WOENSDAG 22 APRIL 1931 DE LEIDSCHE COURANT TAyEEDE BLAD PAG. 5 De federatie van de R.K. Vrouwenbon den in Nederland hield te 's Hertogen bosch een tweedaagsch congres. De voorzitster, MEVR. F. STEENBER- GHEENGERINGH, hield de openingsrede. Op 1 Mei zal in tegenwoordigheid van Kroonprins Leopold en Prinses Astrid van België de opening plaats vinden van een NIEUWE LUCHTHAVEN TE ANTWERPEN. Een kijkje op het vliegveld met het gebouw GEVANGENISVERZORGING. Het proces tegen den massa-moordenaar te Dusseldorf,, dat met zoo ziekelijke be langstelling werd gevolgd, heeft een keer te meer de aandacht gevestigd op de milde beoordeeling en menschlievende behande ling, welke heden ten dage boosdoeners genieten indien we dit leelijke woord ten minste nog bezigen mogen. Nu stelt de moderne wereld zich graag aan, alsof de menschkundige bejegening van gevangenen een uitvloeisel ware der denkbeelden van onzen tijd; alsof voor heen, toen men nog niet zooveel weten schappelijke aandacht aan ken besteedde, de zorg voor hun lichamelijk en geestelijk welzijn gewoonweg uit het oog werd ver loren. Onze moderne tijd zou dit pas in orde brengen. Niets is echter minder waar dan dit. Wie zulks niet gelooven mocht, hij leze het eeni- ge jaren geleden verschenen, zeer lijvige proefschrift van den niet-katholieken mr. H. B. Ver Loren van Themaat, gewijd aan „de zorg voor den veroordeelde". Er zijn weliswaar tijden geweest van groote hardvochtigheid jegens gevangenen 'en veroordeelden, maar reeds in 1435 „ver ordende Paus Eugemus IV aldus boven genoemde rechtsgeleerde dat er in de verschillende gevangenissen van Rome ge regelde en buitengewone bezoeken zouden worden gebracht, om een wakend oog te houden op de wijze, waarop zij waren inge richt, en om misbruiken te voorkomen". Van de aldus voorgeschreven „visitatio- nes carcerum" konden de buitengewone be zoeken zelfs gebracht worden naar aanlei ding van bijzondere wenschen, klachten of bezwaren der gevangenen. De opvolgers van Eugenius IV, vooral do pausen Paulus II en Sixtus V, hebben mede veel bijgedragen tot een betere behande ling der gevangenen, door te hunnen aan zien zeer uitgewerkte reglementen vast te stellen. „Onder den invloed der Kerk zoo lezen we op pag. 169 van het tweede deel van bovenbedoeld proefschrift kwa men in de Zuidelijke landen overal ver- eenigingen van weldadigheid tot stand, die o.m. ten doel hadden, het lot der gevan genen te verlichten, hetgeen tegelijkertijd beteekende ket vervullen van een der ze ven werken van barmhartigheid: gevan genen bezoeken". Ook Paus Innooentius X legde zich met grooten ijver toe op de hervorming van het gevangenisleven, evenals de beroemde paus Clemens XI, die een vleugel van het hos pitium San-Mechile" liet inrichten tot een straf -en verbeteringsgesticht voor jeugdi ge veroordeelden beneden de 20 jaar. Uit de bul van 14 Nov. 1903, waarbij Z. H. dit verbeteringsgesticht instelde, blijkt, dat de denkbeelden aangaande strafrecht en straf stelsel langzamerhand een betere richting kregen, welke door de Kerk gaarne werd gevolgd. Bracht de tijdgeest nog mede, dat de in woners van San Mechile ketenen aan de voeten droegen, de Paus voerde iets ge heel nieuws voor dien tijd een stelsel van belooningen in, welke belooningen beston den zoowel in posten van vertrouwen bij den inwendige dienst der inrichting als in geldgaven, gekweekt door arbeidsverdien ste dus zooiets als de tegenwoordige „uitgaanskassen" der ontslagen gevange nen. Z. H. was dus lang niet „achterlijk". 