Het Fransche Vreemdelingen-legioen WOENSDAG 4 FEBRUARI 1931 DE LEIDSCHE COURANT TWEEDE BLAD PAG. 7 STOOMVAARTBERICHTEN NOORDEN. Tooneel. De Tooneel vereeniging „St. Cecilia." zal op Donderdag en Vrijdag a.s. in de St. Franciscuazaal voor haar leden en donateurs Oipvoeren hei blijspel in 3 be drijven „Gierige Thijs" en de klucht in één bedrijf „In den zilveren Haas" waarna tot slot een duet door 2 hoeren „De Wonder bare V is ch vangst". WOERDEN. „Katholiek Woerden". De lezers wor den nogmaals herinnerd aan de lezing van „Katholiek Woerden", Vrijdag a.s. des avonds 8 uur, in het Patronaatagebouw, waar als spreker zaïl optreden de WelEerw. Pater Borremeus de Groeve o.m. met het onderwerp: Kerk en Gezag. Het zal wel overbodig zijn aan te raden zich zoo tijdig mogelijk van toegangskaarten te voorzien. Personalia. De heer B. Schoonenberg te Bandoeng (Indië), voor zijn vertrek uit Holland onderwijzer aan de R.K. Jongens school alhier, is benoemd tot hoofd eener nieuw op te richten R.K. Schoei, aldaar. Familie-bad. Hedenmorgen raakten de twee gezusters V., beiden op dezelfde fiets gezeten, i-n de Rijn te water, toen zij langs een groentenkar wilden voorbij rijden. Het mocht voor den heer L. den B., die van huis uit heit. tooneeltje aanschouwde, wel een groot genoegen zijn de drenkelingen beiden te kunnen redden. Veroordeeling. De 18-jarige monteur, die in November van het vorig jaai de doo- delijke aanrijding veroorzaakte op den Utreohtsche Straatweg alhier, is door de Utreohtsohe rechtbank veroordeeld bot drie maanden gevangenisstraf. Besmettelijke ziekte..— In meerdere ge zinnen hier komen gevallen van besmette lijke ziekten voor o.a. diphterithis. ZEVENHOVEN. Dienstplicht. Voor de lichting 1932 zijn 11 jongelingen ingeschreven, .waarvan 3 aanvragen wegens broederdienst en 1 voor kostwinnerschap. Volontair. Tot volontair ter Gemeen te-Secretarie alhier is aangesteld de heer Th. Slsensohn te Venlo. Th. Elsensohn te Venlo. Urtde Landbouwwereld De Mol In den winter. Wij vertelden laatst een en ander over den mol. Wij zagen toen, dat de mol, dié vroeger door velen voor een planten- eter werd gehouden, zich voe'dt met wor men, insecten, enz. Minder bekend is nog, dat de mol een wintervoorraad ver zamelt. Een voorraad van levende die ren, die blijven leven en toch gemakke lijk bijeen te houden zijn. Oude, ervaren mollen vangers wisten daar vroeger al van te verhalen: hoe n.l. een groot aan tal wormen, na eerst verminkt -te zijn, tot krijgsgevangenschap werden gedwon gen. Men hield dit voor een sprookje, maar Prof. Ritzema Bos kwam tot dezelf de ontdekking, en hem zullen we wel moeten gelooven. Het was in den winter van 1897, dat dr. R. Bos een groot aantal regenwormen ontving. Een tuinman had ze in een mol- lennest gevonden. Dat was me het vondstje wel: een 300-tal vette wormen! Eigenaardig was, dat deze voorraad schuur uit aparte kluwentjes bestond; telkens een 8-tal wormen bij elkaar. Die kluwentjes of bolletjes waren door zand en aarde van elkander gescheiden. Alle wormen misten het kopeinde. Drie a vijf ringen (segmenten) waren er blijk baar afgebeten. De wond had zich al weer gesloten, een nieuwe huid was er over heen gegroeid. Wormen zijn taai. Ware het een ander seizoen geweest, dan zou het herstellingsvermogen waar schijnlijk zóó groot geweest zijn, dat het geamputeerde gedeelte opnieuw voortge bracht zou zijn. Door de lage winter- temperatuur