Het nieuwe Veilinggebouw te Roelofarendsveen In „De Witte Zwaan" DONDERDAG 16 APRIL 1931 DE LEIDSCHE COURANT DERDE BLAD PAG. 9 PLECHTIGE INWIJDING EN OPENING UIT DE RADIO-WERELD Programma's voor Vrijdag 17 April. Huizen, 298 M. Met de nieuwe veilinghal in de Veen heeft de veen een gebouw gekregen, waarop het trofcsch kan gaan. De veilinghal zelf is groot en ruim; een gedeelte ervan is afgescho ten als mijnzaal, waar op de tribunes tegen over de klok plaats is voor 76 veilers. Een vernuftige vinding is de electrische hefbrug, die de verbinding van de hal met het groote parkeerterrein vormt. De groen ten worden grootendeel in schuitjes ter vei ling gevoerd, waar onder de overhangende kap van het gebouw rustig en beschermd tegen regen en wind de beurs kan worden afgewacht. Het gebouw is dus aan allo zij den omringd door slooten. Maar tevens moesten de vrachtauto's, die de geveilde groenten naar elders vervoeren, in heb ge bouw kunnen komen, waartoe de electri sche hefbrug werd gemaakt, die ieder oogenblik met groot gemak op en neer kan bewogen worden, zoodat ook de schuitjes va-n deze brug geen overlast hebben. Behalve de veilinghal, die 38 M. bij 18 M. meet, is ook een ruime gerage en een groot magazijn gebouwd. De architecten, de heeren Barnhooru en van der Eerden te Lisse hebben dit practische veilinggebouw tot groote voldoening der tuinders ontwor pen. De aannemers, de heeren Overdevest en Van Berkel voerden het plan vlug en degelijk uit. Na de opening door den burgemeester, heeft de heer G. Hölscher een belangwek kende beschouwing gehouden over het vei len in vroeger jaren. Wanneer ik hedenmorgen de eer heb, al dus spr., en in de gelegenheid gesteld ben, u bij deze gelegenheid te mogen toespre ken, dan is het vooral de oudere leden van onze veiling, waartoe ik mij zoo langzamer hand ook wel rekenen mag. Bij deze indrukwekkende plechtigheid van de inzegening van bet nieuwe veilings gebouw gaan mijne gedachten onwillekeu rig naar een 29-tal van jaren terug. U houdt dit mij ten goede, want het is een alge meen verschijnsel dat ouderen gaarne spre ken over huns inziens belangrijke gebeurte nissen uit vervlogen dagen, over gebeurte nissen waarin zij zelf een belangrijk werk zaam aandeel gehad hebben. Gaarne spreek ik u bij deze gelegenheid over de eerste levensdagen der veiling in 1902, te liever, wanneer ik bedenk, dat in den huidigen malaisetijd het voorbeeld van de tuinders van voor 29 jaren voor velen der jongeren een voorbeeld kan zijn, om de toekomst minder donker in te zien, en zich niet noodeloos te kwellen met de vraag: waar moet het toch heen Ik behoef u niet te zeggen, dat het mij bizonder aangenaam is, hier nog enkele personen aanwezig te zien, die in de op richting van de eerste veiling hier in Roe lofarendsveen, een belangrijk werkzaam aandeel hebben gehad. Het eerste bestuur dan bestond uit de tuinders, als volgt: J. v. d. Meer Mz. als voorzitter, P. v, d. Zwet (deze twee inmid dels overleden), Dii-k van der Meer J.Tz., Joh. Hoogervorst van Ter-Aar en onderge- teekende als secretaris-penningmeester, terwijl als controleerende leden, vooral als raadgevers mogen genoemd worden de tuinders G. van der Meer, onze tegen woordige voorzitter, Willem van der Zwet