DE PRESIDENTEN DER FRANSCHE REPUBLIEK
LOUIS NAPOLEON
president der tweede republiek.
Frankrijk is een republiek en iedere ze
ven jaar moet het Fransche staatshoofd op
nieuw gekozen worden.
Dezen zomer is de zevenjarige periode
van president Doumergue afgeloopen en
zoo zullen we komende week weer de ver
kiezing van een Franschen Staatspresident
meemaken. De Fransche president wordt
niet rechtstreeks door de kiezers gekozen,
zooals dat bijvoorbeeld het geval is in de
nog jonge Duitsche republiek. Daar werd
in April 1925 Hindenburg Rijkspresident en
hij vereenigde bijna 15 millioen stemmen
op zich, waarmee hij zijn tegencandidaat
JVhrx circa een millioen stemmen vóór bleef
Neen, zooveel stemmen behoeft de Fran
sche Staatspresident niet op zich- te ver
eenigen. Het zijn namelijk de leden van Se
naat en Kamer, die hem kiezen. Maar ze
maken er niet minder drukte om en aan in
triges en berekeningen vooraf is geen ge
brek.
De verkiezing vindt plaats te Versailles
en daarheen zullen zich dus Woensdag a.s.
de leden van het Congres of de Nationale
Vergadering begeven om een nieuwen pre
sident te kiezen.
De gelukkige zal de dertiende president
zijn van de Derde Republiek. En de derde
Republiek bestaat sinds 1871, toen. na den
•Fransch-Duitschen oorlog, keizer Napoleon
de derde afstand moest doen. Men kan dus
wel uitrekenen, dat niet alle presidenten
zeven jaar aan de regeering bleven.
En eigenlijk heeft Frankrijk al meer pre
sidenten gehad, bijvoorbeeld Napoleon IIIL
'Ja die was keizer, maar dat werd hij later
pas, hij kwam als president aan de regee
ring. Dat was na de revolutie van 1848,
toen men koning Louis Philippe weg joeg.
Men maakte toen een nieuwe constitutie,
d'e in November 1848 uitgevaardigd werd.
De wetgevende macht zou worden uitgeoe
fend door een vergadering van 750 leden,
de uitvoerende macht lag in handen van
een president, die toen direct door de kie
zers voor vier jaar werd gekozen.
En zietdaar 5V2 millioen kiezers kozen
tot president Lodewijk Napoleon, de neef
van keizer Napoleon I.
Maar president Lodewijk Napoleon was
lieelemaal niet van plan om over eenige ia-
ren z'n baantje neer te leggen. In 1851
kwam hij met een wetsvoorstel om den pre
sident herkiesbaar te verklaren. Dat lukte
niet, waarop een staatsgreep volgde en
een volkstemming den president het recht
gaf de constitutie te veranderen Dat deed
hii. Napoleon stelde naast de Wetgevende
Vergadering een Senaat in en de president
werd voor 10 jaar gekozen. In de daarop
volgende verkiezingen kreeg de regeering
een groote meerderheid en kort daarop
werd een plebisciet gehouden, waarbij 8
millioen Franschen stemden voor de invoe
ring van het keizerrijk en slechts enkele
honderdduizenden er tegen-.
Toen was Louis Napoleon keizer en 2
December 1852 hield hij als zoodanig zijn
feestelijken intocht in Parijs.
Hij ï*- dus maar kort president geweest
van de Fransche republiek, maar hij was
het.
De derde republiek.
Het tweede Fransche Keizerrijk hield
den vierden September 1870 op te bestaan.
Het stortte ineen na de nederlaag van het
Fransche leger bij Sédan. Maar de repu
bliek was hiermee nog volstrekt niet stevig
gegrondvest. Het leek er niet op.
Thiers werd in Augustus 1871 president
van de Republiek, doch de monarchisten,
die echter onderling zeer verdeeld waren
hadden in de Nationale Vergadering de
meerderheid. Thiers moest aftreden en Mac
Mahon, maarschalk Mac Mahon, werd pre
sident van de republiek. En ieder oogen-
blik kon men feitelijk verwachten, dat het
met die derde republiek zou uit zijn.
Mac Mahon was de uitvoerende macht
opgedragen door de nationale vergadering.