was dit zeer waarschijnlijk niet mogelijk. Maar in leven bleven de wormen toch. De slimme mol had er lan gen tijd een lekker hapje aan: versche waar. Hij is dus een conservenfabrikant, die het werk verstaat. Blijkbaar heeft hij de levenswijze der regenworm goed bestudeerd en de verkregen kennis daarna tot zijn voordeel aangewend. Wat toch is het geval? Met den kop vooruit bewegen de wormen zich door den grond. Ze doen dit duwende of vretende, naar mate de bodem los of meer of minder hard is, en al dan niet voorzien van gan gen. Is nu het kopeind afgebeten, dan kan de worm er niet van door gaan. Toch wijkt het leven niet, omdat de stofwis seling in den winter zoo miniem mogelijk is-. Wie deze winterprovisie, deze voor raadschuur van den mol vindt, moet wel tot de overtuiging komen, dat deze ver- slinder wat aan k^n. Verpotten. In 't voorjaar is het de tijd. dat som mige planten verschen grond moeten hebben. Wanneer men de plant uit den pot neemt, en de wortels omgeven als een bruine of vuilwitte vilt den aardbal, dan is het tijd om te verpotten. De nieu we pot moet zoo groot zijn, dat de oude er gemakkelijk in kan staan, maar vooral niet veel grooter, anders heeft men kans, dat de wortels gaan rotten. Nu heeft men dikwijls de gewoonte de plant uit den pot te slaan, den wortelbal in zijn geheel te laten en in den nieuwen pot te zetten, en dan verder verschen grond rondom bij te vullen Deze wijze van pot ten is zeer af te keuren en treft ook meestal geen doel. Men moet met een puntig houtje den wortelbal losmaken, de oude uitgemergelde aarde gedeeltelijk verwijderen, en alleen 't binnenste laten zitten. Het afgestorven wortelwerk wordt natuurlijk verwijderd, en doode punten weggesneden. Bij planten met dikke en weinig fijne wortels, zooab -bolgewassen, palmen, enz., snijdt men liefst niets weg. Is de wortelbal bij het verpotten zeer droog, dan moet men na het verpotten den pot even in een emmer water zetten en daarna, zoo noodig, nog wat aarde bij vullen. Mestbewaring. De mestbewaring is in vele streken zeer verbeterd. Toen men met eigen oogen had gezien, hoeveel er van zijn mesthoopen wegvloeide naar het omrin gende water of naar de sloot, kwam men er toe, om de vaaltstee (mestvaalt) te verbeteren; door een ondiepen kuil uit te graven die een weinig naar het midden afbelt en daar dus zijn laag ste punt heeft; den bodem door steenen in cement te leggen, door een dikke laag leem of een mengsel van grint, grof zand en teer, of ander materiaal, voor water ondoordringbaar te maken; in het midden en rooster aan te brengen en daaronder een vergaarputje, waar een buis aan verbonden is, die onder den grond heenleidt naar den dichten en over dekten gierput. Hier en daar werd bo vendien een kap over de mestvaalt aan gebracht, zoodat de mest niet aan den regen bloot stond en voorts werd ge zorgd dat het regenwater van de daken of van hoogere plaatsen op het erf even min als goot- en spoelwater niet naar den mesthoop kon afvloeien. Aldus werd mestverlies door hooge waterstand en veelvuldige regens voorkomen. Lezer, hoe staat het bij u; is er misschien in deze nog wat te verbeteren? Aardappelschurft. Van deskundige zijde meldt men hier over het volgende: Ter bestrijding van de schurft wordt door Millard het vol gende aanbevolen. Op het voor aardap pelen bestemde stuk zaait men in den herfst rogge, liefst dicht, zoodat er een overmatige welige groei het gevolg