Het nieuwe Veilinggebouw te Roelofarendsveen
In „De Witte Zwaan"
DONDERDAG 16 APRIL 1931
DE LEIDSCHE COURANT
DERDE BLAD PAG. 9
PLECHTIGE INWIJDING EN OPENING
UIT DE RADIO-WERELD
Programma's voor Vrijdag 17 April.
Huizen, 298 M.
Met de nieuwe veilinghal in de Veen heeft
de veen een gebouw gekregen, waarop het
trofcsch kan gaan. De veilinghal zelf is groot
en ruim; een gedeelte ervan is afgescho
ten als mijnzaal, waar op de tribunes tegen
over de klok plaats is voor 76 veilers.
Een vernuftige vinding is de electrische
hefbrug, die de verbinding van de hal met
het groote parkeerterrein vormt. De groen
ten worden grootendeel in schuitjes ter vei
ling gevoerd, waar onder de overhangende
kap van het gebouw rustig en beschermd
tegen regen en wind de beurs kan worden
afgewacht. Het gebouw is dus aan allo zij
den omringd door slooten. Maar tevens
moesten de vrachtauto's, die de geveilde
groenten naar elders vervoeren, in heb ge
bouw kunnen komen, waartoe de electri
sche hefbrug werd gemaakt, die ieder
oogenblik met groot gemak op en neer kan
bewogen worden, zoodat ook de schuitjes
va-n deze brug geen overlast hebben.
Behalve de veilinghal, die 38 M. bij 18
M. meet, is ook een ruime gerage en een
groot magazijn gebouwd. De architecten,
de heeren Barnhooru en van der Eerden te
Lisse hebben dit practische veilinggebouw
tot groote voldoening der tuinders ontwor
pen. De aannemers, de heeren Overdevest
en Van Berkel voerden het plan vlug en
degelijk uit.
Na de opening door den burgemeester,
heeft de heer G. Hölscher een belangwek
kende beschouwing gehouden over het vei
len in vroeger jaren.
Wanneer ik hedenmorgen de eer heb, al
dus spr., en in de gelegenheid gesteld ben,
u bij deze gelegenheid te mogen toespre
ken, dan is het vooral de oudere leden van
onze veiling, waartoe ik mij zoo langzamer
hand ook wel rekenen mag.
Bij deze indrukwekkende plechtigheid
van de inzegening van bet nieuwe veilings
gebouw gaan mijne gedachten onwillekeu
rig naar een 29-tal van jaren terug. U houdt
dit mij ten goede, want het is een alge
meen verschijnsel dat ouderen gaarne spre
ken over huns inziens belangrijke gebeurte
nissen uit vervlogen dagen, over gebeurte
nissen waarin zij zelf een belangrijk werk
zaam aandeel gehad hebben.
Gaarne spreek ik u bij deze gelegenheid
over de eerste levensdagen der veiling in
1902, te liever, wanneer ik bedenk, dat in
den huidigen malaisetijd het voorbeeld van
de tuinders van voor 29 jaren voor velen
der jongeren een voorbeeld kan zijn, om de
toekomst minder donker in te zien, en zich
niet noodeloos te kwellen met de vraag:
waar moet het toch heen
Ik behoef u niet te zeggen, dat het mij
bizonder aangenaam is, hier nog enkele
personen aanwezig te zien, die in de op
richting van de eerste veiling hier in Roe
lofarendsveen, een belangrijk werkzaam
aandeel hebben gehad.
Het eerste bestuur dan bestond uit de
tuinders, als volgt: J. v. d. Meer Mz. als
voorzitter, P. v, d. Zwet (deze twee inmid
dels overleden), Dii-k van der Meer J.Tz.,
Joh. Hoogervorst van Ter-Aar en onderge-
teekende als secretaris-penningmeester,
terwijl als controleerende leden, vooral als
raadgevers mogen genoemd worden de
tuinders G. van der Meer, onze tegen
woordige voorzitter, Willem van der Zwet
en Hub. Hoogenbooin.
