29 Instituten PONT
UITSLUITEND: BREESTRAAT 58
ZATERDAG 1 AUGUSTUS 1931
DE LEIDSCHE COURANT
TWEEDE BLAD PAG. 5
Waarom nog herhalings
oefeningen?
Onze burger-minister van Defensie is
het type van een oorlogszuchtig mensch! In
heel het land geen vervaarlijker „Hau-
degen" dan hij. Onder zijn bewind gaai, ons
lieve landje regelrecht de strijd in en
ten onder
Een dergelijken indruk zou men krijgen
van Z.Exc. mr. dr. L. N. Deckers, indien
men bladen als „Volk"- en „Voorwaarts"
klakkeloos wilde gelooven. En de werke
lijkheid? Er is niemand, die Minister
Deckers kent, of hij is ervan overtuigd, dat
er geen vredelievender, geen grooter voor
stander van ontwapening is, danonze
burger-Minister van Oorlog.
Maar ook in deze krant is dit meer
malen uiteengezet hoe verlangend het
geheele Nederlandsche volk moge zijn naar
afschaffing van leger en vloot (instellingen
die hiier te lande nooit populair zijn ge
weest en het, gelukkig, nooit zullen worden),
men moet de oogen wijd-open houden voor
de nuchtere, naakte werkelijkheid.
De tijden zijn er toch niet naar, om le
ger en vloot met één penne-streek op te
doeken! Wie even om zich heen ziet, naar
de verwarde toestand in Duitschland b.v.,
beseft reeds, dat een klein maar dapper
legertje voor ons land onmisbaar kan zijn.
Het zijn dan ook alleen de sociaal-demo
craten, zij dus, die niet-verantwoordelijk
zijn aan de regeering des lands, die op on
verantwoordelijke wijze tegen het leger hit
sen en opjagen.
Zoolang de situatie in de ons omringen
de landen zoo wemig zekerheid biedt als
de laatste jaren, kan van afschaffing van
ons leger niets komen. Ons leger, ingekrom
pen en vereenvoudigd, is nauwelijks meer
dan een veiligheidswacht tegen revoluties
buiten onze grenzen.
Maar door de voortdurende snoeverij der
socialisten, en denkelijk ook al is het wis
en zeker zoo niet bedoeld door het pe
titionnement voor internationale
ontwapening, zou het mogelijk kunnen zijn,
dat menig jongeman, die onder dienst gaat
en menig burger, die voor de herhalings
oefeningen wordt opgeroepen, zich af
vraagt: waarom al die nuttelooze romp
slomp, die mij slechts tijd en geld kost?
De herhalingsoefeningen staan weer voor
de deur; de volgende maanden worden zij in
de Gelderscho Achterhoek gehouden. De
Minister van Defensie achtte het daarom
gewensoht, vóór die oefeningen beginncji,
de „slachtoffers" voor te lichten, waarom
die herhalingsoefeningen niet als militaire
doordrijverij moeten worden beschouwd.,
maar als een noodzakelijke plicht, in het
belang van land en huisgezin.
De Minister had daartoe de vertegen
woordigers <ier Nederlandscne Pers tot een
bespreking in Huize „Voorhout" te den
Haag uitgenoodigd.
Het doel van deze bespreking, zeide
Z.Exc., was: te bevorderen, dat ook dit
jaar de herhalingsoefeningen door de be
trokkenen met opgewektheid worden vol
bracht, door er toe mede te werken, dat zij
inzicht zullen hebben in haar betee-kenis.
Er is toch eenige grond voor het vermoe
den, zeide de Minister, dat in sommige
kringen de meening al te zeer post vat
dat, nu wij als het ware aan den vooravond
staan van de groote ontwapeningsconferen
tie, te houden te Genève in 1932, er niet
meer zooveel reden zou zijn dit jaar herha
lingsoefeningen te houden.
Daarmede wordt wel zeer op de uitkom
sten van de conferentie vooruit geloopen.
In geen enkel land wordt dit door de ver
antwoordelijke personen en regeeringen
zoo aangevoeld.