is. Kort vóór het poten wordt deze rogge ondergeploegd, waardoor een versche groene massa in den grond komt. Volgens- Millard verkiest het organisme, dat de schurft veroorzaakt, versche groene mas sa, boven ander materiaal, en wordt daardoor den aardappelknol gespaard. Pro-f. Elema gaf op, dat hierdoor wer kelijk iets bereikt wordt. Het middel kan niet alleen practisch zijn, maar is ook uit een oogpunt van bodemverbetering (humusvorming) op zich zelf zeer aanbe velenswaardig. In de Veenkoloniën, en ook elders, past men deze groene bemes ting sinds lang toe, zonder eohter op den invloed er van op het voorkomen van de schurft gelet te hebben. Evenwel meent men. dat de rogge de voedende bestand- deelen (vooral stikstof) voor uitspoeling bespaart, en dat door het vergaan der groene massa de aardappelen van die besparing kunnen profiteeren. Op grond van al deze overwegingen is de methode van Millard gerust aan te bevelen. Korte wenken. Veulens beneden het jaar mogen geen klaver tot voeder hebben. Is de klaver te jong en wit geworden door de vorst (berijpt), dan is ze zelfs ge%'aarlijk voor moet alleen op koele, regenachtige dagen de dieren. Een grasperk met fijn gras bemest worden. Men gebruikt daarvoor verdunde gier of opgeloste Ohilisalpeter (40 gram op 10 Liter). Teneinde de be mesting gelijkmatig over te brengen, giet men met den broes op den gilter. Erwten kan men den geheelen zomer versoh hebben, als men elke 14 dagen wat legt- Heidekruid (Erica) wordt door de konijnen gaarne gegeten en het bekomt hun best. Boerenrijmpjes. Opschrift van een boerderij in Zuid- Holland: Wie hier uit melken wil gaan, Moet lachen, vrijen, praten laten staan, Zich met de meiden niet bemoeien, En vooral niet slaan de koeien. Opschrift op een boerenwagen van een melkboer Ik ben een boer, Ik breng het voer, Aan luie stadsche menschen. Ik werk er om, Dies ben ik dom, Ik zou niet anders wenschen. B—r. VRAGENBUS Vraag: omtrent ouderdomsrente, mej B. van E. te Leiuc.i. Antwoord: Wend u tot den Raad van Arbeid op de Breestraat. Vraag Ik heb een zuster, dio wedu we was en toen hertrouwd is, maar nu is overleden. Er zijn geen kinderen. Hebben nu haar zuster en broer recht op die na latenschap? Heeft de overlevende echtge noot recht om een door zijn overleden ec-htgenoote uitgeleende som gelds op te eischen. Antwoord Wij hebben uw vragen iets ingekort. De overlevende echtgenoot is eenig erfgenaam en heeft dus het recht om het uitgeleende geld terug te vragen. Daar over aflossing niet is gesproken, kan het geld binnen een redelijken termijn opge vorderd worden. Vraag Mijn kippen hebben altijd los geloopen en nu ze in een ren vastgehou den worden, zijn het eierenpikkers gewor den. Wat is hier tegen te doen? Antwoord: Het beste middel zal zijn ze weer los te laten loopen. Als dat niet gaat, moet u ze in de ren zooveel mo gelijk werk geven door het voederen van veel groen voer, het strooien van kaf, of iets rergelijks. De kippen zullen te wei nig beweging hebben. STOOMVAART MIJ. NEDERLAND. J. P. OOEN (uitr.) vertr. 3 Febr. van Algiers. POELAU BRAS (uitr.) pas®. 2 Febr. Perim. TAWALI (uitr.) pass. 1 Febr. Dungeness. KON. HOLL. LLOYD. BERENGAR (uitr.) arr. 1 Febr. te Ro- sario. SALT,AND (uitr.) arr. 2 Febr. te Mon tevideo. ZAANLAND vertr. 3 Febr. van Hamburg naar Amsterdam. HOLLAND—AM ER IK A-LI JN. DAMSTERDIJK arr. 2 Febr. van Rot terdam t£ Los Angeles. DINTELDIJK, Pacifick. naar Rotter dam arr. 2 Febr. te San Francisco. KINDERDIJK vertr. 