de eerste om zich aan te melden voor gevaarlijke ver kenningen. Niet dat hij roekeloos was met zijn leven, want. hij hield er van, als van de zon, maar lafheid was hem vreemd. Een taak, hoe gevaarlijk ook, welke móest vervuld worden, vond hem altoos bereid. Waarom vaders van veel kinderen bloot stellen, als er zooveel knapen waren, die alleen nog maar voor zichzelf te zorgen hadden In de loopgraven was hij voor allen de goed kameraad. Hij schreef daar de ele menten van een boek, „Grachtblomme- kes". Het ligt hier voor ons in zijn armtie rig uiterlijk plunje, maar hoe schoon is het van binnen. Het is niet mogelijk, het- te lezen zonder tot in de ziel ontroerd te worden Uit zijn woorden, of zijn brieven, die ge- sproke,n of geschreven werden, om troost te brengen aan ontmoedigde makkers, of om de zedeloosheid in het legr te bestrij- BIJ BEDORVEN MA^G, gistingen in den darm, leelijken so^uak in den mond, voorhoofdspijn, kooi^^ constipatie, bra ken of diarree hreeds een glas na tuurlijk „Frtrft^TOsef^bitterwater, een zekere, snelle \e# aangename uitwerking. Bij Apoth. Drogisten verkrijgbaar. 7923 fj den, klonk steeds de ziel van een dich ter. Om aan zijn moeder den indruk en het geraas van om de'ooren fluitende en naar menschelijke lichamen zoekende kogels zoo zacht mogelijk voor te stellen, schreef hij haar ..dat er soms een kogeltje voorbij kwam, trillend in de lucht als een viool snaar". Doordrenkt van een streng rechtvaardig heidsgevoel, duldde Renaat geen onrecht en zoo kon het clan ook niet anders of hij moest, toen aan het front de grieven der Vlaamsche soldaten openlijk aan het licht kwamen, zich aan de zijde dezer ver drukte jongens scharen. Meer dan ééne straf heeft hij zich daardoor op den hals gehaald. Een flamingant werd toen meer nog dan thans beschouwd als een land verrader. Als wij nu met een bezonken oordeel neerzien op de lijdensgeschiedenis der Vlaamsche soldaten op het Yserfront, dan verwont het ons, dat zij ginds niet, het geterg moede, als één man in opstand zijn gekomen. De Rudder was geen luidruchtige na tuur. Hij wilde alleen groot en geweldig van ziele zijn, om goed te doen en om God, „die in onze jeugdige zielen een zwellende kracht legde". Het gebeurde, dat Renaat om zijn Vlaamsche overtuiging te Marcq bij Ca lais in de gevangenis werd geworpen. Toen dat in de compagnie werd verno- maen, ontstond een algemeene uitbarsting va nwoede. „Renaat moet. vrijschreeuw de men van alle kanten. De bajonetten werden op de geweren gestoken en in dichte drommen stormden de Vlaamsche soldaten naar zijn bastille. Zij beukten de deur in. gingen bij „hun heilige" op het stroo zitten en wenschten hem geluk met zijn straf. De woede was ten top gestegen. De Vlamingen hadden reeds met bloed op een pilaar van de vernielde kerk van Mercken den kreet geschreven: ,.Hier ons bloed! Wanneer ons recht?" De overheid werd bang. Daags na den inval in de gevangenis werd de Rudder in vrijheid gesteld, na dat hij even tevoren onder de bewaking van een schildwacht tot de Heilige Tafel was genaderd. „Toen ik als slachtoffer van mijn idea- len-betrachten in den kerker zuchtte", zuchtte", schreef hij aan een vriend, „en ik mij grootsch gevoelde in mijn verstoo- ten zijn, stond een Vlaamsche Knape die mijn idealen deeldee als schildwacht te mijner bewaking. Buiten was het helledon ker. Ik hoorde zijn vaste nstap, die zwaar dreunde in de plechtige nachtstilte. Toen als een liefde-engel, daalde de knape nazijn wachtuur in mijn woest-gruwenden kerker neder. En neven elkaar geeten in 't klampige stroo hebben wij lange, heel lange gesproken". De terugkeer van Renaat bij zijn com pagnie werd een triomf. Zijn makkers heb ben hem op hun schouders gedragen, lui de over de Fransche stad zingende de „Vlaamsche leeuw"daarna hebben zij den martelaar overladen mer bl edroode rozen. Later werd hij nog tweemaal gestraft, omdat hij geprotesteerd had tege.i de on ledige toestanden bij de soldaenbaden en ror het schrijven van een Vlaamschge- zind, dus „staats-gevaarlijk" artikel. Eens, toen