Het Fransche Vreemdelingen-legioen
WOENSDAG 4 FEBRUARI 1931
DE LEIDSCHE COURANT
TWEEDE BLAD PAG. 7
STOOMVAARTBERICHTEN
NOORDEN.
Tooneel. De Tooneel vereeniging „St.
Cecilia." zal op Donderdag en Vrijdag a.s.
in de St. Franciscuazaal voor haar leden
en donateurs Oipvoeren hei blijspel in 3 be
drijven „Gierige Thijs" en de klucht in één
bedrijf „In den zilveren Haas" waarna tot
slot een duet door 2 hoeren „De Wonder
bare V is ch vangst".
WOERDEN.
„Katholiek Woerden". De lezers wor
den nogmaals herinnerd aan de lezing van
„Katholiek Woerden", Vrijdag a.s. des
avonds 8 uur, in het Patronaatagebouw,
waar als spreker zaïl optreden de WelEerw.
Pater Borremeus de Groeve o.m. met het
onderwerp: Kerk en Gezag. Het zal wel
overbodig zijn aan te raden zich zoo tijdig
mogelijk van toegangskaarten te voorzien.
Personalia. De heer B. Schoonenberg
te Bandoeng (Indië), voor zijn vertrek uit
Holland onderwijzer aan de R.K. Jongens
school alhier, is benoemd tot hoofd eener
nieuw op te richten R.K. Schoei, aldaar.
Familie-bad. Hedenmorgen raakten de
twee gezusters V., beiden op dezelfde fiets
gezeten, i-n de Rijn te water, toen zij langs
een groentenkar wilden voorbij rijden. Het
mocht voor den heer L. den B., die van huis
uit heit. tooneeltje aanschouwde, wel een
groot genoegen zijn de drenkelingen beiden
te kunnen redden.
Veroordeeling. De 18-jarige monteur,
die in November van het vorig jaai de doo-
delijke aanrijding veroorzaakte op den
Utreohtsche Straatweg alhier, is door de
Utreohtsohe rechtbank veroordeeld bot drie
maanden gevangenisstraf.
Besmettelijke ziekte..— In meerdere ge
zinnen hier komen gevallen van besmette
lijke ziekten voor o.a. diphterithis.
ZEVENHOVEN.
Dienstplicht. Voor de lichting 1932
zijn 11 jongelingen ingeschreven, .waarvan
3 aanvragen wegens broederdienst en 1
voor kostwinnerschap.
Volontair. Tot volontair ter Gemeen
te-Secretarie alhier is aangesteld de heer
Th. Slsensohn te Venlo.
Th. Elsensohn te Venlo.
Urtde Landbouwwereld
De Mol In den winter.
Wij vertelden laatst een en ander over
den mol. Wij zagen toen, dat de mol, dié
vroeger door velen voor een planten-
eter werd gehouden, zich voe'dt met wor
men, insecten, enz. Minder bekend is
nog, dat de mol een wintervoorraad ver
zamelt. Een voorraad van levende die
ren, die blijven leven en toch gemakke
lijk bijeen te houden zijn. Oude, ervaren
mollen vangers wisten daar vroeger al
van te verhalen: hoe n.l. een groot aan
tal wormen, na eerst verminkt -te zijn,
tot krijgsgevangenschap werden gedwon
gen. Men hield dit voor een sprookje,
maar Prof. Ritzema Bos kwam tot dezelf
de ontdekking, en hem zullen we wel
moeten gelooven.
Het was in den winter van 1897, dat
dr. R. Bos een groot aantal regenwormen
ontving. Een tuinman had ze in een mol-
lennest gevonden. Dat was me het
vondstje wel: een 300-tal vette wormen!
Eigenaardig was, dat deze voorraad
schuur uit aparte kluwentjes bestond;
telkens een 8-tal wormen bij elkaar. Die
kluwentjes of bolletjes waren door zand
en aarde van elkander gescheiden. Alle
wormen misten het kopeinde. Drie a
vijf ringen (segmenten) waren er blijk
baar afgebeten. De wond had zich al
weer gesloten, een nieuwe huid was er
over heen gegroeid. Wormen zijn taai.