Dit bestuur, dat geheel ongebaande pa
den op moest, werd krachtig in zijn stre
ven gesteund door eminente mannen als
den toenmaligen Pastoor van Rijnen z.g.,
mr. von Brielle Sasse, Kantonrechter, wo
nende te Nieuwveen. Door hun krachtdadi
ge n steun was niet alleen de oprichting mo
gelijk geworden, doch tevens zou blijken,
dat deze steun de jonge vereenigïng door
een complex van moeilijkheden zou heen
voeren.
Als vanzelf denken we op dezen dag te
rug aan de eerste werkzaamheden van dit
bestuur. Hoe interessant het voorzeker wa
re een meer volledig overzicht te geven van
al de werkzaamheden, ik wil volstaan met
naar voren te brengen, welke primitieve
hulpmiddelen slechts ten dienste stonden
en onder welke omstandigheden de eerste
veilingen te Roelofarendsveen plaats von
den.
Het verheugt mij bij eene vergelijking
van de huidige toestanden met die van voor
29 jaren te mogen constateoren dat de toe
standen zich geheel in gunstigen zin ge
wijzigd hebben en dat een vergelijk met
het kleine monsterdzaadje, dat, au tot een
boom volgroeid zijnde, zijn takken wijd
en zijd uitstrekt, niet ongepast is. Ook in
de materieele zaken kan men spreken van
een vlucht, welke de stoutste verwachtin
gen der eerste bestuurders verre overtrof
fen heeft.
Wanneer u deze groote gebouwen met
hun voortreffelijke ligging en inrichting
ziet en ik ga u dan vertellen hoe en waar
de eerste veilingen gehouden werden, zal
menigeen een glimlach niet kunnen onder
drukken en vermoedelijk wel denken: ach
wat waren die menschen toen toch een
stumperds.
Als terrein voor de veilingen was ter be
schikking, of juister uitgedrukt, genomen,
de publieke weg voor het huis van de
Wed. van Amsterdam. Deze plaats was ge
kozen omreden achter dit huis het kantoor
en bergplaats der veiling gevestigd waren.
Ik spreek hier van kantoor en bergplaats,
men stelle er zich echter niet te veel van
voor. Voor kantoor diende een afgeschei
den ruimte in een oude timmermanswinkel.
Dit kantoor was op de meest primitieve
wijze ingericht. Eenige planken op schra
gen bijeen gevoegd diende voor tafel, ter
wijl een drietal stoelen (ja echte stoelen)
het volledige kantoor-ameublement vorm
de. Het overige gedeelte der timmersohuur
diende voor bergplaats. Wanneer het re
gende moest ten overvloede nog met veel
tact de indringerige regendruppels buiten
het bereik van papier en' boeken gehouden
wórden.
En nu een woordje over het eigenlijke
veilen.
Op een aangegeven uur, steeds nadat de
zon needs in heb westen verdwenen was,
kwamen voorzitter, secretaris en den toen
maligen gemeente-veldwachter Dupau bij
een. Het drietal plaatste zich op den weg
en de veiling kon een aanvang nemen. Al
spoedig schaarde zich een aantal kooplie
den en nieuwsgierigen om het groepje heen,
terwijl de afslager Dupau met rappe tong
zich van zijn taak kweet, en het moeilijke
probleem, het een ieder naar den zin te
maken, tamelijk goed wist op te lossen.
Natuurlijk bracht het veilen bij mondaf-
slag toch groote bezwaren met zich. vooral
bij de toewijzing van de koop. Dit kunnen
wij het best indenken als het afmijntoestel
eens defect is en dan ook met den mond
moet afgeslagen worden.