31 Jan. van Los Angeles naar Rotterdam. MOERDIJK arr. 31 Jan. van Antwerpen te Vancouver. NAG AR A, Pacifick. naar Rotterdam, arr. 2 Febr. te Londen. EDAM, RottehdamNew Orleans pass. 1 Febr. Los Angeles. VEENDAM arr. 2 Febr. van West Indië te New York. HOLLAND—BR ITSCH-INDIE-LIJN. MEERKERK vertr. 3 Febr. van Bre men naar Hamburg. HOLLANDOOST-AZIE-LI JN. OUDERKERK (thuisr.) xertr. 2 Febr. van Marseille. RIOUW (uitr.) vertr. 1 Febr. van Manila ROTTERDAMSCHE LLOYD. INDRAPOERA (uitr.) arr. 3 Febr. te Sabang. KOT A AGOENG (thuisr.) pass. 2 Febr. Ouessant. MENADO (uitr.) pass. 3 Febr. Portel- laria. ROTTERDAM—ZUID-AMERIKA LIJN. ALEHIBA (thuisr.) vertr. 2 Febr. van Teneriffe. STOOMVAART-MIJ. OCEAAN. ALCINOUS, Amsterdam—Batavia vertr. 2 Febr. van Padang. ELPENOR, Japan—'Amsterdam, pass. 2 Febr. Gibraltar. MYRMIDON, Liverp.-Batavia vertr. 29 Jan. van Suez. PHILOETETES, Japan—Rotterdam, vertr. 1 Febr. van Shanghai. PYRRHUS, JapanAmsterdam, pass. 2 Febr. Perim. KON. PAKETV. MAATSCHAPPIJ. SIGLI vertr. 1 Febr. van Rangoon naar Sumatra. HOLLAND—AFRIKA LIJN. ALDABI (uitr.) arr. 3 Febr. te Walvisch- baai. BILLITON (thuisr.) vertr. 3 Febr. van Port Soedan. GIEKERK (thuisr.) vertr. 2 Febr. van Tanga. ALLERLEI KOOK MET NATUUR! De vulkaan als leverancier van warm water door Colin Ross. Toen ik naar Nieuw-Zeeland kwam, wist ik nog niet, dat mijn film over deze reis: „Hier Australië 1 Hier Azië!" heeten zou. Zooals 't gewoonlijk op m'n reizen gaar, had 'k 'n zeer vage voorstelling van wat ik filmisch zou uitbeelden, want dat zou pas kunnen volgen uit 't ge-en ik ia dit land, tus- schen de bewoners zou beleven. Dat wist ik natuurlijk wel: Nieuw-Zeeland zou 't glanspunt van mijn rolprent worden, want 't is toch niet voor niets 'n schoonste land der aarde. Maar de bewoners, zeker voor zoover 't 't oervolk, de Maories betreft, stellen erg teleur. Al wat er nog van de oude Maori-zeden en dansen is overgeble ven, is al zoozeer door de Europeesche be schaving beïnvloed, dat ik 't- niet over mij kon verkrijgen, ze te verfilmen. Maar wel legde ik hun dagelijksch leven vast, en dat is misschien wel een der interessantste din gen die er bestaan. Want in 't hartje van Nieuw-Zeeland, in 't hoogland van R-ota- rua, wonen de Maori's midden in 'n vul kanisch gebied. Ja, 't is nog sterker: ze hebben hun hutten gebouwd midden tus- schen de geisers, de heete bronnen en mod derpoelen. Van verre lijkt 't Maori-dorp wel in brand te staan, zoo rookt én smookt 't. Op den duur is zoo'n waschhuis-atmos- pheer niet erg aangenaam, maar deze po sitie heeft tooh 'n groot voordeel: verwar ming en warm water zijn gratia verkrijg baar. En wel door de Tavawera-vulkaan. 't Aangenaamste is natuurlijk 't warme bad, dat ten allen tijde geheel gratis tot uw beschikking staat en de Maori's verblijven dan ook uren achtereen in 't rookende wa ter. 