Ware het een ander seizoen geweest,
dan zou het herstellingsvermogen waar
schijnlijk zóó groot geweest zijn, dat het
geamputeerde gedeelte opnieuw voortge
bracht zou zijn. Door de lage winter-
temperatuur was dit zeer waarschijnlijk
niet mogelijk. Maar in leven bleven de
wormen toch. De slimme mol had er lan
gen tijd een lekker hapje aan: versche
waar. Hij is dus een conservenfabrikant,
die het werk verstaat. Blijkbaar heeft
hij de levenswijze der regenworm goed
bestudeerd en de verkregen kennis
daarna tot zijn voordeel aangewend. Wat
toch is het geval? Met den kop vooruit
bewegen de wormen zich door den grond.
Ze doen dit duwende of vretende, naar
mate de bodem los of meer of minder
hard is, en al dan niet voorzien van gan
gen. Is nu het kopeind afgebeten, dan
kan de worm er niet van door gaan. Toch
wijkt het leven niet, omdat de stofwis
seling in den winter zoo miniem mogelijk
is-. Wie deze winterprovisie, deze voor
raadschuur van den mol vindt, moet wel
tot de overtuiging komen, dat deze ver-
slinder wat aan k^n.
Verpotten.
In 't voorjaar is het de tijd. dat som
mige planten verschen grond moeten
hebben. Wanneer men de plant uit den
pot neemt, en de wortels omgeven als
een bruine of vuilwitte vilt den aardbal,
dan is het tijd om te verpotten. De nieu
we pot moet zoo groot zijn, dat de oude
er gemakkelijk in kan staan, maar vooral
niet veel grooter, anders heeft men kans,
dat de wortels gaan rotten. Nu heeft
men dikwijls de gewoonte de plant uit
den pot te slaan, den wortelbal in zijn
geheel te laten en in den nieuwen pot te
zetten, en dan verder verschen grond
rondom bij te vullen Deze wijze van pot
ten is zeer af te keuren en treft ook
meestal geen doel. Men moet met een
puntig houtje den wortelbal losmaken,
de oude uitgemergelde aarde gedeeltelijk
verwijderen, en alleen 't binnenste laten
zitten. Het afgestorven wortelwerk wordt
natuurlijk verwijderd, en doode punten
weggesneden. Bij planten met dikke en
weinig fijne wortels, zooab -bolgewassen,
palmen, enz., snijdt men liefst niets weg.
Is de wortelbal bij het verpotten zeer
droog, dan moet men na het verpotten
den pot even in een emmer water zetten
en daarna, zoo noodig, nog wat aarde bij
vullen.
Mestbewaring.
De mestbewaring is in vele streken
zeer verbeterd. Toen men met eigen
oogen had gezien, hoeveel er van zijn
mesthoopen wegvloeide naar het omrin
gende water of naar de sloot, kwam
men er toe, om de vaaltstee (mestvaalt)
te verbeteren; door een ondiepen
kuil uit te graven die een weinig naar
het midden afbelt en daar dus zijn laag
ste punt heeft; den bodem door steenen
in cement te leggen, door een dikke laag
leem of een mengsel van grint, grof
zand en teer, of ander materiaal, voor
water ondoordringbaar te maken; in het
midden en rooster aan te brengen en
daaronder een vergaarputje, waar een
buis aan verbonden is, die onder den
grond heenleidt naar den dichten en over
dekten gierput. Hier en daar werd bo
vendien een kap over de mestvaalt aan
gebracht, zoodat de mest niet aan den
regen bloot stond en voorts werd ge
zorgd dat het regenwater van de daken
of van hoogere plaatsen op het erf even
min als goot- en spoelwater niet naar
den mesthoop kon afvloeien. Aldus werd
mestverlies door hooge waterstand en
veelvuldige regens voorkomen. Lezer, hoe
staat het bij u; is er misschien in deze
nog wat te verbeteren?
Aardappelschurft.
Van deskundige zijde meldt men hier
over het volgende: Ter bestrijding van
de schurft wordt door Millard het vol
gende aanbevolen. Op het voor aardap
pelen bestemde stuk zaait men in den
herfst rogge, liefst dicht, zoodat er een
overmatige welige groei het gevolg is.
Kort vóór het poten wordt deze rogge
ondergeploegd, waardoor een versche
groene massa in den grond komt. Volgens-
Millard verkiest het organisme, dat de
schurft veroorzaakt, versche groene mas
sa, boven ander materiaal, en wordt
daardoor den aardappelknol gespaard.
