DE GALEIEN VAN RUSLAND Om Honderd Duizend Dollar! DINSDAG 17 FEBRUARI 1931 DE LEIDSCHE COURANT TWEEDE BLAD PAG. 5 DE HEL VAN SOLOWKY. Door de oerwouden ontvlucht. door GUERCHEL BARKEWITCH. (Slot) SolowkyDe eilanden va-n den dood Die naam ia den lezer verschillende malen reeds genoemd. Solowky, waar drie milli'oen menschel ijke wezens verkwijnen, ia een der drie ballingsoorden, der gedeporteerden uit Rusland. De anderen zijn, zooaLs men weet, het tragische Siberië en Turkestan. Van deze drie oentra der politieke of mis dadige veroordeelden, is Solowky zonder twijfel wel het meest gevreesde, de plaats welke den faam geniet van een verschrik kelijke hel. De kampen van Solowky strek ken zich uit van Mounnansk tot Petrovo- zadstk d. i. over een lengte van 1500 kilo meter. Zij zakken af tot Arkangelsk en be slaan het grootste gedeelte der kusten der Witte Zee en der eilanden, welke er zich bevinden. De kampen, gelegen op den vas ten grond, zijn bsmet met tal van ziekten; het is namelijk een streek van de meest on gezonde moerassen, waar de dood een ge makkelijke prooi vindt Maar het is enkel niet de natuur, welke daar dood en verderf zaait; er zijn nog'men&chelijke wezens, vol gelingen van het communistisch regime, die er den vrijen loop geven aan hun slechte in vallen, en die, om hun plaats te behouden, de andere dooden. De willekeurige vermin kingen zijn dan ook talrijk. In 1927, te zeer getroffen door al hetgeen ik in R'usiland zag, besloot ik, in gezeschap van twee jeugd vrienden, naar Roemenië uit te wijken. Wij werden echter aan de grens aangehouden door de Guépéou en veroordeeld tot ver banning naar Soliowki. De kaan pen van Solowky werden voor het eerst in 1923 op geslagen. In de Witte Zee zijn een twintig tal eilanden bezet met gevangenen. Eén daarvan, het eiland Popof (nu bijgenaamd: het eiland der omwenteling), is geheel kunstmatig gebouwd uit hout-. De gevange nen komen met overvolle treinen aan, tot aan de kleine geheimzinnige plaats Kiem. Van daar gaan tragische stoeten naar het eiland Popof. Op het eiland Popof zijn der tien kazernen gebouwd, waar de nieuw aan- gekomenen worden ontvangen. De menig ten zijn zoo talrijk, dat zij gemakkelijk vier en twintig uur in regen en wind moeten doorbrengen, alyoren men zich met hen kan bezig houden. Dan, om zich te herstel len van. hun zware vermoeienissen, worden zij gedurende twaalf uren aan het werk ge zet. Bij den terugkeer worden zij tezamen gebracht als vee, in de te kleine lokalen, waar het des morgens geen zeldzaamheid is de lijken te vinden va-n ongelukkigen, die gestikt, zijn of omgekomen van koorts of honger, want het gebeurt meermalen, dat deze ongelukkigen drie dagen zonde,r eten blijven. De lijken worden o-nmidde.lijk van hun kleed eren ontdaan en in een put ge worpen. In groote waschkuipen gieten de kolos der Guépéou een vieze soep. Deze kuipen worden dan op de binnenplaats der kazernen geplaatst en de bannelingen krij gen verlof om te eten. Maar zij beschikken over lepel noch borden, uoch iets van dien aard. Een ddep-tragisch schouwspel i® het-, die menschel ijke wezens te zien staan op een rij, de een met zijn muts, de andere met een min of meer zuiver busje om er een pol lepel soep in te ontvangen. Zij haastten zich als wilde dieren naar de waschkuipen en plonsen hun handen in het kokende vocht. Zij, die hun hoofddeksel kunnen vul len met soep, zijn gelukkig. Zij nemen het mee naar een hoek en eten als beesten. An