7e Eeuwfeest van den H. Antonius,
Zijn leven en wonderen van den
H. Antonius.
ZATERDAG 13 JUNI 1931
DE LEIDSCHE COURANT
TWEEDE BLAD PAG. 5
den beroemden volksheilige der gansche wereld.
13 Juni a.s. zal het "00 jaar geleden zijn,
dat de H. Antonius gestorven is.
Deze gebeurtenis moet volgens den
wensch van onzen H. Vader den Paus over
geheel de wereld feestelijk worden her
dacht. 13 Juni 193113 Juni 1932 moet een
jubeljaar zijn St. Antonius ter eere.
Op den vooravond van zijn feest wordt
dit jubilé plechtig ingeluid, en het is niet
meer dan passend, dat ook in de Katholieke
pers een woord aan dezen grooten heilige
wordt gewijd.
St. Antonius! Voor de meesten is hij
geen onbekende. De meesten hebben zijn
naam al hooren noemen, toen zij nog op
den schoot van hun moeder zatende mees
ten hebben reeds als kind hun handjes op
geheven tot zijn beeltenis en hem de inwil
liging van hun wenschen gevraagd.
In Portugal werd hij geboren uit diep
godsdienstige ouders, die er ouder op kind
de wapenen hadden opgenomen ter verde
diging van het Katholiek geloof tegen den
Mahomedanen. De ijver voor het geloof
zat hem in het bloed.
Maar met andere wapenen als zijn
ouders wilde hij werken. Hij wilde pries
ter worden.
Op jeugdigen leeftijd trad hij in bij de
Augustijnen. Hij was er een model klooster
ling. „In sanctitate et scientia: in heilig
heid en wetenschap"' kon hij zich wel geko
zen hebben als devies. Bijzonder legde hij
zich toe op de studie der H. Schrift.
Door schijnbare toevallige omstandighe
den werd zijn leven in een andere richting
gestuurd. Toen hij jong-priester was dron
gen de geruchten van het wondervol evan
gelische leven van den H. Franciscus tot
hem door. Franciscus trachtte zoo getrouw
mogelijk het leven te volgen van Christus
en de apostelen en had een nieuwe rich
ting gegeven aan het kloosterleven. Zelf
heiliging en heiliging van anderen, kloos
terleven en apostolaat zouden hand in hand
gaan.
Dat was iets voor Antonius! Daar zou
zijn apostel-ziel zich ten volle kunnen uit
leven! Hij benijdde in alle stilte die arme
Franciscaansche bedelbroeders, die hij daar
vol geestdrift had zien vertrekken naar
Marokko, den burcht der Mahomedanen.
O, hoe gaarne was hij met hen meegegaan!
Hij volgde hen in den geest. Maar spoe
dig zag hij hen daar terug, bebloed en
verminkt, gemarteld voor het geloof.
Nu was hij niet langer te houden. „Laat
ook mij daar heengaan en sterven zooals
zijvroeg hij aan zijn oversten.
Na bekomen toestemming trad hij in de
orde der Franciscanen en niet lang daar
na. vertrok hij naar Marokko.
Wat stelde hij zich niet voor van deze
missiereis! hoeveel bekeerlingen, hoeveel
vervolgingen! Hij had in zijn hoofd al een
heel plan uitgewerkt.
Koude ontnuchtering volgde. Hij werd
ziek en moest na aankomst om gezond
heidsredenen terugkeeren zonder ook maar
een hand aan het werk te hebben geslagen.
Op de terugreis kreeg hij storm, zoodat.
hij inplaats van in zijn vaderland in Sicilië
aankwam.
In Italië kende men hem niet. Bij het
Genera al-Kapittel werd hem een klein
kloostertje in de Romagna als woonplaats
aangewezen.
Niemand had ook nog maar een flauw
vermoeden van de buitengewone gave van
welsprekendheid, die de H. Antonius bezat.