't Volle recht laat mr. Ver Loren van Themaat vallen op den baanbrekenden ar beid van St. Vincentius a Paulo welbe kend onder ons en op de uitgebreide maatregelen, in 't belang der gevangenen voorgeschreven door Garolus Borromeus, den later geheiligden Kardinaal en Aarts bisschop van Milaan. Het geheel zijner voorschriften is als het ware een wetboek geworden over gevangenenverzorging en een Protestantsch schrijver uit het einde der 18e eeuw heeft dan ook terecht van hem kunnen zeggen: „Inzake de opbeuring van gevangenen heeft niemand zich ooit meer verdienstelijk gemaakt dan hij". De door hem getroffen bepalingen, welke o.m. beoogden het voorkomen van alle wille keur, het onderzoeken van klachten, het regelmatig en onverwacht controleeren der gevangenissen door daartoe aangestelde ambtenaren „Protettori" die ook de gevangenen moesten bezoeken en aanhoo- ren, werden door St. Oarolus Borromeus ook toepasselijk verklaard op de burgerlijke strafinrichtingen, wat voor dien tijd een groote nieuwigheid en een aanmerkelijke vooruitgang was. Wie van dit al meer wil lezen, zij naar het Proefschrift verwezen, dat natuurlijk in de Leidsche Universiteits-bibliotheek voor handen is. Deze uitspraken wil ik er nog aan ontleenen: „Toen het Christendom ook in ruimer kring wist door te dringen, brak tevens voor hen, die zich in de (Romeinsche) ker kers bevonden, een betere tijd aan". En: „Al van de vroeg Christelijke tijden af hebben de Bisschoppen het, in overeen stemming met de voorschriften der Chris telijke liefde, als hunnen plicht beschouwd in de bres te springen voor beklaagden en veroordeelden". Aldus een niet-katholiek, wiens studie tot deze onbevangen uitspraken leidde. De Katholieken mogen alzoo oude rech ten doen gelden waar het betreft de be handeling dergenen, die zich jegens de wet vergrepen hadden en 't ligt voor de hand, dat wij de eeuwen door in dezen geest heb ben gearbeid, ons steeds gaarne aanslui tend bij de vorderingen der wetenschap al deden wij dit wellicht voorzichtiger, dan wie holderdebolder alle nieuwe denkbeel den aanvaarden. In ons land staan wij zeer stellig in zorg voor den vooroordeelde niet achter bij wie ook. Het „Genootschap voor Zedelijke Ver betering" moge ouder wezen, veel ouder zelfs dan onze „R. K. Reclasseeringsver- eeniging", dat Genootschap werd reeds ge grondvest toen wij nog nauwelijks een woordje in 't openbaar mochten meespre ken. Naar gelang onze eigen positie ste- vigde namen we ook zelfstandig meer en meer deel aan het openbaar leven, in welk opzicht we tegenwoordig stellig „bij" zijn. AJO. LETTEREN EN KUNST KON. ORATORIUMVEREENIGING. Ant. v. d. Horst opvolger van Anth. Thiery. In de gisteren gehouden ledenvergade ring van de Kon. Oratoriumvereenigipg is als opvolger van Anton Thiery gekozen de heer Anton van der Horst. BINNENLAND EERSTE KAMER. De Senaat kwam gistermiddag een mi nuut of wat bijeen ter afdoening van o.m. de wetsontwerpen m zake Onteigening noodig voor het opruimen vam steepen en hekken in de Heerenstraat en het West einde te Voorburg; de Vereeniging vam de gemeenten Driebergen en Rijsenlburg; het aangaan van een of meer geldleeningen ten laste vam het Rijk (conversie van crisis- leeningen). Bij dit laatste ontwerp kreeg de heer de Gijselaar de toezegging, dat de rentebe- sparing zal ten goede komen aam de eontri- bualen vam heit Leeningfomds, niet onmoge lijk in den vorm van vermindering of af schaffing vam leemingsopoenten op de grond- be'a siting. Na de sluiting der openbaire vergadering volgde een comité-.generaal ter behandeling vam de hiuisfhoudelijke begrooting voor 1932. DE KWESTIE VOGT—VERBIEST. Het rapport der commissie-de Vries. De commissie, bestaande uit prof. mr. C. van den H.D.O. had blijkbaar in wezen geen Fortman en mr. C. P. Komme, welke in samenwerking op verzoek van dr. J. Th. de Visser, om rapport uit te brengen over de vraag, of de mededeelingen en beschou wingen, voorkomende in het dagblad „De Gelderlander" van 