en Hub. Hoogenbooin. Dit bestuur, dat geheel ongebaande pa den op moest, werd krachtig in zijn stre ven gesteund door eminente mannen als den toenmaligen Pastoor van Rijnen z.g., mr. von Brielle Sasse, Kantonrechter, wo nende te Nieuwveen. Door hun krachtdadi ge n steun was niet alleen de oprichting mo gelijk geworden, doch tevens zou blijken, dat deze steun de jonge vereenigïng door een complex van moeilijkheden zou heen voeren. Als vanzelf denken we op dezen dag te rug aan de eerste werkzaamheden van dit bestuur. Hoe interessant het voorzeker wa re een meer volledig overzicht te geven van al de werkzaamheden, ik wil volstaan met naar voren te brengen, welke primitieve hulpmiddelen slechts ten dienste stonden en onder welke omstandigheden de eerste veilingen te Roelofarendsveen plaats von den. Het verheugt mij bij eene vergelijking van de huidige toestanden met die van voor 29 jaren te mogen constateoren dat de toe standen zich geheel in gunstigen zin ge wijzigd hebben en dat een vergelijk met het kleine monsterdzaadje, dat, au tot een boom volgroeid zijnde, zijn takken wijd en zijd uitstrekt, niet ongepast is. Ook in de materieele zaken kan men spreken van een vlucht, welke de stoutste verwachtin gen der eerste bestuurders verre overtrof fen heeft. Wanneer u deze groote gebouwen met hun voortreffelijke ligging en inrichting ziet en ik ga u dan vertellen hoe en waar de eerste veilingen gehouden werden, zal menigeen een glimlach niet kunnen onder drukken en vermoedelijk wel denken: ach wat waren die menschen toen toch een stumperds. Als terrein voor de veilingen was ter be schikking, of juister uitgedrukt, genomen, de publieke weg voor het huis van de Wed. van Amsterdam. Deze plaats was ge kozen omreden achter dit huis het kantoor en bergplaats der veiling gevestigd waren. Ik spreek hier van kantoor en bergplaats, men stelle er zich echter niet te veel van voor. Voor kantoor diende een afgeschei den ruimte in een oude timmermanswinkel. Dit kantoor was op de meest primitieve wijze ingericht. Eenige planken op schra gen bijeen gevoegd diende voor tafel, ter wijl een drietal stoelen (ja echte stoelen) het volledige kantoor-ameublement vorm de. Het overige gedeelte der timmersohuur diende voor bergplaats. Wanneer het re gende moest ten overvloede nog met veel tact de indringerige regendruppels buiten het bereik van papier en' boeken gehouden wórden. En nu een woordje over het eigenlijke veilen. Op een aangegeven uur, steeds nadat de zon needs in heb westen verdwenen was, kwamen voorzitter, secretaris en den toen maligen gemeente-veldwachter Dupau bij een. Het drietal plaatste zich op den weg en de veiling kon een aanvang nemen. Al spoedig schaarde zich een aantal kooplie den en nieuwsgierigen om het groepje heen, terwijl de afslager Dupau met rappe tong zich van zijn taak kweet, en het moeilijke probleem, het een ieder naar den zin te maken, tamelijk goed wist op te lossen. Natuurlijk bracht het veilen bij mondaf- slag toch groote bezwaren met zich. vooral bij de toewijzing van de koop. Dit kunnen wij het best indenken als het afmijntoestel eens defect is en dan ook met den mond moet afgeslagen worden. Ook het veilen onder den blooten he mel gaf vele moeielijkheden, te