GEMEENTERAAD VAN LEIDEN DINSDAG 9 JUNI 1931 DE LE1DSCHE COURANT TWEEDE BLAD PAG. 5 De raadhuiskwestie aan de orde. Opnieuw uitstel. Voorstel-Wilmer-Huurman-Wilbrink naar B. en W. om praeadvies gezonden. Nog geen beslissing over de plaats, waar het raadhuis zal moeten komen. De kwestie-Amicitia blijft in de lucht hangen. Het zag er aanvankelijk naar uit, of de raadszitting van gistermiddag een histori sche zitting zou worden, een zitting, waar van het einde nog niet zoo spoedig ver wacht kon worden. Dat viel echter danig mee. Alle agenda-punten op één na, werden nagenoeg zonder discussie aangenomen, en dat ééne punt, de clou van de zitting, het Stadhuisvraagstuk, werd., uitgesteld. Het duurde natuurlijk wel een paar uur, voordat hiertoe werd besloten, maar het eind van het liedje was toch, dat even over 5 uur de openbare zitting gesloten werd. De debatten over de Stadhuis-kwestie waren vrij verward, hetgeen z'n oorzaak vond in 't feit, dat men geen helder in zicht had in 'b punt, dat eigenlijk aan de orde was. Er werd gesproken over het plan- Dudok, doch dit was niet aan de orde. Er werd gesproken over het voorstel-Wilmer- Huurman-Wilbrink, doch volgens den heer v. Eek mocht daarover in het geheel niet gesproken worden, omdat het een voorstel was tot opheffing van een raadsbesluit en het reglement van orde bepaalt, dat der gelijke voorstellen pas behandeld mogen worden nadat zij zijn opgenomen in de ged nikte agenda. Vervolgens werd er nog druk over ge sproken, nadat de heer v. Eek een voorstel van orde had ingediend, hoewel de voor zitter alle mogelijke moeite deed om de discussie te beperken tot de wijze van be handeling van het voorstel-Wilmer c.s. (waarover het orde-voorstel handelde). De raadsleden lieten zich echter moei lijk op het goede pad houden en zwier ven over het heele terrein van de Stad huis-kwestie. En dat alles naar aanleiding van een simpel voorstel van B. en W. om 3000 beschikbaar te stellen voor het in winnen van een deskundigen-advies, over welk voorstel juist heel weinig werd ge sproken. Bij zulke verwarde discussies is het der halve allereerst gewensoht om den stand van het vraagstuk even op pooten te zet ten. Op 16 December 1929 werd op voorstel van B. en W. besloten om aan architect Dudok op te dragen, twee plannen te ma ken voor een nieuw raadhuis, één met en één zonder den ouden gevel. Met het plan zonder den ouden gevel moest de architect evenwel wachten totdat de raad een ter rein had aangewezen, waaromtrent den heer Dudok tevens advies werd gevraagd. Op 27 Juni 1930 verscheen dit advies, waarbij de oude plaats als de meest ge- sohikte werd aangewezen. Omdat het plan met den ouden gevel toen bijna klaar was, wilde de raad zich toen niet verder over de terreinkwestie uitspreken en wachtte eerst het verschijnen van het eerste Dudok plan af. Dit plan werd gepubliceerd in Augustus 1930 en aan de critiek prijsgege ven. De eene maand na de ander ver streek; men schreef adressen en ingezon den stukken, het publiek stak zijn mee ning niet onder stoelen en banken; maar een -uitspraak van den raad bleef uit. Het Stadhuisvraagstuk werd niet .aan de orde gesteld, omdat B. en W. niet klaar konden komen met him prae-advies. Thans 8 Juni 1931, bijna een jaar na het indienen van het eerste plan-Dudok, wordt het vraagstuk aan de orde gesteld. Het blijkt niets anders te zijn, dan een verzoek van B. en W. om gelden beschik baar te stellen tot het inwinnen van een deskundigen-advies, omdat B. en W. naar het schijnt, zelf niet meer weten, wat zij moeten denken en