DE TACTICUS ARISTIDE BRIAKD *JJL8 Vele malen minister. Deze week meldden de bladen, dat Aristide Briand een zilveren jubileum her denken kon, het was vijf en twintig jaar geleden, dat Briand voor het eerst minister werd. Nu is minister geweest zijn in Frank rijk niet zoo iets heel bijzonders. Men kan daar nog al wat ministeries aan. de ministe- rieele levensduur is daar als regel kort, dus er zijn al heel wat staatslieden, die het tot minister brachten. Toch zou het getal van oud-ministers niet meevallen, want het is ook waar, dat bij die voortdurende wisseling van regee ring telkens weer de zelfde namen opdui ken. Ook de oude politieke rotten mogen dan niet lang achtereen minister zijn in Frankrijk, zij zijn het telkens weer opnieuw. En dat kan van Aristide Briand zeker wel in de eerste plaats gezegd worden. x Men moge dan al de laatste jaren heel wat mi nisteries omvergekegeld hebben, niemand twijfelde eraan of in het nieuwe ministerie dat dan komen ging zou ook Briand weer een plaatsje krijgen. Hem persoonlijk kon dat omverwerpen van regeeringen vrijwel onbewogen laten, hij werd toch weer inge huurd. Want men kon Briand als minister van buitenlandsche zaken niet missen. Dat is een gelukkig verschijnsel. Immers de bui tenlandsche politiek eischt continuteit, men kan maar niet, als er weer «ens een politiek ke^elspellefje is, weer een nieuwe leider aan buitenlandsche zaken hebben. En of een ministerie dus meer rechts of meer links georienteerd is. Briand past er in als minister van Buitenlandsche Zaken. Trouwens van dwingende principen, die hnrn dit zouden beletten heeft hij geen last. Brand is een tacticus. Als de politieke toe stand zoo troebel geworden is, dat -men geen oplossing meer kan vinden, dan tim mert hij een kabinet ineen. Zijn regeering houdt het dan nooit lang, maar men is voorloopig uit de moeilijkheden. Briand is dan ook lid geweest van een aantal regeeringen en ook van verscheidene de minister-president. Voor vijf en twintig {aar Is zijn minis- terieele loopbaan begonnen en we geloó- ven, dat hij op het oogenblik in zijn veer tiende ministerie zit. Maar we maken dadelijk het voorbehoud dat we ons beste eentje in de tel vergissen. In 1906 is hij begonnen als minister van Onderwijs, in het volgende kabinet werd hii spoedig minister van justitie, toen dit omgegooid was, was het Brinand zelf, die een regeering vormde, we kregen na elkaar het eerste en het tweede Kabinet-Briand, die respectievelijk 15 en 4 maanden bleven bestaan. Briand was daarin, dat was toen nog usance, minister van Binnenlandsche Zaken. 1912 kwam er het kabinet Poincaré, maar Briand was er weer bij, hij was minister van Justitie. Toen werd Poincaré een jaar Ir ter tot President van de Republiek geko zen en Briand werd minister-president, maar dat was maar voor een paar weken, twee kabinetten Briand werden wegge vaagd in een tijdsbestek, dat we in ons land vaak noodig gehad hebben om een minis- terieele crisis tot oplossing te brengen. Briand wordt nog eens weer minister van Justitie in het kabinet Viviani, maar dan in den oorlog als hij weer premier wordt, kiest hii zich Buitenlandsche Zaken. Ook in den oorlog wordt de regeering nu en dan ver wisseld en na den oorlog is er dat werkelijk niet veel beter op geworden, we hebben in Januari nog pas een kabinetswisseling ge zien, en men zegt, dat de regeering op het oogenblik al niet heel sterk meer staat, maar de laatste jaren is en blijft steeds weer Briand minister van Buitenlandsche Zaken. We kunnen ons voorstellen, dat er iemand zegt: hij moet toch wel een scharre laar zijn en zijn jasje naar den wind kunnen laten hangen om zoo telkens weer zich te handhaven of opnieuw op te duiken, om zoo van alle markten zich thuis te toonen. Er ligt in die opmerking ongetwijfeld veel