WAALS
WAALS
Verslag Staatscommissie-Rutgers
ledereen weet
Niet iedereen weet
HAARL.STRAAT
130-132-134-136
De kleinhandel in Alcoholhoudende
Dranken
WOENSDAG 21 JANUARI 1931
DE LEIDSCHE COURANT
TWEEDF BLAD PAG. 5
HERZIENING LAGER ONDERWIJSWET 1920
Handhaving der financieele gelijkstelling
Voorgestelde bezuinigingen
niuniin mini mm miiniiniiuitiiHiii''
dat de goedkoopere kwaliteiten thans tegen reclame
prijzen worden aangeboden.
dat bij ons juist de betere kwaliteiten in verhouding
het meest in prijs zijn verlaagd.
Laat U onderstaande artikelen eens voorleggen en
overtuigt U. 43,
Prima GRAS
LINNEN voor
lakens, extra
breed, voorheen
ftO ''cent. thans
58 Ct.
GEBORDUUR
DE LAKENS,
groote 2-persoons
maat, vporheen
3.25 ttians
2.25
WOLLEN GE
BREIDE DAMES
ONDERJURKEN
voorheen 3.90"
thans 2.90
GRASLINNEN
HEEREN-
HEMDEN met
ronde pas, voor-
heen J.90"
thans 1.45
GEKLEURDE
DAMES
KOUSEN
zuiver wol
voorheen „J .65"
thans- 1.27 X
FANSCH
KEPERFLANEL
voorheen 40
thans 27 Mi
SATIN JAPON-
SCHORTEN
voorheen ^35
thans 2.45
BEDSPREIEN
zware zijde
maat 180-220
voorheen 0.50
thans 7.75
WOLLEN DEKENS
Leidsch fabrik.
moderne dessins
groote maat
voorheen 15.75"
thans 10.75
MATRASSTEL
3 deelig met
linnep damast
compleet voor-
heen_ê|.5(T
thans 44.25
GEZONDHEIDS
MATRAS
met 15 jaar sohr.
garantie, 2 perr.
voorheen ^22.5 (T
thans 14.25
DIVANS
groote maat
geheel veerend
mod. bekleedinn
voorheen I9.75~
thans 14.50
THEEMEUBELS
groote maat
rondom glas
pracht afwerking
voorheen _32.75"
thans 22.75
SALONGARNITUUR
met coromandel
2 fauteuils en 4
stoelen, moquet
te bekleeding
voorheen __90.0Ü~~
thans 65.00
DRESSOIRS
moderne uitv.
zeer solide
voorheen -65.00"
thans 42.00
EIKEN
R00KST0EL
compleet met
pluche kussens
voorheen —37.50"
thans 25.75
HSSF" Koopt bij WAALS, het is Uw voordeel!
iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiii uil in ii iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiui illinium i mi iiiiiiiiiiiiii it
Verslag der Commissie van Voorbereiding.
L
Verschenen is het verslag van de Staats
commissie, ingesteld bij K. B. voor 2 Juli
1926, inzake herziening van de L. O.-wet
1920.
Aan de commissie werd opgedragen te
overwegen of in de L. O.-wet 1920 wijzi
gingen behooren te worden aangebracht,
waardoor met volkomen eerbiediging van
het beginsel der financieele gelijkstelling
tegenover de openbare kassen van het
openbaar en bijzonder lager onderwijs en
zonder schade te doen aan de vitale be
langen van het onderwijs, aan dat beginsel
een minder kostbare toepassing wordt ge
geven en tevens of, en zoo ja in hoeverre,
kan worden tegemoetgekomen aan de
klachten, die zoowel door gemeente, als
door schoolbestuur worden geuit ten aan
zien van hun inziens niet noodzakelijke
beperkingen van de vrijheid voor het on
derwijs.
De commissie heeft zich in de eerste
plaats de vraag gesteld of de grondslagen
van de bestaande wet op het Lager onder
wijs moeten bewaard blijven, dan wel of op
den grondslag van art. 195 der Grondwet
een geheel ander dan het thans vigeeren-
de stelsel moet worden gekozen.
Na gezette overweging is de commissie
tot de slotsom gekomen, dat de grond
slagen van het bestaande stelsel moeten
behouden blijven.