Ook het veilen onder den blooten he
mel gaf vele moeielijkheden, te meer daar
toch volgens de toen heerschende begrip
pen, geen tijd afgenomen mocht worden van
den gewonen werkdag, voor veilingwerk
zaamheden. Zoo stond men des avonds al
spoedig in het. duister, en een stallantaarn
moest dienst doen om het gekochte te no-
teeren. Noch bezwaarlijker werd het, wan
neer regen en wind het schrijven der ver-
koopbewijzen zoo goed als onmogelijk
maakten. Zelfs een paraplu bereidwillig
boven den schrijver uitgespannen, kon vaak
de gewenschte beschutting niet geven. Hoe
primitief het veilen ook geschiedde, toch
was er gezorgd, dat voor al hetgeen werd
verkocht, steeds een schriftelijk bewijs
werd afgegeven. Bij eiken koop werd een
bewijs uit een daarvoor ingericht boekje
gegeven, waarvan een afdruk in het boekje
achter bleef. Van deze afdrukken werden
na de veiling de nota's voor do kooplieden
uitgeschreven. Dat zulk eene primitieve no
teering van de veiling vele moeielijkheden
met zich bracht, kan men zich wel voor
stellen, vooral diegenen, bekend met het
tegenwoordige systeem; Maar ja, toen
mocht het ook niets kosten.
Was de veiling ten einde, dan ontving
iedere kooper een bewijs van hetgeen hij
in totaal gekocht had om de producten in
ontvangst te nemen, zoudt u denkon?
neendat bewijs diende slechts om het
gekochte bij den tuinder te doen afhalen.
Dit ook al weer om ophaalkosten voor de
veiling te sparen.
Dus, mijne heeren, u zult nu makkelijk
zelf een vergelijking kunnen maken tus-
schen toestanden van voor 29 ja-ren en nu.
Toen een veiling zonder direct aange
voerde producten, toen een veiling zonder
veilingsgebouw, ja zelfs zonder eenige be
schutting, toen het verrichten van bijna
alle werkzaamheden bij avond, ja zelfs in
de nachtelijke uren, met al de narigheden
daaraan verbonden. Toen als hoogste
ideaal een stallantaarn en een paraplu
voor licht en beschutting en nueen
groot-sch gebouw dat zich beschermend uit
strekt over personen, zaken en over pro
ducten. Ja, de fijnste voortbrengselen van
den tuinbouw, je zelfs de teedere bloemen
kunnen hier nu beschutting vinden. No^
meerdere vergelijkingen zouden te maken
zijn en ik ben er van overtuigd dat iedere
vergelijking zou uitvallen in het voordeel
van het heden. Slechts hoef ik u te wijzen
op het toen heerschende drankmisbruik
bij het verwerken der producten in de
avonduren, met al de onregelmatigheden
welke er aan verbonden waren. En nu lijkt
het of allen veilingwerkers geheelonthou
ders zijn.
Toen tegenstand en bestrijding der vei
ling in de personen en in hun werkkring,
en nuprettige omgang en vaak ge
meenschappelijk overleg in veilingaangole-
genheden met de afnemers der producten.
Zoo zou ik kunnen voortgaan, maar ik
zal mij beperken.
Maar een zaak is vrijwel hetzelfde ge
bleven, voor de tuinders. Dat is het zorg
volle leven van den tuinder, van toen en
van heden.
Ook bij den aanvang van 1902 was er
alle reden voor de tuinders, de toekomst
donker in te zien, met even veel reden als
nu. Niet dat de tuinders te klagen hadden
over slechte oogsten, dat niet, er groeide
telken jare zeer veel, doch een tot het
uiterste doorgevoerde commissiehendel had-
de eigenlijke handel onzer producten doen
overbrengen naar andere handelscentra, In
deze centra genoot men de voordeelen van
den handel onzer producten in ruime mate,
terwijl de tuindersniettegenstaande hun
harde arbeid en uiterst sobere levenswijze
niet rond wisten te kómen. Alle tuinders
waren de overtuiging toegedaan, dat dit
een voor hen noodlottig verkoopsysteem
De heerschende meening was echter, dat
een tuinder daartegenover machteloos
stond. De nieuw opgerichte veiling met
haar gering aantal leden en nog wel van
de minst kapitaalkrachtigen, zou dezen
muur doorbreken. Het is te begrijpen, dat
het streven en werken van de pas opge
richte veiling, met groote spanning werd
gadegeslagen en ongetwijfeld is (niet het
minst door de vrouwen) den Hemel een
heilig geweld aangedaan, voor een gunsti
gen uitslag.