25 November 1930 en in de vorige artikelen van genoemd dagblad op dezelfde aangelegenheden betrekking hebbende, en of de mededeelingën en be schouwingen, voorkortende in de „Nieuwe Rotterdainsche Courant" van 29 December 1930, beide ten aanzien van gedragingen van den heer W. Vogt, gerechtvaardigd zijn, heeft haar rapport aan dr. de Visser uit gebracht. In de eerste plaats constateert de oom missie, dab in de dagblad-artikelen geen beschuldigingen omtrent gepleegde fraude of corruptie is geuit en stelt zij eendrach tig vast, dat van eenige fraude of corrup tie of van poging daartoe niet is gebleken en naar haar stellige overtuiging daarvan ook geen sprake is. De commissie is voorts van oordeel, dat in genoemde artikelen, waarin herhaalde lijk de naam van den heer Vogt genoemd wordt, in den regel slechts had mogen wor den aangeduid eenige organisatie waar voor de heer W. Vogt mede met eenige an dere verantwoordelijke personen optrad. De commissie onderzocht dan de volgen de punten: 1. De omzetting van den Hi 1- versumschen DraadloozenOm- roepende N„De Radio Om- roe p". Te dezer aanzien is haar gebleken, dat het afbreken in 1927 van de relaties, welke de H.D.O. had met het Alg. Handelsblad en met de N.V. Drukkerij Jacob van Cam- pen, niet door den beugel kan en de heer W. Vogt hieraan zijn medewerking niet had mogen verleenen. Het besluit tot opheffing den langen staart wilde knijpen, dat tus- ander doel dan om van het contract met „Jacob van Campen" af te komen. Dezen gang van zaken afkeurende en erop wijzen de, dat alles in stilte werd behandeld en de geheele overeenkomst met „De Tele graaf", die onderhandsche aanbiedingen had gedaan, met betrekking tot de uitgif te van het programma/blad, dat gedrukt zou worden bij de N.V. „De Eenheid", in orde was, terwijl men nog van de andere overeenkomst profiteerde, kon de commis sie mede de houding in dezen van den heer W. Vogt niet billijken, die niet was de ondergeschikte van den H.D.O. maar de medebestuurder en wien in het bijzonder mag worden verweten, dat hij als redacteur in dienst van „Jacob van Campen" tegen haar belangen in stilte inging. 2. Het stichtingkapitaal van den A. N. R. O. Te dezen aanzien is der commissie ge bleken, dat het stichtingskapitaal van den A.N.R.O., zijnde een bedrag van 2000, vanwege de Telegraaf is verstrekt en dat dit bedrag steeds afgescheidten is gehouden en nog afzonderlijk geboekt staat. Vast staat, dat ©en behoorlijke verantwoording dadelijk te juister plaatse is geschied en dat op dit punt eenige blaam den heer W. Vogt dus niet kan treffen. Uit het feit, dat het stichtingskapitaal nog aanwezig is, vloeit tevens voort, dat elke suggestie, als zou deze 2000 voor andere doeleinden zijn aangewend, goeden grond mist. 3. De finanqieele positie van denheer Vogtin verbandmet het contract „De Eenh'eid" e e n e r z ij d s en A. N. R. O. e n N. V. R. O. anderzijds over de uit gifte van bet blad „De Aether- b o d e". Gelet op de winstmogelijkheid, die blij kens de boeken het contract met „De Een heid" aan de N.V. „De Radio Omroep" bood, blijkt der commissie, dat in-de finan- cieele positie van den heer W. Vogt be langrijke verbetering mocht worden ver wacht, vergeleken met zijn positie bij „Ja cob van Campen dat echter gezien den omvang van het zeer toenemende bedrijf niet kan gezegd worden, dat de heer W. Vogt door deze omzetting in de gelegen heid werd gesteld, zich bovenmatig te ver rijken. Toen, tengevolge van de beslissing van den Minister van Waterstaat, dat de pro gramma's der omroepvereenigingen onder ling moesten worden uitgewisseld, het niet mogelijk was voor den A.NJI.O. om aan „De Eenheid" het alleenrecht van uitgifte van zijn programma te waarborgen, heeft „De Eenheid" overeenkomstig