De monarchisten zeiden nu dat die natio
nale vergadering nu nog slechts de zeven
jarige macht van den maarschalk mocht or-
ganiseeren, daarna moest men tot een her
ziening overgaan. Zij beschouwden dat pre
sidentschap van Mac Mahon dus als een
overgangstoestand. Ze hoopten, dat na
zeven jaar de omstandigheden wel zoo zou
den zijn, dat de vestiging van een monar
chie dan weer zou mogelijk blijken.
Maar de republikeinen dachten er an
ders over. De Nationale Vergadering, zei
den zij, mag en moet de republiek vestigen
als een duurzamen regeeringsvorm en Mac
Mahon zou voor zeven jaren de eerste pre
sident van die republiek zijn.
Oud-president
RAYMOND POINCARé.
In Mei 1874 echter troffen de gematigden
van beide partijen een minnelijke schikking,
de monarchisten stemden er in toe, dat de
republiek constitutioneel gevestigd werd.
De republikeinen vonden goed, dat aan de
herziening van de grondwet geen belemme
ringen in den weg werden gelegd, waar
door de vestiging van de monarchie ten al
len tijde zou mogelijk zijn.
De presidentskeuze geregeld.
En zoo werd de Derde Republiek eigen
lijk pas in 1875 gevestigd en werden in dat
PAINLEVé,
die door Doumergue werd verslagen.
jaar haar consitiutioneele wetten geboren.
En art. 2 van de constitutioneele wet van
1875 iuldt: De president van de republiek
wordt gekozen met volstrekte meerderheid
van stemmen door den senaat en door de
kamer van afgevaardigden vereenigd in
eenc Nationale Vergadering. Hij wordt be
noemd voor 7 jaren. Hij is herkiesbaar."
Deze bepaling werd met slechts één stem
meerderheid aangenomen, maar door die
aanneming werd de derde republiek geves
tigd. Als we nu nog weten, dat de meer
derheid der vergadering uit monarchisten
bestond, dan behoeft het ons niet te ver
wonderen, dat de staatsinrichting der re
publiek geschoeid is op de leest van een con-
stitioneele monarchie. De bedoeling zat in
1875 voor dat de president zou zijn een ko
ninklijk hoofd, znnder den naam en zonder
de erfelijkheid. Maar het presidentschap is
dat niet geworden het Fransche staats
hoofd oefent niet zoo bijzonder veel invloed
uit en het gewoonterecht heeft meegebracht,
dat hij niet wordt herkozen ook. Maar met
dat al is het natuurlijk een hooge eer tot
staatshoofd van de Fransche Republiek te
worden uitverkoren en als de verkiezing op
komst is, dan worden er altijd vele can-
didaten genoemd. Dit is ook nu het geval,
een van de ernstigste candidaten zou dan
zijn Briand. En zeker zoude in veler oog het
presidentschap van de republiek een waar
dige afsluiting zijn voor den verdienstelijken
staatsmansloopbaan van Aristride Briand.
Maar daarop komen we nog wel terug.
Vroegere presidenten.
Het is natuurlijk niet doenlijk van de heele
rij der Fransche presidenten de geschiedenis
te verhalen, zoo buitengewoon belangrijk is
deze niet.
De eenige president, die, nadat hij zijn
zeven jaren had uitgediend, opnieuw geko
zen werd, was Jules Grévy, die in 1879 Mac
Makon opvolgde en in 1886 dus aftreden
moest, maar in December 1885 herkozen
werd. Hij heeft echter daarvan geen plezier
beleefd, want twee jaren later, December
1887, zag hij zich genoopt afstand te doen
van zijn hoogen post. Hij was daartoe ge
dwongen, omdat zijn schoonzoon Wilson
in financieele knoeierijen betrokken was,
misbruik makend van zijn invloed als
schoonzoon van den staatspresident.
Grevy was eigenlijk de eerste gewone
president geweest, maar de Franschen von
den hem wat al te gewoon. Hij was erg
zuinig en eenvoudig en liet zich vooral wat
vertegenwoordiging van Frankrijk naar het
buitenland aanging, heel weinig gelden. Zijn
opvolger, Sadi Carnot, werd door een Ita-
,;nansch anarchist vermoord.