deren dompelen hun hemd in de soep en drinken het nat, dat er dan door middel van wringen afdruipt. De beestachtige too- neelen, welke er zich afspelen, zijn ondenk baar. Men moet er geleefd hebben zooa-ls ik gedurende een jaar, om zich een denkbeeld te kunnen vormen tot welk een diep verval die ongelukkigen zijn gedaald. De straf lo kalen zijn bestemd om ongeveer 400 perso nen te he-rbergen. Maar de gevangenen zijn zoo talrijk, dat men verplicht is geweest in de lokalen dwa-rsplanken aan te bren gen, welke da-n twee of drie verdiepingen vormen, waarop de veroordeelden slapen, zoodat men er in geslaagd is, een duizend wezens te huisvesten in een lokaal, dat er maa-r vierhonderd kan bevatten. E!k kamp bezat ongeveer 10.000 gevangenen, wat haast ongelooflijk klinkt-, er is maar één en kele Guépéou om dit alles te beredderen. De andere galeiwachters worden meest ge kozen uit de diievenzelf. Zij zijn ongeveer drie honderd in getal gewapend en onder worpen aan den wil van den Guépéou, met wien zij het kamp beheeren. Waarom de bannelingen, die veel talrijker zijn dan de bewakers, en van wie velen gewapend zijn, niet in opstand kemen, is eenvoudig te wij ten aan het feit, dat zij geen vertrouwen in eikaar stellen. Zij wantrouwen elkaar, kla gen elkander aan en worden echte Guépé ou om hun eigen toestand te kunmen verbe teren. Trouwens er zijn voorbeelden ge weest, dat op het- voornaamste eiland (So lowky) 360 gevangen een aanval hadden voorbereid op de bewaking van het schip, o-m er zich meester ran te maken en naar Fin-land te vluchten. MaaT op he-t oogemblik van uitvoering waren zij verkocht en on- mididelijk veroordeeldspoedige veroor deelinggevolgd door een terechtstel ling in reeks. De ongelukkigen waren verraden geweest en a!le 380 onmiddellijk neergeschoten met het snelvuurgeweer. Bij het eiland Pc-pöve staat op een klein eilandje een ijzeren kruis, dat zich bevond nabij kamp 7. Dit kruis heeft zijn tragische geschiedenis. In 1927 vroegen 270 vrouwen en mannen een st.uk brood alvorens naar hun nachttaak te gaan. Om dden eisc-h wer den zij den heelen nacht buiten gel-aten, met een boude van 30 graden onder nul, cn den volgenden dagwaren zij allen dood. Ik zie neg dat vre-e-selijke vis-ioen en ik denk nog de kreten te hooren der ongeluk kigen, opgesloten in de barakken, die men 's morgens kwam wekken, en hun gezellen, dood en half d-ood van, k-o-ude, werden van hun slaapstee afgerukt en in den gemesn- scha-ppe-1 ijken put geworpen. De arme lie den, onbekwaam om o.p te staan, maar dde nog leefden, schreeuwden, huilden: „Waar brengt gij-mij heen? Ik ben nog niet dood!" Maar daar bemoeiden, d-e beu-len zich niet mede en droegen levenden en dooden in hetzelfde graf. Ik heb een rijke vrouw ge kend van een industrieel uit Mosoou, die met mij werkte en die voor het bolsjewis tisch schrikbewind naar Parijs was ont vlucht. Zij keerde echter naar Rusland te rug om haar zoon te zien en daar deze was aangehouden, schreef zij naar haar echtge noot; de brief was onderschept en de vrouw werd veroordeeld tot verbanning naar Ten einde mijn plan tot ontvluchting, dat mij reeds lang bezig hield, ten uatvoer te kunnen brengen, gelukte het, mij te la ten aannemen door vertrouwenspersonen, aan wie de Guépéou enkele voordooien toe stond. Het is dank dit vertrouwen, dat ik door lis-t en geduld heb weten te winnen, dat het mij mogelijk was naar een kamp aan de kust te worden gezonden. Van daar slaagde ik erin