waars. Wie er in de politiek komt en zich handhaaft, niet gedragen door de golf van een machtig beginsel, staat altijd onder ver denking,, dat hij wel tot sch'operen bereid is, anders komt men er niet. En als men in de politiek van ideeën en beginsel veran dert of zich liever gezegd aan beginselen weinig gelegen laat liggen, doch zich naar de feiten weet te schikken, ja dan wordt het moeilijk voor een beginselvast staats man door te gaan. Maar Briand heeft dit met heel veel poli tici gemeen, vooral met Fransche politici Het is rmers een merkwaardig feit, dat bijna alle Fransche premiers hun politieke loopbaan als socialist begonnen zijn, maar later hebben zij aan die beginselen lak. Ko men ze hen niet meer te pas, als ze er eenmaal zijn? Hebben zij het socialisme werkelijk met overtuiging aangehangen, maar dwingt een gewijzigde overtuiging hen nu de vroegere beginselen te loochenen? Dat is zoo moeilijk uit te maken. Maar in ieder geval Brand is al lang geen socialist meer. En de socialisten hebben hem dan ook vaaR deswege verwijten gedaan en voor verrader uitgemaakt.-Briand is net de man Aristide Briand. luihe'd, die uit gebrek aan belangstelling voor de zaak, die hij behartigen moet, zou voortkomen. Hij liet zich daarover eens uit tegenover een bevriend diplomaat. „Wat," riep hij, ..ik lui? Ik, die den hee- len dag Als ik door de s'.raten van Parijs kuier, of langs de kaden van de Seine, dan bestudeer ik den aard van mijn landge- nooten; als ik lange vacanties en week-ends Een politieke prent van eenige jaren geleden. De teekenaar zet Briand naast Strese- mann op de wip, omdat Chamberlain voor Mussolini te vriendelijk is. doorbreng te Cocherel, dan komt onbewust de werkelijke beteekenis van de gebeurtenis sen uit mijn overpeinzingen boven drijven; waa lijk, de uren, die ik met het mii pro fijt doorbreng, zijn die, waarin ik een boek lees of een diplomatieke missive..." Briand, de meest gefotografeerde man van Genève. om dat heel kalm op te nemen. In 1926 zou Briand weer eens een kabinet vormen. De socialisten waren toen erg ver bitterd op hem en men had het heel druk over Briand's beginselloosheid, zijn weer haan tactiek, zijn verraad. Hij zou met hen komen onderhandelen, want als er een re- geëring gevormd zou worden had hij hen noodig. Hij zou naar hun bijeenkomst gaan om besprekinger te voeren en men zou hem eens laten voelen hoe men hem verachtte. AAen zou het hem wel eens vertellen, nu hij in het hol van den leeuw kwam. Briand zag dadelijk, hoe de zake; ston den, „Zeker, ik weet het, zeide hij, kalm plaats nemend, „ik ben een verrader, ik ben een weerhaan, ja. En zouden wij nu, mijne heeren niet kunnen praten over onze huidige gemeenschappelijke belangen en zórgen?" Nu is er geen volk, dat geestigheid en ge vatheid zoo waardeert als het Fransche, van de voorgenomen verwijten, van de -ige be handeling kwam niets. Het begin. Briand kwam als jong advocaat, met zeer revulutionaire denkbeelden naar Parijs. Hij was er gekomen, erndat hij den dader van een boniaanslag wilde verdedigen. Maar het was reeds aan een ander gegeven. Briand zwierf melancholiek voor het station en hij wachtte op het vertrek van zijn trein. Plotse ling riep iemand hem. De prefect van zijn departement, die het redenaarstalent van den jongen advocaat bewonderde, riep hem naar he* terras van het café om hem aan een anucren hee- voor te stellen. Het was de redacteur v. d. krant „La Lanterne". Briand omvuuwde in den ioop van iet gesprek /.tfn opvattingen omtrent de toekomst van het socialisme en dit interesseerde Mayer, den redacteur, zóó, dat hij hem ver icht den volgenden dag bij hem te komen. Briand wou eeist niet; zijn retourbiljet zou immers vervallen. Tenslotte wist men hem over te halen. Bij dat tweede onderhoud kwamen de jonge