ONTWIKKELING VAN DEN KERKBOUW
mmmmmmmmi
Drie eeuwen had de Kerk bestaan /oor
zij openliik naar buiten kon treden uit de
catacomben in het stralende licht van den
da?. Toen Constantijn zich opetoijk Chris
ten had verklaard, werden spoedig te Rome
en elders kerken gesticht voor de openbare
godsdienstoefeningen.
Men moet niet meenen, dat door vóór
de Christenen alleen de Catacomben voor
hun godsdienstoefeningen gebruikten
neen, voor de gemeenschappelijke godsver
eering diende het huis van den een of an
deren aanzienlijken Christen van binnen
dikwijls tot een kerk omgebouwd. Dit
duurde tot het einde van de derde eeuw
men schat dat er toen alleen in Rome veer
tig van die huiskerken waren, waarvan he1
bezit vaak geheel aan de Christengemeente
was overgegaan, maar waarvan, voor het
uiterlijk en tegenover den Staat, een parti
culier als eigenaar gold.
Basilieken.
Zooals reeds gezegd ging keizer Constan
tijn, Christen geworden, openbare kerken
bouwen voor zijn geloofsgenooten en zulke
kerken heeten toen basetieken. Die ker
ken waren alle van het zelfde type, welk
tvpe eeuwenlang geen werkeliike verande
ring onderging. Van het zelfde type zijn
vermoedeliik ook al de kerken geweest die
voor Constantiin gebouwd waren of ver
bouwd uit de huizen der partriciërs. We
kunnen dat niet met zekerheid zeggen daar
onder keizer Diocletiaan (303) alle Chris
tenkerken met den grond gelijk gemaakt
waren.
Het is natuurlijk, dat men toen nog niet
van een Christelijke bouwkunst kon spre
ken, die van de Grieksch-Romeinsche ar
chitectuur geheel was onderscehiden. Het
Christendom gaf aan de wereld nieuwe
godsdienstige begrippen en een nieuwe ze-
deleer, maar daarmee nog geen nieuwe
bouworde of kunst-theorie. De vormen
waarin de Christenen hun kerkgebouwen
optrokken waren aan hun tijd en omgeving
ontleent, zij bedienden zich daarvoor dus
van den stijl, die zij in Rome vonden.
De basiliek is dan ook niet het meest
voortreffelijke, dat de Christelijke bouw
kunst heeft voortgebracht, in de middel
eeuwen is men den oud-Christelijken tijd in
verschillende opzichten gaan overtreffen.
Uit de basilieken heeft zich de Romaansche
bouworde ontwikkeld, die de basilieken
stijl in verschillende opzichten overtrof,
zooals daaruit later weder de gothiek ont
stond. die als een verdere ontwikkeling van
den Romaanschen stijl beschouwd woet
worden.
We wilden het nu echter hebben over de
Romaansche bouwkunst, die drie of vier
eeuwen lang vooral Germaansch Europa
met grootsche kerkgebouwen verrijkte.
Het grondplan van de basiliek is steeds
een langwerpige rechthoek; de rechte lijn
beheerscht het gansche plan, en hetgeen
aan weerszijde van de middenlijn ligt, stemt
onderling volmaakt overeen. Een basiliek
heeft ofwel slechts éénen beuk. ofwel zii
bezit er meerdere; in het laatste geval is
het getal der beuken, 't hoofdschip erbij
gerekend, altijd oneven, dus: drie of vijf
beuken. Wanneer het kerkgebouw meer
dan een beuk telt, is het middenschip veel
hooger dan de daarbij aansluitende zijsche
pen; in de zijwanden zijn dan de lichtope
ningen aangebracht en daarom vordt zulk
een hoofdbeuk ook wel „lichtbeuk" ge
noemd. De schepen worden van elkander
gescheiden door rijen zuilen, soms onder
broken door pijlers. Niet zelden zijn die
zuilen ontleend aan tempels of andere klas
sieke bouwwerken.
De dubbele rij zuilen, welke in een strak
ke lijn het hoofdschip begrenzen, geven aan
den bouw zijn majestueus karakter, een
eigenschap, aan de basiliek bijzonder eigen-
Op de zuilen rust de architraaf van mar
mer, gewoonlijk kunstvol gebeeldhouwd,
wanneer deze aan een antieken bouw was
ontleend; ofwel het is een archivolt (boog
tusschen de kapiteelen).
Het muurvlak boven de zuilen was op
verschillende manieren versierd. Meestal
fresco's op den wand geschilderd.
De Romaansche stijl.