Kiem te verlaten, echter niet zonder een kogel in het been te heb ben na gekregen. Gedurende drie maanden zwierf ik door de Toundra (maagdelijk woud van Siberië en Noord-Rusland). De Toun- d-ra is bezaaid met ontebare moerassen en de dood dreigt bij eiken sta.p. Hoe heb ik er geleefd? Dat- vraag rk mijzelf heden nog af. Overdag verborg ik mij in den sneeuw, terwijl ik 's nachts verder toog. Als eenig voedsel had ik een zeker plantaardig mes, dat groeit onder de sneeuw, en dat ik even als de rendieren inzamelde, door namelijk dien sneeuw weg te graven, welke op som mige plaatsen een hoogte van twee meter bereikt. Eindelijk kwam ik in de nabijheid van een stam va-n Corel, half wilde inwo ners dezer bcsschen, die jacht maken op de vluchtelingen en twee pond bloem brijgen, telkens a's zij een vluchteling kunnen uit leveren aan de Guépéou. Hier slaagde ik erin een mes te stelen uit een hut. Zoo kon ik in het vervolg rendieren dooden en mij met rauw vleesch voeden, tot ik eindelijk Mounnansk, het noordelijkste punt van Rus-land bereikte. Daar trachtte ik de grens van Finland over -te steken, door mij in te schepen op een schip voor den Zuide lijken Oceaan; maar ik bemerkte reeds spoedig de onmogelijkheid van mijn plan. Ik bleef daarom acht dagen te Mourmonisk; hier lukte het mij* op zekeren dag plaats te nemen in een wagon van een trein, bij na uitsluitend bezet met hooge commissa rissen, met regeeringsorders belast. Daar deze lieden onder geen enkele controle staan, werd ik niet veronWust door de Guépéou. Te Leningrad aangekomen ver trok ik stil naar den Kaukasais. Ik had mij een hemd. aangeschaft, zooals de commu nisten dragen en werd met rust- gelaten. In twee en bwintig da-gen stak ik de berg streek o-veir in de omgeving va-n Tiff lis, mij voedend met gras en gedoode dieren en be reikte Turkije. Te FJéaclé zag ik in de ha ven een Ibaliiaansch schip, de „Java", dat ben anker ging. Zonde.r zijn toestemming te kennen, besloot ik er plaats te nemen. Daar om verkleedde ik mij als kotenairbeider, mijn gezicht en banden zwa.rt makend, een kool- korf meenemend, ging ik door als kolen losser. Zoo viel het. mij niet moeilijk aan boord te bomen en mij Ln het ruim te ver steken. Gedurende de reis was ik verplicht op de afsluiting van het ruim te kloppen, opdat men mij zou kunnen bevrijden. De s cheeps commandant, na eerst gedreigd te hebben mij in boeien te kluisteren en aan de overheid uit te leveren, was ten slotte met mijn toestand begaan en beval mij te werken aan boord. Ik deed het met veel genoegen, overgelukkig op die wijze uit het avontuur te zijn gekomen. In de eerste aanlegplaats, Oran, moest ik aan wal; de oommanda-nt gaf mij honderd frank als ver goeding voor mijn werk en wenischte mij veel geluk. Eenigen tijd verbleef ik te Oran en ging vervolgens te voet naar Algiers, waar ik landgenooten wist- te ontmoeten. De Fransche overheden hebben mij zeer goed behandeld, hetgeen mij ten diepste trof.. Ik werk. ik verdien mijn brood, ik ben vrij te gaan en te komen, mijn gedachten vrij uit te drukken, te lachen, te zingen, en dat is zoo nieuw voor mij, dat ik aan mijn geluk niet kan gelooven. Dikwijl® kwelt mij aog het spook van Solowky. Ik herleef de schrik kelijke mare en denk aan die milioenen menschelijke wezens, die ginder lijden en sterven, slachtoffers van een schrikkelijk stelsel, waarvan de verwezenlijking onmoge lijk is. Om te eindigen, wil ik nog wijzen op het gevaar, 'dat dreigt. Het