DE LEIDSCHE HOUT SN ZOMERWEELDE
WOENSDAG 1 JULI 1931
DE LEIDSCHE COURANT
TWEEDE BLAD PAG. S
DE OFFICIEELE OPENING EEN FEIT
Weiland en slooten omgetooverd m wandelpark en bosch
met wegen en vijvers.
De opening van De Leidsche Hout is
een feit geworden....
Na ongeveer drie jaar werken heeft ook
de Sleutelstad een fraai wandelpark ge
kregen, waar de stedeling rust en verpoo-
zing kan zoeken en zal vinden.
De Léidsehe Hout is voor het publiek
geopend. Zon-overgoten lag daar gister
middag het wandelpark met zijn jong le
ven van boomen en groen, toen vele def
tige menschen de wegen betraden.
Tot nu toe had de Leidsche Hout bijna
niet anders geherbergd dan werkers, har
de werkers, die den wcide-grond van aan
zien deden veranderen in een fraai park,
werkers, die door burgerzin en offervaar
digheid de middelen daartoe verschaf
ten, één werker ook en vooral, die de da
den van al die werkers beheerschte en
leidde, één werker, den kundigen land
schap-architect van Nes.
Hoe glunder stonden zijn oogen in dien
zon-gobruinden kop, toen gistermiddag
zoovelen getuigen wilden zijn van öefgeen
onder zijn leiding, ondanks zoo talrijke
moeilijkheden, is tot stand gekomen. In
den glimlach op zijn gelaat kon niemand
meer iets bemerken van dien ernst, die hem
in de laatste drie jaar van zorgen had be
ziggehouden.
De vreugde over hetgeen bereikt was
werd weerspiegeld in de zonnige natuur
en de heer Van Nes verwelkomde de gas
ten, die ook z ij n gasten waren op har
telijke wijze.
Onder de aanwezigen merkten we o.m.
op behalve den burgemeester, voorzitter
der Stichting „Fonds voor Aanleg, onder
houd en beheer van Wandelparken te Lei
den", met zijn echtgenoote en den secre
taris, den heer B. F. Krantz, de heeren
wethouders Aug. L. Reimeringer, mr. A.
F. L. M Tepe. T. S. Goslinga, burgemees-
tor A. J. Gerrevink van Oegstgeest en
weth. H. W. Rübenkamp, den gemeente-
secrtaris van Leiden, mr. dr. O. E. van
Strijen, prof. dr. J. Th. Vogel, rector-mag-
nificus der .Leidsche Universiteit, verschil
lende raadsleden van Leiden en Oegst
geest, den heer J. A. N. Knuttel, den com-,,
missaris van politie, den heer R. J. Meyer,
den directeur van den Gem. Dienst voor So
ciale Zaken, den heer P. Wijkmans, den
Dijkgraaf van Rijnland, mr. P. A. Pijnacker
Hordijk, vertegenwoordigers van vereeni-
gingen, welke zich voor de totstandkoming
van den Leidschen Hout verdienstelijk heb
ben gemaakt, enz.
Te ruim half vijf schaarden allen zich
rond het spreekgestoelte, dat het eerst
werd betreden door den architect, den
heer K. van Nes, aan wiens toespraak wij
het volgende ontleenen:
REDE ARCHITECT K. C. VAN NES.
Van het voorrecht, dat u mij gegeven
heeft, mijnheer de voorzitter, om vóór de
opening eenige woorden te mogen spreken,
wil ik gaarne gebruik maken om aller
eerst eenige bijzonderheden van het werk
te memoreeren.
Nadat in het voorjaar van 1927 het ter
rein nauwkeurig was opgemeten, werden er
2 ontwerpen vervaardigd, waaruit op 4
Aug. 1927 in de vergadering van uw be
stuur het zoogenaamde plan I werd geko
zen. Dit ontwerp is daarna in onderdee-
len uitgewerkt tot het plan, dat nu is uit
gevoerd. Op 17 September 1928 kon er
met het werk worden begonnen.
Eerst met slechts enkele arbeiders,
welk getal geleidelijk is opgevoerd tot on
geveer 50 menschen. Naarmate het werk
vorderde is dit aantal weer verminderd.
