c3 te* DE LEIDSCHE COURANT GEESTESVERSCHIJNINGEN. door W. W. JACOBS. Iedereen is bijgeloovig, zei de nacht waker, terwijl hij uiting gaf aan een serio aanmoedigende liefkoozingen aan een zwarte kat met één oog, die zoo juist een van zijn broekspijpen als servet gebruikt had. Als deze kat het avondeten van andere menschen had weggehaald, dan zouden ze zich aangesteld hebben als gek ken, en gedurende de rest van hun leven er onder geleden hebben. Hij krabde de kat achter haar oor en zijn gelaat verduisterde. Zooals ik zei, ieder een is bijgeloovig, en zij die het niet zijn. moesten maar eens een tijd nachtwaker worden, dat zou hun wel genezen. Ik heb eens een man gekend, die een zwarte kat doodmaakte, en de rest van zijn leven kon hij 'm niet om hebben of hij zag er den geest van. Dat knauwde zijn leven. Hij krabde het ander oor van de kat. Ik liet het toch maar een oogenblik hier liggen, toen ik even naar de Bull s Head ging, zei hij en stopte langzaam zijn pijp, en ik dacht "nog wel, dat ze er niet bij zou kunnen. Andere menschen Zijn vingers pakten rond den nek van de kat, toen stond hij met een zucht op en wandelde langs de haven op en neer. Bijgeloovigheid is goed en geschikt voor menschen, die het niet zijn, zei hij terwijl hij weer ging zitten, maar, je kunt ook te ver gaan tegenover menschen, die geen goede hersens hebben, en als u niet al te veel haast hebt, dan kan ik u een verhaal vertellen yan een vrind van me, Bill Burtenshan, dat mijn woorden zal be wijzen. Zijn moeder was bijgeloovig voor hij geboren was, en kon altijd «eten, wan neer er een vriendin van haar zou sterven, omdat ze dan drie tikken op den muur hoorde. De eenige vergissing, die ze beging was in een nacht, toen ze niet minder dan zeven vriendinnen verloren had en ze ont dekte, dat de buurman om drie uur des nacht schilderijen aan het ophangen was. Zij ontdekte dit, doordat hij op zijn duim sloeg. Toen Bill volwassen was, ging hij eerst enkele jaren naar zee, en dat maakte hem nog bijgelooviger dan hij ooit geweest was. Hij en zijn vrind Silas Winch maakten sa men verschillende reizen en gewoonlijk praatten ze over zulke dingen, dat som mige kerels bang waren om 's nacht alleen aan dek te blijven. Silas was een vervelen de kerel met een lang gezicht, en bekeek de dingen altijd van den donkeren kant, en schudde er dan zijn hoofd over. Hij dacht nergens anders aan dan aan het zien van geesten en de arme oude Ben Huggins heeft eens een week op den vloer gesla pen, omdat Silas in zijn kooi een geest zag met doorgesneden hals. Hij gaf Silas een halven dollar om met hem van kooi te verwisselen. Toen Bill Burtenshan de zee verliet en ging trouwen, verloor hij Silas heelemaal ■uit het oog, en het eenige wat hem nog aan den ander herinnerde, was een sr: «r papier, dat zij beiden met hun bloed onw.- teekend hadden, en waarin zij beloofden, dat degene, die het eerst zou "torven, aan den ander zou verschijnen. Bin was hier eens een avond aan begonnen, toen hij niet meer wist wat hij deed. en jaren daarna kreeg hij nog koude rillingen, als hij er aan dacht, dat Silas het eerst zou sterven. En de gedachte, dat hij het eerst zou sterven, maakte hem nog kouder. Bill was een heel goeie man als hij nuch ter was, maar omdat hij twee pond per week verdiende, en alleen een vrouw te onderhouden had, was er niets natuurlij ker, dan dat hij dronk. Mrs. Burtenshan probeerde op alle mogelijke manieren om hem van den drank af te krijgen, maar niet-s hielp. Bill dacht er ook over na, om dat hij wist wat de drank hem voor kwaad deed en zijn geliefdkoosd plan was, dat zijn vrouw een emmer koud water over hem uit zou gieten, iederen keer als hij dronken thuis kwam. Een keer heeft ze dat gedaan, maar omdat