De ontwerp-oonventde van December
1930, opgemaakt door de voorbereidende
ontwapeningscommissie, spreekt zich wat
het personeel betreft uit voor beperking
van de vredessterkte, derhalve van het aan
tal militairen, dat in werkelijken dienst is
of moet komen. Dit wordt wel beïnvloed
door den oefeningstijd, doch over den graad
van geoefendheid laat dit ontwerp zich
niet uit. De verschillende staten zullen zelf
den duur van den totalen oefeningstijd kun
nen bepalen; deze zal slechts behoeven te
blijven beneden een voor allen vast te stel
len maximum. Het gaat dus in de richting,
waarin te onzent reeds veel is bereikt. Im
mers, wij kwamen reeds tot vermindering
van de lichtingsterkte, vermindering van
den duur van den eersten oefeningstijd, en
ook tot vermindering van het aantal her
halingsoefeningen van 3 tot 2.
Het ligt overigens voor de hand dat een
soldaat naar behooren ge
oefend moet zijn, met het oog op de
taak welke voor hem kan zijn weggelegd.
Hij heeft zelfs recht op goede oefening.
Zelfs voor de zuivere verdedigende, be
houdende en preventieve taak, welke voor
onze weermacht geldt, is de oefeningstijd
tot een minimum teruggebracht. Waar in
Frankrijk de eerste oefeningstijd van het
grootste gedeelte der dienstplichtigen, dus
voor de infanterie, 12 maanden duurt en in
België van 8 maanden tot eveneens 12
maanden, is deze zooals bekend te onzent
voor de infanterie sinds den grooten oorlog
teruggebracht tot 5 y2 maand.
Niettegenstaande dit verschil acht" men
in Frankrijk en België herhalingsoefenin
gen noodzakelijk. In Frankrijk 3 van 2 tot 3
weken en 1 van 7 dagen, in België een van
niet minder dan 6 weken en 2 van 8 dagen.
Voor ons duren beide herhalingsoefe
ningen 7 dagen.
Van de noodzakelijkheid uitgaande, dat
wij voor het tegenwoordige en ook voor
de naaste toekomst een weermacht noodig
hebben, is de vraag: mag aan de kwaliteit
daarvan te veel worden getornd?
In het oefenings-stelsel nu van het Ne
derlandsche leger vormen de herhalings
oefeningen als het ware den sluitsteen van
het geheel.
Bij den eersben oefeningstijd gaat de op
leiding van den man tot soldaat, tot dienst
plichtig onderofficier en tot reserve-officier,
volgens een opklimmend programma ten
behoeve van zijn optreden in klein ver
band; door de veelheid van de te behan
delen stof en de beperkte sterkte der cn-
derdeelen is men daaraan gebonden. Wel
is waar moet de man in het gelid na de
5 y2 maand eerste oefening een bruikbaar
soldaat geacht worden, maar hij zou op
de verworven kennis tenminste 5 jaar moe
ten teren.
In geen enkele publieke of private orga
nisatie zou zoo iets mogelijk of zelfs denk
baar worden geacht. Reddingsploegen,
brandweerdetachementen en andere be
hoeven tot het behoud van de noodige
vaardigheid en samenwerking herhaalde en
voortgezette oefening.
Naast het weder gewennen aan tucht
en orde zijn dus in de weermacht herha
lingsoefeningen noodzakelijk tot het op
nieuw beoefenen en aanvullen van het vroe
ger geleerde (in de eerste plaats het
schieten) en tot het gewennen aan het
geen waarvoor op militair gebied eenige
uithouding noodig ismarsehen, wacht-
dienst, dienst bij nacht en in het open
veld.
Daarbij komt, dat in den loop van de
hiervoren aangegeven 15 jaren dikwerf een
en ander aan strijdwijze verandert, doordat
ook hier de toepassing wisselt naarmate
ervaring en inzicht veld winnen. Voorts
kunnen in dit tijdsverloop de strijdmidde
len wijziging ondergaan.
Tenslotte vormt de periode van de her
halingsoefeningen als het ware ee.n mobili
satie-oefening in het klein.
Bij de herhalingsoefeningen ontstaan bij
de verschillende wapens, in het bijzonder
bij de infanterie, bij de artillerie en de
hulpwapens verbanden, welke oefening der
vèrbonden wapens mogelijk maken. Eerst
bij dergelijke oefeningen kunnen ook hulp- I
diensten als geneeskundige dienst, treinen, J
de verplegingsdienst, de aan- en afvoer van
oorlogsmiddelen, enz. behoorlijk in wer
king worden gebracht en kunnen ook oefe
ningen met vliegtuigverbanden meer tot
hun recht komen.