Bij de beëindiging op 30 Mei waren er nog
ongeveer 10 menschen aan 't werk.
De totale duur van den aanleg was, met
uitzondering van de landmeting, 141 weken.
Moeilijkheden, die moesten
overwonnen worden.
Bij het ontwerpen van het plan deden
zich factoren van bijzonderen aard voor,
waarvoor een oplossing moest worden ge
vonden.
Ik noem slechts: het groote verschil in
grondsoort en in doorlatendheid van den
bodem; het feit, dat het eene deel van
het terrein wel, het andere niet in den
polder lag, alsmede de vraag hoe de aan
leg te maken in verband met toekomstige
uitbreiding vaD het wandelbosch.
De Leidsche Hout bedoelt geen park te
zijn in den zin, zooals wij dit kennen: met
perkjes vol bloemen, met een keur van
exotische gewassen.
Het is gedacht als een eenvoudig wan
delbosch, met boomen en struiken, zooals
die in deze streek groeien, met veel bloe
men zooals we die vinden langs wegen, in
slooten, in weiden en bosschen. In har
monie dus mefc de landelijke omgeving van
deze gewesten, zonder dat uit het oog
verloren is het doel van den aanleg: re
creatieterrein voor de bewoners van de
zich meer en meer uitbreidende woon
kernen. Die gestadige uitbreiding is oor
zaak dat het onbebouwde landschap steeds
verder van de stadskern wordt verwijderd.
De Leidsche Hout moet in dit licht be
schouwd worden ale een begin, een heel
mooi begin. Voor Leiden is het echter te
klein.
Leiden heeft groote behoefte aan bruik
bare natuurruimte. Dit lijkt mij een nood
zakelijk sociaal belang.
De verhouding steenmassa groen is
zeer ongunstig. Een gevolg daarvan is ver
trek van welgestelde burgers. Deze kun
nen het ergens anders zoeken, wat niet
het gval is met de groote massa der bur
gerij. Een gevolg van gebrek aan wandel
terrein en bruikbare natuurruimte is ook
grootere baldadigheid bij de jeugd.
Aanleg van meer openbare bosschen,
van meer recreatieterrein door de ge
meente is zeker ge>en luxe. De kosten er
voor zijn even noodig, als die voor andere
sociale doeleinden. Daarom is de oprich
ting van het Fonds voor Aanleg, Onder
houd en Beheer van Wandelparken in Lei
den een weldaad voor de stad.
Zijn eerste daad, de stichting van De
Leidsche Hout, is een grootsche geweest.
Zwaar werk voor werklooze
arbeiders.
Zeer tegen mijn zin, maar niettemin
overtuigd, dat het noodig was, werd er be
sloten, het werk met werkelooze arbeiders
uit te voeren. Uitvoering is eigen beheer
was nu beslist noodzakelijk. De moeilijk
heden, die voorzien waren, hebben zich ia-
derdaad ook voorgedaan. Hoe kon het ook
anders. Wij hadden geen materiaal, geen
plank, geen pompen, geen gereedschap,
niets hadden we. Daarbij arbeiders, waar
van de meesten nog nooit dergelijk werk
hadden gedaan en waarbij er velen waren,
die zeer langen tijd werkloos waren ge
weest en voor wie dus het zware grond
werk een foltering beteekende.
In het begin was een streng en zeer in-
dividueele behandeling noodig. Later, toen
de menschen aan de werkwijze en de Boort
arbeid geweend waren, terwijl de groep als
een homogene kon worden beschouwd, ont
stond er vanzelf een normale verhou-
ding.
De arbeiders hebben het (ik wist dit
vooruit) in 't begin heel moeilijk gehad.
Ik kon in den aanvang nooit op 't werk
komen of er waren klachten, altijd waren
er menschen. die mij wilden spreken er
waren er zelfs ziek van spierpijn men
sprak van slavenarbeid.
Doch zooals verwacht, werd dit geleide
lijk beter. Wanneer de spieren aan 't werk
gewend zijn, is het werken in de buiten
lucht prettig. De werkman krijgt een be
tere stofwisseling, het eten smaakt hem
goed, hij is lichamelijk moe en slaapt beter
een groot verschil bij den tijd dat men
gedwongen is werkeloos rond te loopen.