ze toen de rest van den nacht door moest brengen in het kolenhok, heeft ze het nooit meer geprobeerd. Bill werd erger, toen hij ouder werd, en hij nam zelfs het huisraad mee om het te verkoopen, teneinde zijn kroegschulden te betalen. En toen verweet hij aan zijn vrouw, dat hij wel gedwongen was om naar de kroeg te gaan, omdat zijn huis zoo onge zellig was. Juist toen alles op zijn ergst was, kwam Silas Winch, die toevallig aan land was en van een kameraad Bill's adres gekregen had, hem eens opzoeken. Het was Zater dagmiddag toen hij kwam, en natuurlijk was Bill uit, maar zijn vrouw liet hem bin nenkomen en na een anderen stoel uit de keuken gehaald te hebben, noodigde zij hem uit te gaan zitten. Eerst was Silas erg verlegen, maar toen hij de kamer eens rondgekeken had en gezien had, hoe kaal ze was, hoestte hij even en zei: Ik dacht dat Bill nogal wat verdiende. Dat is ook zoo, zei Mrs. Burtenshan. Silas Winch hoestte weer. Dan heeft hij zeker graag leege ka mers om op en neer te kunnen loopen? vroeg hij, terwijl hij rond keek. Mrs. Burtenshan knipperde met haar oogen en toen, omdat ze wist, dat Silas een oude vriend van Bill was, trok ze haar stoel wat dichter naar hem toe en vertelde h/?m hoe het er mee stond. Er zou geen betere man zijn, zei zij, als hij maar niet zoo dronk. Hij zou me alles geven, als hij maar wat had. Silas gelaat? werd langer dan ooit. Het feit is, zei hij, dat ik platzak ben, en aan kwam in de hoop, dat Bill me wat zou kunnen leenen, totdat ik weer wat zou heb ben. Mrs. Burtenshan schudde har hoofd. Wel, ik denk, dat ik wel zal kunnen wachten tot bij thuis komt, zei Silas. Ik en hij waren goede vrinden en ik heb hem dikwijls geholpen. Hoe laat zou hij thuis komen In ieder geval na twaalf uur. zei Mrs. Burtenshan, maar je kunt dan beter niet hier zijn. Zie je, als hij zoo is, dan zou hij je voor je geest kunnen aanzien, die de be lofte komt volbrengen, en zich dood kun nen schrikken. Hij praat er dikwijls over.. Silas Winch krabde aan zijn hoofd en keek nadenkend voor zich uit. Waarom zou hij me niet voor mijn geest aanzien? zei hij, de schok zou hem goed kunnen doen. En, zooals u zegt, waarom zou ik me niet voordoen als mijn geest en hem waarschuwen voor den drank? Mrs. Burtenshan was zoo opgewonden door dat idee, dat ze er niet meer van kon praten, maar, nadat ze verschillende kee- ren gezegd had, dat ze dat voor geen geld van de wereld wilde hebben, spraken zij en Silas af, dat hij omstreeks drie uur in den nacht zou komen om Bill een plechtige waarschuwing te geven. Zij gaf hem haar sleutel, en Silas zei, dat hij binnen zou komen met zijn haren en zijn pet heele maal nat, en dat hij zou zeggen, dat hij verdronken was. Het is erg vriendelijk van je al deze moeite voor niets te doen, zei Mrs. Bur tenshan, toen hij opstond om te gaan. Dat geeft niks, zei Silas. Het is niet de eerste keer, en ik denk, dat het ook wel niet de laatste zal zijn, dat ik er al mijn krachten aan geef om een mede- mensch te helpen. We moeten voor elkaar doen wat we kunnen. Denk er om, zei Mrs. Burtenshan be vend, als hij iets ontdekt, dan weet ik er niets van. Misschien zou het goed zijn om het echter te maken, dat ik net doe of ik niks zie. Misschien zou dat het beste zijn, zei Silas aan de voordeur. Het eenige, wat ik je vraag is^dat je de pook verbergt, en de andere dingen, die voor het grijpen liggen, En smeer het slot wat, anders maakt de sleutel te veel geluid. Mrs. Burtenshan sloot de deur achter hem en ging er toen kalm over na zitten denken. Het eenige, wat haar geruststelde, was dat Bill dronken zou zijn, en dus alles op het gebied van geesten zou gelooven. Het was na twaalf, toen twee kerels Bill thuisbrachten, en nadt hij aangeboden had om