Daarmede, aldus de Minister, heb ik ge
meend het groote nut aan te kunnen t-oo-
nen van de beide herhalingsoefeningen,
ook onder de huidige omstandigheden.
Van den anderen kant streeft het legerbe
stuur er naar om den druk daarvan binnen
de grenzen van het mogelijke, te vermin
deren. Daarvoor worden, waar dringend
noodig, vrijstellingen of uitstel verleend
dan wel bepaalde vergoedingen toegekend.
Over deze vrijstellingen en uitstel van
herhalingsoefeningen heeft de chef van de
7e afdeeling van het Departement, de heer
Oostwijk, het een en ander medegedeeld.
Op de 34.000 mannen, die voor de herha
lingsoefeningen onder de wapenen komen,
hebben 3400 uitstel of ontheffing gekre
gen. Ontheffing wordt echter niet spoedig
verleend
De Minister deed een beroep op alle
patroons, om personeel, dat voor eenige
weken „onder dienst" gaat, het niet moei
lijker te maken dan het reeds is. De opge-
roepenen volbrengen niets anders dan een
plicht, hun door den Staat in aller belang
Aan alle „herhalingsoefenaars" zij over
weging van deze ministerieele uiteenzet
ting aanbevolen. Zij zullen tot het inzicht
komen, dat al is het allerminst een
pretje deze oefeningen niet nutteloos,
maar wel degelijk in 's lands belang kunnen
zijn.
EEN NEDERLANDSCHE
KARMELIETES.
ZUSTER MARIA HILDEGARDIS. t
Kloosterlinge en Schrijfster.
Terwijl de moderne Vrijdenkerij Limburg
wilde gaan moderniseeren en daar de chris
telijke beschaving verjagen voor de bar-
baarsche goddeloosheid rijpte in den stiUen
Karmel aan den Rijksweg te Roermond een
der schoonste bloemen uit den hof van het
cultureele katholieke leven voor den hemel.
In den avond van j.l. Vrijdag over-leed daar
Zuster Maria Hildegardis van den H. Geesr,
een Arnhemsche van geboorte. Onge
meen scherpzinnig van verstand en sterk
van wil, had zij haar natuurlijke gaven over
de ongewone maat opgeleid in het boven
natuurlijke. Als schrijfster was zij geschoold
in de wijsheid der groote mystieken van
haar orde. Als kloosterlinge verlichtte naar
nederige en heilige wijsheid allen, die edel
moedig den weg naar het hoogere zicle-
leven zochten.
Wij laten hieronder een artikel volgen
van een harer geestelijke leidslieden. De
tijd is nog niet gekomen, om in bijzonder
heden het innerlijk rijke leven te beschrij
ven van deze uitgelezen kloosterlinge. Maar
hoe angstvallig haar voorbeeldige beschei
denheid zich ook aan het openbare leven
heeft onttrokken, het Katholieke Neder
land staat met piëteit bij hét graf van deze
biddende, werkende en lijdende tijclge-
noote:
Wanneer een groot man of vrouw sterft,
staan in de couranten heele kolommen vol
over hun werken, hun talenten, enz. Kan
echter een Karmelietes, die in het verber
gen leeft, ook groot zijn en zal men over
haar ook iets kunnen vertellen, dat de
moeite waard is geschreven te worden?
Zeker, reeds dat zij het aandurfde Karme
lietes te worden, als Karmelietes te leven,
is al grootsch. Maar alle Karmelietessen
zijn tenslotte geroepen en krijgen met hun
roeping ook de genade in dit armoedig, te
ruggetrokken, verstorven leven gelukkig te
zijn. Zij zijn in den Karmel thuis en over
gelukkig. Wie de beide heilige Tlieresia's
kent, kent ook het leven van een Karme
lietes.
Maar als zoo'n Karmelietes uit den stil
len Karmel op zulk een meesterlijke wijze
de pen opneemt, zooals Zuster M. Hilde
gardis deed, dan is het dubbel de moeite
waard, na haar dood iets meer van haar
te brengen dan een eenvoudig berichtje.