Bescheiden had hij zich op den achtergrond
gehouden. Maar toen hem bij gelegenheid
van de priesterwijding van eenige mede
broeders opgedragen werd te preeken,
kwam hij voor den dag in al zijn kracht.
Nooit hadden zij iemand zóó hooren spro
ken.
Een zijner levensbeschrijvers zegt er het
volgende van:
„Met de vreeze Gods bezield-, drukte hij
aanvankelijk zijne gedachten eenvoudig uit,
maar naa-rmate hij in de ontwikkeling van
zijn onderwerp voortschreed, gebruikte hij
een zóó schitterende taal, nam hij in de uit
eenzetting der mystische waarheden een
zóó hooge vlucht, dat hij zijn gehoor mee
sleepte en verbaasde, zoowel door zijn
verrassende welsprekendheid als door zijn
volmaakte liefde, waardoor men steeds zeer
gesticht bleef. Nooit getuigde men luid
had men een dergelijke predicatie ge
hoord".
Hoezeer zijn preek insloeg, blijkt wel uit
het feit, dat de provinciaal der Romagna
den H. Franciscus onmiddellijk in kenuis
stelde van het gebeurde en dat de H. Va
der vol vreugde moet hebben uitgeroepen:
„Eindelijk, eindelijk hebben wij een bis
schop! iemand, die om zijn begaafdheid aan
het hoofd kan staan".
Als gewijde redenaar, missiepredikant
en apologeet zou hij nu wonderen verrich
ten. Hij werd de groote missiepredikant van
zijn tijd. Waar hij predikte, was geen kerk
groot genoeg. Van heinde en ver kwamen
de men-schen toegesneld. Slechts enkele
woorden en het was doodsstil. Sechbs en
kele zinnen en hij had ze er onder. Tegen
zijn overtuigend betoog was niets in te
brengen. Hij wist de waarheden zoo aangrij
pend en pakeknd voor te stellen, dat, wie
niet absoluut hardnekkig was, zich gewon
nen moest geven. Met volle grepen pakte
hij uit de H. Schrift en deelde er uit mede:
„Arca testamenti: Ark de>s Verbond" noem
de de paus hem, toen hij een preek van hem
had gehoord, geheel geput uit de H.
Schrift. Met het woord der H. Schrift
weerlegde hij ook ketters en ongeloovigen
en dit met zulk een kracht, dat hij den bij
naam verwierf van „hamer der ketters" en
„schrik der ongeloovigen". Waar St. Anto
nius optrad, daar moesten de ketters het
afleggen en zag men heele scharen afge-
dwaalden terugkeeren.
Men staat er gewoonweg voor, welk een
invloed zijn woord heeft gehad en welk een
berg van werk hij in zoon korten tijd heeft
weten te verzetten.
Zijn eerste predicatie in Italië hield hij
in de vasten van het jaar 1222 en op 13 Juni
1231 stierf hij, nog geen 36 jaar oud. In dien
tijd zien we hem in Italië, zien we hem in
Frankrijk, zien we hem in Sicilië. In dien
tijd preekt hij voor den paus, preekt hij
voor bisschoppen en priesters, preekt hij
voor geloovigen, ketters en ongeloovigen.
Vandaag is hij hier, morgen daar.
En dan is hij daarenboven nog leeraar
zijner medebroeders, die zich tot het pries
terschap voorbereiden en tevens overste.
Wat hij in zulk een kort tijdsbestek tot
stand bracht zou genoeg zijn om meerdere
levens te vullen.
Hij was het mirakel zijner eeuw door het
werk, dat hij verrichtte en ook door zijn tal-
looze wondeern. Meer dan aan welken hei
lige ook schijnt God aan hem de macht van
wonderen te werken te hebben geschonken.
St. Bonaventura, zijn heilige ordebroeder,
bezong deze op de volgende wijze:
Wilt gij wonderen zien geschieden?