Pro-f. Elema gaf op, dat hierdoor wer
kelijk iets bereikt wordt. Het middel kan
niet alleen practisch zijn, maar is ook
uit een oogpunt van bodemverbetering
(humusvorming) op zich zelf zeer aanbe
velenswaardig. In de Veenkoloniën, en
ook elders, past men deze groene bemes
ting sinds lang toe, zonder eohter op den
invloed er van op het voorkomen van de
schurft gelet te hebben. Evenwel meent
men. dat de rogge de voedende bestand-
deelen (vooral stikstof) voor uitspoeling
bespaart, en dat door het vergaan der
groene massa de aardappelen van die
besparing kunnen profiteeren. Op grond
van al deze overwegingen is de methode
van Millard gerust aan te bevelen.
Korte wenken.
Veulens beneden het jaar mogen geen
klaver tot voeder hebben. Is de klaver
te jong en wit geworden door de vorst
(berijpt), dan is ze zelfs ge%'aarlijk voor
moet alleen op koele, regenachtige dagen
de dieren. Een grasperk met fijn gras
bemest worden. Men gebruikt daarvoor
verdunde gier of opgeloste Ohilisalpeter
(40 gram op 10 Liter). Teneinde de be
mesting gelijkmatig over te brengen, giet
men met den broes op den gilter.
Erwten kan men den geheelen zomer
versoh hebben, als men elke 14 dagen
wat legt- Heidekruid (Erica) wordt
door de konijnen gaarne gegeten en het
bekomt hun best.
Boerenrijmpjes.
Opschrift van een boerderij in Zuid-
Holland:
Wie hier uit melken wil gaan,
Moet lachen, vrijen, praten laten staan,
Zich met de meiden niet bemoeien,
En vooral niet slaan de koeien.
Opschrift op een boerenwagen van een
melkboer
Ik ben een boer,
Ik breng het voer,
Aan luie stadsche menschen.
Ik werk er om,
Dies ben ik dom,
Ik zou niet anders wenschen.
B—r.
VRAGENBUS
Vraag: omtrent ouderdomsrente, mej
B. van E. te Leiuc.i.
Antwoord: Wend u tot den Raad
van Arbeid op de Breestraat.
Vraag Ik heb een zuster, dio wedu
we was en toen hertrouwd is, maar nu is
overleden. Er zijn geen kinderen. Hebben
nu haar zuster en broer recht op die na
latenschap? Heeft de overlevende echtge
noot recht om een door zijn overleden
ec-htgenoote uitgeleende som gelds op te
eischen.
Antwoord Wij hebben uw vragen
iets ingekort. De overlevende echtgenoot is
eenig erfgenaam en heeft dus het recht om
het uitgeleende geld terug te vragen. Daar
over aflossing niet is gesproken, kan het
geld binnen een redelijken termijn opge
vorderd worden.
Vraag Mijn kippen hebben altijd los
geloopen en nu ze in een ren vastgehou
den worden, zijn het eierenpikkers gewor
den. Wat is hier tegen te doen?
Antwoord: Het beste middel zal
zijn ze weer los te laten loopen. Als dat
niet gaat, moet u ze in de ren zooveel mo
gelijk werk geven door het voederen van
veel groen voer, het strooien van kaf, of
iets rergelijks. De kippen zullen te wei
nig beweging hebben.
STOOMVAART MIJ. NEDERLAND.
J. P. OOEN (uitr.) vertr. 3 Febr. van
Algiers.
POELAU BRAS (uitr.) pas®. 2 Febr.
Perim.
TAWALI (uitr.) pass. 1 Febr. Dungeness.
KON. HOLL. LLOYD.
BERENGAR (uitr.) arr. 1 Febr. te Ro-
sario.
SALT,AND (uitr.) arr. 2 Febr. te Mon
tevideo.
ZAANLAND vertr. 3 Febr. van Hamburg
naar Amsterdam.
HOLLAND—AM ER IK A-LI JN.
DAMSTERDIJK arr. 2 Febr. van Rot
terdam t£ Los Angeles.
DINTELDIJK, Pacifick. naar Rotter
dam arr. 2 Febr. te San Francisco.