Mej. Anna Vogels zoo heette Zuster
EN ERKEND
Nij wij I Sept. ook te L
plaatsen reeds populaire
GYIVL-
PRIVE-SECRETARESSE
KANTOOR-OPLEIDING
moesten wij ijitbreijle:
naar BREESTRAAT 58,
schrijving is geopend
VER
CH0LEN IN NEDERLAND!
tot invoering van de, in andere
leidingen" voor jongelui met H.B.S.,
,.0., als bv.:
tRESP0NDJENT-STEN0-TYPIST( E)
KH(Jitf*CT-C0RR£SP0NDENT(E)
het Instituut PONT
waar dagelijks 11—12, 2—3, en 7—8 de in-
bovengenoemde cursussen. 7355
NAAST STADSGEHOORZAAL
M. Hildegardis in de wereld werd gebo
ren te Arnhem den 23sten September 1869
Zij studeerde voor onderwijzeres en haalde
bij de hoofdakte ook nog de akte Fransch
en Engelsch. Nadat ze zich echter eenigen
tijd aan de opvoeding van de jeugd had ge
wijd, trad zij einde October van het jaar
1899 in den Karmel te Roermond. Om lo
vend begraven te worden met al haar ta
lenten en kennis? Neen. Stil en geru:3ch-
loos, zooals het zaad in de aarde ontkiemt
en dan met fijne, teere sprietjes te voor
schijn komt en groeit en vruchten draagr,
zoo ontbloeiden ook Z. Hildegardis' stille
en aanhoudende' studies in de mystieke
werken van haar geestelijke ouders, den H.
Johannes van het Kruis en Theresia van
Jezus en van de andere mystieke schrijvers
in en buiten hare Orde.
Zuster Maria van den H. Geest begreep
ten volle de woorden van den Zaligmaker:
„Als het zaad niet in de aarde gelegd wordt
en sterft, brengt het geen vruchten voort;
als het echter in de aarde valt en sterft
brengt het honderdvoudige vruchten
voort", en ook dit woord: „Wie mij navol
gen wil, die neme zijn kruis op zich en ver-
loochene zichzelf". Het christelijke genade
leven kan immers slechts door de kruisiging
van het vleesch, door het sterven van den
ouden mensch tot volle ontwikkeling ko
men. Zonder zelfverloochening geen voor
uitgang in het geestelijk leven. Wel wordt
bij het Doopsel de oude mensch begra
ven, doch wij moeten zorgen, dat de oude
Adam niet weer verrijzen kan, door ons
lichaam te kruisigen en aan het kruis ge
nageld te houden heel het leven lang. Zus
ter M. Hildegardis was daarvan overtuigd-
Daarom had ze aan O. L. HeeV gevraagd
zooals ze aan den schrijver dezer regels
en aan een ander priester toevertrouwde
onbekend te blijven, niet begrepen te wor
den van de menschen en vooral, dat haar
deugd onbekend zou blijven. Om dezelfde
reden vroeg zij ook om zielelijden en licha
melijke pijnen. En ik kan getuigen, dat.
ze ruimschoots door God werd verhoord.
Ze was een ware dochter van den H. Jo
hannes van het Kruis en van haar Moeder,
de H. Theresia. Van haar had ze geleerd,
wat deze schreef aan een harer biechtva
ders: „U zult zien, vader, dat in „onze
kloosters niet zoozeer op dé uiterlijke,
lichamelijke boetplegingen wordt gelet, als
wel op de beoefening der deugden".
Daarom trachtte ze voortdurend haar
deugdenleven te verrijken, om zoo don
grondslag en het gebouw van haar ziele-
leven steeds hechter, steeds schooner te
maken. Daarom ook was ze voor haar mede
zusters een voortdurend voorbeeld- in de
beoefening der deugd.
Z. Hildegardis' Karmelleven was zoo een
voortgezet sterven, en haar overgang van
dit aardsche naar een hooger leven was zóó
kalm en vredig, zóó natuurlijk, dat naar
sterven scheen een inslapen voor dit en een
ontwaken voor het andere leven, waai van
de stralen reeds haar leven en heengaan
verlichtten.
Zuster M. Hildegardis is nu voor altijd
van ons heengegaan: zij is gestorven, maar
toch „defuncta adhuc loquitur" na haar
dood blijft ze tot ons spreken en blijft ze
bij ons leven door hare schriften.