Reeds ua enkele veilingen was het vroe
gere verkoopsysteem lamgeslagen en de
veilingsprijs de waardebepaling voor de
augurken. Van zeer groote beteekenis was
heb feit, dat- de veiling een re-c-htstreeksche
handel opende op het buitenland en direct
groote voordeelen bracht voor de tuinders.
Dit deed de tuinder weer herleven, om
met moed- de toekomst tegemoet te gaan.
Ook nu staan wij vol zorgen bij den aan
vang van het seizoen. Laten wij nu niet
blijven staren in de toekomst. Laten wij
liever eens terugblikken naar de jaren die
A'l-g. Programma. NedeiT. Omroep.
Verzorgd door NCRV.
S.OO8.15 Sc-hriftle-ziiijg.
8.159.30 Gramofoon.pl.
10.3011.00 Ziekendienst.
11.0012.00 Gramofooiipi,
12.0012.30 Poli'ticber.
12.002.00 Concert, Mej. P. Berghout
(lraa-p), H. Hermann (viool), H. v. d. Horst
Jr. (cello), Mevr. R. A. v. d. Horst Bleek
rode piano).
2.002.15 G-ra-mofoonip.l
2.152.45 Piaaio-doietten dioor Els Hoe-
len en Mies Müller.
2.453.00 Gramofoon.pl.
3.004.30 Concert. Draper-k/warte uit En
schedé.
4.30—4.45 Gramofoonpl.
5.005.30 H. J. Steiarvoort: „De beplak
king vaai ons bakje".
5.306.00 Gramofooiipi.
6.006.30 Radio-dokter.
6.307.00 Cursus Enge'ach.
7.00—7.30 A. J. He-rwif: „De kamerplan
ten in deze maand".
7.308.00 Poliitieber.
8.00 Concert Cbr. Zangvereeniging
Jehaleë, o. 1. v. W. v. Laar. M.m.v. T. v. d.
SJuys (sopraan), Haarl. Orkeetwereen. o.l.v.
G Stam en een Jongenskoor ojI.v. D. P. v.
d. Togit,
Hilversum, 1875 M.
8.00 Grauiofoonpl.
10.00 Morgenwijding.
10.15 Voordracht Rodi Moden-pach.
10.30 Ziekenuurtje,
1.3012.00 Gramofooiipi.
12.001.30 Concert AVRO-kwartet o.l.v.
D. Groenevel'd.
1.202.00 K nipc-urs'üs.
2.002.30 Gramofooiipi.
2.303.00 Uit-z. voor Scholen.
3.00—4.00 Concert- Kovacs Lajos orkest.
4.00 Orgel-spel Joh. Jong.
4.30 Kin-deruurtje.
5.15 Concert VARA-orkest o.l.v. H. de
Groot. M.m.v. B. v. Kreve'd (zang), S.
Metz (pia-no).
7.00 Aetueele Allerlei door het N.V.V.
7.15 Slot concert. Hierna- uitzendiu-g van
de VPRO.
8.00 Catechisatie door Ds. F. W. J. v. d.
Kieboom.
8.30 N. v. d Sta-dt (cello).
9.00 Mevr. van SchaikWilling: ,.De mo
derne Ame-rikaansohe roman als tijdbeeld".
9.30 Concert,
10.15 Casper Howeler: „Moderne Muziek
(Romantisch en modern)"
lOaX) Persberichten. Vrij-z. Gods. Pers
bureau.
10.05 Vaz Dia-s.
10.4511.00 Gramofoonpl.
I.0012.00 Gramófoonplaten va-n de
VARA.
Davenfcry, 1554,4 M.
10.35 Morgenwijding.
II.05 Lezing.
12.20 Zang door Johanna Vollers ine-t
guit-aa bege e-iding.
12.50 Orgelspel door L. H. Warner. C. Jo
nes (bariton).
I.50 Gramofoonpl.
2.253.05 Toespraken.
3.20 Orkestconcert,
5.35 Kinderuurt-jo.
6.20 Lezing en Berichten.
7.00 Zang door S. Wilson.
7.20 Lezingen.
8.05 Caburetprograaiuna.
9.20 Bench ten en lezing.
9.55 „Twelve Thousand". Hoorspel van
Bruno Frank.