In het bijzonder wat betreft de plaats,
die de gemeente in de L. O.-wet inneemt
en wat betreft de verdeeling van de kosten
tusschen haar en het Rijk, stelt de com
missie geen verandering voor. Alleen
merkt de commissie op, dat de verdeeling
van de kosten van het openbaar onderwijs
tusschen Rijk en Gemeenten ongeveer de
zelfde zal moeten zijn als dia van het bij
zonder onderwijs.
Stelt de staatscommissie dus niet een
w^ziging voor van de grondslagen van
het financieele stelsel der wet, binnen het
kader van het stelsel heeft zij overwogen
of de kosten van de financieele gelijkstel
ling en de kosten van het lager onderwijs
als geheel kunnen worden beperkt.
Wat het vervolgonderwijs betreft doet
de commissie geen voorstellen tot wijzi
ging.
Wat het buitengewoon onder
wijs betreft, meent de commissie, dat de
nakoming van het voorschrift der Grond
wet, dat financieele gelijkstelling van het
algemeen vormend bijzonder lager onder
wijs eischt met het openbaar lager onder
wijs, niet langer mag worden uitgesteld.
Zij heeft een algemeene wettelijke rege
ling ontworpen voor het onderwijs aan
zwakzinnigen en zeer zwakzinnigen,
alsmede voor het onderwijs aan schip
perskinderen. Door deze regeling
zal ook het gemeentelijk onderwijs aan
deze categorieën van leerlingen steeds op
Rijkssubsidie aansprak hebben. De ver
hooging van de Rijksuitgaven uit de voor
gestelde regeling voortvloeiende raamt de
commissie op 1.000.000 welk bedrag in-
tusschen eerst na eën reeks van jaren zal
worden bereikt. Ten aanzien van de ove
rige vormen van buitengewoon onderwijs
zal de door de commissie voorgestelde re
geling den bestaanden invloed vrijwel on
veranderd laten.
"Wat het gewoon en het uitge
breid lager ónderwijs betreft,
moet bij het bespreken van de kosten wor
den onderscheiden tusschen - de salarissen
van de verplichte onderwijzers, die voor
rekening van het Rijk zijn, en de kosten
der gebouwen en de exploitatie. Het be
drag der salarissen heeft de commissie niet
in haar onderzoek betrokken.
Het aantal onderwijzers,
dat voor Rijksrekening k o m t,
is afhankelijk van den leertijd, waarin de
commissie geen wijziging voorstelt, en van
de grootte der schoolklass e n.
Te dier aanzien is de commissie gekomen
tot een ander stelsel, dan thans in art. 28
der wet gevonden wordt voor de bereke
ning van het aantal aan elke school te
verbinden onderwijzers, zulks teneinde
splitsing van scholen niet in de hand te
werken. De commissie heeft voorts ge
meend de cijfers in dat s'elsel aldus te
moeten stellen, dat een vermindering van
de uitgaven daarvan het gevolg is.
Volgens het ontworpen art. 28 wordt
aan elke school voor gewoon lager onder
wijs het hoo.'I bijgestaan door tenminste
één onderwijzer, zoodra het aantal leerlin
gen van het voorafgaand kalenderjaar 46
bedraagt; voor elk 45-tal leerlingen boven
de 4" wordt een onderwijzer meer vereischt
Voor de scholen voor uitgebreid lager on
derwijs zijn deze aantallen 27 en 26. Voor
de toepassing hiervan wordt een school
voor U. L. O. met benedenbouw ge
splitst. Het hoofd der school wordt ge
acht aan boven- en benedenbouw werk
zaam te zijn. Voor den benedenbouw is
een onderwijzer ven bijstand meer ver
eischt dan in het eerste lid (betreffende
scholen voor gewoon L. O.) is aangegeven.