Vergelijken we nu een Romaansche kerk
ren. kleinere vensters, breede gedrongen
oilaren is dikwijls zwaarmoedig, gedrukt,
maar toch ze is van edeler vorm dan de
basiliek. En dat treft zeker als 'men de Ro
maansche kerk aan den buitenkant bz-
schouwt. De uitwendige vorm is volmaak
ter. er heerscht daarin meer afwisseling,
wijl de verschillende deelen van het kerkge
bouw tevens aan den buitenkant zichtbaar
zijn.
Bij de basilieken had het venster in het
schip rechte randen, bij den Romaanschen
bouw zijn die randen zeer sterk uitgehold,
nm aldus voor het regenwater beveiligd te
zijn en het licht meer in het kerkgebouw
te verspreiden. Ook worden deze vensters
nmliist aan de buitenzüde met bogen, aan
de binnenzijde met schilderwerk; in Italië
ook wel met majolica of marmeren ingeleg
de platen. En wanneer de vensterwand uit
behouwen steen is vervaardigd, worden
daarin gewoonlijk versieringen gebeiteld,
aan de plantenwereld ontleend; ofwel men
vindt hier de profielen van het portaal te-
-ug. De uitvinding van gebrandschilderde
vensters valt juist in dit tijdvak.
De Dom van Spiers.
met een basiliek dan zien we verschil, maar
ook overeenkomst.
De overeenkomst at dadelijk, dat de oude
indeeling, koor, transept, een hoofdbeuk en
smallere zijbeuken behouden blijft.
Maar verschil is er ook daar in het
grondplan naar grootere eenheid gestreefd
is. De hoofddoelen hebben op het grond
plan alle den vorm van een vierkant.
Dit moet trouwens wel, omdat het in dit
tijdvak alleen zóó is te overkluizen.
Dat quadraat de kern uit welke al de
hoofddeelen voortkomen is te vinden in het
hart van de kerk, van den kruisvorm, welke
zij bezit, de z.g. viering, waar schip en
dwarsschip zich bij elkaar aansluiten. Naar
het Oosten wordt een tweede quadraat van
gelijke afmetingen als onder de viering daar
aan toegevoegd; hier is het koor. Twee
andere quadraten sluiten zich rechts en
links bij 't quadraat onder de viering aan.
Drie o| meer van zulke quadraten vormen
den hoofdbeuk, het middelschip, de helft
van deze quadraten beslaan de zijbeuken.
Dat dekken van den bouw door een ge
welf, een kruisgewelf moest wel van zeer
grooten invloed zijn op den geheelen bouw.
De oude basiliek was gedekt door een
houten zadeldak over de hoofdbeuk en
zoogenaamde lessenaarsdaken over de zij
beuken. Dat was een betrekkelijk lichte
last die de muren wel konden diagen. Maar
de zware steenen gewelven in den Romaan
schen bouw oefenden op de muren een zeer
grooten, ook zijdeüngschen druk en deze
moesten dus veel steviger zijn, dat wil zeg
gen, men moest ze dikker bouwen, het aan
tal vensters moest kleiner worden en van
minder grooter afmeting, omdat openingen
in den muur, dien van zelf verzwakken,
naarmate ze grooter en" talrijker zijn. Ook
kon de hoofdbeuk niet zoo breed zijn als
dit bij de basilieken het geval was. Zoo
gaat de overwegende horizontale lijn van
de basiliek verloren, de Romaansche Kerk
bouw streeft er naar wat zij in de breedte
verloor in de hoogte terug te winnen.
Nu moet men zich de ontwikkeling van
den kerkbouw niet al te eenvoudig zoo
voorstellen alsof op een gegeven tijd men
geen basilieken meer bouwde, maar Ro
maansche kerken zooals we die hier in het
kort aangeduid hebben. De overgang, de
ontwikkeling ging natuurlijk, geleidelijk.
Nogzeer lang moest de Romaansche
kerk zich behelpen met een vlakke bedek
king in hout: slechts de apsis behield haar
halven koepel, en hier en daar waren de
zijschepen, evenals de krypte, overwelfd,
hetzij door het gewone tongewelf, hetzij
door twee tongewelven, welke elkaar door
snijden: het z.g. kruisgewelf. Doch reeds
in de tweede helft van de 11e eeuw begin
nen de velerlei pogingen, om ook de overi
ge deelen van de kerk bijzonder het mid
denschip te overkluizen. Want de vlak
ke bedekking, betimmering met hare vier
kante valiken, was niet in overeenkomst
met den bouw.
De Romaansche kerk met haar dikke mu
Dom te Palermo.