hen alles zes stuk voor stuk af te ran selen, begon hij tegen den muur te bok sen, omdat die hem in den weg stond, en klau:erde de trap op naar bed. In min der dan tien minuten was hij vast in slaap en de arme Mrs. Burtenshan viel ook in slaap, ofschoon ze haar best deed om wak- ker te blijven. Plotseling werd ze wakker door een ge luid, dat het merg in haar beenderen deed bevriezen, het meest vreeselijke gegrom, dat ze ooit in haar leven had gehoord en toen ze haar hoofd oplichte, zag ze Silas Winch aan het voeteneinde van het bed staan. Hij had zijn gezicht en zijn handen vol gesmeerd met wat ze noemen lichtende verf, zijn pet stond achter op zijn hoofd en natte haarlokken hinger over zijn oogen Een oogenblik stond Mrs. Burtenhan's hart stil, en toen gromde Silas weer op een manier, die haar heelemaal buiten zichzelf bracht. Het was een gegrom, dat nergens vandaan scheen te komen en het ging over in een geluid, dat de kamer deed trillen en de lampetkan deed schudden. Alles in de kamer werd er door getroffen, behalve Bill, die doorsliep als een kind. Silas gromde nog tweemaal en leunde toen over het voeteninde van het bed, als kon hij zijn oogen niet gelooven. Probeer het eens met huilen, zei Mrs. Burtenshan. Silas huilde vijfmaal en toen maakte hij zoo'n geluid, dat een doode zou hebben moeten wakker maken, maar Bill werd er niet wakker van. Nu weer wat dieper, zei Mrs. Bur tenshan fluisterend. Silas likte zijn lippen, hij vergat dat er verf aanzat, en probeerde weer de diepere geluiden. Xu door elkaar, zei Mrs. Burtenshan. Silas keek haar aan. Denk je soms dat ik een misthoorn ben? vroeg hij. Even was hij stil, en toen vond hij een geluid uil, dat geen levend wezen niet kon hooren. Zelfs Bill hoorde het. Hij bewoog in zijn slaap, en nadat Silas nog tweemaal dat geluid gemaakt had, draaide hij zich om en zei tegen zijn vrouw: Hoor je dat, laat het ophouden. Laat er meteen mee ophouden. Mrs. Burtenshan deed net of ze sliep, en Bill was net van plan weer te gaan slapen, toen Silas opnieuw gromde. Het was maar zacht dilmaal, maar Bill vloog overeind, alsof hij door een kogel getroffen was, en hij had Silas nog niet gezien of hij gilde vreeselijk, en rolde zich in al de dekens, die hij bij elkaar kon krijgen. Bill zei Silas Winch met een vreese lijke stem. Bill bromde iets en probeerde een gat in het bed te maken. Bill, zei Silas weer, waarom antwoord je me niet. Ik ben heelemaal van den bo dem van den Grooten Oceaan afgekomen om je op te zoeken, en nu behandel je me zoo. Heb je dan niets te zeggen Goeden dag, zei Bill met een stem, die door de dekens gesmoord werd. Silas Winch gromde weer, en Bill, dien de schok heelemaal nuchter had gemaakt, lag te beven. Op het moment, dat ik stierf, zei Si las, dacht ik aan mijn belofte „Bill ver wacht me", zei ik en in plaats van te blij ven op mijn gemakkelijk plekje op den bo dem van de zee, bevrijdde ik me van het lichaam van den kajuitsjongen, die zich aan mijn been vasthield, en nou ben ik hier. Dat was ergattentvan je Silas, zei Bill, maar zoo.... was je.... al tijd. Voor Silas kon antwoorden, dacht Mrs. Burtenshan dat haar tijd gekomen was om te spreken. Lieven hemel, Bill, zei ze, waarover heb je het toch Ben je aan het droonien Aan het droomen? zei arme Bill. Ik wou dat het waar was. Kun je hem dan niet zien.? Wie zien? Wat zien? De geest zei Bill met fluisterende stem, de geest van mijn dierbaren, vrien delijken ouden kameraad, Silas Winch. De beste en nobelste vriend dien iemand ooit gehad heeft. De zachtaardigste.... Onzin, zei Mrs. Burtenshan. Je bent aan het droomen. En ^vat dien zachtaar- digen vriend aangaat, ik heb je wel eens hooren zeggen Sst! zei Bill. Dat deed ik nietDat is niet waarDaar heb ik