Renaat met verlof te Lour- des vertoefde, had hij de gedachte opge. vat om in het gewelf van het heiligdom, waar vlaggen prijken van verschillende naties, ook de Vlaamsche vlag te hangen. Als men tot de uitvoering van dit plan wilde overgaan, werd het dnor de militai- ie overheden verhinderd. Renaat neomde Lourdej ,,de aardsche hemelzaal". Hij had aar verheven geluk gekend, want aan zijn vrienden schreef hij: „Mijn verlof kan niet met een gan- sche wereld betaald worden. Bij Moeder heb ik zóó gebeden. Welk een pijn, als ik Haar verlaten moest". Een ontmoedigd vriend troostte hij al dus: „Schouwen wij in ons lijdensuur naar 't bebloede- purper-gestolde beeld van Je zus, den Liefdegod, den hoogsten Marte laar en Offeraar, den Man der hoogste daad, der hoogste, nooit begrepen liefde". In December 1917 lag de Rudder met zijn regiment in de loopgraven van Mere- kem en hij had al een voqrgevoel van den komendendood.' „De wind heeft de twij gen van mijn jeuedboom doorzongen, heeft er een doodenlied geongen, zoo akelig, zóó droef Enkele dagen later werden mannen van goeden wil gevraagd om op patrouille te gaan. Renaat. die zich anders altijd de eerste aanmeldde, was ditmaal te ver- mfcoid. Doch zonder „den dapperen vriend" wilde niemand het niemandsland betre den en andermaal stelde de Rudder zich aan het hoofd. Zij slopen over den bevro ren grond. Men riep: „Halte-ldUit de Belgische linies kwamen kogels aanzoe men. één daarvan trof Renaat in de dij. Die kogel uit gen Belgisch geweer, maak te het offer van de Rudder voor zijn mak kers volledig. Hij stierf op twintigjarige.! leeflijd en zijn laatste woorden waren: „Ik wist niet, dat een mensch zóó lijden kon. Maar alles voor Vlaanderen en Vlaan deren voor Christus „Mijn beste soldaat is gevallen", getuig de zijn kolonel, toen hij den dood van den held vernam. Dit is de Vlaamsche knaap, naar wiens schoone figuur geheel Vlaanderen aan staanden Zondag in ontroerende herinne ring zal opkijken. „Msbd." DE DOOD VAN DEN HUMORIST. Dien avond, na zijn taak voor de naoht-editie van 't schunnige boulevard blaadje te hebben volbracht betrad de humoristische schrijver zijn weelderig in gerichte woning op de eerste verdieping van een aanzienlijk huis op den boule vard. Hij gevoelde zioh onwel. Bij het veelkleurig licht van een Perzische lan taarn in de vestibule bekeek hij zich voor alle zekerheid in het spiegeltje boven den kleerenhanger en bevond dat hij er naar uitzag. Ach, zuchtte hij, terwijl hij zioh van zijn bontjas ontdeed, ik heb wel meer ge mankeerd! Het zal wel overgaan! Hij opende de deur van zijn slaapka mer. Het haardvuur was bijna uitgedoofd, in de schemering wierp het een grilligen schijn op meubels en gordijnen. Hij nam twee houtblokken en plaatste ze op de gloeiende asoh, zette zich lusteloos neer en bleef staren in het opflikkerende vuur. Met welgevallen volgde hij in de oplaai ende vlammen de kronkeling van de dor re takjes. Maar bepaald, hij gevoelde zich toch niet normaal! Een voorgevoel van naderend onheil hield niet op hem te kwellen. Om een einde aan die stemming te maken, begaf hij zich ter ruste, zich afvragend wat hij wel mocht gegeten hebben, dat hem zoo bezwaarde. Eindelijk gelukte het hem in te slapen. De kleine slaapkamerpendule slaat drie uur in den morgen. Dat geluid, hoewel gedempt, is voldoende om hem uit zijn lichte sluimering te doen ontwaken. Het zweet gutst hem over 't geheele lichaam. Wat scheelt hem? Hij richt zich op en- leunt met den elleboog op het kussen; hij dreigt te stikken in een hevige be nauwdheid. Dus toch? Zou het ernst worden? mompelt hij, als hij met moeite overeind komt en tracht het nachtlampje, dat op een lichtrood onyx tafeltje voor zijn bed staat, dichter naar zich toe te halen. Die beweging veroorzaakt hem een vluchtige, maar snijdende pijn in de -borst, zooals hij nog nooit ondervonden had. Angstig geworden, neemt hij met toenemende zorg het hevig kloppen waar van zijn hart; ge weldig slaat het tegen de ribben en wan neer hij, als om het te bedaren, de hand er