De Dom van Spiers, die uitmunt door de
schilderachtige ditoepeering der
bouwondlrdeelen.
De pilaar zelve is rechthoekig, meestal
gelijkzijdig vierkant, dikwerf afgeplat aan
de vier zijden, en in dit laatste geval wordt
er soms een zuiltje ter verlevendiging voor
geplaatst.
Eerst met de overwelving krijgt de pilaar
zijn volle beteekenis en vasten vorm.
De basiliek is van buiten gezien een lang
werpig gebouw, armelijk, nuchter van aard.
de Romaansche bouw streeft echter naar
eene levendige groepeering, bij meer vol
maakte kerken zich oplossend in een to
renbouw. Laat in de 7e en 8e eeuw is men
ook bij basilieken reeds begonnen met het
aanbrengen van torens, maar deze staan
geheel los van het kerkgebouw, terwijl bij
de Romaansche bouw de toren of torens
deel zijn van het gansche geheel.
Die toren komt in de Romaansche bouw
orde te staan aan de Westzijde, aan den
ingang van het kerkgebouw, en is daar
mede onmiddellijk vereenigd. De onder
bouw heeft de volle breedte van de kerk,
en de toren is aanvankelijk van kanteelen
voorzien.
Gaarne bouwde men bij de Romaansche
kerk ook een koepeltoren boven de viering.
Er zijn schoone Romaansche kerken met
vijf torens, twee in het weste deel, twee in
het oosten naast de koornis, en vervolgens
den koepeltoren boven de viering.
Bij den rijkst ontwikkelden bouw legde
men zich al spoedig toe den uitwendigen
luister ook door de sierlijke uitbouw der
kerkportalen te verhoogen. Buiten het
hoofdportaal aan de Westzijde, werden er
veelal twee aan de Noord- en de Zuid
zijde, de beide uiteinden van het dwars-
pand gevonden, allen rechthoekig geopend
en van boven door een vlakliggenden balk
begrensd, boven welken dan meestal een
halfrond veld zoogenoemd tympaan
is aangebracht, dat althans bij 't hoofd
portaal gewoonlijk met allerlei halfver
heven beeldwerk versierd is. Het portaal
wordt voorts door een of meer zuilen af
gesloten, die aan weerskanten in de daar
toe schuin uitgeholde muur gerangschikt
worden van uit den deksteen dier zuilen
krommen zich dan, al naar het aantal,
smalle ribben om het tympaan heen, en
brengen het hare tot verfraaing bij.
De krocht.
Een typeerend deel van de meeste Ro
maansche kerken moeten we nog noemen,
n.l. de krocht, een soort onderkerk, die ge
vonden werd onder het koor en de apsis.
De basilieken hadden iets dergelijks, de
zoogenaamde confessie, maar deze was
veel kleiner. In de groot Romaansche ker
ken breidt de krocht zich uit tot een afzon
derlijke kerk onder de apsis en het koor,
met haar eigen kruisgewelven, welke steu
nen op korte zuilen of pilaren. Deze krocht
heeft ook haar eigen altaar, welke het li
chaam of de relieken van den patroon
heilige bergt.
Dikwerf breidt zich deze onderkerk ook
het gansche koor uit, en heeft derhalve
ook drie schepen welke echter steeds
van gelijke hoogte zijn.
En ander gevolg van het aanbrengen van
zulk een krocht is, dat het koor hooger
komt te liggen het aantal trappen, waar
mede men het koor beklimt, is derhalve
veel aanzienlijker.
De toegang tot deze krocht ligt meeste'
ter zijde van deze tranpen soms echter
ook in het midden van het koor.
Van Romaansch naar Gothisch.
De Romaansche bouwstijl begon allengs
die wijziging te ondergaan, die een gehec'
nieuwen stiil in het leven zou roepen, waar
in de toen heerschende rondboog door der
zoógenaamden puntboog zou worden ver
vangen, die onder den naam Gothiek der
Romaanschen stijl zou verdringen.