nooit aan gedacht. Je gaat nu net liggen, zei zijn vrouw, als een kind, dat bang is in het donker. Er is niks in de kamer. Ik vraag me af, wat, je den volgenden keer zult zien Den vori- gen keer was het een roode rat. Dit is vijftien millioen keer zoo erg, als een roode rat, zei Bill. Ik wou maar, dat het een roode rat was. Ik zeg je toch, dat er niets is, zei zijn vrouw, kijk maar Bill stak zijn hoofd bovèn de dekens uit en keek, schreeuwde toen weer vreeselijk, en dook weer onder de dekens. O ja, knap het dan zelf maar op, zei zijn vrouw. Als je er pleizier in hebt om te denken, dat daar een geest is, en om er mee te praten, doe het dan, en het beste er mee. Zij draaide zich om en deed weer net of ze ging slapen, en na een minuut of twee sprak Silas weer met dezelfde holle stem. - Bill, zei hij. Ja, zei Bill grommend. Zij kan me niet zien, en zij kan me niet hooren, zei Silas, maar toch ben ik hier. Kijk. Ik heb gekeken, zei Bill met zijn hoofd nog onder de dekens. We zijn altijd kameraden geweest, Bill, jij en ik, zei Silas. We hebben samen heel wat reizen gemaakt, maat, en nou lig ik op den bodem van den Grooten Oceaan, en jij ligt goed en gelukkig in je warm bed. Ik ben je komen Opzoeken, zooals ik be loofd had, en daarbij, sinds ik verdronken ben, zijn miin oogen geopend. Bill, je drinkt je zelf dood. Ikikik wist het niet, zei Bill, die heelemaal beefde. Ik zal ermee op houden, en ik dank..:, jevoor de waarschuwing. Goeden dag. Je moet er heelemaal mee ophouden, zei Silas Winch met een dreigende stem. Je moogt geen druppel bier, wijn of alcohol meer aanraken, zoolang als je leeft. Hoor je me? Ookook niet als medicijn? vroeg Bill en hij hield de déken wat omhoog om duidelijker té kunrtèn Spreken. In geen enkel geval, zei Silas, zelfs niet bij den Kerstpudding. Steek je rechter arm boven je hoofd' eh' beloof bij den geest van Silas Winch, die op den bodem van den Oceaan ligt, dat je geen druppel meer zult aanraken. Bill Burtenshan stak zijn arm omhoog, en beloofde het. Toen trok hij zijn arm weer bij zich, en vroeg zich af wat er nu zou ge beuren. Als je je belofte breekt, al is het met nog zoo weinig, ze Silas, dan zul je me weer zien, den tweeden keer, dat je me ziet, zul je sterven.-Niemand kan mij twee maal zien en blijven leven. Het koude zweet brak Bill uit. Je hebt toch wel een goed geheugen, niet waar Silas? Je zult er toch aan denken, dat je me al een keer gezien hebt? En daar is nog iets, voor ik ga, zei Silas. Ik heb een weduwe achtergelaten en als niemand haar helpt, zal ze omkomen. Arme vrouw, zei Bill. Arme vrouw. Als jij vóór mij gestorven was, zei Silas, dan zou ik voor je goede vrouw wie ik nu een vasten slaap heb gegeven, ge- zogd hebben, zoolang als ze zou leven. Bill zei niets. Ik zóu haar vijftien shilling per week hebben gegeven, zei Silas. Hoeveel? vroeg Bill, terwijl hij bijna zijn hoofd boven de dekens hield, terwijl zijn vrouw bijna waker werd van verbazing en woede. Vijftien shilling, zei Silas met zijn meest dreigende stem, dat hou je gemakke lijk over, als je niet meer drinkt. Ik.... zal er eens naar toe gaan, zei Biil. Ik verbied je naar die plaats te gaan, zei Silas. Stuur het. iedere week maar met de post: Shapstreet 15. Steek je arm om hoog en beloof het. Bill deed het en :ioen lag hij. te beven, omdat Silas nog driemaal vreeselijk grom de. Vaarwel. Bill,-zei hij, vaarwel. Ik ga terug naar mijn bed op den bodem van de zee. Zoolang als jij je twee beloften vol brengt, zal ik daar blijven. Als je een er van breekt of mijn vrouw gaat bezoeken, dan zal ik weer verschijnen. Vaarwel, vaar wel, vaarwel. Bill zei: Goeden dag, en na een lan ge stilte, durfde hij boven de dekens uit kijken en ontdekte dat de geest weg was. Hij