communis me beloert de gansche wereld en het «ou een schrikkelijke ramp zijn de volkeren te zien vallen in zulke hel. Vereenigen wij ons om te strijden tegen de slavernij, welke men ons wil opleggen. En vergeten wij niet, dat ten huidigen dage in Rusland, de partijen die gewerkt hebben aan de stichting van het oomunis-me, verbannen zijn cn vervolgd door drie „idealisten" drie nu aan het be wind zijn. Solowky is vol priesters, rabbij nen, moula's en vooral boeren, die men op de schirikkelijkste wijze pijnigt en vervolgt. Hetzelfde lot wacht al diegenen, drie zich laten verleiden door de valse he beloften dier communisten, verkrachters aller vrij heid. VAN M'N BOEKENTAFEL De Techinsche Gids voor Kath. Instellingen. Verschenen is het tweede nummer van „De Technische Gids voor R. K. Kerk en Pastorie, Seminarie, Ziekenhuis en Ge sticht ter voorlichting op technisch en eco nomisch gebied". In aansluiting van de aanbevelingen van Z. D. H. Exc. Mgr. Aengenent, bisschop van Haarlem en onzen minister-president Ruys de Beerenbrouck in 't eerste num mer opgenomen, drukt de redactie thans af een schrijven van instemming van Zijne Excellentie mr. P. J. Reijmer, Minister van Waterstaat, die o.a. getuigt: „Het behoeft geen betoog, dat het hoofd van een tech nisch- departement met groote Delangstel- ling alles volgt, wat er toe kan bijdragen om de kennis van technische aangelegen heden te verruimen" en hij besluit: „In dien uw tijdschrift er in zal slagen het stelde doel te bereiken zal ik mij daarover zeer verheugen". Gememoreerd wordt de algemeen gunsti ge ontvangst die den Gids ten deel viel zoowel bij autoriteiten als pers en publiek, ook in niet-katholieke kringen zooals uit een schrijven van een predikant bleek. Het voor onze kerken en gestichten buitengewoon gewichtig probleem van den „strijd tegen vocht" wordt door architect Ir. Joseph Cuypeis c.i. uit Roermond in een artikel vol practische raadgevingen behan deld. De bekende Amsterdamsche kunst smid, de heer A. J. Dingemans, óp wiens uitgebreide werkplaatsen reeds wijlen dr. P. J. H. Cuypers zoovele groote ijzerwer ken deed vervaardigen voor zijn scheppin gen, geeft een geïllustreerd artikel over „Hang- en Sluitwerk voor Kerken" en schenkt daarin practische raadgevingen, hoe instellingen tegen inbraak te beveili gen. Ingenieur L. J. Kramers w.i. vervolgt zijn beschouwingen over het verwarmings- vraagstuk. Professor J. C. W. va-n de Wiel pr. voltooide zijn artikelenreeks over „Or gelbouw en Liturgie" Pastoor J. A. Anne- garn schreef een geïllustreerd artikel over het nieuwe „Pension Eykenburg" te 's Gra- venhage en een volgend artikel voert ons door de nieuwe Katholieke Wijkverpleging van dr. Bei ends te Den Haag. Hans Schnabel draagt een artikel bij over elec- trische methoden van kerkverwarming en mr. G. W. J. Jonker, advocaat en procu reur, opent een rubriek „Uit de Rechts praktijk", waarin rechtskundige vragen voor de lezers worden behandeld. Ook dit nummer, op kunstdrukpapier uitgevoerd door de uitgeversmij. „Diligentia", Heeren gracht 32 te Amsterdam, is rijk geïllus treerd en bovendien nog voorzien van aller lei geïllustreerd technisch nieuws „Uit Handel en Industrie". FEUILLETON Uit bet Amerikaansch van FRANK L. PACKARD. (Nadruk verboden). 