meer daar toch volgens de toen heerschende begrip pen, geen tijd afgenomen mocht worden van den gewonen werkdag, voor veilingwerk zaamheden. Zoo stond men des avonds al spoedig in het. duister, en een stallantaarn moest dienst doen om het gekochte te no- teeren. Noch bezwaarlijker werd het, wan neer regen en wind het schrijven der ver- koopbewijzen zoo goed als onmogelijk maakten. Zelfs een paraplu bereidwillig boven den schrijver uitgespannen, kon vaak de gewenschte beschutting niet geven. Hoe primitief het veilen ook geschiedde, toch was er gezorgd, dat voor al hetgeen werd verkocht, steeds een schriftelijk bewijs werd afgegeven. Bij eiken koop werd een bewijs uit een daarvoor ingericht boekje gegeven, waarvan een afdruk in het boekje achter bleef. Van deze afdrukken werden na de veiling de nota's voor do kooplieden uitgeschreven. Dat zulk eene primitieve no teering van de veiling vele moeielijkheden met zich bracht, kan men zich wel voor stellen, vooral diegenen, bekend met het tegenwoordige systeem; Maar ja, toen mocht het ook niets kosten. Was de veiling ten einde, dan ontving iedere kooper een bewijs van hetgeen hij in totaal gekocht had om de producten in ontvangst te nemen, zoudt u denkon? neendat bewijs diende slechts om het gekochte bij den tuinder te doen afhalen. Dit ook al weer om ophaalkosten voor de veiling te sparen. Dus, mijne heeren, u zult nu makkelijk zelf een vergelijking kunnen maken tus- schen toestanden van voor 29 ja-ren en nu. Toen een veiling zonder direct aange voerde producten, toen een veiling zonder veilingsgebouw, ja zelfs zonder eenige be schutting, toen het verrichten van bijna alle werkzaamheden bij avond, ja zelfs in de nachtelijke uren, met al de narigheden daaraan verbonden. Toen als hoogste ideaal een stallantaarn en een paraplu voor licht en beschutting en nueen groot-sch gebouw dat zich beschermend uit strekt over personen, zaken en over pro ducten. Ja, de fijnste voortbrengselen van den tuinbouw, je zelfs de teedere bloemen kunnen hier nu beschutting vinden. No^ meerdere vergelijkingen zouden te maken zijn en ik ben er van overtuigd dat iedere vergelijking zou uitvallen in het voordeel van het heden. Slechts hoef ik u te wijzen op het toen heerschende drankmisbruik bij het verwerken der producten in de avonduren, met al de onregelmatigheden welke er aan verbonden waren. En nu lijkt het of allen veilingwerkers geheelonthou ders zijn. Toen tegenstand en bestrijding der vei ling in de personen en in hun werkkring, en nuprettige omgang en vaak ge meenschappelijk overleg in veilingaangole- genheden met de afnemers der producten. Zoo zou ik kunnen voortgaan, maar ik zal mij beperken. Maar een zaak is vrijwel hetzelfde ge bleven, voor de tuinders. Dat is het zorg volle leven van den tuinder, van toen en van heden. Ook bij den aanvang van 1902 was er alle reden voor de tuinders, de toekomst donker in te zien, met even veel reden als nu. Niet dat de tuinders te klagen hadden over slechte oogsten, dat niet, er groeide telken jare zeer veel, doch een tot het uiterste doorgevoerde commissiehendel had- de eigenlijke handel onzer producten doen overbrengen naar andere handelscentra, In deze centra genoot men de voordeelen van den