advocaat en Mayer overeen, dal tie eerste op de vierde pagina van het blad be richten over de arbeidersbeweging zou re- digeeren en hiervoor de veramwuordelijk- heid op zich zou nemen. De laatste ver plichtte zich, Briand een maandelijksch ho- noiaru ni van 2UU francs uit te betalen. Natuurlijk had Briand, die zoo begon heel wat in zijn mars, anders zou hij het, ook al is hij een tacticus, wel niet zoó ver gebracht neóoen. Bovendien is hij veel meer onderhandelaar dan regeerde.. Een regeerder is Poincaré, een staatsman mei een unuu.gzauien wn, uie zich met van zijn weg laat afbrengen, een werker, die heersehen en beheerc jn kan, aan wien Franrijk ontzaglijk veel te danken heett. Hoe heeft hii bijvoorbeeld niet zijn taak vol bracht om Frank-ijk's financiën weei gezond te maken. Briand is heelemaal niet zooals hij. Briand gaat niet door voor een harden werker. Men zegt vaak, dat hij lui is. Hij kan lanterfanten en niets doen, hij kan mop pen tappen en de lachers op zijn zijde krij gen. Hij houdt heelemaal niet van allerlei ambtelijke missives. en langdurige rapporten daar is zijn geest te levendig en te kwiek voor. Maar dat is natuurlijk geen wezenlijke veel toegeeft omdat hij te veel vertrouwen heeft in de toekomst. Hij vergeet daardoor de veiligheid van Frankrijk, die sterke eischen stelt. Nu komt dat verwijt van nationalistische zijde en dat make ons voorzichtig. De over dreven nationale zelfoverschatting, die men aantreft bij de nationa'isten In onderschei den landen, doet hen staatslieden, die naar verzoening en naar verzachting der tegen stellingen zoeken, wantrouwen. Zoo vinden de Fransche nationalisten Briahd te weinig Franschman. Maar dat is onzin. Men zou in hem veel eerder de meest Fransche Franschman kunnen zien. Hij heeft een zeer groot vertrouwen in de toekomst van Frank rijk, hij is overtuigd, dat Frankrijk sterke zedelijke krachten bezit, die het zich «uilen doen handhaven ook tegenover grootere en machtiger volken. Briand droomt van een Pan-Europa een Europeesche Statenbond en hij kan er als goed Franschman van droomen omdat hii voor zich de zekerheid heeft, dat Frankrijk ook zonder overmacht van soldaten en ka nonnen daar een leidende positie zou inne men. Na Versailles. Het verdrag v an Versailles draagt het stempel van Clemenceau. Hij was, zooals Keyens schreef in zijn vermaarde boek over de consequenties van den vrede, verre het eminentste lid van den Raad van Vier (Cle menceau, Lloyd George. Wilson en Sonni- no). „Hij alleen had een idee en had het in alle concepuenties overwogen." De Fran- schen hadden een politiek, zij hadden een bepaald doel en het vredesverdrag moest de verwezenlijking van dat doel: de blijven de machteloosheid van Duitschland, de be vestiging der Fransche hegemonie op het Europeesche continent, verzekeren. Het verdrag van Versailles was dan ook in hoofdzaak een Fransch vercfïag, al kon Clemenceau wel niet alles krijgen zooals hij het zou willen en ai moesten zekere Fransche wenschen onvervuld blijven. Dc door Foch gewenschte Rijngrens kon niet worden verkregen. Men moest zich met een tijdelijke bezetting van het Rijnland tevre den stellen. Maar nog jaren na den vrede leefde er in zekere Fransche kringen de hoop het oorspronkelijke doel der militairen wel te kunnen bereiken. Briand moest daar tegen in gaan. hij heeft de Franschen er toe moeten brengen niet alleen van een dergelijke onmogelijke vervolmaking van het Vredesverdrag van Versailles af te zien. maar Ook met minder genoegen te nemen, dan Clemenceau in Versailles gedaan kreeg. vervulling gegaan. Het verdrag van Lo carno en de vervroegde ontruiming van het Rijnland zijn bewijzen, dat Frankrijk de ontwikkeling tot normale toestanden niet kan tegenhouden. Briand ziet dit helder in. En hij ziet ook, dat de