Het voorstel der commissie zal, wordt
het aanvaard, niet ineens zijn volle wer
king doen gevoelen. Het zal leiden tot een
vermindering van het aantal onderwijzers
met ongeveer 1600. De commissie stelt een
overgangsbepaling voor, waardoor deze
vermindering in drie jaar bereikt zal wor
den. Het bedrag aan salarissen, dat daar
mede bespaard wordt zal, wanneer het ge
middeld salaris voor het gewoon L. O. op
2000 wordt gesteld en voor het U. L. O.
op 3000, aan 't eind van die drie jaren
rond 3.454.000 bedragen, waartegenover
een jaarlijks afnemend bedrag aan wacht-
gelden staat. Na tien jaar zal, door het
buiten werking geraken van de overgangs
bepaling voor bestaande kleine scholen,
het aantal onderwijzers opnieuw met onge
veer 933 verminderen (berekend naar den
toestand op 1 Januari 1928), hetgeen een
verdere besparing van 1.866.000 zal mee
brengen. Bij die besparing is geen reke
ning gehouden met hetgeen het Rijk aan
het Pensioenfonds is verschuldigd, na af
trek van de op de onderwijzers verhaalde
pensioenbijdragen.
Een andere besparing zal het gevolg zijn
van de door de commissie voorgestelde ge
neeskundige keuring van onderwijzers vóór
hun eerste aanstelling, waardoor het ge
vaar, dat in het onderwijzerscorps perso
nen worden opgenomen, van wie het te
verwachten is, dat zij over korten tijd als
invaliden het Pensioenfonds zullen be
zwaren, zooveel mogelijk wordt beperkt.
De commissie doet geen andere voor
stellen tot beperking van het
aantal openbare of bijzon-
dere scholen dan de wijziging van
art. 28, welke beoogt splitsing van scholen
niet te bevorderen, alsmede de vervanging
van de verklaring" van art. 73 (betreffen
de het toekomstig aantal leerlingen van
een aangevraagde bijzondere school) door
een verhooging van de waarborgsom voor
scholen met minder dan 150 leerlingen,
welke verhooging ertoe kan bijdragen,
ongemotiveerden schoolbouw te voorko
men.
De commissie doet voorts het voorstel
om bijzondere scholen te verplichten ge
noegen te nemen met het medegebruik van
gymnastieklokalen.
Yan de tot nog toe vermelde voorstel
len der commissie, welke de strekking heb
ben de onderwijsuitgaven te beperken, kan
het te verwachten financieele resultaat
niet met volkomen zekerheid worden ge
raamd. De voorgestelde wijziging van art.
28 brengt echter een besparing van
3.454.000 in drie jaar, na tien jaar van
f 5.320.000, waartegenover staat een jaar
lijks afnemende uitgave voor wachtgelden.
Tegenover de besparing staat er voor een
deel door de Grondwet geëischte vermeer
dering van Rijksuitgaven voor het buiten
gewoon onderwijs, welke tot 1.000.000 zal
kunnen stijgen.
Ook de kosten van de opleiding
van onderwijzers hebben een
voorwerp van onderzoek uitgemaakt.
De commissie komt tot de
conclusi.e, dat de in de wet
van 1920 neergelegde oplei
ding niet behoort te wor
den ingevoerd, doch dat het thans,
overeenkomstig de overgangsbenalincen
der wet daarop steunende Kon. besluiten
bestaande stelsel, dat in de practiik goede
resultaten heeft gegeven, als wettelijk stel
sel moet worden aanvaard.
In de opdracht der commissie werd be
halve op bezuininging ook in het bijzonder
haar aandacht gevestigd op het weg
nemen van niet noodzakelij-
ke beperkingen van de vrij-
heid van het onderwij?. Ook
op dit punt heeft de commissie bij voort
during haar aandacht gevestigd gehouden.
Verschillende wettelijk bepalingen, die de
vrijheid van openbare en bijzondere scho
len beperken, stelt zij voor te verzachten
of te schrappen. Zoo wenscht zij aan de
gemeentebesturen de vrijheid te hergeven
aan het hoofd der school al of niet het on
derwijs in een klasse op te dragen. Zij wil,
in overeenstemming met het bij de Tweede
Kamer aanhangige wetsontwerp, bij de re
geling van het schoolgeld aan de gemeen
ten meer vrijheid van beweging laten. Zij
acht het voldoende 20 uren per week on
derwijs in de verplichte vakken te eischen
inplaats van 22 uur. Zij wil toelaten zien,
dat scholen voor uitgebreid lager onder
wijs zich niet beperken tot drie of meer
leerjaren, volgende op het zesde leerjaar
eener lagere school, doch ook de lagere
leerjaren omvatte. Zij wil het onderwijs in
vreemde talen niet volstrekt uitgesloten
zien in het vijfde en zesde leerjaar.