lag nog een paar- uur wakker en her haalde wat tot hem was gezegd om het niet te vergeten, en juist toen het tijd was •,m op te staan, viel hij in slaap. Zijn vrouw lag er over na te denken hoe alles gegaan was en vroeg zich af, hoe ze het zou kunnen ver anderen. Bill vertelde haar 's morgens alles, en hij ging met tranen in zijn oogen naar bene den en goot een vaatje bier boven den gootsteen leeg. De eerste twee of drie da gen liep hij rond met een dorst waar hij ponden voor over zon hebben gehad om hem te lesschen, maar na een tijdje werd dit beter, en toen zooals alle geheelonthou ders, begon hij den drank te verachten en noemde het vergif. Het eerste ding, dat hij deed, toen hij Vrijdags geld beurde; was een postwissel te zenden naar Shapstreet, en Mrs. Bur- tenshans huilde van hoedde, en zei, dat hec kwam, omdat zij hoofdpijn had. Een maand lang kreeg ze iederen Vrijdag hoofdpijn, en Bill die zich sterker en gezonder voel de dan ooit, had werkelijk medelijden met haar. Toen Bill zes postwissels verstuurd had was ze mager geworden van verdriet over de manier, waarop Silas Winch haar geld verkwiste. Maar ze durfde het niet aan Bill te zeggen om twee redenenEerstens omdat ze Bill niet weer aan den drank wou hebben, en tweedens, uit vrees voor wat hij haar zou doen, als hij er achter kwam, hoe ze hem te pakken hadden genomen. Zij lag er eens een nacht over te denken, terwijl Bill kalm naast haar sliep, toen ze plotseling een idee kreeg. Hoe meer ze er over nacht, hoe beter het haar voor kwam maar ze lag nog lang wakker voor ze iets anders durfde doen dan denken. Drie of viermaal keerde zij zich om en keek naar Bill en luisterde naar zijn ademhaling en toen begon zij, bevend van opwinding met haar spelletje. Hij heeft het gestuurd, zei ze met een doordringenden kreet, hij heeft het ge stuurd. W.. w.. wat is er? zei Bill, die wak ker begon te worden. Mrs. Burtenshan nam niet de minste notitie van hem. Hij heeft het gestuurd, gilde ze weer. Iederen Vrijdag. Och Zorg toch, dat hij u niet ziet. Bill, die juist op het punt stond, te vra gen of zij gek geworden was, gaf een angsligen gil. en verdween ineens naar het midden van het bed. Er moet een vergissing zijn, zei Mrs. Burtenshan, met een stem, die door zes dozijn dekens gehoord kon worden. De post moet het verloren hebben. Enkele seconden was zij stil, en zei toen: In orde, ik zal het zelf brengen, iedere week. Neen, Bill zal niet komen, dat beloof ik voor hem. Ga nu weg. Ieder moment kan hij kijken. Ze begon te jammeren en te huilen, en Bill begon er over te denken, wat goede vrouw zij was, toen hij haar armen voelde op de plaats waar zijn hoofd was, en zij hem naar beneden hield. Dank u, Mr. Winch, zei ze erg luid, dank u. Vaarwel. Ze begon was rustiger te worden hoewel ze nog huilde, zooals vrouwen dat kunnen doen, als ze net doen, of ze willen ophou den met huilen, maar het niet kunnen. Toen werd ze langzaamaan rustig en een gesmoorde stem, die kwam van het voet einde van het bed vroeg: Is hij weg? O, Bill, zei zij, maar snikkend, ik heb den geest gezien. Ts hij weg? vroeg Bill weer. Ja, zei zijn vrouw. O, Bill, hij stond aan het voeteneind van het bed. en keek naar mij, zijn gezicht en handen waren hee lemaal wit. Bill kwam langzaam naar boven, maar zijn oogen had hij nog gesloten. Zijn vrouw kreeg deze week het geld niet, zei Mrs. Burtenshan, maar omdat hij dacht, dat er een vergissing in het spel kon zijn, verscheen hij aan mij in plaats van een jou. Ik heb op me genomen, het geld zelf te brengen. Ja, dat heb ik gehoord, zei Bill, en denk er om, als je het verliest, of het wordt je afgenomen, laat het mij dan meteen weten. Hoor je Meteen. Ja, Bill, zei zijn vrouw. Zij lagen eenigen tijd