handel onzer producten in ruime mate, terwijl de tuindersniettegenstaande hun harde arbeid en uiterst sobere levenswijze niet rond wisten te kómen. Alle tuinders waren de overtuiging toegedaan, dat dit een voor hen noodlottig verkoopsysteem De heerschende meening was echter, dat een tuinder daartegenover machteloos stond. De nieuw opgerichte veiling met haar gering aantal leden en nog wel van de minst kapitaalkrachtigen, zou dezen muur doorbreken. Het is te begrijpen, dat het streven en werken van de pas opge richte veiling, met groote spanning werd gadegeslagen en ongetwijfeld is (niet het minst door de vrouwen) den Hemel een heilig geweld aangedaan, voor een gunsti gen uitslag. Reeds ua enkele veilingen was het vroe gere verkoopsysteem lamgeslagen en de veilingsprijs de waardebepaling voor de augurken. Van zeer groote beteekenis was heb feit, dat- de veiling een re-c-htstreeksche handel opende op het buitenland en direct groote voordeelen bracht voor de tuinders. Dit deed de tuinder weer herleven, om met moed- de toekomst tegemoet te gaan. Ook nu staan wij vol zorgen bij den aan vang van het seizoen. Laten wij nu niet blijven staren in de toekomst. Laten wij liever eens terugblikken naar de jaren die A'l-g. Programma. NedeiT. Omroep. Verzorgd door NCRV. S.OO8.15 Sc-hriftle-ziiijg. 8.159.30 Gramofoon.pl. 10.3011.00 Ziekendienst. 11.0012.00 Gramofooiipi, 12.0012.30 Poli'ticber. 12.002.00 Concert, Mej. P. Berghout (lraa-p), H. Hermann (viool), H. v. d. Horst Jr. (cello), Mevr. R. A. v. d. Horst Bleek rode piano). 2.002.15 G-ra-mofoonip.l 2.152.45 Piaaio-doietten dioor Els Hoe- len en Mies Müller. 2.453.00 Gramofoon.pl. 3.004.30 Concert. Draper-k/warte uit En schedé. 4.30—4.45 Gramofoonpl. 5.005.30 H. J. Steiarvoort: „De beplak king vaai ons bakje". 5.306.00 Gramofooiipi. 6.006.30 Radio-dokter. 6.307.00 Cursus Enge'ach. 7.00—7.30 A. J. He-rwif: „De kamerplan ten in deze maand". 7.308.00 Poliitieber. 8.00 Concert Cbr. Zangvereeniging Jehaleë, o. 1. v. W. v. Laar. M.m.v. T. v. d. SJuys (sopraan), Haarl. Orkeetwereen. o.l.v. G Stam en een Jongenskoor ojI.v. D. P. v. d. Togit, Hilversum, 1875 M. 8.00 Grauiofoonpl. 10.00 Morgenwijding. 10.15 Voordracht Rodi Moden-pach. 10.30 Ziekenuurtje, 1.3012.00 Gramofooiipi. 12.001.30 Concert AVRO-kwartet o.l.v. D. Groenevel'd. 1.202.00 K nipc-urs'üs. 2.002.30 Gramofooiipi. 2.303.00 Uit-z. voor Scholen. 3.00—4.00 Concert- Kovacs Lajos orkest. 4.00 Orgel-spel Joh. Jong. 4.30 Kin-deruurtje. 5.15 Concert VARA-orkest o.l.v. H. de Groot. M.m.v. B. v. Kreve'd (zang), S. Metz (pia-no). 7.00 Aetueele Allerlei door het N.V.V. 7.15 Slot concert. Hierna- uitzendiu-g van de VPRO. 8.00 Catechisatie door Ds. F. W. J. v. d. Kieboom. 8.30 N. v. d Sta-dt (cello). 9.00 Mevr. van SchaikWilling: ,.De mo derne Ame-rikaansohe roman als tijdbeeld". 9.30 Concert, 10.15 Casper Howeler: „Moderne Muziek (Romantisch en modern)" lOaX) Persberichten. Vrij-z. Gods. Pers bureau. 10.05 Vaz Dia-s. 10.4511.00 Gramofoonpl. I.0012.00 Gramófoonplaten va-n de VARA. Davenfcry, 1554,4 M. 10.35 Morgenwijding. II.05 Lezing. 12.20 Zang door Johanna Vollers ine-t guit-aa bege e-iding. 12.50 Orgelspel door L. H. Warner. C. Jo nes (bariton). I.50 Gramofoonpl. 2.253.05 Toespraken. 