Verschenen is het verslag van de Com
missie van Voorbereiding betreffende de
nadere nota van wijzigingen inzake het
Wetsontwerp houdende bepalingen tot re
geling van den kleinhandel in alcoholhou
dende dranken.
De ingrijpende veranderingen, welke de
regeering het Wetsontwerp heeft doen on
dergaan, hadden in de afdeelingen der
Tweede Kamer den indruk gewekt, dat de
tegenwoordige minister van Arbeid, R. en
N. m het algemeen ten aanzien van do ma
terie, welke het hier geldt oen .-onder
standpimt inneemt dan zijn ambtsvoorgan
ger. Men betreurde het daarom vrij alge
meen, dat de drie belangrijkste wijzigingen
alleen zakelijk zijn toegelicht zonder dat de
minister zich over eenig beginsel heef' uit
gesproken. Teekenend is in dit opzicht, dat
de terugneming van de plaatselijke keuze
uit het ontwerp geraden wordt genoemd
„om spoedig een zuivere behandeling van
en stemming over het ontwerp te verkrij
gen", terwijl daaraan wordt toegevoegd, dat
de minister vooralsnog nie: bereid is ten
deze met een afzonderlijk wetsontwerp bij
de Kamer te komen. Het voor de hier be
doelde wijziging aangevoerde argument
is zuiver zakelijk. Het had door een groot
voorstander van de plaatselijke keuze ge
bezigd kunnen worden. Zonder dat dit op
duidelijke wijze wordt gezegd is echter uit
de genoemde toevoeging op te maken, dat
de minister de zgak zelf niet wil.
In zijn antwoord zegt de minister, dat
voor zoover zijn inzichten met betrekking
tot het aanhangige wetsontwerp afwijken
van die zijns voorgangers, hij daarvan in
zijn nota van wijzigingen heeft doen blij
ken.
Wat betreft de plaatselijke keuze her
innert spr., dat hij in de nota van toelich
ting heeft medegedeeld, voorshands niet
bereid te zijn tot de indiening /an ten
afzonderlijk voorstel voor invoering daar
van over te gaan. Daaruit ïlijkc reeds dui
delijk, dat hij ten aanzien van iie speciale
onderwerp een ander standpunt inneemt
dan zijn ambtsvoorganger. Dit geeft even
wel niet het recht, te poneeren, dat bij hem
voorop zou hebben gestaan de gedachte,
dat de plaatselijke keuze niet behoort te
worden ingevoerd en dat de gedachte ran
spoedige behandeling en zuivere stemming
eerst later, onder den in vloei van den
wensch naar schrapping van dat stelsel is
ontstaan.
De hierbedoelde leden zich over het
hoofd: le. dat de nota van wijzigingen is
inge-zonuden 22 Januari 1930 toen met de
kans van behandeling van het wetsont
werp tijdig vóór 1 Mei nog mocht worden
gerekend2e dat het antu oord op de vra
gen van den heer Boon later werd gegeven,
toen den minister bekend was geworden,
dat kans op tijdige behandeling van het
Wetsontwerp niet meer bestond; 3e dal
eenstemmigheid ten aanzien van do plaat
selijke keuze niet bestond en nog niet be
staat en dat het onderwerp, dat blijkens
hetgeen daarover is gesproken eu gescbre
ven buiten het parlement, aan breede krin
gen der bevolking antipathiek is, zonder
eenigen twijfel tot uitvoerige discussies
zou hebben geleid.
Het voorstel werd teruggenomen op
practische gronden, die ten tijde van het
terugnemen valabel waren. De minister
geeft als zijn opvatting, dat in den volks
aard en in omstandigheden van plaats en
tijd zeer wel redenen kunnen beslaan, wel
ke ook voor hem de belangrijtce inbreuk
op de vrijheid, zooals de plaatse.ijke keuze
meebrengt, zouden motiveeren, doch dat
hij voor ons land op dit oogenblik gten
voldoende redenen aanwezig acht en mits
dien meent zich van medewerking tot het
invoeren van plaatselijke keuze tc. moeten
onthouden.