stil, ofschoon Mrs. Burtenshan nog beefde en sidderde, en toen zei Bill: Als iemand je nu weer eens vertelt, dat hij een geest gezien heeft, zul je hem mis schien gelooven. Mrs. Burtenshan trok de punt van de deken uit haar mond, dien zij er in gesto ken had, toen hij begon te praten. Ja, Bill, zei zij. Bill Burtenshan gaf haar den volgenden morgen vijftien shilling en voortaan iederen Vrijdagavond; en daarom is het, dat, ter wij andere vrouwen tevreden moeten zijn met het kijken naar nieuve kleuren en nieuwe hoeden in de winkelruiten, Mrs. Burtenshan in staat is om ze te dragen. Een „natte" Oase in den Atlantischen Oceaan. In den laatsten tijd heeft menweinig of niets meer gehoord over de kunstmatige Oceaan-eilanden, die bij het toekomstig luchtverkeer over den Atlantischen Oceaan als basis zou kunnen dienen. Zooals men zich herinnert heeft de Amerikaansche in genieur Armstrong ten aanzien van deze eilanden grootsche plannen uitgewerkt; van de uitvoering of verwezenlijking heeft men tot nu toe echter nog niets gehoord. Blijk baar ziet men nog geen mogelijkheid zoo'n aanleg rendabel te maken. Anders is het echter gesteld met een van die kunstmatige Oceaaneilanden, welke Armstrong binnen kort voor het reizigersverkeer zal in ge bruik nemen. Doch hier gaat het om een landingsplaats, wel niet precies voor Oce aanvliegers, maar voor Amerikaansche bur gers, die in het bezit der noodige middelen zijn en de „droogheid" van hun land wen- schen te ontvluchten. Op behoorlijken afstand van New York zal eerstdaags het door Armstrong gecon strueerde oceaan-eiland .,Sea drome" ver ankerd worden. Er zal een gebouw verrij zen en de voornaamste attractie bestaat uit een bar, waar de Amerikanen hun alco holische genotzucht kunnen bevredigen. De contracten voor den bouw en finan ciering zijn reeds afgesloten en ondertee kend. Het drijvende Oceaan-ei land zal zijn bestemming vinden in de Da'aware-baai. De bezoekers worden door vliegmachines voor den prijs van 25 dollar vice-versa ge haald en gebracht. De grootste landkaart der wereld. In de bureaux van de overzeesehe afdee- ling in het Ministerie van Handel te Lon den is de grootte re'ief-landkaart, waarop men bergen, woestijnen, rivieren en andere geographische bijzonderheden nagenoeg in extenso kan zien, dezer dagen voltooid. Zij is 14 M. lang en 7 M. breed, zoodat men om wille der overzichtelijkheid ze uit 20 af zonderlijke deeten moest samenstellen. Om met deze landkaart zoo dicht mogelijk de werkelijkheid te benaderen heeft men ter illusteMie 10S kleine modelschepen en 350 elc be gloeilampen gebruikt. DE KLUIZENAAR UIT DE ZUIDZEE. Jack London's model. De gehoor- tegrond roeptAfschuwelijke wraak van een kapitein. Een der hoofdfiguren uit de werken van Jack Londen, die thans een wereldberoemd heid genieten b.v.: „Avonturen", „Jerrij", „Michael" en andere Zuidzeeboeken, is een man, die momenteel nog in leven is en die al de wederwaardigheden, welke Jack Lon don hem zij het dan ook onder een an deren naam vertellen laat, zelf beleefd heeft. Bedoelde man heet C. W. Oeberg en woont in een hut in het district Stora- Skedoi in Dala.we (Zweden). Hij is thans 65 jaar en zijn jeugd, die zoo rijik was aan avonturen ligt dus ver achter hem. De hut, waarin hij tegenwoordig woont, heeft hij lang geleden, toen hij nog een jonge man was, zelf getimmerd. De lust naar avontu ren dreef hem echter wort. onweerstaan baartot hij tenslotte weer terugkeerde „omdat Dalawe het eenigst bewoonbare land is, wanneer de herfst nadert", zooals hij zelf zegt. Hij vond zijn zelfgebouwde hut in goeden staat terug, zij had op hem ge wacht en nam den avonturier weer op. Thans bevat deze hut de rijkste ethnogra- phisdhe collectie uit Zuidzee, waar Zweden op