't Spreekt vanzelf, dat deze heete bron nen ook dienen voor de wasch en om te koken. In netten worden de spijzen in den heeten stoom gehangen en in zeer korten tijd zijn ze gaar. Zelfs werd op deze wijze brood gebakken. Men zou dus de Maori's kunnen benijden, om deze gratis leverantie van water en stoom, indien niet zoo nu en dan de Tarawera van zich hooren liet. Op 't eind van de vorige eeuw had er nog n hevige uitbarsting plaats, waarbij heele dorpen van den aardbodem werden weg gevaagd. Dok tijdens mijn verblijf op i eiland beleefde ik 'n kleine aardbeving. Voortdurend vallen jonge mannen in handen van weevers voor het Pa- rijsche Vreemdelingen-legioen. Zij hebben het speciaal gemunt op de werkloozen. En juist de werkwil ligen, die de werkeloosheid als een kwelling beschouwen, vallen als slachtoffer van hun valsche schijn- beloften. En toch kan er niet genoeg gewaarschuwd worden voor deze uiterste wanhoopsdaad. Daarom pu- bliceeren wij hier de aanteekeningen van een jongen Duitscher, die thans, na een verschrikkelijken dienst, we gens ongeschiktheid voor dienst naar het vaderland teruggestuurd werd. Het volgende geldt als dringende waarschuwing. Als zoon van achtbare ouders werd ik in Keulen geboren. Ik was kok van be roep. Omdat ik werkeloos was, liet ik mij in 1919 overhalen om in het Deichmann- huis te Keulen een contract voor 5 jaar re teekenen. Ik zou voor 40 frs. per dag met verpleging in het verwoeste gebied van Frankrijk werken. Na het teekenen van het contract wildon wij ons naar huis begeven, maar men be duidde ons, dat wij direct naar Metz moes ten vertrekken, 's Avonds om 8 uur kregen wij ieder een spoorkaartje voor Metz in de hand gedrukt en den volgenden morgen za ten wij reeds tusschen vier muren in Metz. Daar wij met verschillende Keulenaars bij een waren spraken wij af om 's middags de stad te gaan bezichtigen. Door bemiddeling van een tolk kregen we toen de volgende opdracht: „Gij zijt thans voor 5 jaar soldaat en moogt het fort niet meer verlaten". Hiertegen pro testeerden wij, maar werden dadelijk in arrest gebracht op water en brood tot we naar Marseille zouden worden getranspor teerd. Eenige dagen later werden we als dieren in een goederentrein onder bewa king weggebracht. Tot Marseille duurde de reis drie dagen. Hier kwamen we, met on geveer 100 man op fort St. Jean. Voor de eerste maal na langen tijd kre gen we hier wa-m middageten. Direct wer den onze haren afgeknipt en kregen we onze uniformen. Burgerkleeding, scheer messen, horloges, geld enz. moesten we afgeven, zelfs foto's en brieven van familie leden. Wanneer men met klachten durfde komen, dan kreeg men een trap waarna men met den scheldnaam „Sales Boches heengestuurd werd. Van 's 'morgens tct '9 avonds moest er hard gewerkt worden in de steengroeven terwijl de kost slecht was. „Marcheer en crepeer". Vijf dagen later werden wij opgesloten en als paarden tusschendeks naar Oran, een kleine havenstad in Noord-Afrika ge transporteerd. De reis duurde 36 uur en wij kwa-men in Sidi Bel Abbis, de garni zoensplaats van het vreemdelingenlegioen, de z.g. „hel op aarde". Hier troffen wij ongeveer 3000 man. Wij werden in compag- niën verdeeld. Ik kwam bij de mitrailleurs. Nu begon ik pas langzamerhand te begrij pen hoe groot het- uithoudingsvermogen van een menschelijk lichaam is. Na vier maan den bereikten wij Igli, een kleine oaze in de woestijn de Sahara. De onverdraaglijke kwellingen, welke wij te verduren hadden, tengevolge der vreeselijke hitte, zonder dat wij ook maar een druppel water ter verfrissching hadden, wil ik hier niet be schrijven. In het legioen heette het: „Mar- che ou crêpe" (marcheer of crepeer!) Wee den armen makker die onder den raarseh uitviel! Men nam hem dadelijk zijn geweer af en liet hem van ellende omkomen. Aan deserteeren viel in de Sahara niet te den ken Gebrek aan water en zandstormen die heele karavanen van den aardbodem doet