3.20 Orkestconcert, 5.35 Kinderuurt-jo. 6.20 Lezing en Berichten. 7.00 Zang door S. Wilson. 7.20 Lezingen. 8.05 Caburetprograaiuna. 9.20 Bench ten en lezing. 9.55 „Twelve Thousand". Hoorspel van Bruno Frank. II.2012.20 Dansmuziek. „Radio Paris" 1725 M. 8.05 Gramofoonpl. 12.50 Gramofoonpl. I.25 Gramofoonpl. 6.50 Gramofoonpl. 8.20 Radio-Tooneel. 9.50 Solisten-concert. Kalundborg 1153 M. II.201.20 Orkestconce-rt. 2.50—4.20 Orkestconcert. 7.209.20 Concert-Onkest en solisten 9.3511.50 Dansmuziek. Brussel 508,5 M. 508,5 M.: 5.20 Gramofoonpl. 6.05 Gramofoonpl. 7.05 Gramofoonpl. i 8.20 Concert Orkest en solisten, i 335,2 M.: 5.20 Orkestconcert. 6.20 Gramofoonpl. 7.05 G ra mof o on 1. S.20 Operette-uit-zenddnig. Langenberg 473 M. 6.257.20 Gramofoonpl. 9.3510.55 Gramofoonpl. 11.30 Gramofoonpl. 12.251.50 Concert, orkest en piano. 4.205.20 Solieten-ooncert. 7.209.20 Orkest con eert. 9.20 Berichten. Daarna tot 10.20 Dansmuziek. 10.2011.20 Gramofoonipl. Ze es e n 1635 M. 5.4011.20 Lezingen. 11.2012.15 Gramofoonpl. 12.151.20 Berichten. 1.202.20 Gramofoonpl. 2.203.50 Lezingen. 3.50—4.50 Concert. 4.507.20 Lezingen. 7.20 Opera „Der Barbier von Sevil'la", Rossini. 10.00—11.20 Concert. achter ons liggen, en dan zal een ieder er kennen moeten, dat O. L. H. op bijzondere wijze voor de Veenders gezorgd heeft, Aan gezien wij niet eens weten welk weer wij morgen en overmorgen zullen hebben, hoe zouden wij dan kunnen oordeelen over uit komsten van nog wassende vruchten? Nu wij op dit oogenblik te zamen zijn bij de plechtige inwijding van dit gebouw, is er voor overdreven zorgen geen plaats. Laat mij u eohter wijzen op het treffende voor beeld van die tuinders van voor 29 jaren, die met een onwankelbaar Godsvertrou wen gezwoegd hebben voor de verbetering van hun geestelijke en maatschappelijke po sitie als tuinder. Ontegenzeggelijk staat het bestuur onzer veiling voor moeielijkc problemen, doch even zoo goed als de onderneming in 1902 geslaagd is door het vertrouwen op Hem, Die de vogelen des Hemels voedt en de bloemen in de schoonste kleuren hult, even zoo goed zal deze onderneming slagen, mits allen met een zelfde vertrouwen bezield zijn. Moge dit kloeke gebouw in lengte van dagen eene afspiegeling zijn van de gees telijke en maatschappelijke welvaart in Roelofarendsveen en omstreken. In de St. Pancratiuszaal. De genoodigden begaven zich nu naar ds St. Pancratiuszaal, waar de eerewijn wercl rondgediend en nog verschillende het woord voerden. De heer C. B a r n h oorn heeft met dank baarheid geconstateert, dat bet opgedra gen werk tot volkomen tevredenheid is ver richt. Bizonder hebben de achitecten op prijs gesteld het groote vertrouwen waar mede de opdracht van dit belangrijke werk is geschied. Spr, bracht dank op dc allereerste plaat-i aan het bestuur en aan den directeur, den heer Wagenaar. Ook de opzichter heeft in alle opzichten zijn plicht volbracht en zelfs meer. De aannemers en de archil ee- ten hebben in onderling vertrouwen ge werkt en mogen met trots op dit werk wijzen. Spreker wenscht-e tenslotte het bestuur geluk met de stichting van het nieuwe ve,- lingebouw. FEUILLETON Uit het Duitsek van ADOLF HER ZOG. Toen Gertrud von Wald den volgenden morgen met haar moeder aan de koffieta