adviseeren over 't plan- Dudok. Inmiddels hebben de voorzitters der rechtsche raadsfracties de gelegenheid aan gegrepen om de koe bij de horens te pak ken. Zij redeneerden; het plan-Dudok is ingediend en aan alle kanten bekeken; het bevredigt niet zooals wij gehoopt hadden; laten wij alvorens verder te gaan ook an dere architecten uitnoodigen om hun plan nen en teekeningen in te zenden. Mis schien is er iets beters bijwij kunnen dan in ieder geval vergelijken. En zoo werd het voorstel-Wilmer-Huurman-Wilbrink ge boren, dat aldus luidt: De raad besluit; 1. den heer Dudok uit te noodigen, een plan voor een stadhuis te ontwerpen zon der ouden gevel; 2. enkele andere nader door den raad aan te wijzen architecten uit te noodigen, plannen te ontwerpen voor den bouw van een raadhuis met of zonder den ouden ge vel of met en zonder den ouden gevel; 3. voor den bouw met ouden gevel aan te wijzen het terrein van het reeds inge diende plan-Dudok; 4. voor den bouw met nieuwen gevel aan te wijzen ditzelfde terrein, zoo noodig uit gebreid tot aan de Koornburgsteeg. De voorstellers verlangden op dit voor stel prae-advies, hetgeen B. en W. wei gerden, omdat zij het een meer regelma- tigen gang van zaken vonden eerst prae- advies uit te brengen over het ingediende plan-Dudok. De heer v. Eek diende daarop een voor stel in, om B. en W. tot dat prae-advies op het voorstel-Wilmer c.s. te dwingen en te vens om de geheele kwestie op te schor ten. Dit werd aangenomen met een groote meerderheid. Speciaal tegen het laatste gedeelte van het voorstel-van Eek (verdaging van de geheele raadhuiskwestie) hadden B. en W. zich verzet, omdat zij thans een be slissing gewenscht hadden over de aanwij zing van de Lammermarkt als bouw plaats. Deze kwestie is nl. urgent geworden, doordat „Amicitia", dat een gedeelte van de dan benoodigde grond in erfpacht heeft, daarop wil gaan bouwen. Wordt het ter rein aldaar als bouwplaats aangewezen, dan moeten maatregelen worden genomen, om de erfpacht van „Amicitia" af te koo- pen of te onteigenen. De socialisten wilden evenwel hun geliefkoosd Lammermarkt- plan niet zoo spoedig zien verdwijnen en dat zou zeker gebeurd zijn, als de Raad een besluit had moeten nemen. Vandaar hun voorstel, om alles te verdagen, het Lammermarktplan incluis. Om tactische redenen om hun eigen voorstel in prae-advies te krijgen gaven de voorstanders van het voorstel-Wilmer c.Sf den socialisten him zin. Het resultaat is dus waarschijnlijk, dat vooreerst de zaak weer eenige maanden blijft rusten, en dat daarna eenige andere architecten behalve de heer Dudok zul len moeten worden aangewezen om plan nen te maken. Wordt het besluit (tot meer voudige opdracht) genomen, dan zal een keuze moeten worden gemaakt tusschen de diverse 'plannen. Een en ander lijkt een belangrijke ver traging, doch dat is slechts schijn, gezien de weinige instemming welke het plan- Dudok op het oogenblik ondervindt. Bij een aanneming van het voorstel van B. en W. zou de zaak nog meer zijn vertraagd, behalve in het ééne o. i. onwaarschijn lijke geval, dat de raad na het prae-ad vies van B. en W., opgemaakt op het ad vies der deskundigen, direct zou hebben besloten om het Dudok-plan uit te voeren. Voorstel in zake de plaats voor den bouw van een nieuw Raadhuis en tot be schikbaarstelling van gelden, teneinde B. en W. in de gelegenheid te stellen deskun dig advies in te winnen over het door ar chitect Dudok ingediende plan voor den bouw van een nieuw Raadhuis. De heër Wilmer bespreekt het door de rechtsche raadsfracties ingediende