Op Antonius' voorspraak vlieden
Dood, melaatschheid, ketterij,
Onheil, duivelen gaan voorbij,
Zieken zijn gezond
In een enkele stond.
Storm en boeien vallen neder;
Oud en jong ontvangen weder
Op hun bee 't verloren goed;
Is een lidmaat, hand of voet
Ziek, gekwetst of teer
't Ontvangt gezondheid weer.
Wie Antonius wil vragen,
Ziet gevaren, nood en plagen
Vlieden als een schaduw heen;
Ja verhaalt het iedereen,
Gij die 't ondervondt;
Spreek, o Padua's mond.
Tot op den dag van heden handhaaft de
H. Antonius zijn reputatie als wonderdoe
ner. Men noemt hem wel eens schertsend
den advocaat voor verloren zaken. En wer
kelijk in hoeveel hopelooze gevallen hij uit
komst heeft gebracht, is bij geen benade
ring aan te geven. Het kenmerkende is, dat
hij bij voorkeur uitkomst brengt in gewone
moeilijkheden die in het dagelijksche leven
voorkomen.
De geheele katholieke wereld bereidt
zich thans voor om het 7e eeuwfeest van
den grooten H. Antonius, die reeds binnen
een jaar na zijn dood heilig werd verklaard,
met passenden luister te vieren.
Jammer dat de grootsche feestviering te
Padua door de troebelen in Italië niet door
kan gaan.
Laten wij echter een zoo grootsch moge
lijke hulde brengen aan dezen grooten hei
lige, die door Paus Leo XIII niet zonder
reden genoemd werd „de heilige der gan
sche wereld".
fr. MARINUS JOB NA, O.F.M.
Is er wel één Heilige in Gods Kerk,
de H. Maagd en de H. Jozef uitgezon
derd, die meer populair is gebleven al
de eeuwen door?
Men behoeft waarlijk niet naar Padua
te gaan, om St. Antonius te leeren ver
eeren. Er zijn maar weinig kerken in ons
land, waar men niet een beeltenis van
dien Heilige aantreft.
Zal dus in geheel de wereld het "de
eeuwfeest van Antonius- worden gevierd,
het culminatiepunt dier feesten zal toch
voorad gevonden worden in de plaats,
waar hij gewerkt heeft en is gestorven.
Padua maakt zich op om op grootsche
wijBc dit feeet te vieren; een legaat des
Pausen zal in diens naam voorzitten.
Naar aanleiding van dit feest willen
wij vluchtig het leven van den wonder
doener doorioopen en hier en daar en
kele episoden er uit naar voren* halen.
Portugees van geboorte zag hij 15
Aubustue 1195 te Lissabon het. levens
licht, waar 'hij bij den doop den naam
van Ferdinand ontving. Telg eener voor
beeldige familie, die er een eer in stelde
de ohristelijke deugden in de grootste
volmaaktheid te beoefenen, gevoelde hij,
dank zij de godsdienstige opvoeding, die
hij ontving, al op jeugdigen leeftijd de
roeping ontwaken tot het religieuze leven.
Met toestemming zijner ouders trad hij
in bij de reguliere kanunniken van den
H. Augustinus. De adellijke familieleden
van den jeugdigen novice waren niet in
genomen met dit besluit en daar zij op
alle mogelijke wijzen trachtten hem van
zijn voornemen af te brengen, vroeg
Ferdinand aan zijn overste overplaatsing
naar een ver van Lissabon verwijderd
klooster. Hij werd naar C'oimbra gezon
den; daar werd hij na gedegen studie tot
priester gewijd en ging hij over naar de
orde der Franciscanen (1220), daartoe
aangespoord door een verschijning van
den H. Franciscus, die hem namens God
het bevel overbracht in zijne orde te
treden. Voordat zijn noviciaat ten einde
liep, werd hij reeds op zijn vurig verlan
gen naar Afrika gezonden, maar zijn
zwakke gezondheid noodzaakte hem tot
een spoedigen terugkeer. Een storm of
liever de Goddelijke Voorzienigheid dreef
het schip, dat hem terugvoerde naar de
kust van Sicilië, want God had bepaald,
dat de werkzaamheid van Antonius, dit
was zijn kloosternaam geworden, in Italië
zich zou ontplooien.