De werkloosheid maakt goede arbeiders
ziek en geen wonder is het dat zij thuis
geen prettige huisgenoot zijn. Ik denk dat
vele vrouwen mijner werklieden hebben
gewenscht dat het werk in Den Hout onaf
gebroken had kunnen voortduren.
Het was mij niet mogelijk in de dagen
dat ik het werk bezocht steeds iederen
werkman te woord te staan. Om aan dit
bezwaar tegemoet te komen, deed ik in
stellen een vertegenwoordiging van 2 ar
beiders, door hen zelf gekozen. Deze in
stelling heeft goed gewerkt.
Ik he>b den indruk, dat de meeste arbei
ders met pleizicr in De Leidsche Hout
hebben gewerkt en velen zouden er gaarne
zijn blijven arbeiden. Mijnerzijds wil ik
gaarne getuigen, dat zij flink hun best
hebben gedaan.
Spr. brengt dan dank aan de opzichters
J. Brinkman en J. van Ingen, aan den di
recteur van den Gem. Dienst voor Sociale
Zaken, den heer Wijkmans en den hoofd
ambtenaar J. Tierolf, aan heeren bestuurs
leden voor het groote vertrouwen dat zij
hem hebben geschonken en last not least
sprak de heer van Nes een woord tot den
heer Krantz. Hoevele Vrijdagavonden heb
ben wij wel samen „Geleidschehout", zegt
spreker.
Ik heb met de allergrootste waardee
ring gemerkt, dat de kleinste onderdee-
len uwe belangstelling hadden en dat u
er ook van op de hoogte waart. Deze
avonden bij u thuis zullen voor mij onver
getelijk blijven.
Wat nog gebeuren moet.
De Leidsche Hout is nog niet geheel af.
De middelen lieten niet toe het geheel af
te werken. Met den penningmeester werd
steeds overleg gepleegd wat kon woiden
uitgevoerd. Gelukkig is er een zoodanig
gedeelte klaar, dat men De Hout kan ge
bruiken.
Er moeten echter nog eenige zeer be
langrijke dingen worden gemaakt. Eon
van de meest urgente is wel het bouwen
van het burgertheehuis, waarvan de kos
ten begroot worden op 20 000. In den
speeltuin zijn noodig enkele speelwerktui-
gen als een draaimolen, een paar wippen,
de touwen voor den zweefmolen, voor de
schommels enz., terwijd verder een zand
bak en een drinkfontein wel noodig zijn.
Bovendien is er in het midden van het
grasveldje gedacht een waterbassin voor
goudvisschen.
De kleine bruggetjes door het wandel
bosch werden voorloopig vervaardigd van
een stuk smalspoor, waarop eenige krui
planken. Deze zullen binnen enkele jaren
moeten worden vervangen door eenvou
dige bruggetje. Aan den Maredijk ontbre
ken nog 2 vaste bruggen.
Op de plaats, waar de oude boerderij ge
staan heeft, moet er nog een sloot worden
gegraven, waarin een stuw moet worden
gebouwd.
De tweede vijver is half gegraven. Deze
dient nog te worden afgemaakt. Het groo
te gazon voor het buitenrestaurant wordt
dan met den uitkomenden grond opge
hoogd.
Ten slotte is er in het plan gerekend op
het reeds genoemde buitenrestaurant met
een muziektent, waarvoor de plaats op het
terrein is aangeduid door een omheining
met populiertjes.
Dit vrij groote gebouw, 40 meier lang
en 20 meter breed, waarin ook zalen voer
feestvergaderingen en tentoonstellingen
zijn gedacht, zal met den inventaris nog
een groot bedrag vereischen. Echter is het
duidelijk dat dit bedrag door verpachting
rente zal moeten opbrengen.
Zoo heb ik dan een beeld gegeven van
het begin en het verloop van het werk en
van hetgeen er nog moet worden gemaakt.
Het leek me een goede gedachte van
het bestuur om De Leidsche Hout voor
het publiek open te stellen, zoo spoedig
het werk dit toeliet.