Een der be1 nde Fransche presidenten
was Loubet, die een paar jaren geleden als
ambteloos burger is overleden.
Emile Loubet was van 1899 tot 1906 pre
sident van de Fransche republiek. In zijn tijd
werden er talrijke bezoeken tusschen staats
hoofden gewisseld.
In 1901 bracht Tsaar Nicolaas II van Rus
land met de Tsaritsa een officieele bezoek
ter bezegeling der toenaderingspolitiek. Een
jaar later begaf Loubet zich tezamen met
Delcassé naar Rusland, ter beantwoording
van het bezoek. Den 3en Mei 1903 ontving
de president den koning van Engeland te
Parijs twee maanden later trok hij nanr
Londen. In October kwamen koning Victor-
Emanuel van Italië en koningin Helena. Het
tegenbezoek van Loubet in April 1904 had
tengevolge een verbreking van de diploma
tieke betrekkingen met het Vaticaan.
In 1905 had Loubet nog een avontuur.
Op koning Alfonso van Spanje, die te Parijs
vertoefde, werd een bomaanslag gepleegd.
Maar hij werd niet getroffen, evenmin als
president Loubet, die in het rijtuig naast
hem zat. Het was toen, dat koning Alfonso
koelbloedig opmerkte „Dat is het risico
van het beroep".
Poincaré.
Toen de groote wereldoorlog uitbrak,
was Raymond Poincaré president van de
Fransche Republiek. Men weet, dat hij, toen
in Juli de dreigende oorlogsvolken zich bo
ven Europa samenpakten, op bezoek was
bij den Czaar en vlug huiswaarts moest
tijgen. Er is altijd beweerd, dat Poincaré
nog al oorlogszuchtig was, maar deze heeft
dat krachtig tegengesproken.
Het bleek hem uitermate pijnlijk te treffen
dat hij door talloozen in Frankrijk en ook
in andere landen nog steeds voor een der
hoofdschuldigen aan den oorlog gehouden
wordt. „Poincaré-la-Guerre" is een uitroep,
die hem meedoogenloos veroordeelt, en hij
tracht zich steeds weer van dit vonnis te
ontdoen. Op zijn terugreis uit Rusland in
Juli 1914, waar hij een officieel bezoek aan
Tsaar Nicolaas had gebracht, bereikte hein
en zijn minister-president Viviani het bericht
van het Oostenrrksche ultimatum aan Ser
vië. Zware dagen volgden, want midden op
zee zijnde, was hij vrijwel van elke bericht
geving verstoken. De draadlooze telegrafie
had nog niet het huidige stadium harer ont
wikkeling bereikt, en totdat hij in Duinker
ken aan wal stapte, had hij geen juist be
grip van hetgeen er eigenlijk in de wereld
voorviel. Poincaré beschrijft zijn aankomst
te Duinkerken en spreekt met groote stellig
heid de legende tegen als zou hij, toen Se
nator Trystam zich met de vraag tot hem
wendde of de president dacht da+ een oor
log kon worden vermeden, hebben geant
woord. „Het zou jammer zijn, want de om
standigheden zullen nooit gunstiger zijn"...
Maar er zijn er altijd nog die het gelooven.
Toen na den oorlog Poincaré aftreden
moest, was het Clemenceau, de „Tijger",
die de hooge betrekking ambieerde. Cle
menceau had immers zijn volk naar de over
winning geleid, hij wilde nu gaarna tot hoofd
gekozen worden.
AAaar er kwam niets van in. De linker-
mmmmt
President DOUMERGUE,
die nu aftreedt.
zijde dweepte heelemaa! niet met den
krachtmensch Clemenceau. Men zag liever
als president op het Elysée een decoratieve
figuur, die de leiding der politiek niet dui
delijk en rechtstreeks beinvloedde. Men ver
wachtte van Clemenceau geen rustig toe
zien.
En dus werd Clemenceau, die toen minis
ter-president was, niet gekozen, maar Paul
Deschanel. Dit voelde de „tijger" als een
slag in het gezicht, hij is sindsdien uit de
practische politiek verdwenen.