De opleiding van St. Antonius.
Kort na zijn aankomst werd er een
algemeen kapittel gehouden der Francis
canerorde, ook Antonius begaf zich daar
heen. Na afloop werd hij op zijn verzoek
meegenomen door de overste van het
klooster San Paolo in de Romagna. An
tonius had zijn wetenschap verborgen
gehouden zoodat men hem voor de ne
derigste diensten in het klooster ge
bruikte. Men liet hem in de keuken het
vaatwerk wassohen of de cellen zijner
broeders vegen. God, die Antonius voor
het predikambt bestemde, liet zijn groo
te geestesgaven uitkomen, toen hij op
het onverwachts van zijn overste bevel
ontving, de jeugdige levieten, die voor
de wijdingen te Forli waren bijeengeko
men, toe te spreken en hen hun plich
ten voor te houden. Door zijn gehoor
zaam opvolgen van het bevel zijner over
sten ontving hij van God de belooning,
de harten zijner toehoorders te treffen.
Zijn welsprekendheid was een openbaring
voor allen, die hem aanhoorden enniet
het minst voor zijn overste. Terstond
werd hij tot prediker aangesteld in de
Romagna en kort daarna, toen Francis
cus- het vernomen had, voor geheel Italië.
Het. oude handschrift te Lucerne
schrijft over hem: „Antonius' ziel was
een tuin, door den dauw der genade be
vrucht; een geurig bloemperk, waarin de
bloemen des hemels ontluiken, welke ne
derigheid, wijsheid, zelfverloochening en
ijver genoemd worden. Men werd niet
moede zijn welsprekendheid te bewon
deren, zijn bevallige manieren, den adel
van zijn karakter, zijn zachtmoedigheid
en beminnelijkheid. Op den kansel, in
den biechtstoel, met priesters en leeken,
overal en altijd bewaarde hij den geest
van voorzichtigheid, die de teugels der
deugden houdt en de zelfverzaking, welke
aller genegenheid wint. In één woord:
'hij was gezegend door God en bemind
door de menschen.
Na korten tijd gepredikt te hebben,
riep de H. Franciscus hem naar Ver-
celli, om zich in de mystieke theologie
te bekwamen. Hij vo'gde er de lessen
van den toenmaals beroemden abt Dr.
Thomas. Het getuigenis van zijn leer
meester is voor ons bewaard gebleven.
Hij noemt hem een leerling van schitte
rende begaafdheid en deugd en zegt van
hem: „Ofschoon hij minder dan anderen
onderlegd was in de ongewijde letteren,
had hij zich met zulk een ijver op de
godgeleerdheid toegelegd, en deed de
reinheid zijner ziel en de teederheid zijns
harten hem zoo gemakkelijk in de ge
heimen doordringen, dat ik met recht op
hem kan toepassen, wat de H. Schrift
van Joannes den Dooper getuigt: Hij was
een brandende en schitterende fakkel. In
wendig van goddelijke liefde brandend,
verspreidde hij naar buiten een weerga-
looze glans".