op legt, bedekt opeens een donker waas zijn oogen en tot barstens toe tril len zijn slapen. Barst een groote ader in de longen? Een menigte woorden en voorstellingen al even schrikwekkend, dringen zich aan hem op en beangstigen hem meer en meer, Congestieverstopping van een bloedvatlongontstekingpleuris.. of misschien louter een aanval van zenu wen, zooals een zenuwachtig mevrouwtje? Onmiddellijk, als om die hoop te logen straffen, en zooals in de laatste akte van een treurspel de gebeurtenissen de ont knooping verhaasten, voelt hij pijn en be nauwdheid terugkomen, maar erger, he viger nog dan den eersten keer, niet te beschrijven Het wordt ernst! Wat zal hem over komen? Alles danst en draait voor zijn oogen. Zijn handen tegen de borst ge drukt, de halsaderen plotseling gezwollen het hoofd achterover, valt hij weer neer op bed, strekt zijn armen wijd uit, trekt ze terug in een laatste stuiptrekking, die hem als' een electrische lading door het liohaam vaart, en blijft onbewegelijk lig gen, met uitpuilende oogen in het doo- delijk^bleeke gezicht. Hoe lang heeft de bezwijming geduurd? Hij zou het niet weten te zeggen. Doch toen hij bijkwam, vloeide uit zijn mond een straaltje bloed op het hoofd kussen. Man van de wereld als hij is, verslaafd aan al de verfijning van het elegante leven, wil hij zich afwenden om het bloed niet te zien; er staat echter geschreven, dat, waar hij neerviel, hij liggen blijve! Het lijkt hem toe, dat alles in de ka mer hem aanstaartde vlam van het nachtlampje in de fraaie rose bol en de lichtzinnige gravures aan den wand, die zich tot hem nijgen, en de vlammen van den haard, die zich oprichten, als om be ter te kunnen zien, en al die oude snuis terijen, herinneringen aan zijn wuft leven, briefjes van actrices, ootillon-souvenirs, die als verstard op hem neerblikken, om hem te zien sterven IJdelheid der ijdelheden! schijnen ze tot hem te zeggen, beseft gij het nu? Al uw vrienden, uw medewerkers zullen het eens beseffen op een oogenblik, dat zij, zooals gij, er het minst op bedacht zijn. IJdelheid der ijdelheden! Vaarwel aan het luchthartig bestaan, aan het losse leventje, vol wederkeerige bewierooking! Vaarwel aan dien overvloedigen rijkdom, verworven door het bederf der zielen! Morgen in uw graf zal uw geestig gelaat, o humorist, de wreede uitdrukking heb ben van uw doodsstrijd en van de visie van het „hiernamaals", waar gij steeds mee gespot hebt! Morgen aanschouwt gij den wanhopigen stoet dergenen, die gij ten verderve hebt geleid en die u voor eeuwig vervloeken IJdelheid der ijdelheden! Alles is ijdel- heid, behalve God beminnen en Hem die nen! Indien gij uw talent, dat Hij u schonk, i i zijn dienst hadt gebruikt, om Hem te verdedigen en te doen kennen in deze wereld, dan zouden uwe oogen die angstvolle uitdrukking niet hebben en op uw gelaat zou de glans liggen van den vrede Benut tenminste uw laatste oogeniblik- ken en hef uw oogen op tot den Chris tus Maar ik bespeur geen kruis'.Hebt gij in uw kamer geen plaatsje ingeruimd voor het beeld van den Verlosser?.... In het kamertje van de dienstbode ging men een kruisbeeld halen. Toen men KALENDER DER WEEK N.B. Als niet anders wordt aangegeven dagelijks Gloria, geen Credo. De gewone Prefatie. ZONDAG 23 Aug. Dertiende Zondag na Pinksteren. Mis: Respice. 2e gebed v. d. H. Philippus Benitius, Belijder. Cre do. Prefatie v. d. Allerh. Drieëenheid. Kleur: Groen. De belofte van Christus wordt vervuld in hen, die in Christus gelooven. (Epis tel). Daarom vragen wij aan God, dat Hij neerziet op Zijn (nieuw) Verbond (Introi- tus; Graduale) en ons geven wil vermeer dering van geloof (Gebed). Een geloof zoo sterk als dat der tien melaatschen, die zonder nog genezen te zijn op weg gingen om zich te vertoonen aan den priester (Evangelie). Vertrouwende, dat ons geloof ons gezond zal maken naar de ziel, brengen wij ons offer, dat, naar wij hopen, God welwillend zal aanvaar den. (Offertorium; Stilgebed). Wetend, dat het geloof moet leven door de hoop en vooral door de liefde, bidden wij, dat het