Met den nieuwen president was men niet
gelukkig. Hij werd zenuwziek en in Sep
tember van hetzelfde jaar al ging hij weer
heen, opgevolgd door Millerand.
Millerand heeft zijn zeven jaar niet vol-
gemaakt, in 1924 is hij afgetreden. Dat ge-
CLEMENCEAU,
die in 1924 het aflegde tegen Deschanel.
beurde niet vrijwillig. Millerand is door de
linkerzijde tot aftreden gedwongen. Mille
rand had te veel naar hun zin Poincaré ge
steund, die als minister-president op stugge
MAC MAhuN
president der derde republiek.
wijze de fn-nciën saneerde. Toen Poincaré
viel en de verkiezingen het linker-blok de
overwinning brachten, weigerde de linker
zijde' met het ministerie, dat Millerand had
benoemd, in connectie te treden. Hij moest
toen wel aftreden. Erg constitutioneel was
dat niet, maar zoo nauw keek men niet.
Het was een conflict over de beteekenis van
het presidentsambt.
De president van de Fransche republiek
is geworden tot een soort decoratie, hij had
hee1 weinig meer in te brengen.
De president van den ministerraad was
eigenlijk de man, die het staatshoofd op
den achtergrond drong.
Indien men een bijna oneerbiedige verge
lijking zou mogen maken, schreef indertijd
de „Temps", dan werd het Elysée voo- zijn
gast, welke ook overigens zijn persoonlijke
beteekenis mocht zijn, een rustplaats
Millerand kon zich daar slecht in schikken
Zeven jaar geleden werd in zijn p'aats ge
kozen Doumergue. Dat was toen echter een
tegenvaller voor de linkerzijde, die Mille
rand op zij gezet had. Want de graote meer
derheid van het linksche blok wi'de ''ain-
levé en had bij een proefstemming de/.en
aangewezen. Maar de gematigde Doumer
gue, die ook tot de linkerzijde behoorde, liet
zich ook door zijn vrienden candidaat stel
len en de tegenstanders van het blok stem-
Gen toen natuurlijk ook op Doumergue, die
gekozen werd.
Nu, president Doumergue heeft zich ach
teraf gehouden en weinig van zich 'aten be
merken, zijn persoonlijke invloed is niet
merkbaar groot geweest.
Woensdag 15 Mel a.s. is er nu weer ver
kiezing. Senaat en Kamer zullen als Natio
nale Vergadering te Versailles bijeenkomen
en het nieuwe staatshoofd kiezen.
Men zegt van de volgende politici, dat zij
kans maken: Briand, Buisson, Painlevé, Le
brun, Maginot en Doumer.
Als Briand wil, zal zijn kans groot zijn,
maar natuurlijk is dan ook zijn verkiezing
nog niet zeker, want er werken allerlei
krachten. En zal hij willen? Sommigen zeg
gen ja, het zou voor hem een uitkomst zijii,
daar hij de laatste maanden als minister van
buitenlandsche zaken geen triomfen viert.
Anderen zeggen, neen, want Briand zal
zijn vredespolitiek krachtig willen voortzet
ten en er niets voor voelen op het Elysée
een rustplaats te vinden.
Het is heel moeilijk te zeggen, wat er ge
beuren zal.
Zooals steeds, zal ook nu pas in de aller
laatste dagen te zeggen zijn, wat er gaat
geschieden. Maar dat er achter de schemen
druk over gedelibereerd wordt, daarvan kan
men zeker zijn.
Woensdag vindt de verkiezing plaats te
Versailles.
En als de gelukkige gekozen is, wordt hij
natuurlijk toegejuicht.
Als gewoon burger is hij naar Versailles
gegaan, als hoofd van den Staat keert hij
naar Parijs terug.
Maar als hij een werkzaam politicus ge
weest is, wordt dat meteen voor hem een
zich terugtrekken uit d'e actieve politiek, hij
mag geen partij-man meer zijn.
Voor sommigen is dat heel moeilijk en
zelfs al is hij onpartijdig, men gelooft hem
niet.
Dat is het, wat de positie van den presi
dent vaak moeilijk maakt.
E. W.
(Nadruk verboden.)
POLITICI, DIE NAAR MEN ZEGT KANS MAKEN GEKOZEN TE WORDEN.