Na vijfmaanden te Vercelli gestudeerd
te hebben, ontving Antonius van zijn va
der Franciscus het bevel zich naar Bo
logna te begeven om daar in het kloos
ter zijner orde zijn jongere medebroeders
in de theologie te onderrichten. Hij is
aldus de eerste zijner orde geweest die
in het openbaar les gaf. De faam toch
zijner wetenschap verbreidde zich weldra
en deed van alle kanten leerlingen toe
snellen. Zijn leeraarsambt was den hei
lige echter niet genoeg, hij vond er een
genot in kinderen te onderwijzen en
door zijn preeken Gods woord voor de
menigte te breken. Ook daarin was zijn
naam spoedig gevestigd. De bisschop
van Vercelle, Hugues Stessa noodigde hem
uit in de St. Eusebius-domkerk de vasten
te prediken. Ketterij en ongeloof en de
daarmee immer gepaard gaande zeden
verwildering moest de heilige trachten te
bestrijden. Een ontelbare menigte ver
drong zich om den kansel en de genade
deed wonderen in de zielen. De biecht
stoelen werden bestormd. Bij deze predi
king had een wonder plaats op de voor
spraak van den heilige bewerkt. Terwijl
Antonius het woord voerd tot de saam-
gestroomde menigte, drongen hartver
scheurende kreten tot de Kerk door, ko
mend uit een zijkapel, waar men de uit
vaart hield van een veelbelovende jonge
ling, die in den bloei der jaren uit het
leven was weggerukt. Antonius hield op
met zijn preek, bleef, in God verslonden,
een oogenblik bidden en sprak toen met
luider stem: „In den naam van Jesus
Christus, jongeling sta op". Op eens
richtte de doode zich op en wierp zich
stralend van gezondheid in de armen
zijner moeder. Wie zal de ontroering en
geestdrift der menigte beschrijven bij
zulk een groot wonder voor hun oogen
gewrocht? Slechts één jaar mocht hij te
Bologna werken.
De hamer der ketters.
De ketterij der Albigenzen teisterde
vooral Zuid-Frankrijk. Wel hadden de
H. Dominicus en zijn gezellen met moed
en volharding zich in den strijd gewor
pen; hun aantal was echter te gering,
om overal te kunnen optreden. Blakend
van liefde voor Gods Kerk zond de H.
Franciscus hulptroepen en onder deze de
H. Antonius. Tegen liet. einde van 1224
werd hij met z'n medebroeders naar Mont
pellier gezonden: ook daar was- zijn
hoofdwerkzaamheid tot het klooster be
perkt, zijn jongere medebroeders in de
godgeleerdheid te bekvjamen, maar zijn
ziele-ijver verlangde meer; docr zijn pree
ken werkte hij krachtdadig mede tot be-
1 strijding der ketterij en ook hier be
krachtigde God het woord van zijn die
naar door wonderen.
Toulouse was het middelpunt der ket-
tersche bedrijvigheid daar graaf Ray-
niundus hen in het geheim steunde, daar
om besloot het kapittel van Pinksteren
1225 Antonius daarheen te zenden. Mees
terlijk wist hij te redetwisten met de ket
ters en hen te beschamen. In deze stad.
sommigen zeggen echter te Bourges, had
het bekende wonder van den muilezel
plaats, dat wij niet stilzwijgend mogen
voorbijgaan.
De ketters verontrust door de veelvul
dige bekeeringen door Antonius bewerkt,
hadden een hunner voornaamste aanhan
gers tegen hem afgezonden. De Heilige
trachtte ook hem te overtuigen van de
werkelijke tegenwoordigheid in Jesus
Christus in de H. Eucharistie. De ketter
wilde zich echter niet gewonnen geven.
Hij verklaarde, dat, gelooven hem niet
genoeg was, hij wilde.zien en hij daagde
den heilige uit, door een wonder te too-
nen, dat Jesus werkelijk tegenwoordig is.
Gebeurde dit, dan beloofde hij plechtig
aan de dwaalleer te zullen verzaken. De
H. Antonius, op God vertrouwend, nam
het aanbod aan. De ketter stelde voor,
zijn muilezel drie dagen lang geen eten
te geven, na dien tijd zou hij hem uit
den stal naar 'het. marktplein voeren. An
tonius zou dan met de H. Hostie ver
schijnen en de ketter zou een bak met
haver aan het uitgehongerde dier voor
houden. Knielde de muilezel neer in
plaats van de haver te nemen, dan zou
de ketter overtuigd zijn. In gebed en
vasten bereidde Antonius zich voor. Toen
de derde dag was aangebroken ging hij
met het H. Sacrament naar het markt
plein, men bracht den ezel en de heilige
beval het redelooze dier neer te knielen.