voorstel- In het kort memoreert spr. den gang van zaken. Aanvankelijk werd besloten aan den heer Dudok opdracht te geven tot het ont werpen van twee plannen. Toen de heer Dudok met zijn plan met behoud van den ouden gevel klaar was, besloot de raad, eerst dit^lan te bespreken. Men meende, dat daardoor aan het plan-Dudok een prae zou worden gegeven. Het is gebleken, dat dit niet het geval geweest is. Er waren twee mogelijkheden, ofwel: het plan zou aller instemming vinden, ofwel het plan zou de richtlijnen aangeven volgens hetwelk verder gehandeld zou moeten worden. Het tweede acht spr. het geval, want zoo heel gunstig is het plan-Dudok niet ontvangen. Wanneer wij het voorstel van B. en W. aan vaarden, is het allerwaarschijnlijkst dat de raad het advies van de voorgestelde com missie zal opvolgen. Wat dit advies zal zijn, moet worden afgewacht. Spr. meent even wel, dat de stemming in den raad zooda nig is, dat velen het plan-Dudok verwerpen en dat de anderen toch niet zoo groote voorstanders ervan zijn, dat zij het zouden willen aanvaarden zonder andere ontwer pen daarnaast te hebben gezien. Vandaar dat spr. het door hem en anderen inge diende voorstel logisch en aannemelijk vindt. Dit voorstel had direct na den brand kunnen zijn ingediend, doch, dat dit niet geschied is, is niet de schuld van spr. De raad stelde zich indertijd in meerderheid op het standpunt, dat de opdracht aan één architect moest worden gegeven. Het ver loop van zaken heeft wel bewezen, dat op dit besluit moet worden teruggekomen. Over 't algemeen meent spr. te kunnen constateeren, dat de burgerij o^pr 't alge meen een raadhuis op de oude plaats wenscht. Vandaar dat spr. ook voorstelt, deze plaats als stadhuisterrein aan te wij zen, zoo noodig uitgebreid tot aan de Koornbrugsteeg. Wanneer B. en W. dit plan in praead vies willen nemen, zou spr. dit zeer wen- sohelijk achten. Uitstel beteekent dit niet, want B. en W. moeten het voorstel toch uitwerken. Spr. herhaalt nog eens, dat de raad zich vastbindt aan het advies van de door B. en W. voorgestelde commissie en dus aan het plan Dudok, zoo het advies van deze commissie gunstig luidt voor het plan- Dudok. De heer Parmentier meent, dat de raadhuis-kwestie in het moeras zit. De heer v. Stralen: Door wie komt dal De heer Parmentier: Dat doet er niet toe. Spr. herinnert eraan, dat de raad kan besluiten een raadhuis te bou wen op welke plaats van de stad dan ook. De S.D.A.P. heeft een voorstel gedaan om het raadhuis op de Lammermarkt te plaat sen. De omgeving acht spr. echter een te groot bezwaar, deels omdat het daar geen stand is, deels doordat de molen en de Jo- denbegraafplaats dan zouden moeten ver dwijnen. Een bezwaar is ook de erfpachtkwestie Amicitia. Afkoop of onteigening is moge lijk maar duurt lang. Ten slotte is voor spr. ook van belang, het gewicht dat de burgerij hecht aan het behoud van den ouden gevel. Spr. verwondert zich er over, dat ver schillende mededeelingen, welke aan de raadsleden vertrouwelijk zijn toegezonden, hun weg hebben gevonden in de socialisti sche pers. De v o o r z. legt uit, dat dit op een ver gissing van den heer Parmentier berust. De heer Parmentier trekt dan zijn woorden in. Spr. begrijpt niet, waarom de socialisten zich beklagen over het negee- ren van hun plan (Lammermarkt) daar het plan in de pers uitvoerig is gepubliceerd. Het voorstel-WilmerHuurmanWil brink heeft spr.'s volledige instemming. In dertijd is ons medegedeeld, dat de heer Dudok niet te vinden zou zijn om mee te doen aan een meervoudige opdracht. Dit had