KINDERDIJK vertr. 31 Jan. van Los
Angeles naar Rotterdam.
MOERDIJK arr. 31 Jan. van Antwerpen
te Vancouver.
NAG AR A, Pacifick. naar Rotterdam,
arr. 2 Febr. te Londen.
EDAM, RottehdamNew Orleans pass.
1 Febr. Los Angeles.
VEENDAM arr. 2 Febr. van West Indië
te New York.
HOLLAND—BR ITSCH-INDIE-LIJN.
MEERKERK vertr. 3 Febr. van Bre
men naar Hamburg.
HOLLANDOOST-AZIE-LI JN.
OUDERKERK (thuisr.) xertr. 2 Febr.
van Marseille.
RIOUW (uitr.) vertr. 1 Febr. van Manila
ROTTERDAMSCHE LLOYD.
INDRAPOERA (uitr.) arr. 3 Febr. te
Sabang.
KOT A AGOENG (thuisr.) pass. 2 Febr.
Ouessant.
MENADO (uitr.) pass. 3 Febr. Portel-
laria.
ROTTERDAM—ZUID-AMERIKA LIJN.
ALEHIBA (thuisr.) vertr. 2 Febr. van
Teneriffe.
STOOMVAART-MIJ. OCEAAN.
ALCINOUS, Amsterdam—Batavia vertr.
2 Febr. van Padang.
ELPENOR, Japan—'Amsterdam, pass.
2 Febr. Gibraltar.
MYRMIDON, Liverp.-Batavia vertr. 29
Jan. van Suez.
PHILOETETES, Japan—Rotterdam,
vertr. 1 Febr. van Shanghai.
PYRRHUS, JapanAmsterdam, pass. 2
Febr. Perim.
KON. PAKETV. MAATSCHAPPIJ.
SIGLI vertr. 1 Febr. van Rangoon naar
Sumatra.
HOLLAND—AFRIKA LIJN.
ALDABI (uitr.) arr. 3 Febr. te Walvisch-
baai.
BILLITON (thuisr.) vertr. 3 Febr. van
Port Soedan.
GIEKERK (thuisr.) vertr. 2 Febr. van
Tanga.
ALLERLEI
KOOK MET NATUUR!
De vulkaan als leverancier van warm water
door Colin Ross.
Toen ik naar Nieuw-Zeeland kwam, wist
ik nog niet, dat mijn film over deze reis:
„Hier Australië 1 Hier Azië!" heeten zou.
Zooals 't gewoonlijk op m'n reizen gaar,
had 'k 'n zeer vage voorstelling van wat ik
filmisch zou uitbeelden, want dat zou pas
kunnen volgen uit 't ge-en ik ia dit land, tus-
schen de bewoners zou beleven. Dat wist
ik natuurlijk wel: Nieuw-Zeeland zou 't
glanspunt van mijn rolprent worden, want
't is toch niet voor niets 'n schoonste land
der aarde. Maar de bewoners, zeker voor
zoover 't 't oervolk, de Maories betreft,
stellen erg teleur. Al wat er nog van de
oude Maori-zeden en dansen is overgeble
ven, is al zoozeer door de Europeesche be
schaving beïnvloed, dat ik 't- niet over mij
kon verkrijgen, ze te verfilmen. Maar wel
legde ik hun dagelijksch leven vast, en dat
is misschien wel een der interessantste din
gen die er bestaan. Want in 't hartje van
Nieuw-Zeeland, in 't hoogland van R-ota-
rua, wonen de Maori's midden in 'n vul
kanisch gebied. Ja, 't is nog sterker: ze
hebben hun hutten gebouwd midden tus-
schen de geisers, de heete bronnen en mod
derpoelen. Van verre lijkt 't Maori-dorp
wel in brand te staan, zoo rookt én
smookt 't.
Op den duur is zoo'n waschhuis-atmos-
pheer niet erg aangenaam, maar deze po
sitie heeft tooh 'n groot voordeel: verwar
ming en warm water zijn gratia verkrijg
baar. En wel door de Tavawera-vulkaan.
't Aangenaamste is natuurlijk 't warme
bad, dat ten allen tijde geheel gratis tot uw
beschikking staat en de Maori's verblijven
dan ook uren achtereen in 't rookende wa
ter.