Aanstonds volgde het dier het bevel op
en keek zelfs niet naar de haver om, die
de ketter hem voorhield. God had zijn
dienaar verhoord. Nu viel ook de ketter
op de knieën en door de genade ver
licht aanbad hij Jesus in de H. Eucha
ristie en werd van nu af aan een ijverige
steun voor den H. Antonius. De indruk,
door dit wonder teweeggebracht was
groot, bij honderdtallen bekeerde men
zich, Antonius werd met recht de hamer
der ketters genoemd.
Na enkele maanden te Toulouse met
zooveel vrucht gearbeid te hebben, werd
hij in September 1225, ofschoon pas 30
jaren oud, tot gardiaan gekozen van het
klooster te Puy-en-Velay; ook hier zette
zijn laaiende ijver hem aan predikend
door de geheele streek te trekken, het
gevolg was-, dat de eenvoudige bergbe
woner door zijn toedoen tot het oude ge
loof terugkeerden. Ook in het nieuw ge
bouwde klooster te Briva bij Limoges
nam Antonius eenige maanden zijn in
trek, frij dit klooster was een ruwe grot,
waarin de heilige zich gaarne verborg om
in stilte God te bidden. Lang mocht hij
echter die eenzaamheid niet smaken.
God had hem noodig, om het geloof te
verdedigen.
Het wonder der regen.
De Aartsbissohop van Bourges, Simon
de Souliac, leidde geen onberispelijk leven,
hij wankelde in het geloof en begunstigde
heimelijk de ketters. Nu werd door den
Pauselijken legaat, Kardinaal de Saint-
Auge een concilie, te Bourges te houden,
uitgeschreven, om den ijver der geloofsver
kondigers aan te wakkeren. Antonius ver
zocht hij de openingsrede te willen houden.
Onder zijn rede verlichtte God hem om
trent het leven en het gedrag van den
aartsbisschop en nu richtte Antonius op
Gods ingeving zich persoonlijk tot dezen,
noemde de fouten op, die een bisschop on
waardig maken en kwam op voor de onge
repte leer der Kerk. God deed het woord
van Antonius ingang vinden bij den aarts
bisschop, een volledige bekeering volgde
en tot aan zijn dood in 1231 bleef hij een
voorbeeld van plichtsbetraohing. Deze be
keering was het begin van een ommekeer
onder het volk, Antonius werd als een hei
lige aanhoord. Te Bourges verriohtte bij
ook een wonder, dat, omdat het zoovele ge
tuigen had, bekend is gebleven. Terwijl hij
op een open plek het woord voerde, kwa
men donkere wolken opzetten, het gehoor
werd onrustig, en wilde beschutting gaan
zoeken tegen het dreigende onweder. An
tonius hield hen tegen, door tot hen te zeg
gen, dat zij geen vrees behoefden te koeste
ren. En zoo geschiedde, de plek, waar zij
stonden bleef droog, terwijl rondom de re
gen bij stroomen neerplaste.
Dit wonder was voor velen een aanlei
ding zich te bekeeren.
In 1226 werd een kapittel zijner orde ge
houden te Arles en ook hier werd Antonius
uitgenoodigd de openingsrede te houden.
Dit kapittel is beroemd gebleven, omdat de
H. Franciscus, ofschoon in Italië vertoe
vend, er bij tegenwoordig was.