bogen kan. Mettertijd zal 't aantal bezoe kers voortdurend toenemen, maar de oude man vertelt gaarne en hij heeft, zóóveel be leefd, dat hij nooit in herhalingen valt, al is hij nog zoo lang aan het woord. Zijn kamer is ingericht als kajuit, alleen op deze manier kan de oude zeerob zich aan land thuis voelen. Reeds op jeugdigen leeftijd begonnen zijn veterhand e avonturen. Bij het begin der zestiger jaren van de vorige eeuw leed hij schipbreuk met het stoomschip „Baggan", daarna een twedee maal met een Duitsche bark, die bij Tistharna strandde. In de Noordzee werd hij in een stormigen won dernacht door een orkaan over boord ge slingerd, maar kon gelukkig nog gered worden. Een andere keer stortte hij ter hoogte van 9 M. van een ra af, waarbij hij niets dan zijn pijp brak. Gezond en wel keerde hij terug van lange tochten op stoo- mers waar pest en hongersnood heerschten. Zijn derde schipbreuk wierp hem op de kusten van Queensland. In de nabijheid van het rif, dat zoo noodlottig voor het schip geworden was, lag een heerlijk, para dijsachtig eilandje met machtige palmen aan blauwe lagunen langs een wit strand, dat nog nooit door een Europeaan betre den was. Dit eiland leerde den Zweed Oeberg de Zuidzee liefhebben en hij bleef in deze gewesten tot de drang naar het va derland hem te machtig werd. In de Zuidzee ontmoette hij kannibalen, van wie zijn gezel het slachtoffer werd, ter wijl hij zelf ontkwam. Ltfter legde hij op een afgelegen eiland een plantage aan en dreef handel. Op dat eiland leefde hij als opperhoofd, maar hij moest zijn waardigheid letterlijk met de wapens verdedigen. Hoe zeer het leven in de wildernis hem ook beviel, toch leed hij onder de eenzaamheid en volgens zijn eigen verklaringen kon het verlangen om eens met een blanke te praten, hem als een ziekte kwellen .Het was feitelijk maar een toeval dat hij een® een blanke kameraad trof, die daar beland was. Bij zijn tochten langs de Zuidzee, kwam hij ook op de Salomonseilanden, waar de meest onbeschaafde kannibalen wonen. Toen hij daar met zijn schip voor anker ging, verzamelden de inboorlingen zich schijn baar ongewapend en met vreedzame bedoe lingen op het strand. Zoodra de boot echter den oever naderde, tilden zij op een gegeven teeken, allen tegelijk met hun tee- nen een sipeer, die zij in het zand gegraven hadden, omhoog en slingerden die bliksem snel naar den vreemdeing. Het lichaam van Oeberg vertoont nu nog de wonden die hij opliep. Behalve Oeberg heeft men nog verschil lend andere individuen in de Zuidzee aan getroffen. Op een klein eiland b.v. regeert een ex- gevaneene. Hii handhaafde een voorbeeldi ge orde op zijn eiland en civiliseerde zijn onderdanen zoover hem dit mogelijk was. Toen Oeberg voor de eerste maal daar kwam, vond hij haast in iedere hut een naaimachine. Bovendien gebruikte deze zwarte stam een vork bij het eten. Griezelig zijn Oeberg's vertellingen van een kapitein, wiens vrouw door de mannen van een wi'den stam vermoord was. De ka pitein dreef den heelen stam naar een een zame klip in zee, waar zij 18 uur zonder water en voedsel achterbleven, tot hunne vrouwen en kinderen bij massa's omkwa men. De bloeddorstige kapitein vond deze wraak echter no.» niet voldoende. Hij be smette de inboorlingen van het. eiland sys tematisch met de zwarte pokken, waardoor de bewolking geheel uitgeroeid werd. Vreugde en teed heeft deze 65-jarige man in zijn avonturen riike leven beleefd en ge zien en het is een waarlijk genot hem over al deze zeldzame en eigenaardige lotgeval len te hooren spreken. 1 m ffilflljf nL éstf rjïpM Maar Marie, leg toch een krant op de stoel. Ach mevrouw, ik kan d'r zoo ook wel bij, hoor.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1931 | | pagina 10