't Spreekt vanzelf, dat deze heete bron
nen ook dienen voor de wasch en om te
koken. In netten worden de spijzen in den
heeten stoom gehangen en in zeer korten
tijd zijn ze gaar. Zelfs werd op deze wijze
brood gebakken. Men zou dus de Maori's
kunnen benijden, om deze gratis leverantie
van water en stoom, indien niet zoo nu en
dan de Tarawera van zich hooren liet. Op
't eind van de vorige eeuw had er nog n
hevige uitbarsting plaats, waarbij heele
dorpen van den aardbodem werden weg
gevaagd. Dok tijdens mijn verblijf op i
eiland beleefde ik 'n kleine aardbeving.
Voortdurend vallen jonge mannen
in handen van weevers voor het Pa-
rijsche Vreemdelingen-legioen. Zij
hebben het speciaal gemunt op de
werkloozen. En juist de werkwil
ligen, die de werkeloosheid als een
kwelling beschouwen, vallen als
slachtoffer van hun valsche schijn-
beloften. En toch kan er niet genoeg
gewaarschuwd worden voor deze
uiterste wanhoopsdaad. Daarom pu-
bliceeren wij hier de aanteekeningen
van een jongen Duitscher, die thans,
na een verschrikkelijken dienst, we
gens ongeschiktheid voor dienst
naar het vaderland teruggestuurd
werd. Het volgende geldt als
dringende waarschuwing.
Als zoon van achtbare ouders werd ik
in Keulen geboren. Ik was kok van be
roep. Omdat ik werkeloos was, liet ik mij
in 1919 overhalen om in het Deichmann-
huis te Keulen een contract voor 5 jaar re
teekenen. Ik zou voor 40 frs. per dag met
verpleging in het verwoeste gebied van
Frankrijk werken.
Na het teekenen van het contract wildon
wij ons naar huis begeven, maar men be
duidde ons, dat wij direct naar Metz moes
ten vertrekken, 's Avonds om 8 uur kregen
wij ieder een spoorkaartje voor Metz in de
hand gedrukt en den volgenden morgen za
ten wij reeds tusschen vier muren in Metz.
Daar wij met verschillende Keulenaars bij
een waren spraken wij af om 's middags
de stad te gaan bezichtigen.
Door bemiddeling van een tolk kregen
we toen de volgende opdracht: „Gij zijt
thans voor 5 jaar soldaat en moogt het
fort niet meer verlaten". Hiertegen pro
testeerden wij, maar werden dadelijk in
arrest gebracht op water en brood tot we
naar Marseille zouden worden getranspor
teerd. Eenige dagen later werden we als
dieren in een goederentrein onder bewa
king weggebracht. Tot Marseille duurde de
reis drie dagen. Hier kwamen we, met on
geveer 100 man op fort St. Jean.
Voor de eerste maal na langen tijd kre
gen we hier wa-m middageten. Direct wer
den onze haren afgeknipt en kregen we
onze uniformen. Burgerkleeding, scheer
messen, horloges, geld enz. moesten we
afgeven, zelfs foto's en brieven van familie
leden. Wanneer men met klachten durfde
komen, dan kreeg men een trap waarna
men met den scheldnaam „Sales Boches
heengestuurd werd. Van 's 'morgens tct
'9 avonds moest er hard gewerkt worden
in de steengroeven terwijl de kost slecht
was.
„Marcheer en crepeer".
Vijf dagen later werden wij opgesloten
en als paarden tusschendeks naar Oran,
een kleine havenstad in Noord-Afrika ge
transporteerd. De reis duurde 36 uur en
wij kwa-men in Sidi Bel Abbis, de garni
zoensplaats van het vreemdelingenlegioen,
de z.g. „hel op aarde". Hier troffen wij
ongeveer 3000 man. Wij werden in compag-
niën verdeeld. Ik kwam bij de mitrailleurs.