Op een zijner apostolische tochten had
Antonius zijn intrek genomen bij den
burchtgraaf de Chateauneuf, deze wees den
heilige een afgelegen kamer aan, opdat hij
ongestoord zou kunnen bidden. Toen de
graaf in den avond langs die kamer kwam,
zag hij deze hel verlicht. Door nieuwsgie
righeid gedreven keek hij door het venster
en zag Antonius in het midden der kamer
met een allerliefst kindje op de armen. De
kleine had zijn armpjes om den hals van
den heilige geslagen en deze liefkoosde en
kuste het. Jezus zelf was tot Antonius ge
komen onder de gedaante van een kind.
Den volgenden dag zijn gast ondervragend,
vernam hij van deze onder belofte er niets
van te zullen mededeelen enkele openba
ringen over de toekomst van zijn geslacht.
In het jaar 1226 kreeg Antonius van den
generaal zijner orde het bevel naar Rome
te komen. Met groote droefheid liet men
hem vertrekken. Te Marseille ging hij met
een broeder scheep, door een storm werd
het schip echter naar de kusten van Sicilië
gedreven. In een klooster der minderbroe
ders opgenomen, ging hij op verzoek ter
stond aan het prediken en ook nu beloonde
God zijn ijver door bekeeringen en wonde
ren. Toen het bericht van den dood van
den H. Franciscus (4 Oct. 1226) hem be
reikte, haastte hij zich naar Eome. Zijn
naam was hem reeds vooruitgesneld, Paus
en Kardinalen stelden er een eer in, naar
zijn preeken te luisteren. Gregorius XI
werd zóó getroffen door zijn woorden en
door het gebruik, dat hij maakte van Je
H. Schrift, dat hij hem de „Arke des Tèsta-
ments" noemde. Maar zijn oversten riepen
hem naar Assisië en met toestemming des
Pausen trok hij barrevoets en bedelend er
heen. Daar werd hij door het generaal ka
pittel tot provinciaal der Romagna be
noemd, een zware post, die Antonius alleen
uit gehoorzaamheid aanvaardde. Ondanks
drukke bezigheden vond hij nog tijd, overal
te gaan prediken, vooral te Rimini, het bol
werk van de ketterij der Catharen, waar
hij door wonderen, als de preeken tot vo
gels en visschen, het. zonder schade nemen
van vergiftigde spijzen, zijn goddelijke zen
ding bevestigde en ontelbaar velen bekeer
de. Na zijn kort verblijf te Rimini predik
te hij te Bavenna, Aquilea, Triest en vele
andere plaatsen en stichtte hij verschillen
de kloosters.
In November 1227 vinden wij hem voor de
eerste maal te Padua, de bisschop noodig
de hem terstond uit, de vastenpreeken te
houden en de Heilige was aanstonds be
reid. Het gevolg zijner woorden was, dat de
biechtstoelen bestormd werden en velen zich
tot een beter leven bekeerden. In den tijd
van één maand was de stad geheel van aan
zien veranderd.
De heilige redt zijn vader.
Hoewel Antonius afstand gedaan had
van zijn familie en aan God dit offer had
gebracht, wilde O. L. Heer toch toonen,
dat hij zijn vader en moeder in hun nood
moest bijstaan. Dom Martin van Bouillon,
de vader van Antonius had wegens zijn
drukke bezigheden een gedeelte zijner
werkzaamheden en de gelden, die er voor
noodig waren, aan ondergeschikten moeten
overlaten, hij vergat echter ontvangstbewij
zen te laten teekenen. Zijn onderhoorigen
verspilden de staatsgelden en teen het er
op aankwam verantwoording af te leggen,
j beweerden zij geen geld ontvangen te heb
ben. Dom Martin kon geen schriftelijke be
wijzen overleggen en was daardoor geheel
ten gronde gericht. Maar hij bad tot God
om uitkomst en Deze zond hem zijn zoon
Antonius, die, ofschoon in Italië verblijvend,
op eens in de gerechtszaal verscheen en de
booswichten, die zelfs voor een meineed
niet teruggeschrokken waren, tot bekente
nis bracht. Een ander maal werd Anto
nius' vader van moord verdacht, omdat men
in zijn tuin het lijk van een vermoorden
edelman had verborgen en heb doodvonnis
werd over hem uitgesproken. Ook nu weder
zond God Antonius om zijn vader te red
den. In de rechtzaal verschijnend, bood hij
aan, den doode zelf te doen spreken en
van de onschuld zijns vaders getuigenis te
doen afleggeh. De rechters en een groote
schare volk begaf zich naar het kerkhof.