Al is het dan ook nog niet geheel af, de
burgers van Leiden en Oegstgeest, die als
tegenstelling van drukte, lawaai, vorkeer,
stof en haastig leven, behoefte hebben
aan een verblijf in een rustige mooie om
geving, zullen dit kunnen vinden in De
Leidsche Hout.
Mijnheer de voorzitter, ik hoop, dat het
uw bestuur gegeven moge zijn, De Leid
sche Hout-gedachte verder door te voeren,
zoodat binnen afzienbaren tijd, uw stad
met trots zal kunnen wijzen op een prach
tige verhouding van stadsche- en natuur
schoonheid
dat De Leidsche Hout zich krachtig mo
ge ontwikkelen en dat hij volkomen moge
beantwoorden aan het schoone doel, dat
het Fonds nastreeft.
Met dezen wensch, en onder aanbie
ding van een album met foto's an het
werk, heb ik de eer u De Leidsche Hout
over te dragen.
REDE BURGEMEESTER
A. VAN DE SANDE BAKHUYZEN.
Hierna werd het woord gevoerd door mr.
A. van de Sande Bakhuyzen.
Namens het Bestuur der Stichting „Het
Fonds voor Aanleg, onderhoud en beheer
van Wandelparken te Leiden", aanvaard
de deze uit handen van den heer van Nes
den Leidschen Hout.
Aan U, aldus vervolgde spr., is 18 Sep
tember 1928 over een stuk weiland met
slooten de beschikking gegeven in een
polder. Gij geeft ons heden dit weiland
terug met weelderige beplanting beboscht,
gedraineerd' van wegen en paden, van zit
banken en vijvers voorzien, geheel overeen
komstig de opdracht, die wij gaven en die
u aanvaardde. Het is voor ons overbodig
te zeggen, dat u onze opdracht tot ons ge
noegen heeft uitgevoerd, want dat zeiden
wij u reeds herhaaldelijk. Het is voor hen
die de wording van den Hout niet zoo
van nabij medegemaakt hebben niet noodig
hun dat te vertellen, omdat zij het kun
nen zien dat u werkelijk een wandelpark
heeft aangelegd. Wie maar eenigszins kijk
heeft op de moeilijkheen om een bosch-
aanleg op een moeilijken grond tot stand
te brengen, zal ook beseffen dat gij in de
korte spanne tijds verloopen tusschen
de planting van den eersten boom in No
vember 1929 en vandaag, dus in 11/2 jaar
op bewonderenswaardige wijze hebt weten
te scheppen voor zoover menschenhand
daarbij iets kan doen. Gijzelf zult de eer
ste zijn te erkennen, dat er op uw werk
groote zegen heeft mogen rusten en dat
de omstandigheden u in veel opzichten
gunstig geweest zijn. Ons past een woord
van erkenning voor uw juist inzicht, een
woord van hulde aan uw kennis, een woord
van dank aan uwe toewijding en medewer
king, waar het bestuur voor u de omstan
digheden in enkele opzichten zeker niet
gemakkelijk gemaakt heeft, hoe gerecht
vaardigd dit dan ook in uw oogen was. Ik
doel op de werkkrachten, die wij u op
drongen in plaats van degenen, die izii u
zelfs andera gekozen zoudt hebben. U heeft
ook hier bewezen een voortreffelijk ont
werper en een voortreffelijk uitvoerder op
dit terrein te zijn. Voor uw werk hebben
wij niets dan lofEn met bijzonder genoe
gen blijven wij aan den omgang met u
denken
Spr. gaat niet nader in op de grondge
dachten, waarop de plannen zijn gebouwd,
De hoofdzaak is, dat de Hout er i s en dat
is voor een kleine gemeenschap, die zoo
zeer met financieele moeilijkheden te kam
pen heeft van bijzondere beteekenis. Ik
betwijfel of de Gemeenteraadsleden het
wel aangedurfd zouden hebben het geld
der belastingbetalers voor {len aanleg
van dit park te bestemmen en ik geloof,
dat men die behartigers' nwer belangen er
geen verwijt van had mogen maken, indien
zij zich ten aanzien van het beschikken
over de gelden van anderen voor een doel
als dit, maar niet zonder meer bereid ver
klaard hadden. Toen echter gebleken was,
dat de burgerij zelve het initatief nam en
een groot bedrag bijeen bracht, heeft de
gemeenteraad ook niet geaarzeld zijner
zijds de behulpzame hand te bieden èn
door het terrein ter beschikking te stel
len èn door de laatste loodjes voor zijn
rekening te nemen.