II.2012.20 Dansmuziek.
„Radio Paris" 1725 M.
8.05 Gramofoonpl.
12.50 Gramofoonpl.
I.25 Gramofoonpl.
6.50 Gramofoonpl.
8.20 Radio-Tooneel.
9.50 Solisten-concert.
Kalundborg 1153 M.
II.201.20 Orkestconce-rt.
2.50—4.20 Orkestconcert.
7.209.20 Concert-Onkest en solisten
9.3511.50 Dansmuziek.
Brussel 508,5 M.
508,5 M.: 5.20 Gramofoonpl.
6.05 Gramofoonpl.
7.05 Gramofoonpl.
i 8.20 Concert Orkest en solisten,
i 335,2 M.: 5.20 Orkestconcert.
6.20 Gramofoonpl.
7.05 G ra mof o on 1.
S.20 Operette-uit-zenddnig.
Langenberg 473 M.
6.257.20 Gramofoonpl.
9.3510.55 Gramofoonpl.
11.30 Gramofoonpl.
12.251.50 Concert, orkest en piano.
4.205.20 Solieten-ooncert.
7.209.20 Orkest con eert.
9.20 Berichten.
Daarna tot 10.20 Dansmuziek.
10.2011.20 Gramofoonipl.
Ze es e n 1635 M.
5.4011.20 Lezingen.
11.2012.15 Gramofoonpl.
12.151.20 Berichten.
1.202.20 Gramofoonpl.
2.203.50 Lezingen.
3.50—4.50 Concert.
4.507.20 Lezingen.
7.20 Opera „Der Barbier von Sevil'la",
Rossini.
10.00—11.20 Concert.
achter ons liggen, en dan zal een ieder er
kennen moeten, dat O. L. H. op bijzondere
wijze voor de Veenders gezorgd heeft, Aan
gezien wij niet eens weten welk weer wij
morgen en overmorgen zullen hebben, hoe
zouden wij dan kunnen oordeelen over uit
komsten van nog wassende vruchten? Nu
wij op dit oogenblik te zamen zijn bij de
plechtige inwijding van dit gebouw, is er
voor overdreven zorgen geen plaats. Laat
mij u eohter wijzen op het treffende voor
beeld van die tuinders van voor 29 jaren,
die met een onwankelbaar Godsvertrou
wen gezwoegd hebben voor de verbetering
van hun geestelijke en maatschappelijke po
sitie als tuinder.
Ontegenzeggelijk staat het bestuur onzer
veiling voor moeielijkc problemen, doch
even zoo goed als de onderneming in 1902
geslaagd is door het vertrouwen op Hem,
Die de vogelen des Hemels voedt en de
bloemen in de schoonste kleuren hult, even
zoo goed zal deze onderneming slagen, mits
allen met een zelfde vertrouwen bezield
zijn.
Moge dit kloeke gebouw in lengte van
dagen eene afspiegeling zijn van de gees
telijke en maatschappelijke welvaart in
Roelofarendsveen en omstreken.
In de St. Pancratiuszaal.
De genoodigden begaven zich nu naar ds
St. Pancratiuszaal, waar de eerewijn wercl
rondgediend en nog verschillende het
woord voerden.
De heer C. B a r n h oorn heeft met dank
baarheid geconstateert, dat bet opgedra
gen werk tot volkomen tevredenheid is ver
richt. Bizonder hebben de achitecten op
prijs gesteld het groote vertrouwen waar
mede de opdracht van dit belangrijke werk
is geschied.
Spr, bracht dank op dc allereerste plaat-i
aan het bestuur en aan den directeur, den
heer Wagenaar. Ook de opzichter heeft in
alle opzichten zijn plicht volbracht en
zelfs meer. De aannemers en de archil ee-
ten hebben in onderling vertrouwen ge
werkt en mogen met trots op dit werk
wijzen.
Spreker wenscht-e tenslotte het bestuur
geluk met de stichting van het nieuwe ve,-
lingebouw.