Nu begon ik pas langzamerhand te begrij
pen hoe groot het- uithoudingsvermogen van
een menschelijk lichaam is. Na vier maan
den bereikten wij Igli, een kleine oaze in
de woestijn de Sahara. De onverdraaglijke
kwellingen, welke wij te verduren hadden,
tengevolge der vreeselijke hitte, zonder
dat wij ook maar een druppel water ter
verfrissching hadden, wil ik hier niet be
schrijven. In het legioen heette het: „Mar-
che ou crêpe" (marcheer of crepeer!) Wee
den armen makker die onder den raarseh
uitviel! Men nam hem dadelijk zijn geweer
af en liet hem van ellende omkomen. Aan
deserteeren viel in de Sahara niet te den
ken Gebrek aan water en zandstormen
die heele karavanen van den aardbodem
doet verdwijnen maken iedere vlucht on
mogelijk. Toentertijd deserteerden drie
kameraden die later door de politietroe-
pen teruggevonden werden. Zij waren half
door hyena's opgegeten. Andere dieren die
hier vaak voorkomen zijn de schorpioenen
en de woestijnadders.
Na 18 maanden werd ik naar Marokko
geplaatst in het „Zand des vredes" waar
dagelijks duizende legiminairs, ver van
familie en vaderland, hun leven voor Frank
rijk moesten opoffereu. Ik was er persoon
lijk getuige van toen in 1923 hcejg batai-
jons hun leven lieten in Souza Haute M i-
laija, het z.g. reuzengebergte van Marok
ko Na twee jaren van zwaren dienst waar-
in ik ook een zware verwonding opgeloo-
pen had, kwam ik naar Algiers.
Natuurlijk moet men er in 'n Maori-dorp
altijd voor oppassen, dat men niet in 'u
vijver valt, waarvan 't water steeds op 't
kookpunt staatof dat men met den
voet niet trapt in 'n kokenden modderbron.
Het komt zoo nu en dan wel eens voor en
mijn vrouwelijke gids toonde mij 'n vijver,
terwijl ze zei: „Hier koken we niet meer in,
want hier is helaas, vorig jaar m'n groot
vader ingevallen". Eigenlijk moet nien er
zich over verbazen, dat 't niet vaker ge
beurt, want zoo'n heete modderpoel ligt
dikwijls vlak voor 't huis en is voor 'n
vreemdeling ook bijna niet te herkennen.
Maar de kleine naakte kinderen spelen met
'u zorgeloosheid tusschen al deze gevaar
lijke dingen, die iemand in 't begin doet
huiveren. Maar men wordt er aan gewoon
en wij zelf zouden later, toen we in de
zone, waar geen leven meer mogelijk is,
van de Waimang en de hel van Wairaki
met haar huizenhoog opschietende stoom-
stralen kwamen, nog heel andere dingen
beleven. Dat is eigenlijk niet te beschrij
ven en gelukkig ben ik er in geslaagd, die
hellewereld van stoom en damp met de
camera vast te legegn: dat zal u alles dui
delijker toonen dan ik 't onder woorden
zou kunnen brengen.
Een gevaarlijke post in
lndo*China.
Het liep tegen het einde van 1924 toen
ik bij een transport naar Indo-China in
gedeeld werd om als commandant der mi
trailleurs daar aan den strijd tegen 't „Gele
Gevaar" deel te nemen. Daags voor Kerst
mis werden wij met 800 man ingeschoept.
De reis verliep zonder incident-en. In 42
dagen bevonden wij ons in de haven Ileo-
pong. Wij moesten nu in den trein over
stappen en kwamen na een reis van drie
dagen in het garnizoen Sangzon, waar wij
over de verschillende posten in Cav-Bang
Na-chan verdeeld werden.
Volgens de gewoonte van het land
trouwde ik direct. Ik moest politiedienst
doen.
Door mijn vrouw, een Tonkineesche, ver
viel ik van kwaad tot erger: het opium
schuiven. Tengevolge daarvan word ik
voor straf verplaatst naar Sav-ky den z.g.
„doodenpost" waar geregeld lederen dag
15 tot 20 man hun leven lieten. De hitte
van 50 tot 60 gr. in de schaduw en de
moeraskoorts sloopten de legioennairs bij
tientallen.
Drie maanden' bleven we daar in dienst
dan kregen we een maand verlof.... weer
drie maanden ellende enz.