een grooten invloed op het besluit tot het verstrekken van een enkelvoudige opdracht. Ook wethouder Splinter was aanvankelijk voor meervoudige opdracht, doch zwichtte voor den tegenstand van den heer Dudok. De heer Dudok stelde het voor, alsof dat zijn beginsel was, doch thans heeft deze architect blijkbaar zijn tegenstand opgegeven. Het zou dus volko men logisch zijn, thans over te gaan tot meervoudige opdracht. De heer Dudok zou volgens de woot- den van B. en W. indertijd zic-h zoo goed kunnen aanpassen aan de Leidsche sfeer. Doch de heer Dudok zelf was van een ander inzicht en het plan acht spr. in dit opzicht niet zoo gelukkig. In plaats van zich aan te passen aan de omgeving wil de heer Dudok, dat de omgeving zich aan zijn schepping zal aanpassen. Spr. vindt dat al te overmoedig. Nu de heer Dudok zich niet heeft aangepast, ligt het voor de hand, anderen aan te zoeken, om te zien of deze het wel kunnen. De raad is noch juridisch noch moreel gebonden aan het plan-Dudok. Spr. komt dan op den toren. De v o o r z. verzoekt den heer Par mentier niet teveel in details te treden. Gaat u met dien toren niet te ver van huis De heer Parmentier: Neen, ik zit er boven op. Spr. vindt het niet eerlijk, dat de heer Dudok de oude toren weg laat. De oude toren hoort bij den ouden gevel en kan opnieuw opgebouwd worden. Wijlen de gemeente-archivaris mr. v. Overvoorde achtte deze toren onmisbaar in het stadsbeeld. Spr. herinnert er ten slotte aan, dat Den Haag voor zijn stad huis besloten heeft tot meervoudige op dracht en wijst er op, Sat de bevolking zich in meerderheid vrij duidelijk heeft uitgesproken tegen het plan-Dudok. Niet iedereen kan met deskundigheid over de merites van het plan oordeelen, maar het gevoelen van de burgerij zegt toch ook wat. Spr. doet een beroep op het college om het voorstel-Wilmer-Huurman-Wilbrink over te nemen of in praeadvies te nemen. (Het bovenstaande is reeds geplaatst in een gedeelte onzer vorige oplage). Een partij-zaak en een onbeleefdheid. De heer Bosman bevreemdt zich over het voorstel-Wilmer-Huurman-Wilbrink. Deze heeren zijn partijleiders, hebben dus blijkbaar geteekend namens hun partij en spr. betreurt het, dat deze zaak daardoor een partij-zaak is geworden. Verder ziet spr. er een onbeleefdheid in ten opzichte van B. en W. omdat het voorstel de leiding aan B. en W. wil ontnemen. Het lijkt spr. wenschelijk in plaats van voor te stellen, ook anderen uit te noodi gen, maar royaal weg het vroegere raads besluit tot afzonderlijke opdracht aan den heer Dudok in te trekken. Spr. persoonlijk acht de Breestraat niet de geschikte plaats voor een raadhuis. Wanneer men een commissie benoemt of een meervoudige opdracht geeft, moet men de menschen niet dwingen om zich aan een bepaald terrein te binden. Was het debat buiten de orde? De heer v. Eek noemt de geschiedenis van de raadhuiskwestie een lijdensgeschie denis. Het voorstel-Wilmer c.s. beteekent een terugkomen op een eenmaal genomen raadsbesluit. Een dergelijk voorstel had go- daan moeten worden bij het begin van de kwestie. De heer Huurman: Dat is toch ge beurd. Meervoudige opdracht is toen reeds bepleit. De heer v. Eek: Ja, maar niet door de zelfde menschen. Bovendien is dit voorstel (als zijnde een voorstel tot intrekking van een vroeger raadsbesluit) tegen het regle ment van orde. Het had op de agenda ver meld moeten zijn. De „stomme Katuizer". De heer Schüller zal nog even zwij gen, in verband met deze kwestie. Het zou anders kunnen zijn, dat hij ook buiten de orde was. De voorz.: Dus u neemt het