Brood, dat God ons gegeven heeft in de H. Communie, ons vertrouwen op de vervulling der belofte zal versterken en bovenal ons- zal doen aangroeien in de liefde (Gebed). MAANDAG 24 Aug. Feestdag v. d. H. Bartholomeus, Apostel. Mis: Mihi autem. Credo. Prefatie v. d. Apostelen. Kleur: Rood. Niet lang na de Nederdaling v. d. H. Geest over de Apostelen predikte de H. Bartholomëus in Indië en Armenië. Ver bitterd over de bekeering van koning Polymius, diens' gemalin en twaalf ste den, hitsten de heidensche priesters den stadhouder Astyages op om den veraf schuwden Apostel te dooden. Bartholo mëus' werd gevangen genomen en waar schijnlijk heeft men hem de foltering doen ondergaan van levend gevild en daarna gekruisigd te worden. DINSDAG 25 Aug. Mis v. d. H. Gre- goriuSj Bissshop van Utrecht: Sacerdotes (Zie in het Feesteigen v. h. Bisdom). 2e gebed v. d. H. Lodewijk, koning van Frankrijk; 3e A Cunctis (om de voorbede der Heiligen). Kleur: Wit. Door de omstandigheden van zijn tijd heeft de H. Gregorius nooit de H. Bis schopswijding ontvangen. Ongeveer twin tig jaren beheerde hij het Bisdom Utrecht met vermaarde herderlijke waakzaamheid. De H: Lodewijk dankt zijne heiligheid zeker ten deele aan zijne opvoeding door zijne moeder de H. Blanca van Castilië. Bekend is haar heilig prachtwoord tot haren zor#„Ik bemin u als de appel van mijn oog, maar liever toch zag ik u aan mijne voeten stervven, als ik wist, dat gij ooit ééne doodzonde zoudt be drijven". WOENSDAG 26 Aug. Mis v. d. H. Ze- phyrinus, Paus en Martelaar: Sacerdotes Dei. 2e gebed A Cunctis; 3e naar keuze v. d. priester. Kleur: Rood. DONDERDAG 27 Aug. Mis v. d. H. Joseph Calasanctius, Belijder: Venite. Kleur: Wit. Hoe mooi begint vandaag de H. Mis met de woorden: „Komt kinderen, ik zal u de vreeze des Heeren leeren". Van God geroepen heeft de H. Joseph Calasanctius zijn leven gewijd aan het onderrichten van arme kinderen in kennis en deugd. Daarvoor stichtte hij het later tot zelf standige Congregatie verheven „Genoot schap van de Reguliere Priesters' onder de bescherming van de H. Moeder Gods der vrome leerlingen", korter genaamd „de Piaristen", welke Congregatie zich zeer snel verbreidde over zeer vele pro vincies en rijken van Europa. De heilige stierf op 92-jarigen leeftijd in 1648. VRIJDAG 28 Aug. Mis v. d. H. Augus- tinus, Bisschop, Belijder en Kerkleeraar: In medio. 2e gebed v. d. H. Hermes, Martelaar. Credo. Kleur: Wit. Jeugd en jongelingsjaren van den zoon van Patricius en de H. Monica gingen voorbij in ketterij en ongeloof tot groot verdriet van zijne moeder. Monica hield niet op tot God te bidden voor haren zoon en niet vergeefs was haar bidden. Op 33-jarigen leeftijd n.l. liet Augustinus zich doopen door den H. Ambrosius, bis schop van Milaan, die hem, zooals St. Augustmus later zelf getuigde, hem de oogen opende. Augustinus werd priester en later zelfs bisschop van Hippo in Afrika. Zijne bui tengewone talenten gebruikte hij nu tot bestrijding der ketterijen van zijn tijd. Vele diepzinnige geschriften zijn van den heilige overgebleven uit die dagen. ZATERDAG 29 Aug. Feestdag v. d. onthoofding v. d. H. Joannes den Doo- per. Mis: Loquebar. 2e gebed v. d. H. Sabina, Martelares; 3e voor den Paus. (Credo alleen in de kerken van St. Jo annes). IN DE KERKEN DER E.E. P.P. FRANCISCANEN: Alles als in bovenstaande kalender, be halve: DINSDAG. Mis v. d. H. Lodewijk: Os Justi. Credo. WOENSDAG. Mis v. d. Z.Z. Timotheus van Montecchio en Bernardus van Ofïi- da, Belijders: Confiteantur. 2e gebed v. d. H. Zephyrinus. Kleur: Wit. Amsterdam. ALB. M. KOK, pr. er mee terugkwam, was het te laat, was de schrijver reeds gestorven. Het komt er niet op aan, zei een zijner vrienden bij het verlaten van het sterfhuis, wees toch niet zoo aangedaan! Hij heeft ons' dikwijls gezegd, dat hij ter wille van de plechtige kerkelijke begra fenis op zijn sterfbed geestelijke hulp wilde ingeroepen hebben, maar pas als het „te laat" zou zijn! God had hem verhoord!

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1931 | | pagina 6