overwonnen landen, die door de ter ritoriale regelingen sterk benadeeld werden slechts dan in de handhaving zullen kun nen berusten, als er in Europa ook wezen lijk een nieuwe regeling der wederzijdsche betrekkingen kon worden verkregen, indien hierbij dan de geest der verzoening den toon aangaf, zouden zeker in verschillende opzichten, zonder gevaar en nadeel, de ernstigste fouten der verdragen kunnen Een spotprent op den Volkenbond Terwijl Briand de vredessoep opschept, vliegen twee Zuid-Amerikaansche republieken elkaar naar de keel. De onderhandelaar. Dat Briand na den o.jiljg en zoo üetee- kennende positie heeft ingenomen, komt ook, omdat hel Viedesverurag va' Veisaoles zooveel aeeft geregeld en vaak op gentel verkeerde wijze heett geregeld, dat langs fijnen ven geleidelijkheid moei herzien wor den ui de jaren daarna. Dat heeft een aantal internationale conferenties gegeven, waar meeningen en belangen botsten, waar toe gegeven en genomen moest worden en waar net, we weien dat allen, heef dikwijls dreig de mis te loopen. L)an was Briand, de tacticus, de geslepen onderhandelaar. Hij voelt bij intuïtie, hoe ver hij gaan kan, waar de tegenstander nog wat toegeven zal, op welk punt deze on wrikbaar zal blijven staan. En zeer dikwijls bracht hij de partijen bij elkander. Waarbij komt, dat men hem om zijn buitengewone geestigneid en gevatheid waardeert. Hij kan zóó dingen zeggen, die men van een ander niet zou willen hooren, zonder boos te worden. Briand heeft als soepel onderh: .laar zeer veel verdiensten. Voor zijn eigen land natuurlijk, maar ook voor Europa. Men moet trouwens vooral niet meenen, dat al de Franschen hem bijzonder bewonderen. Er zijn onder hen velen, die Briand te weinig nationalistisch achten, te veel Europeeër. Aan Briand wordt verweten, dat hij een drooiner is, die te veel naar de toekomst kijkt en zich daarom te weinig bekreunt om de directe gebeurlijkheden. Men heeft hem dikwijls verweten, dat hij te veel waagt, te Frankrijk dit vergete men niet heeft in den loop der jaren al heel wat water in zijn wijn gedaan. Er is. zoo niet op de letter, dan toch op den geest van hel machtsdictaat van Versailles reeds vrijwat afgedongen. Van de hooggestemde ver wachtingen ten aanzien van het bedrag der herstelschulden, is een flinke portie niet in Briand als redenaar. worden hersteld, en dus tenslotte toch een revisie tot stand komen. Dat is het toen, wat Briand als ideaal stelde, toen hii z.ijn Pan-Europa-denkbeelden ontvouwde, al moet tegelijk erkend, dat dezelfde Staats man later, onder den indruk van nationalis tische volksbewegingen in Duitschland. een minder hoopvollen toon aansloeg en weer de vraag van Frankrijks veiligheid boven alle andere liet domineeren. Briand heeft met zijn plan, de vage droom van een Europeesche broederschap nog weinig succes gehad. i En toch moet het daar niet heen? Nu is het zeker, dat deze op breedere en principieeler grondslagen gevestigd zou moeten worden dan waarop iemand als Briand bouwt. Maar wij moeten dit in het oog houdeni Er is in zijn streven een dosis goede wit en goede bedoeling, die wij zeker moeten waardeeren. Het geloof in de mogelijkheid mag niet verloren gaan, maap-moet door onze inzich ten, die steunen op de waarheid en de liefde worden veredeld. Laten we toch bij de beoorrdeeling van anderen werk nooit uit het oog verliezen, dat ook zij die niet in het volle licht der waarheid wandelen goede dingen nastreven kunnen, die wij misschien verzuimden tijdig te propageeren. Zoo kunnen wij ook in den staatsman Briand zijn hardnekkig streven naar ver zoening der volkeren hoogelijk waard ren. E. W. (Nadruk verboden). Ook de Russische beer wordt genoodigd mede over den vrede ie praten.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1931 | | pagina 7