verdwijnen maken iedere vlucht on mogelijk. Toentertijd deserteerden drie kameraden die later door de politietroe- pen teruggevonden werden. Zij waren half door hyena's opgegeten. Andere dieren die hier vaak voorkomen zijn de schorpioenen en de woestijnadders. Na 18 maanden werd ik naar Marokko geplaatst in het „Zand des vredes" waar dagelijks duizende legiminairs, ver van familie en vaderland, hun leven voor Frank rijk moesten opoffereu. Ik was er persoon lijk getuige van toen in 1923 hcejg batai- jons hun leven lieten in Souza Haute M i- laija, het z.g. reuzengebergte van Marok ko Na twee jaren van zwaren dienst waar- in ik ook een zware verwonding opgeloo- pen had, kwam ik naar Algiers. Natuurlijk moet men er in 'n Maori-dorp altijd voor oppassen, dat men niet in 'u vijver valt, waarvan 't water steeds op 't kookpunt staatof dat men met den voet niet trapt in 'n kokenden modderbron. Het komt zoo nu en dan wel eens voor en mijn vrouwelijke gids toonde mij 'n vijver, terwijl ze zei: „Hier koken we niet meer in, want hier is helaas, vorig jaar m'n groot vader ingevallen". Eigenlijk moet nien er zich over verbazen, dat 't niet vaker ge beurt, want zoo'n heete modderpoel ligt dikwijls vlak voor 't huis en is voor 'n vreemdeling ook bijna niet te herkennen. Maar de kleine naakte kinderen spelen met 'u zorgeloosheid tusschen al deze gevaar lijke dingen, die iemand in 't begin doet huiveren. Maar men wordt er aan gewoon en wij zelf zouden later, toen we in de zone, waar geen leven meer mogelijk is, van de Waimang en de hel van Wairaki met haar huizenhoog opschietende stoom- stralen kwamen, nog heel andere dingen beleven. Dat is eigenlijk niet te beschrij ven en gelukkig ben ik er in geslaagd, die hellewereld van stoom en damp met de camera vast te legegn: dat zal u alles dui delijker toonen dan ik 't onder woorden zou kunnen brengen. Een gevaarlijke post in lndo*China. Het liep tegen het einde van 1924 toen ik bij een transport naar Indo-China in gedeeld werd om als commandant der mi trailleurs daar aan den strijd tegen 't „Gele Gevaar" deel te nemen. Daags voor Kerst mis werden wij met 800 man ingeschoept. De reis verliep zonder incident-en. In 42 dagen bevonden wij ons in de haven Ileo- pong. Wij moesten nu in den trein over stappen en kwamen na een reis van drie dagen in het garnizoen Sangzon, waar wij over de verschillende posten in Cav-Bang Na-chan verdeeld werden. Volgens de gewoonte van het land trouwde ik direct. Ik moest politiedienst doen. Door mijn vrouw, een Tonkineesche, ver viel ik van kwaad tot erger: het opium schuiven. Tengevolge daarvan word ik voor straf verplaatst naar Sav-ky den z.g. „doodenpost" waar geregeld lederen dag 15 tot 20 man hun leven lieten. De hitte van 50 tot 60 gr. in de schaduw en de moeraskoorts sloopten de legioennairs bij tientallen. Drie maanden' bleven we daar in dienst dan kregen we een maand verlof.... weer drie maanden ellende enz. In deze streek krioelt het nog van lui paarden en tijgers. Men kan zich 's nachts niet van zijn post verwijderen zonder ge vaar te loopen verscheurd te worden. Do voeding bestaat grootendeels uit rijst. Stel u eens voor, 4 cent loon per dag en dan zware arbeid en 'n inspannende dienst. Het leven is haast onverdragelijk en hier in het land, waar schermutselingen met de in boorlingen aan de orde van den dag waren, joegen vele kameraden zich in e-en aanval van krankzinnigheid, een