woord om te zwijgen. Bij meervoudige opdracht waren wij nu al aan 't bou wen. De heer Huurman vindt de opmerkin gen van den heer Bosman vrij wonderlijk. Geen enkel politiek tintje zit er aan het voorstel Wilmer c.s. Het is toch heel na tuurlijk, dat verschillende raadsfracties met elkaar overleg plegen. Ook begrijpt spr. niet, dat het voorstel een onbeleefdheid tegen B. en W. zou inhouden. Z.i. heeft de critiek op het plan-Dudok B. en W. niet in de gewenschte richting gedreven; het is dan ook geheel geoorloofd aan B. en W. een ander voorstel te doen. Spr. herinnert er aan, dat de voorz. gezegd heeft, dat de heer Dudok bouwen kan volgens ieders wensch. Dat is niet geheel juist gebleken; ook B. en W. zijn niet unaniem enthousiast over het plan-Dudok. De voorz.: Het college heeft z'n mee ning nog niet kenbaar gemaakt. De heer Huurman: Ja, maar ik hoor wel eens wat zeggen en ik hoor wel eens wat liegen, maar die is toch wel waar: B. en W. willen nu een commissie van advio3, doch de uitgenoodigde heeren zijn méeren- deels voorstanders van den Dudok-bouw. Spr. verdedigt de ingediende motie. Nog maals, dat is geen onbeleefdheid, want de leiding is bij B. en W. in goede handen. Stemmen: Zoo, zoo? De heer Huurman: Ja, behalve in deze kwestie, die veel te lang duurt. Bij meervoudige opdracht had het heel wat korter geduurd en waren wij misschien thans reeds aan het bouwen. Een bekeerling. De heer Wilbrink wil zijn houding ui deze kwestie verklaren. Indertijd heeft spr. gestemd voor enkelvoudige opdracht, daar hij iets gevoelde voor de argumenten. Voor eerst zou bij meervoudige opdracht een kunstenaar als de heer Dudok zich terug trekken. Bovendien werd uitdrukkelijk naar voren gebracht, dat de raad in geen enkel opzicht aan het plan gebonden zou zijn. De heer Dudok zou zioh verder geheel aanpas sen aan het karakter van Leiden. Thans blijkt, dat het plan-Dudok niet de algemeene bevrediging heeft gewekt. Het plan houdt absoluut geen rekening met de omgeving. Van alle voorspiegelingen is dus weinig terecht gekomen en dat geeft voor spr. alle aanleiding om zich niet langer voorstander te betoonen van een enkelvou dige opdracht. Ook spr. ontkent, dat het voorstel-Wil mer c.s. een onbeleefdheid zou inhouden tegenover B. en W. B. en W. zullen niet kunnen beweren, dat zij hun uitlatingen van twee jaar terug nog voor hun rekening nemen. Het belang van Leiden gaat vóór het behoud van den kup stenaars na am van den heer Dudok. B. en W. willen een des kundigen-commissie, doch, wanneer deze een advies uitbrengt, zijn wij er nog lang niet. Niet alleen de deskundigheid beslist, ook de burgerij moet het stadhuis, althans in meerderheid, mooi vinden. In het plan- Dudok komt niet tot uitdrukking dat het een stadhuis is, waarop de burgerij trotsch is. Het kon evengoed een warenhuis zijn of een kantoorgebouw. Een voorstel van orde. De voorz. wijst er op, dat niet alleen het plan-Dudok aan de orde is, maar ook de plaats waar het raadhuis moet komen, althans niet moet komen. De heer v. E c k wil een voorstel indie nen, om dit gedeelte van punt 11 aan te houden, totdat praeadvies is uitgebracht op het voorstel-Wilmer c.a. De voorz.: Maar er is nog geen belofte tot praeadvies. De heer v. E c k wil dan een voorstel van orde indienen. De heer Wilmer ondersteunt het denk beeld van den heer v. Eek, dat B. en W. prae-advies zullen uitbrengen op het door hem en andere leden ingediende voorstel. Wethouder Splinter meent, dat do geheele kwestie draait om de critiek, welke uitgebracht is op het plan-Dudok. B. en W. hebben zich een onpartijdige commissie ge dacht, om hen voor te lichten omtrent de waarde van deze critiek. De heer Huurman heeft de onpartijdigheid dezer heeren in twijfel getrokken, doch daaraan gelooft spr. niet. Deze spreker twijfelde ook aan de eenstemmigheid van B. en W., doch spr. kan verzekeren, dat het geheele college con amore het voorstel steunt om gelden toe te staan voor de inwinning van een deskundig advies. 