het contract een som van 50.000 uitgekeerd aan de N.V. „De Radio Omroep". In „De Gelder lander" van 25 November had aan de mededeeling der uitkeering niet mogen ont breken de toevoeging, dat het hier betrof een volkomen regelmatige uitkeering ter voldoening aan een gesloten overeenkomst. Het is niet juist, dat de heer Holdert bo vendien nog de gerechtskosten tegen het „Algemeen Handelsblad" zou hebben be taald. Deze zijn betaald door den H.D.O. 4. De beteekenis van het aan den Minister overleg gen van het contract tusschen „DeEenheid eenerzijdsen A. N. R. O. en N. V. „D e B ad i o-O m- roep" anderzijds gesloten over de exploitatie van het blad „De Aet herbod e". Hieromtrent concludeert de oommissie, dat de wijze van voorstellen en de woorden keuze, inzonderheid door mr. J. H. van Doorne in de N. R. Ct. van 29 December 1930, allerminst een juiste toedracht van de zaak geven en misleidend moeten werken. 5. De verhouding W. Vog t,D e Telegraaf. A. Contact en zelfs in sommige perioden voortdurend verband tusschen den heer W. Vogt en „De Telegraaf" heeft inderdaad bestaan. In het ontvangen van een vast maandelijksch honorarium door den heer Vogt als medewerker aan „De Telegraaf", ook toen zijn werkzaamheden voor het blad sterk verminderden, ziet de commissie geen laakbare handeling van den heer W. Vogt. Aan de commissie is niets gebleken, dat haar de overtuiging heeft kunnen geven, dat de heer Vogt bedragen van ƒ5000 of van 3000 in den vorm van een douceur of een voorschot van den heer Holdert heeft ontvangen. B. Wat den invloed van „De Telegraaf" op de gestie van den heer W. Vogt betreft is er één punt, ten aanzien, waarvan de heer Vogt niet vrij uit gaat, n.l. dat hij als directeur van het A.V.R.O.-bedrijf zijn medewerking niet heeft onthouden aan een poging om den heer Holdert te bewegen zijn invloed uit te oefenen teneinde te Voor komen, dat een bestuurslid, de heer Hul- stijn, van wien eenige oppositie tegen be paalde voorgenomen bestuursmaatregelen moest worden verwacht en die als redac teur van „De Telegraaf" van Holdert af hankelijk was, een bestuursvergadering zou meemaken. Wat den heer Vogt betreft, mag echter niet worden voorbij gezien, dab van be stuurszijde dit middel niet werd versmaad, hetgeen der oommissie ten eenen male on begrijpelijk voorkomt en waarvan zij met smartelijke verwondering heeft kennis ge nomen. De commisise is derhalve van oordeel, dat op de punten 1 en 5 B de heer Vogt mee heeft gedaan aan handelingen welke afkeurenswaardig zijn. Het afkeurend oorder der commissie is echter tot deze punten strikt beperkt. De commissie is overigens van oordeel, dat ten aanzien van de overige punten den heer Vogt geen blaam treft en voor wat de punten 3 en 4 betreft acht zij de mede deelingen en beschouwingen, voorkomende in de genoemde dagbladartikelen onge rechtvaardigd. Dr. J. Th. de Visser heeft aan het rap port het volgende schrijven toegevoegd: Bij de publicatie van dit rapport wil ik een enkel woord voegen. Het pleitte m.i. voor den heer W. Vogt, dat hij een onpartijdig onderzoek wenschte naar de tegen hem in het open baar geuite beschuldigingen. Hij liet mij derhalve geheel 'de vrije hand, indien ik TE SCHEVENINGEN WERD DINSDAG DE FEESTWEEK ter gelegenheid van de opening der Scheveningsche binnenhaven officieel geopend, met de onthulling van een portret van wijlen dr. Lely, den ontwerper van het plan Scheveningsche haven. Mevr. König—Heuff, lid van het comité knipt het lint door Dinsdagmorgen had te Willemsoord (Den Helder) de overdracht plaats van het commandement. VICE-ADMIRAAL QUANT neemt afscheid van zijn opvolger Schout bij Nacht. C. J. E. Brutelx de la Riviere.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1931 | | pagina 5