kogel door het hoofd. De meeste slachtoffers, die op de/.e manier een einde maakten aan hun leven waren verslaafd aan schrem-schrem (jene ver uit rijst gestookt). Nieuwe kwellingen in Syrië. Na dertig .maanden was mijn diensttijd voorbij en ik kwam terug naar Marseille in een herstellingsoord, waar ik 6 weken verbleef Toen werd ik weer ingescheept naar Afrika voor het fort Saida. Daur ik Fransch, Arabisch, Tonkineesch én Duitsch verstond moest ik jonge troepen opleidon. Het leven als instructeur was echter on verdragelijk voor mij, omdat het meestal Duitschers waren, die ik onder mijn com mando kreeg. Ik meldde mij dus bij de intendance van waaruit ik naar Syrië gestuurd werd cn wel naar Bakka, bij een compagnie monté d.w.z. een bereden afdeeling, die de infan terie moest begeleiden en beschermen. Ook hier hadden wij weer erbarmelijk te lijden van de sloopende hitte, gebrek aan water en ondragelijke marschen. Daarbij kwam nog het eeuwig schelden en schreeuwen der officieren. Altijd en altijd moest men het zelfde schouwspel aanzien, drinken, roo- ken van haschisiken het einde was moord en doodslag en het oorlogsgerecht. Trouw aan het vaderland. De officieren waren meestal mannen die niet bekwaam waren hun dienst in Frank rijk te verrichten, ofwel zij waren gedegra deerd. Verschillende manschappen zijn voor de geringste zaken tot 10 a 15 jaar Vestingstraf veroordeeld en leiden een el lendig bestaan in de vesting Orleansville. Niemand raden we dezen doodschen dienst aan. Zelfs degenen die groote straf fen te wachten staan kunnen deze beter in de gevangenis boeten dan voor 4 cent per dag hun leven voor een vreemde natie op offeren. Want tenslotte vergaat het u nog zooals mij, dat gij uitgemergeld en afge leefd. wegens ongeschiktheid voor den dienst ontslagen wordt. Zoo is het mij go- gaan, nadat ik 9 jaar en 6 maanden dienst gedaan had. Frankrijk tracht, zijn eigen volk te beschermen, door zijn koloniën uit sluitend door vreemde troepen te doen be waken. Zonder pensioen en schadevergoe ding wordt menigeen, na langen onver draaglijken dienst, als ongeschikt naar het vaderland, teruggestuurd.... kr;jgt niet eens toestemming om later in Frankrijk te werken.... Dat was mijn lot. Ik kwam na lange ja ren terug in het vaderland. Mijn ouders waren intusschen gestorven, zoodat ik nu geheel verlaten ben. Ik druk dus iedereen op het hart om toch trouw te blijven aan het vaderland en dit klein artikel van een soldaat uit het Vreemdelingen-legioen niet ongelezen terzijde te leggen. (Nadruk verboden). Een gced middel tegen vechtpartijen. Een herbergier uit een dorp in de buurt van Tüllingen heeft een probaat middel uitgevonden om vechtersbazen onschadelijk te maken. Enkele boerenjongens kregen ru zie onder elkaar, om het meisje natuur lijk. Er werd met bier gegooid en met gla zen gesmeten, terwijl een der vechtersbazen een stoel «pakte om zijn tegenstander lo lijf te gaan. Toen verscheen de herbergier op het tooneel van den strijd en strooide de in houd van zijn snuifdoos over de vechtende jongens, die allemaal- begonnen to niezen. Bovendien kregen de boerenvlegels de snuif nog in hun oogen, zoodat ze allemaal naar buiten liepen om zich te wassohen. In de herberg was rust en vrede teruggekeerd cn de jongens lachten elkaar eens har-e- lijk uit. Deze uitvinding verdient beslist navolging.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1931 | | pagina 7