Antonius beval den doode in den naam van
God op te staan en te getuigen. Op eens
richtte de overledene zich op en verklaarde,
dat Martin van Bouillon onschuldig was.
Wij zijn nu gekomen aan een gebeurtenis
in het leven van den wonderdoener, waar
door hij zich voor de bewoners van Padua
buitengewoon verdienstelijk maakte en hou
van groote rampen vrijwaarde.
Ezzelino, de wreede.
Een der grootste tegenstanders der Pau
sen in de middeleeuwen is de Duitsche kei
zer Frederik II geweest. Hij trachtte de
geheele wereld te beheersohen en daar de
Pausen voor hem niet wilden bukken, maar
de rechten der Kerk en der verdrukten
verdedigden, waren zij in voortdurenden
strijd met den heerschzuchtigen keizer.
Ezzelino da Bomano, heer van Bassano en
gehuwd met een dochter van den keizer
was een zijner getrouwste trawanten en
werd dan ook door hem gesteund met geld
en troepen, om zich daardoor de heerschap
pij over Italië aan te matigen. Behalve Ve
netië had hij reeds het geheele Noord-Oos
ten aan zich onderworpen en hij was reeds
tot de muren van Padua genaderd. De be
woners, angstig voor het lot, dat hen
wachtte, want Ezzelino droeg terecht den
naam van „de Wreede", riepen de hulp van
Antonius in. De heilige was terstond bereid,
zich naar Bassano, de burcht van den dwin
geland, te begeven. In zijn tegenwoordig
heid toegelaten, doet hij hem de heftigste
verwijten. „Vijand Gods, wreede tyran,
dolle hond", roept hij uit, „hoe lang zal het
nog duren, voordat gij ophoudt het onschul
dig bloed der christenen te vergieten? Het
oordeel Gods is reeds over u uitgesproken,
een hard, een verschrikkelijk oordeel". Ten
slotte riep hij uit: „Nog is het tijd, keer te
rug, heb berouw over utte misdaden, nog
wil God een geduldig rechter voor u zijn.
Denk aan uw dood, Ezzelino, denk aan de
vreeselijke eeuwigheid, aan de hel, die u
wacht en versmaad het woord des Heeren
niet. God schenkt u nog de genade der be
keering".
Ezzelino, getroffen door de woorden van
den heilige, staat tot verwondering der aan
wezigen doodsbleek op van zijn troon, legt
zijn zwaard af, doet den koppelriem om
zijn. hals ten teeken van onderwerping en
valt den heilige te voet, hem smeekend, zijn
voorspraak te willen zijn, om den toorn des
Heeren van hem af te wenden. Hij belooft
boete te doen en het gepleegde onrecht te
zullen herstellen. Helaas, de indruk was
niet blijvend, wel herstelde Ezzelino eenig
onrecht, maar spoedig verviel hij weder tot
zijn oude levenswijze. De heilige aarzelde
dan ook niet openlijk zijn geveinsdheid en
kwade trouw te brandmerken.
Antonius had den dood van Ezzelino
voorspeld met deze woorden„De aarde zal
juichen bij uw afsterven, gij zult sterven
onder het uitbraken van verwenschingop".
Deze voorzegging werd letterlijk verduid.
In 1259 werd hij met wonden overdeócv z<*
Bergamo gevangen genomen: razend ©wr
zijn vernedering rukte hij het verbajid vat
j zijn wonden, weigerde alle voedsel en de ge-
neesmiddelen, die men hem aanbood en
stierf God en de Kerk, die hem mi den