fel zat, vertelde zij, dat haar roman dooi de redactie was geweigerd. De oude dame nam de hand van haar doohter en streelde die. Geef den moed maar niet op, kind, in geen geval. Het oordeel van dien redacteur is toch geen maatstaf voor andere kran ten. In dit geval wel, moeder. Ik heb na melijk ingezien dat hij gelijk heeft. En dat zeg je op zoo'n luchtigen toon? Och ja, moeder, van ons zomerreisje zal nu wel niets komen. Maar misschien heb ik succes met mijn nieuw werk en in den herfst is een reisje eigenlijk veel pret tiger. Ziet u, moedertje, het hindert me dezen keer in 't geheel niet, dat ik geen succes met mijn roman heb. Anders was ik toch per slot van rekening in allerlei on verkwikkelijke onderwerpen vervallen. Vroeger sprak je toch heel anders, kind. Och moedertje, ieder jong meisje heeft zoo haar tijd, dat ze dweept met vraagstukken, die voor haar te hoog lig gen. Dat zijn kinderziekten. Een vrouw, die de toegewijde kameraad van den man is, een liefhebbende moeder, een aardige gastvrouw, is aantrekkelijker dan een ge- emancipeerde, die door haar brilleglazen de wereld verstard zit aan te kijken. U kijkt me verwonderd aan?, voegde ze er blozend aan toe. Hoor eens, zei mevrouw von Wald met vroolijken ernst en ze trok het blonde, hoofdje van het meisje naar zich toe. Je praat alsof.... Ben je.... misschien.... verliefd Moederriep Gertrud en ze rukte zich snel los. Een gloeiende blos was op haar gezicht gekomen. Ze wilde wat zeggen, maar op hetzelfde oogenblik werd gebeld. Het was de postbode en Gertrud ging npar voren. Correspondentie, kind vroeg haar moeder, toen ze weer binnenkwam. Een brief voor mij, moeder. Gertrud opende langzaam de enveloppe. Haar oogen zochten naar de onderteeke- ning. Joseph Schoner, las ze. Van wien?, vroeg haar moeder uit- vorschend. Het komt van de krant, moeder, ant woordde Gertrud. Het is een schrifte lijke bevestiging van het onderhoud dat ik gisteren op de redactie heb gehad. Die maken wel haast om je humeur te bederven, merkte mevrouw von Wald op. Erger je maar niet, kiud. Hierop ging ze naar de keuken om voor het middageten Ie zorgen. Gertrud verstond de kunst van het lie gen slecht. In dit geval was het gelukkig dat mevrouw von Wald's oogen niet heel scherp meer zagende plotselinge veran dering van kleur op de wangen van haar dochter had haar anders niet kunnen ont gaan. Daarbij was het Gertrud onmoge lijk zicb er rekenschap van te geven waar om ze haar moeder niet de waarheid had verteld de eerste keer dat ze zoo iet-s deed Want dat de brief, al droeg hij ook de onderteekening van Schoner, weinig „re dactioneel" was, had ze dadelijk begrepen. Ze danste, van opwinding. Wat stond er op het papier... Och hemelverzen? Ze ging bij 't venster staan en las het gedicht dat Scho ner dadelijk, nadat hij van zijn nieuwe vriendin afscheid genomen had, uit de pen was gevloeid, als herinnering aan hun wandeling en hun opgewekt gesprek. Een meisje in een wankele boot -— Alleen de hoop was haar piloot Voer uit op zee. Hoop is een slechte kapitein, Een golf nam op het maagdelijn, De boot zonk mee. Het kind drijft snel weg van het land, Ze klemt zich niet aan zeil of want, Aan roer of stang. Ze zinkt en drukt met vaste hand Aan 't hart