In deze streek krioelt het nog van lui
paarden en tijgers. Men kan zich 's nachts
niet van zijn post verwijderen zonder ge
vaar te loopen verscheurd te worden. Do
voeding bestaat grootendeels uit rijst. Stel
u eens voor, 4 cent loon per dag en dan
zware arbeid en 'n inspannende dienst. Het
leven is haast onverdragelijk en hier in het
land, waar schermutselingen met de in
boorlingen aan de orde van den dag waren,
joegen vele kameraden zich in e-en aanval
van krankzinnigheid, een kogel door het
hoofd. De meeste slachtoffers, die op de/.e
manier een einde maakten aan hun leven
waren verslaafd aan schrem-schrem (jene
ver uit rijst gestookt).
Nieuwe kwellingen in Syrië.
Na dertig .maanden was mijn diensttijd
voorbij en ik kwam terug naar Marseille
in een herstellingsoord, waar ik 6 weken
verbleef Toen werd ik weer ingescheept
naar Afrika voor het fort Saida. Daur ik
Fransch, Arabisch, Tonkineesch én Duitsch
verstond moest ik jonge troepen opleidon.
Het leven als instructeur was echter on
verdragelijk voor mij, omdat het meestal
Duitschers waren, die ik onder mijn com
mando kreeg.
Ik meldde mij dus bij de intendance van
waaruit ik naar Syrië gestuurd werd cn
wel naar Bakka, bij een compagnie monté
d.w.z. een bereden afdeeling, die de infan
terie moest begeleiden en beschermen. Ook
hier hadden wij weer erbarmelijk te lijden
van de sloopende hitte, gebrek aan water
en ondragelijke marschen. Daarbij kwam
nog het eeuwig schelden en schreeuwen der
officieren. Altijd en altijd moest men het
zelfde schouwspel aanzien, drinken, roo-
ken van haschisiken het einde was
moord en doodslag en het oorlogsgerecht.
Trouw aan het vaderland.
De officieren waren meestal mannen die
niet bekwaam waren hun dienst in Frank
rijk te verrichten, ofwel zij waren gedegra
deerd. Verschillende manschappen zijn
voor de geringste zaken tot 10 a 15 jaar
Vestingstraf veroordeeld en leiden een el
lendig bestaan in de vesting Orleansville.
Niemand raden we dezen doodschen
dienst aan. Zelfs degenen die groote straf
fen te wachten staan kunnen deze beter in
de gevangenis boeten dan voor 4 cent per
dag hun leven voor een vreemde natie op
offeren. Want tenslotte vergaat het u nog
zooals mij, dat gij uitgemergeld en afge
leefd. wegens ongeschiktheid voor den
dienst ontslagen wordt. Zoo is het mij go-
gaan, nadat ik 9 jaar en 6 maanden dienst
gedaan had. Frankrijk tracht, zijn eigen
volk te beschermen, door zijn koloniën uit
sluitend door vreemde troepen te doen be
waken. Zonder pensioen en schadevergoe
ding wordt menigeen, na langen onver
draaglijken dienst, als ongeschikt naar het
vaderland, teruggestuurd.... kr;jgt niet
eens toestemming om later in Frankrijk
te werken....
Dat was mijn lot. Ik kwam na lange ja
ren terug in het vaderland. Mijn ouders
waren intusschen gestorven, zoodat ik nu
geheel verlaten ben. Ik druk dus iedereen
op het hart om toch trouw te blijven aan
het vaderland en dit klein artikel van een
soldaat uit het Vreemdelingen-legioen
niet ongelezen terzijde te leggen.
(Nadruk verboden).
Een gced middel tegen vechtpartijen.
Een herbergier uit een dorp in de buurt
van Tüllingen heeft een probaat middel
uitgevonden om vechtersbazen onschadelijk
te maken. Enkele boerenjongens kregen ru
zie onder elkaar, om het meisje natuur
lijk. Er werd met bier gegooid en met gla
zen gesmeten, terwijl een der vechtersbazen
een stoel «pakte om zijn tegenstander lo
lijf te gaan.
Toen verscheen de herbergier op het
tooneel van den strijd en strooide de in
houd van zijn snuifdoos over de vechtende
jongens, die allemaal- begonnen to niezen.
Bovendien kregen de boerenvlegels de snuif
nog in hun oogen, zoodat ze allemaal naar
buiten liepen om zich te wassohen. In de
herberg was rust en vrede teruggekeerd
cn de jongens lachten elkaar eens har-e-
lijk uit. Deze uitvinding verdient beslist
navolging.