27) Teresa zal den brief in het Italiaansch schrijven, vervolgde de oude man toen het meisje was gaan zitten. Oude Nicolo zal hem teekenen dat is voldoende. Nu, dit met een handbeweging tegen zijn dochter ben je klaar, kleine meid Ja, vader. De brief is voor Dago George, ging hij voort, eerst mijn beste groeten. Haar pen kraste over het papier. Ze keek op. Ja, vader? Nicolo's vingers plukten aan de de kens. Je moet schrijven, dat de brenger van dezen brief o, ja 1 Hij keerde zich met een schelmsch glimlachje naar Dave. Je moet een naam hebben, hè, jongeman, want Dave Henderson is dood! We zullen Dago George niet alles vertellen. Alleen dwazen vertellen ales wat ze weten 1 Wat zullen we zeggen? Dave haalde de schouders op. Het kan me niets schelen. Zegt u maar Barty Lynch. Ja, dat is bestNicolo Capriano maak te weer een handbeweging tegen zijn doch ter. Schrijf dat de brenger van dezen brief Barty Lynch heet en dat hij hem behan delen moet alsof hij Nicolo Capriano in eigen persoon is. Begrijp je het, kleine meid Alles wat die meneer Lynch wil, moet gebeuren en ik, Nicolo Capriano, ben verantwoordelijk. Maak hem duidelijk, men kleine meid, dat het Nicolo Capria- no's bevel is en dat Nicolo gehoorzaamd moet worden. En vertel hem vooral dal als onze jonge vriend hulp noodig heeft van menschen,, die weten te handelen, zonder vragen te stellen, die mensohen dis ponibel moeten zijn. Begrijp je Teresa Het meisje bleef een oogenblik voor zich uitkijken en zei toen: Ja vader. Schrijf het dan 1 En kleed het zoo in dat Dago George geen wantrouwen koes tert en dat hij goed begrijpt dat hij ter be schikking van onzen jóngen vriend bic moet blijven. Teresa's pen kraste vlug over het papier om hetgeen haar vader haar opgedragen had in een brief te formuleeren. De oude man was weer bezig om aan do dekens te plukken en Dave streek gedurende ae stilte die nu volgde, verstrooid met de hand door het haar. Hij vond alles zoo onwezenlijk die invalide met zijn sluwe hersens, die hier lichamelijk machteloos in dat hemelbed lag, dat onweerstaanbaar- aantrekkelijk meisje, dat daar aan de ta fel zat te schrijven en van wie hij nu al leen maar het fijne, lieve profiel zag. Neen, dacht hij, aan haar was niets on wezenlijks, zij was schoone werkelijkheid 1 Teresa was klaar met haar brief en Ni colo las over wat zij geschreven had. Ja, ja mompelde hij goedkeurend. Prachtig 1 Met dezen brief, jongen vriend, zul je een persoon van meer gewicht zijn dan je vermoedt. Hij staarde door half gesloten oogleden naar Dave Henderson. Je hebt geld en dezen brief. Ik geloof niet dat de oude Nicolo meer voor je kan doen, hè behalve dan je nog een klt>. nen raad geven. Van het oogenblik ar, dat je hier vandaan gaat, kan je niet voor zichtig genoeg zijn. Zoolang je in de buurt van San Francisco bent, loopt je nog ge vaar herkend te worden. Reist vooreerst 's nachts vermom je als landlooper en reis met goederentreinen; hou je over dag verborgen. Na een paar dagen kan je op een prettiger manier reizen. Maar ga niet met de expresstreinen. Je bent pas veilig als je oostelijk van Chicago bent. Verder is er, geloof ik, niets. Heb je een wapen, jongeman Dave schudde het hoofd. Zoo 1 riep Nicolo. Het zou niet verstan dig zijn vanavond een wapen te koopen en toch kon het best gebeuren dat je er van nacht al een noodig had. Enfin, daar kan ik wel voor zorgen. Hij richtte zich tot' zijn dochter. Teresa, kleine meid, zei hij, ik geloof, dat we onzen jongen vriend die revolver maar moesten geven, die onder in die oude kist boven ligt dan blijven we zelf ook nog zonder wapen achter, hè Ja, ja 1 Ga hem maar halen, Teresa. Ze stond