De minister vat enkele overwegingen als
volgt samen: 1. Plaatselijke keuze prik
kelt tot verplaatsing van het gebruik van
sterken drank naar het gezin, wat een ern
stig gevaar is. 2. Zij legt een beperking
aan het openbaar leven op, die nutteloos
is, wijl zij op tallooze wijzen in particulie
ren vorm kan worden ontdoken3. Al wa
re P. K. voor de bestrijding van het alcoho
lisme een doeltreffend middel, dan zou het
peil van het alcoholgebruik in Nederlaid
dat door allerlei invloeden sterk gedaald
is, niet motiveeren een belemmering van
het openbare leven in te voeren, die aan
ruime kringen der samenleving antipathiek
is. 4. P. K. kan als beperking van het open
bare leven practisch tot haar recht komen
in landen met verspreide bevolking, doch
in een land met een dichte bevolking als
Nederland, waar de bebouwing der aan el
kaar grenzende gemeenten steeds meer de
gemeentelijke grenzen nadert en de ver
keersmiddelen sterk zijn toegenomen, heeft
de beperking van het openbare leven in een
gemeente geen wezenlijke beteekenis.
Tegen vrijlating van den verkoop van
zwakalcoholische drank in winkels, waar
ook andere waren worden verkocht, had
den verscheidene leden ernstige bedon-
king. Andere leden achtten de hierbedoel
de wijziging een belangrijke verbetering.
Bij laatstgenoemde leden sluit de minis
ter zich aan. Hij is echter, teneinde het
gemeen overleg te bevorderen, bereid als
nog een verbod van verkoop aan jongelie
den beneden 16 jaar in het ontwerp op te
nemen.
Voorgesteld wordt thans aan art. 51 een
nieuw lid toe te voegen, luidende als
volgt
„Het is verboden in een localiteit, waar
in overeenkomstig het bepaalde in art. 36
eerste lid, letter b, zwak alcoholische drank
wordt verkocht, dien drank te verkoopen
of te verstrekken aan personen beneden
16 jaar."
Zeer ernstige bedenking bestond bij ver
scheidene leden tegen de wijziging, welke
het blijven voortbestaan mogelijk maakt
van vennoolschapsveigunningen voor loca-
liteiten, die deel uitmaken van een inrich
ting voor maatschappelijk verkeer.
Bij het mondeling overleg werd echter
erkend, dat de bezwaren in kracht verlie
zen, wanneer niet alleen officieel met het
stelsel van verpachting wordt gebroken,
doch tevens wettelijke maatregelen wor
den getroffen, om die /erpachting zooveel
mogelijk tegen te gaan.
Waar bij de bespreking van het door de
Wet ten aanzien van de verpachting van
vergunningen in te nemen ^standpunt de
Regeering zich tot omwerking van het
ontwerp in dezen zin bereid verklaarde,
meende men op wijziging van het Btand-
punt der Regeering inzake de vennoot
schapsvergunning voorshands niet verder
te moeten aandringen.
De regeling der verpachting is nu uit het
ontwerp vervallen. Daarnaast is als reden
voor weigering of intrekking van een ver
gunning of een verlof A opgenomen het
gegronde vermoeden, dat het bedrijf niet
op naam van en voor rekening van den
verzoeker, c.q. vergunning- of verlofhou
der, zal worden of wordt uitgeoefend. In
verband daarmee wordt aan B. en W. de
bevoegdheid gegeven, aan de belangheb
benden inlichtingen te vragen en wordt het
verstrekken van onware inlichtingen straf
baar gesteld.
Met een geleverd pleidooi voor intrek
king van het recht der gemeentebesturen
om een voorstel te doen tot verlaging van
het wettelijk maximum kan de minister
niet instemmen. Er moet evenwel worden
gewaakt tegen geforceerde verlaging, d. i
verlaging die van de behoefte te zeer af
wijkt.
Een tegemoetkoming om in geval van
overlijden van den vergunninghouder aan
de overledene echtgenoote of aan een
meerderjarig kind voor dezelfde localiteit,
waarvoor de vergunning gold, een verlof A
kan worden verleend, ook al wordt het
maximum der verloven daardoor overschre
den, 'wordt alsnog in de nota van wijzigin
gen voorgesteld.