Haar boeken, die ze ons naliet, zijn
mystieke en ascetische schatten en genie
tingen, zelffabrikaat en bloemlezingen uit
haar geestelijke ouders, Sint Jan van het
Kruis, Sint Theresia en uit andere groote
mystieken.
Haar boek „Van 't Niet tot 't Al" (1918)
noemt P. M. Stocks in zijn inleiding een
werk dat bed-oelt een beknopte en veilige
gids te wezen door de wonder-heerlijke,
doch moeilijke paden en kronkelende dre
ven van Sint Jans' mystieke paradijs.
Moeilijk zou het zijn, korter en tevens
juister geheel de wonderdiepe wijsheid
saam te vatten van dezen mystieken iee-
raar, die ons gedurig blijft herhalen: Krui
siging, versterving, verloochening van zich
zeiven: ziedaar de bloedige prijs, die be
taald moet worden, om te verkrijgen den
onwaardeerbaren schat, de allerinnigste
vereeniging met God, het Al.
„Waarvoor men 't al met winst verliest".
(Vondel).
Verder noemt P. Stocks dit boek aan
trekkelijk en ofschoon het over mystiek
handelt toch zoo uitermate practisoh
werk, dat dieper doet kennen, geestdrifti
ger liefhebben en edelmoediger omhelzen
het Kruis en aldus in den lezer doet waar
heid worden de schoone kernspreuken van
den mystieken Kruisleeraar.
Een ander boek uit de pen van Zuster
M. Hildegardis verscheen in 't jaar 1921
en draagt als titel: „De weg der Wijsheid"
volgens de Serafijnsche Moeder Theresia
door een Ongeschoeide Karmelietes.
De hemelsche leer van de groote H. The
resia is 't onderwerp van dit lijvig boek.
Terwille van het algemeen belang behan
delt Zuster M. Hildegardis maar vluchtig
het mystieke gedeelte en tracht vooral de
H. Theresia te geven als leermeesteres der
Ascese. De lesseu van deugd en volmaakt
heid, die zij in haar werken vlocht, losse
gedachten in haar brieven vluchtig op pa
pier geworpen, of woorden door haar doch
ters en tijdgenooten aan de vergetelheid
ontrukt, zijn in dit boek als een schat van
parels verzameld in een prachtig geneel.
Het is een meesterwerk, niet van school-
sche theoriën, maar van practische leer
rijke handelingen over 't geestelijk leven.
In een derde, eveneens met groote hel
derheid geschreven, tamelijk lijvig boek
deel, dringt Zuster M. Hildegardis door tot
in de diepte van het donkere leven der be
schouwing en der mystiek. Het werk is
nog niet uitgegeven, maar we hopen net
binnenkort te laten verschijnen. Over den
inhoud willen we derhalve nog niet uitwij
den.
Bovendien heeft Zuster M. Hildegardis
talrijke artikels geschreven in tijdschriften
en couranten, doch nooit met haar naam
onderteekend, talloos vele zielen voorge
licht op den weg der ascese, van het geeste
lijk leven der beschouwing en der mystiek.
Ze heeft daardoor aan ons en aan de ko
mende generaties een grooten dienst be
wezen. En toch zeidq zij nog op het einde
van haar leven: „Ach, Pater, ik heb mijn
leven lang niets gedaan. Ik heb voor niets
gedeugd". Het is jammer dat ze zoo vroeg,
is heengegaan, deze bescheidon en geleerde
zuster. Op nog zoo menige pennevrucht
had ze ons kunnen vergasten, maar we
wenschen haar nu van harte de hemelsche
vreugde.
P. TIMOTHEÜ3.
Karmel, Geleen (L.).
„rijd"
In het Krelagehuis te Haarlem is Vrijdag de GROOTE INTERNATIONALE
GLADIOLUS-TENTOONSTELLING geopend, welke door de Nederl. Gla-
diolusvereen. georganiseerd wordt in verband met haar 20-jarig bestaan. Een
hoekje uit de interessante expositie.
H. M. DE KONINGIN EN H. K. H. PRINSES JULIANA zijn Vrijdagmiddag
van haar buitenlandsche reis met den trein van 12 u. 12 te Arnhem terugge
keerd. Daarna werd de reis per auto voortgezet. Een enthousiaste menigte
verwelkomde de personen.