gehoorzaam op en wilde naar de deur gaan maar haar vader beduidde haar nog even te wachten. Geef me even de pen voor je weggaat, dan zal ik den brief teekenen. Dago Geor ge moet zeker weten dat hij van Nicolo Capriano komt, hè? Zie, jonge vriend, glimlachte hij, toen hij klaar was en Dave op de stijve '.etters van zijn handteekeninn wees. Oude Nricolo's vingers zijn oud en stijf en bet is lang geleden, dat Dago' George die onderteekening gezien heeft. Ik heb voor alle zekerheid maar tweemaal onderteekend. Moet je eens kijken, ik heb geteekend „G'on Amore", Capriano". Je kent geen Italiaansch, hè? Nu, het is an ders een heel eenvoudig zinnetje. Het be- teekent „Met liefde". Dood-onschuldig, niet waar? Maar voor Dago George be- teekent bet iets anders. Het was in vroe ger dagen een soort geheim code-woord en de bedoeling was: trouw tot in den dood 1 Begrijp je, jongeman Hij glim lachte weer en streek evenals liefkozend langs Dave's arm. Geef me de enveloppe daar op de tafel eens aan. Hij stak de brief in den enveloppe, en terwijl hij daarmee bezig was kwam Tere sa de kamer weer binnen. Toen hij het cou vert gezegeld had, nam hij de revolver van haar aan, voldaan knikkend omdat het wapen geladen bleek. Daarop overhandig de hij brief en revolver aan Dave Hender son. Zoo, dus nu kunnen we afscheid nemen, hè, mijn jonge vriend, die de vriend was van Tony Lomazzi. Je zult geluk hebben, een vermogen en.... Dave Henderson was opgestaan. Hij greep beide handen van den Italiaan. Ik zal nooit vergeten wat u gedaan hebt ik zal Nicolo Capriano nooit verge ten, zei hij met een stem waarin diepe ontroering trilde. De oude bommenkoning verborg zijn oogen onder de lange wimpers en borste lige wenkbrauwen. Daarvan ben ik overtuigd, zei hij zacht. Ik weet zeker, dat je Nicolo Capriano nooit vergeten zult. Ik zal door bemidde ling van Dago George wel nader van je hooren. Hij maakte zijn handen plotseling uit die van Dave los; hij keek de jongeman nu weer recht aan, maar zijn oogen waren on doorgrondelijk starend, zonder glans. Ga, zei hij. Ik weet wat je wilt zeggen. Maat we zijn geen kinderen, die elkaar om den hals vallen. Nicolo is nog niet dood. Mis schien ontmoeten we elkaar wel weer. Ga nu maar! Je zult je tijd wel noodig heb ben om vanavond nog uit Frisco weg te komen 1 Nu glimlachte zijn oogen weer en hij wuifde Dave Henderson van uit zijn bed toe. Onzeker, alsof hij het gevoel had ciab dit een afscheid voor immer was en dat hij niet voldoende uiting had gegeven aan zijn dankbaarheid tegenover den ouden Italiaan, liep Dave Henderson naar de deur. Teresa was de kamer al uitgegaan; ze stond in de hall. Op den drempel bleef Dave stnan en keerde zich nog eens om. Dag Nicolo Capriano, het beste met u 1, riep hij. De oude man was achterover in de kus sens gezonken en frommelde aan de sprei. De wijn des levens, mijn jonge vriend het was alsof hij in zichzelf sprak ha, ha! de wijn des levens! De oude dagen zijn weer herleefd en de oude Nicolo is nog niet dood 1 Addio mijn jonge vriend 1 De oude Nicolo is jouw veel verschuldigd. Ad dio, mijn vriend, addio 1 Dave wuifde de ouden Italiaan toe en toen hij langzaam naar de hall liep, hoor de hij dat de deur in de portiek voor hem geopend werd. Het was donker om hem heen, hij kon niets zien Hij riep Teresa's naam maar er kwam geen antwoord al leen de deur stond open. (Wordt vervolgd).

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1931 | | pagina 5