FEUILLETON
Uit het Duitsek
van
ADOLF HER ZOG.
Toen Gertrud von Wald den volgenden
morgen met haar moeder aan de koffieta
fel zat, vertelde zij, dat haar roman dooi
de redactie was geweigerd. De oude dame
nam de hand van haar doohter en streelde
die.
Geef den moed maar niet op, kind, in
geen geval. Het oordeel van dien redacteur
is toch geen maatstaf voor andere kran
ten.
In dit geval wel, moeder. Ik heb na
melijk ingezien dat hij gelijk heeft.
En dat zeg je op zoo'n luchtigen toon?
Och ja, moeder, van ons zomerreisje
zal nu wel niets komen. Maar misschien
heb ik succes met mijn nieuw werk en in
den herfst is een reisje eigenlijk veel pret
tiger. Ziet u, moedertje, het hindert me
dezen keer in 't geheel niet, dat ik geen
succes met mijn roman heb. Anders was ik
toch per slot van rekening in allerlei on
verkwikkelijke onderwerpen vervallen.
Vroeger sprak je toch heel anders,
kind.
Och moedertje, ieder jong meisje
heeft zoo haar tijd, dat ze dweept met
vraagstukken, die voor haar te hoog lig
gen. Dat zijn kinderziekten. Een vrouw,
die de toegewijde kameraad van den man
is, een liefhebbende moeder, een aardige
gastvrouw, is aantrekkelijker dan een ge-
emancipeerde, die door haar brilleglazen
de wereld verstard zit aan te kijken. U
kijkt me verwonderd aan?, voegde ze er
blozend aan toe.
Hoor eens, zei mevrouw von Wald met
vroolijken ernst en ze trok het blonde,
hoofdje van het meisje naar zich toe. Je
praat alsof.... Ben je.... misschien....
verliefd
Moederriep Gertrud en ze rukte zich
snel los. Een gloeiende blos was op haar
gezicht gekomen. Ze wilde wat zeggen,
maar op hetzelfde oogenblik werd gebeld.
Het was de postbode en Gertrud ging
npar voren.
Correspondentie, kind vroeg haar
moeder, toen ze weer binnenkwam.
Een brief voor mij, moeder.
Gertrud opende langzaam de enveloppe.
Haar oogen zochten naar de onderteeke-
ning.
Joseph Schoner, las ze.
Van wien?, vroeg haar moeder uit-
vorschend.
Het komt van de krant, moeder, ant
woordde Gertrud. Het is een schrifte
lijke bevestiging van het onderhoud dat ik
gisteren op de redactie heb gehad.
Die maken wel haast om je humeur
te bederven, merkte mevrouw von Wald
op. Erger je maar niet, kiud.
Hierop ging ze naar de keuken om voor
het middageten Ie zorgen.
Gertrud verstond de kunst van het lie
gen slecht. In dit geval was het gelukkig
dat mevrouw von Wald's oogen niet heel
scherp meer zagende plotselinge veran
dering van kleur op de wangen van haar
dochter had haar anders niet kunnen ont
gaan. Daarbij was het Gertrud onmoge
lijk zicb er rekenschap van te geven waar
om ze haar moeder niet de waarheid had
verteld de eerste keer dat ze zoo iet-s
deed Want dat de brief, al droeg hij ook
de onderteekening van Schoner, weinig „re
dactioneel" was, had ze dadelijk begrepen.
Ze danste, van opwinding. Wat stond er op
het papier...
Och hemelverzen? Ze ging bij 't
venster staan en las het gedicht dat Scho
ner dadelijk, nadat hij van zijn nieuwe
vriendin afscheid genomen had, uit de pen
was gevloeid, als herinnering aan hun
wandeling en hun opgewekt gesprek.
Een meisje in een wankele boot
-— Alleen de hoop was haar piloot
Voer uit op zee.
Hoop is een slechte kapitein,
Een golf nam op het maagdelijn,
De boot zonk mee.
Het kind drijft snel weg van het land,
Ze klemt zich niet aan zeil of want,
Aan roer of stang.