1 Pas na dat advies kunnen B. en W. met een praeadvies komen inzake het plan- j Dudok. Spr. was indertijd voorstander van en- I kelvoudige opdracht, doch heeft zich uit- i drukkelijk de vrijheid voorbehouden om de opdracht later bij teleurstelling aan een ander te geven. Wanneer B. en W. het advies van de com- missie hebben ingewonnen, staan zij nog I geheel vrij in hun praeadvies en na het I praeadvies is de raad ook geheel vrij. De heer Donders: In theorie. Wethouder Splinter: Neen, geen theorie. Spr. dringt er op aan, dat de raad het praeadvies van B. en W. zal afwachten. Dat is tenminste een goede manier van af werken. Pas daarna kan praeadvies worden uitgebracht over het voorstel-Wilmer c.s. Thans is het praematuur. Laten de heeren Wilmer, Huurman en Wilbrink het voorstel voorloopig intrekken, anders zullen B. en W. voorstellen het aan te houden totdat j praeadvies is uitgebracht over het plan- Dudok. Waarover spreken we eigenlijk. De voorz. merkt op, dat de discussie zioh tot nu toe voornamelijk beperkt heeft tot het voorstel-Wilmer c.s. De heer v. Eek heeft daarop een voorstel ingediend om een gedeelte van het voorstel van B. en W. aan te houden totdat praeadvies is uitge bracht over het voorstel-Wilmer. Maar B. en W. willen daarover nu geen praeadvies uitbrengen. B. en W. willen eerst deskundigen-advies inwinnen alvorens praeadvies te geven op het plan-Dudok. Het college van B. en W. heeft nog geen meening over het plan- Dudok. De raad kan thans nog niet spreken over de merites van het plan-Dudok, omdat hij mist een weloverwogen praeadvies. Het voorstel-Wilmer c.s. is dan ook praematuur. Zoodra praeadvies is gegeven op het plan- Dudok, kan de raad dit voorstel weer doen; als B. en W. althans zelf niet met dit voorstel komen. De heer Groene veld meent, dat de heeren Wilmer c.s. buitengewoon welwil lend behandeld worden. Hun voorstel is to gen het reglement van orde en toch belet de voorz. de behandeling van dit voorstel niet. Spr. ziet geen andere mogelijkheid, dan dat het reglement wordt nageleefd. De voorz. herinnert er aan, dat hij wel eens meer zoo welwillend is, en ook aan de socialisten indertijd de bespreking heeft toegestaan over een zaak, welke niet aan de orde was (een adres n.l. inzake bestrij ding der werkloosheid). Waarvoor dient een deskundig advies? De heer Wilbrink wijst erop, dat het wel eigenaardig is, dat B. en W. thans een commissie willen benoemen, terwijl zij het indertijd een groot voordeel van enkelvou dige opdracht achtten, dat zoo'n commissie van beoordeeling niet noodig was. Wat is de reden, dat B. en W. niet zelfstandig een oordeel kunnen vormen? Het plan-Dudok is tooh lang genoeg geleden ingediend. Is het soms gebrek aan homogeniteit? Als er wel homogeniteit is, waarom is dan een deskundigen-advies noodig. Spr. wenscht de gevraagde 3000 niet te voteeren, al vorens hem dit duidelijk wordt. De zaak is z.i. zeer eenvoudig. De architect is zelf ca pable genoeg om de merites van zijn plan aan B. en W. uit te leggen. Geen andere architect kan dat beter. Doch, wanneer die commissie ei* toch moet komen, laat zij dan meteen