De Leidsche Hout ook voor
Oegstgeest.
Spr. roept een woord van welkom toe
aan het gemeentebestuur van Oegstgeest
Wij stellen den Hout open voor de Leide-
naars weliswaar, maar ook uwe gemeente-
naren, mijnheer de burgemeester van
Oegstgeest, zullen hier welkome bezoekers
zijn. zegt spr.
Het is altijd goed om, wanneer men
grond bezit, het oog te houden op de bouw
plannen van zijn buurman en met angst en
beven ziet menigeen de eerste spade ge
stoken in zijn:s buurman's erf. De angst
zich licht en lucht en uitzicht benomen te
zien, heeft Oegstgeest en vooral zijn be
woners aan den Warmonderweg niet be
hoeven te koesteren. We vleien ons met
de gedachte, dat wij niet gezwicht zijn
voor de verleiding van de financieele voor-
deelen, die een bebouwing aan die zijde
had opgeleverd en dat nu daardoor ook
voor uwe gemeente de Leidsche Hout in
alle opzichten als een aanwinst mag wor
den beschouwd.
Woorden van dank.
Het kan geen kwaad, dat de tijdgenoot
het nog eens hoort en dat de nazaat het
gemakkelijk kan te weten komen door wie
die burgerzin, die dus de gemeenschap
verrijkte, werd wakker geroepen, en ge
dragen. Dienaangaande vermelden de kro
nieken van de Stichting niet alles. Het
voegt mij tevens hier bij deze gelegenheid
tegenover hen uit naam van die gemeen
schap dank te brengen.
Ik noem dan den heer Reimeringer die,
heb ik het wel, het eerst de gedachte uit
te, dat Leiden eon Hout moest hebben. Ik
noem den heer Knuttel, die het eerst een
poging deed de zaak op gang te brengen.
Het zaad, daar hen gestrooid, viel echter
naar n u blijkt en daarvoor mogen zij
dankbaar zijn in vruchtbaren akker. Dit
bleek welhaast toen twee burgers van Lei
den de hoop, die men koesterde omtoo-
verden in een zeer wezenlijke en gegronde
verwachting door zoodanige giften, dat
plotseling wat een hersenschim geleek,
eener nabij komende werkelijkheid. De
heeren J. de Koster, helaas te vroeg ge
storven en van Waveren hebben den weg
gewezen en het voorbeeld gegeven. Van
het oogenblik hunner schitterende schen
kingen af was het een plicht der burgerij
geworden aan hun roepstem gehoor te ge
ven en kon de Stichting van dat Fonds
tot Aanleg, Onderhoud en Beheer van een
Park geboren worden en deze zelf het
werk van die twee mannen overnemen,
dat zij heden in dankbare herinnering aan
hun burgezin tot stand gekomen ziet.
i Tal van anderen hebben naar -ermogen
het hunne bijgedragen, waarvoor spr. hun
dankt zegt.
Dank brengt spr. ook aan de regeering,
en het gemeentelijk orgaan van den So
cialen Dienst, verpersoonlijkt door den
heer Wijkmans.
Van de bezitsters en bezitters van bui
tenplaatsen in Leidens omgeving ontvin
gen wij giften in nat u ra en andere mede
werking, waarvoor we niet dankbaar ge
noeg kunne zijn. omdat zij ons hielpen dit
park te maken niet tot een exotischen
tuin, geen hortus botanicus, maar een ty
pisch Holland8ch bosch in een Holland-
sche polderlandschap.
De heer 3 F. Krantz,
de Stichter.
Er is een naam, dien ik u nog niet noem
de, doch die m.i aan allen vooraf had
moeten gaan, omdat het die is van den
man, die meer dan eenige ander ik zeg
niet tot het welslagen heeft medegewerkt
want wat hij deed was meer dan mede
werken, het was leiden. Zijn aandeel in
het werk stempelt he n voor allen, die zijn
activiteit van nabij mochten gadeslaan tot
den Stichter van den Hout. D« heer B. F.