Ze zinkt en drukt met vaste hand
Aan 't hart een dikken foliant....
Die maakt Jiaar bang!
Eon inktvisch mopp'rend op don grond,
Ziet 't lieve meisje, jong en blond
Dat was een prooi
Siechts oude kerels met 'n bril,
Is wat de zee hem geven wil.,..
Maar dat is mooi
't Poliep-beest slaat zijn armen stijf
Om 't ranke, slanke meisjes-lijf.
En spreektEi, ei
Ze roept: Mijn zelfbedacht verhaal
Bied ik U als een offermaal
Maar laat mij vrij
Het monsterdier lacht loensch en leep:
Die aan den inkt zal eens vergreep
Die laat het niet.
Zij maakt haar hand met inktvuil vol
Als wratten op een tooverkol
Haar schoonheid vliedt
Schenk dinktvisch dus je liefde maar
Hij schrijft voor zich on U voorwaar
Jij houdt je blanke huid!
Wat heeft het meisje toen gedaan?....
Laat zij de guit'ge inktvisch staan 1
En lacht hem uit
Eerst had Gertrud een gevoel van span
ning, maar toen ze het gedicht verder las,
was ze geamuseerd. Maar toen ze aan het
slot kwam, werd ze vuurrood en met be
vende lippen en groote oogen staarde ze
op bet papier.
Hij schijnt niet auders te kunnen,
zuchtte ze. Hij moet overal den spot
mee drijven. Hij schaamt zich, als een ech
te man, te toonen dat hij een gevoelig hart
heeft en daarom neemt hij zijn toevlucht
tot eeu inktvisch dan is h ijtenminste ge
dekt als hij een blauwtje, loopt
Ziezoo, dat is dus jo liefdesverkla
ring...? Is het waar? stamelde ze. Is
het waar?
En plotseling schoten haar de tranen in
do oogen en ze vluchtte naar haar slaapka
mer, waarvan ze dc deur achter zich sloot;
ze liet zich op het bed vallen en drukte
haar hoofd in de kussens en bekende zich
zelf dat de liefde ook in haar ontwaakt
Op dit oogenblik zat Graag Joseph Scho
ner op zijn redactie-bureau op zijn pen te
bijten. Dc geheele journalistiek leek nu een
dorre schrijverij. Voor de eerste maal, sinds
hij zijn cavaleriesabel met de pen had moe
ten verruilen, dacht hij met weemoed aan
zijn oud wapenschild en hij droomde, hoe
heerlijk moest zijn, in zijn vaderlijke be
huizing, beschermd door de „Witte Zwaan"
zijn wapen, met een blond vrouwtje zonder
zorgen te kunnen leven en liefhebben, in
plaats van te moeten werken voor haar
dagelijksche brood.
Het is nu eenmaal niet anders, merk
te hij eindelijk filosofisch op. Als zij maar
wilDan doet het er ook niet toe, hoé wc
leven.
HOOFDSTUK X.
Toeu Heinrich Pfalzdorf dien Woensdag
avond, zooals hij afgesproken had, bij zijn
vriend Mcinard kwam, hoorde hij in de
woonkamer een luide stem. Hij luisterde
en hij meende het geluid te herkennen,
maar toch wist hij niet direct met zeker
heid wie de spreker was. In ieder geval
was er bezoek, een feit, dat hem niet bij
zonder aangenaam stemde, want hij had
gehoopt op een herhaling van den heerlij
ken Zondag. Teleurgesteld overlegde hij, of
hij weer zou heengaan en zijn bezoek to;
later uitstellen, toen van binnen de deur
geopend werd en de musicus zijn hoofcl
buiten do deur stak.
AhaDaar is mijn jonge vriend. Dat
dacht ik al, toen ik de huisdeur hoorde
gaan. Komt u binnen.
U hebt bezoek, wierp Heinrich tegen.
Laat ik u niet storen, ik kom een ande
ren keer wel eens terug.
Onzin, bromde de musicus. We
hebben op u gerekend.
Is daar iemand?, klonk van binnen de
vette stem.
(Wordt vervolgd).