Was de Romaansche bouw meest zwaar
en massief met weinig licht, de Goth'schr
verminderde het materiaal, maakte vee!
dunnere muren, slanke zuilen, fijnere spit
sen. breedere ruimten, grootere licht- en
luchtopeningen, en aanmerkelijk meerdere
hoogte. Om bij dit alles toch nog stevigheid
te bewaren, was een nieuw stelsel noodig,
de drukking, die op de veel hoopere en dun
nere muren, door de veel hoopere ruime
gewelven kappen en daken werd uitgeoe
fend, zou die ter zijde hebben doen uitwij
ken. Daarom werden van buiten aan de
muren op vernuftig berekende wijze, zware
steunberen aangebracht, dikke vierkante
pijlers, die er tegen aanstonden, of bij
toog grooter en stouter opeenstapeling van
deelen zoogenaamde welfberen, van
welke schuinsche stukken metselwerk naar
de muren toeliepen en deze als armen, on
dersteunden. Door deze steunsels van bui
ten werd het mogelijk om, met besparing
van de dikke en plompe muren, niet alleen
tot zeer groote hoogte te bouwen, maar te
vens het bouwwerk op velerlei wijze luch
tig te maken, door groote lichtvensters en
allerlei vormen. Hierdoor kwam de fijnheid
in de deelen, en werd alles licht en door
zichtig."
Het grondplan van de Gothische kerk is
in hoofdzaak nog steeds het grondplan van
de Romaansche Kerk. Omdat de kracht ver
valt wordt het priesterkoor volkomen een
met het schip der kerk, het koor is niet
meer halfrond, maar veelzijdig.
Het vervallen van de krocht, het aanbren
gen van een veelzijdig koor, zijn echter nog
maar bijkomstige veranderingen, zegt
mgr. dr. A Hensen, daarin bestaat het we
zen van de Gothiek natuurlijk niet.
Om het ontstaan van deze nieuwe bouw
orde ons goed voor den geest te stellen
moeten wij eerstens rekening houden met
de tijdsomstandigheden. De Gothiek toeedt
op omstreeks de helft van de dertiende
eeuw: dus te gelijk met het opkomen van
een krachtige burgerij, het stichten van ste
den en universiteiten, de begeestering voor
de kruistochten, het tijdvak van den groot
sten bloei in de Christenheid. Kerk en Staat
zijn zich bewust ééne, groote maatschap
pij uit te maken en dat idee openbaart zich
ook in het kerkgebouw. Ruimte-ontwikke
ling in iederen zin zoowel wat opper
vlakte als wat in houd betreft gold der
halve als eisch van het nieuwe bouwpro-
gram. Daartoe was noodig: 1 zoowel de
zware pijlers, als de dikke muren van het
Romaansche kerkgebouw, te verdunnen;
2 de spanning der schepen te verwijden,
3 het middenschip hooger op te trekken.
Om tot dit resultaat te komen wordt een
De beroemde Romaansche Dom van Mainz.
vernuftig stelsel uitgedacht, waardoor de
verschillende deelen van het gebouw ge
welf, muren, pijlers in onderling even
wicht worden gehouden. Om het Gothieke
systeem aanschouwelijk voor te stellen zou
men al de buitenmuren van schip, van tran
sept en van koor wegbreken, dan nog zou
de bouw in evenwicht blijven staan. De
gansche bouw rust als in een harnas. Wat
bij het menschelijk lichaam het skelet is het
beenderenstelsel, dat is het het Gothieke
stelsel van evenwicht voor den, bouw. En
dit is niet een loutere hypothese, maar ook
werkelijkheid; de muren van een Gothieke
kerk zijn reeds op zich zelf betrekkelijk
zeer dun; bovendien bevinden zich in den
muurwand groote vensters, en daaronder
uitgespaarde galerijen (triforia); de muren
zouden derhalve niet in staat zijn den bouw
saam te houden, wanneer er geen vernuf
tig stelsel was uitgedacht om dat mogeiijk
te maken. Die dragende, stuttende deelen
maken dus het wezen van de Gothiek uit,
en niet de spitsboog.
De Gothiek, zegt Alberdingk Thym, is
een ontwikkeld Romaansch. En mogen ook
in ons land schoone Romaansche kerken
gebouwd zijn, we denken bijvoorbeeld aan
de Munster te Roermond, schooner en tal
rijker zijn de gothische Kathedralen, die de
vrije en frlssche ontwikkeling van de krach
ten, die in het volk schuilen naar voren
brengen.
Het tongewelf, dat van zelf leidt tot de
rondboog is typisch voor de Romaansche
kerkbouw, daarna gelukte het door het toe
passen van den spitsboog grootere over
welvingen te construeeren. Maar daarmee
is niet gezegd, dat het ontstaan der Gothiek
slechts een questie van techniek was. De
geest die de Gothiek bezielt is wezenlijk
religieus, hij maakt gebruik van de vor
deringen der techniek om zich helder uit
te spreken.
Wij zullen de Gothische bouwkunst nog
eens afzonderlijk bespreken.
E. W.
(Nadruk verboden).
De Dom van Keulen, voorbeeld van de rijzige Gothische Kerkenbouw.