Ten slotte werden nog enkele wijzigingen
van redactioneelen aard aangebracht.
Den termijn van 1 Mei 1931, welke in
art. 72 eenige malen voorkomt, meende de
Regeering met het oog op het tijdstip van
behandeling van het ontwerp met een jaar
te moeten verlengen. Een desbetreffende
wijziging is in de nota van wijziging als
nog opgenomen.
BINNENLAND
KONINKLIJKE BESLUITEN.
Notariaat.
Bij Kon. Besluit is benoemd tot notaris
binnen het arrondissement Dordrecht ter
stanplaats de gemeente Dordrecht, mr. P.
J. Sigmond, candidaat-notans en advocaat
te Dordrecht.
DE VEILIGHEID DER SPOORWEGEN.
Sprekende cijfers.
In het laatst verschenen nummer van
„Spoor- en Tramwegen" lezen we in een
praatje over statistiek:
In 1929 vervoerden de Nederlandscbe
Spoorwegen 84 millioen reizigers of tien
maal de bevolking van Nederland. Het
aantal afgelegde treinkilometers bedroeg
meer dan 100.000 per dag. Stel, dai elke
trein gemiddeld 100 km. aflegt, dan liepen
er per dag 1000 treinen of 365.000 treinen,
waarmede reizigers vervoerd werden, m hét
geheele jaar. Dus 365.000 treinen met 84
millioen reizigers. Als men nu nog weel,
dat er van dit aantal reizigers 6 (zegge
zes) door den spoorwegdienst een ongeval
overkwam, dan kunnen we nagaan hoe
veel of liever hoe weinig dit in procenten
uitgedrukt is van het aantal reizigers dat
in 't geheel vervoerd werd. Deze cijfers
spreken duidelijk in hoe groote mate de
veiligheid van de reizigers der Ned. Spoor
wegen is verzekerd.
Elders lezen wij nog: Het bedrijf der
Ned. Spoorwegen verschaft aan ongeveer
40.000 menschen brood. De uitgaven ten
behoeve van het personeel bedroegen over
1929 96 millioen gulden. Het spreekt van
zelf, dat voor een bedrijf als dit een ge
weldig bedrijfskapitaal noodig is; in dit
verband zij medegedeeld, dat het *otaal
bedrag der leeningen op 1 Januari 1930
bedroeg de respectabele som van
377.516.000 gulden.
NEDERL, R. K. BOUWVAKARBEIDERS-
BOND.
Het ledental van dezen bond bedroeg
1 Januari j.L 26087 tegen 23132 op het
overeenkomstige tijdstip van het vorig jaar'
en boekte alzoo een winst van 2968 leden
of 12.8 procent.
Een Technische Gods voor Katholieke
instellingen.
Onder hooge goedkeuring, instemming en
aanbeveling der kerkelijke overheid ver
schijnt binnenkort een veertiendaagsch tijd
schrift „Technische Gids voor R.K. Kerk
en Paslorie, Seminarie, School, Zieken
huis en Gesticht" ter voorlichting op tech
nisch en economisch terrein, 't Zal de laat
ste vindingen der moderne technische we
tenschap door daarvoor bevoegde deskun
digen aan de verantwoordelijke besturen
bekend maken, ten einde hen te oriëntee-
ren op welke meest economische wijze ver
schillende instellingen op de hoogte van
onzen tijd kunnen gebracht worden of blij
ven. Verschillende hoogleeraren, ingenieurs,
directeuren van instellingen, geestelijken,
die nieuwe vindingen in hun kerkgebouwen
of gestichten hebben toegepast, e.a. werken
aan dit geillustreerd tijdschrift mede, dat
ook door de wijze van uitvroering op hoog
peil zal staan en een vraagbaak zal wezen
voor alle bestuurderen van kerken en kath.
instellingen.
Te Amsterdam is overleden de heer J.
Meester oprichter der Vereeniging St. Je
roen, tot bevordering en instandhouding
der Amsterdamsche Processie naar Noord-
wijk (welke vereeniging zich opmaakt om
op feestelijke wijze het 40-jarig bestaan te
herdenken).