een dikken foliant.... Die maakt Jiaar bang! Eon inktvisch mopp'rend op don grond, Ziet 't lieve meisje, jong en blond Dat was een prooi Siechts oude kerels met 'n bril, Is wat de zee hem geven wil.,.. Maar dat is mooi 't Poliep-beest slaat zijn armen stijf Om 't ranke, slanke meisjes-lijf. En spreektEi, ei Ze roept: Mijn zelfbedacht verhaal Bied ik U als een offermaal Maar laat mij vrij Het monsterdier lacht loensch en leep: Die aan den inkt zal eens vergreep Die laat het niet. Zij maakt haar hand met inktvuil vol Als wratten op een tooverkol Haar schoonheid vliedt Schenk dinktvisch dus je liefde maar Hij schrijft voor zich on U voorwaar Jij houdt je blanke huid! Wat heeft het meisje toen gedaan?.... Laat zij de guit'ge inktvisch staan 1 En lacht hem uit Eerst had Gertrud een gevoel van span ning, maar toen ze het gedicht verder las, was ze geamuseerd. Maar toen ze aan het slot kwam, werd ze vuurrood en met be vende lippen en groote oogen staarde ze op bet papier. Hij schijnt niet auders te kunnen, zuchtte ze. Hij moet overal den spot mee drijven. Hij schaamt zich, als een ech te man, te toonen dat hij een gevoelig hart heeft en daarom neemt hij zijn toevlucht tot eeu inktvisch dan is h ijtenminste ge dekt als hij een blauwtje, loopt Ziezoo, dat is dus jo liefdesverkla ring...? Is het waar? stamelde ze. Is het waar? En plotseling schoten haar de tranen in do oogen en ze vluchtte naar haar slaapka mer, waarvan ze dc deur achter zich sloot; ze liet zich op het bed vallen en drukte haar hoofd in de kussens en bekende zich zelf dat de liefde ook in haar ontwaakt Op dit oogenblik zat Graag Joseph Scho ner op zijn redactie-bureau op zijn pen te bijten. Dc geheele journalistiek leek nu een dorre schrijverij. Voor de eerste maal, sinds hij zijn cavaleriesabel met de pen had moe ten verruilen, dacht hij met weemoed aan zijn oud wapenschild en hij droomde, hoe heerlijk moest zijn, in zijn vaderlijke be huizing, beschermd door de „Witte Zwaan" zijn wapen, met een blond vrouwtje zonder zorgen te kunnen leven en liefhebben, in plaats van te moeten werken voor haar dagelijksche brood. Het is nu eenmaal niet anders, merk te hij eindelijk filosofisch op. Als zij maar wilDan doet het er ook niet toe, hoé wc leven. HOOFDSTUK X. Toeu Heinrich Pfalzdorf dien Woensdag avond, zooals hij afgesproken had, bij zijn vriend Mcinard kwam, hoorde hij in de woonkamer een luide stem. Hij luisterde en hij meende het geluid te herkennen, maar toch wist hij niet direct met zeker heid wie de spreker was. In ieder geval was er bezoek, een feit, dat hem niet bij zonder aangenaam stemde, want hij had gehoopt op een herhaling van den heerlij ken Zondag. Teleurgesteld overlegde hij, of hij weer zou heengaan en zijn bezoek to; later uitstellen, toen van binnen de deur geopend werd en de musicus zijn hoofcl buiten do deur stak. AhaDaar is mijn jonge vriend. Dat dacht ik al, toen ik de huisdeur hoorde gaan. Komt u binnen. U hebt bezoek, wierp Heinrich tegen. Laat ik u niet storen, ik kom een ande ren keer wel eens terug. Onzin, bromde de musicus. We hebben op u gerekend. Is daar iemand?, klonk van binnen de vette stem. (Wordt vervolgd).

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1931 | | pagina 9