Krantz is dag en nacht bezield geweest
met deze eene gedachte „Den Leidschen
Hout" tot stand brengen en met taaie vol
harding heeft hij daaraan vastgehouden.
Op alle kanten van het werk viel voort
durend zijn aandacht, niet bet minst zeker
juist op do sociale beteekenis van dit be
zit voor die gemeentenaren, die niet zoo
gemakkelijk den weg naar buiten vinden,
en op de sociale waarde van het werk
voor de bestrijding der werkloosheid. De
groote beteekenis der waterstaatkundige
zijde van het vraagstuk ontging zijn aan
dacht evenmin als de wijze waarop de be
langstelling bij alle lagen der burgerij kon
worden wakker geroepen en levendig ge
houden.
De heer Krantz heeft veel tijd, veel zorg
en ontzaglijk veel liefde aan den Leid
schen Hout gegeven en hij heeft getoond
te zijn, wat ook van zijn voortreffelijken
vader gezegd mocht worden, dat hij een
burger van Leiden is, waarop de geheele
gemeenschap trotsch mag zijn. Metter
daad toonen zulke mannen wat voor deze
stad over te hebben.
Bescherming van het publiek
gevraagd.
Het bestuur wil dan nu den Hout open
stellen, openstellen voor het publiek. Het
is ons een groote voldoening dit te kunnen
doen, maar die voldoening gaat gepaard
met overpeinzingen, die het bestuur zeer
sterk doen gevoelen dat in veel opzichten
zijn taak nu zwaarder gaat worden.
De aanleg is klaar. Onderhoud en Be
heer vragen nu onze aandacht en nu zien
wij eerst dat aan de openstelling ook ge
varen verbonden zijn.
Het enthousiasme voor de natuur is ook
bij hen die met de beste en edelste bedoe
lingen bezield zijn, soms zoo groot, dat een
jone plantsoen die niet verdragen kan. Er
zullen dus nog wel eens oogenblikken zijn,
dat deze jeugd bijzonder zorgen, ja voor
zorgen vereischt, die naar deskundigo mee
ning a 11 ij d in bescherming, soms in tij
delijke afzondering, dus sluiting, moeten
bestaan.
We hebben den Hout gemaakt voor het
publiek en we wenschen niets liever dan
het publiek daarvan te zien genieten,
maar dat wil zeggen, dat wij op het pu
bliek moeten kunnen vertrouwen, en dat
het medewerkt om aanplant en aanleg te
beschermen.
We hebben het publiek noodig voor
meer, want de Leidsche Hout is wel vol
tooid, maar hij is ook onvoltooid, en er
blijven veel, heel veel wenschen nog onver
vuld, theehuisje, speeltuin voor de kinde
ren, wegverhardingen, en tal van andere za
ken vallen nog te maken of te verbeteren.
De kas moet dus gevuld blijven en ik
doe een beroep op alle leden om hun bij
dragen voort te zetten. De Leidsche Hout
heeft nog zeer vèr-strekkende plannen en
verlangens.
Doch nu genoeg. Niet gij alleen ver-
jang plantsoen die niet verdragen kan. Er
Hout, die voorloopig kunnen worden open
gesteld n.l. een aan den Maredijk en een
aan den Warmonderweg, nu ook opengaan,
het bestuur heeft niet minder gesnakt
naar dit oogenblik, waarop zijn doel be
reikt, zijn wensch vervuld is.
Burgerzin heeft dit park doen ontstaan,
Burgerzin houdt het in stand,
Burgerzin doe het in hoogte en breedte
grqeien
REDE BURGEMEESTER
A. J. GERREVINK.
Hierna nam de burgemeester van Oegst
geest, de heer Gerrevink, het woord om
namens het gemeentebestuur dank te zeg
gen voor de uitnoodiging.
Spr. zegt, dat het geen betoog behoeft,
dat het bestuur zijner gemeente zich ten
zeerste verheugt in de totstandkoming van
het werk.
Het gemeentebestuur van Oegstgeest
nog steeds hopend, dat een goede n a-
buurschap en een vlotte samen
werking tusschen Leiden en
zijn belangrijkste buitengemeenten zullen
ontstaan en van meening, dat deze geens-