haar licht laten schijnen over de andere plannen bij meervoudige opdracht. Spr. acht de argumentatie van B. en W. veel te zwak. Het punt weer aanhouden? De heer Wilmer keert zich tegen de opmerking van den heer Bosman, dat van deze kwestie een partij-zaak is gemaakt. Een partij-bespreking maakt een kwestie niet tot een partij-zaak. Er is ook geen spra ke van de leiding uit handen te nemen, in tegendeel B. en W. hebben in het kader van dit voorstel alle gelegenheid om de leiding in handen te houden. Omtrent het voorstel van orde.... De voorzitter interrumpeert, dat hij verzuimd heeft mede te deelen, dat thans een gewijzigd voorstel is ingediend door den heer v. Eek c.s., om het voorstelWilmer c.s. om praedavies te zenden en het onder havige punt aan te houden. De heer Wilmer vindt zijn voorstel niet praematuur. Integendeel, als het thans niet wordt ingediend, is het te iaat. De voorgestelde deskundigen-commissie kan n.l. moeilijk het plan-Dudok afkeuren, want zij vergelijkt niet, en dan moet zij het plan al heel verwerpelijk vinden op interne gron den. Wanneer de commissie echter het plan aanbeveelt, dan zit de raad practisch aan het plan vast. Wie dus wil, dat ook ande ren een kans moeten hebben, moet thans meegaan met spr.'s voorstel, althans mee gaan met het voorstel om het in prae advies te geven. Omdat het voorstel- v. Eek een dubbel voorstel is, dient spr. een voorstel in, het voorstel-v. Eek te split sen, (n.l. praeadvies en aanhouding van de geheele bespreking). Wethouder Splinter bespreekt dan het voorstel van B. en W. voor wat betreft de aanwijzing van de Lammermarkt als bouwplaats. Een van de redenen, welke pleiten tegen deze plaats, is de erfpacht-kwestie van Amicitia. Deze kwestie is urgent, omda4 Amicitia wil gaan bouwen. Spr. kan du^ niet meegaan met het laatste gedeelte van het voorstel-v. Eek om dit punt. in z'n ge heel aan te houden. De voorz. wijst er nog eens op, dat de kwestie niet onbelangrijk vertraagd zal worden door een eventueel praeadvies op het voorstel-Wilmer c.s. Een dergelijke ver traging kan de erfpachtskwestie van Ami citia niet lijden. De heer Groeneveld komt nog eens terug op de opmerking van den voorz., dat deze ook welwillend tegenover de S. D. A. P. is geweest. Tusschen deze zaak en een vroegere, hiermede vergeleken kwestie is geen vergelijking. De heer v. E c k is van meening, dat een besluit, om terug te keeren op een eenmaal genomen besluit, te belangrijk is om rauwe lijks te nemen, zonder praeadvies. Vandaar spr.'s voorstel. Maar daar het voorstel- Wilmer c.s. een totaal andere richting uit stuurt, is het noodig om de behandeling der zaak inhaar geheel aan te houden. Do kwestie van Amicitia maak op spr. weinig indruk. Is werkelijk een particulier belang in het spel, dan moet dit maar wijken voor he-t algemeen belang. Of is het een truc om het socialistisch plan arglistig weg te werken? De genade-slag. De heer Wilmer verklaart, dat hij na oyerleg met andere raadsleden om het overwegend belang, dat de gemeente heeft bij het inwinnen van praeadvies op het ge dane voorstel met verschillende andere raadsleden zal stemmen vóór het geheele voorstel-v. Eek (du9 ongesplitst). De voorz. deelt mede, dat het college dit voorstel ontraadt. De heer Schüller spreekt er zijn ont stemming over uit, da-t het college met zoo weinig argumenten komt. Waarom toont het college niet met feiten aan, waarom „Amicitia" recht heeft op een bouwvergun ning. De heer Bosman is het met den heer

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1931 | | pagina 5