RAPPORT COMMISSIE VOOR HANDEL EN INDUSTRIE DONDERDAG 15 JANUARI 1931 DE LEIDSCHE COURANT TWEEDF BLAD PAG. S Aan het Gemeentebestuur van Leiden is door de Commissie voor Handel en Indus trie, ingesteld volgens besluit van den Ge meenteraad van 20 December 1928, inge diend het rapport van haar onderzoek naar de toestanden in en de wenschen ter be vordering van handel en industrie in en om Leiden. Instelling. Bij de begrootingsdebatten voor 1929 werd door het raadslid Manders een mo tie ingediend van den volgenden inhoud: „De Raad van oordeel, dat handel en in dustrie in en om Leiden in het belang der gemeentenaren op de krachtigste wij ze bevorderd moeten worden, dat goede verkeerswegen te land en te water zoowel in als buiten de gemeente van het grootste gewicht daarvoor zijn, teneinde geschikte industrieterreinen en een zoo.groot moge lijk afzetgebied door minimaal op de in dustrie drukkende onkosten te verkrijgen, verzoekt Burgemeester en Wethouders, over té gaan tot het instellen van een stu diecommissie le dien einde". Deze motie werd door dén Raad op 20 December 1928 met 10 tegen 13 stemmen aangenomen. Ter uitvoering van dit besluit benoemden Bur gemeester en Wethouders in den zpmer van 192Ö een Commissie, aldus samenge- stèld.: Samenstelling. Mr. A. van de Sande Bakhtiyzen, voorzit ter, P. Boot Jr., Ir. A. G. Bosman, N. C. F. van Ginkel, P. A. van der Heide, B. J. Huurman Dzn., B. F. Krantz, J. H. A. Maii- ders, J. F. X. Sanders, Jac. Wilbrink, mr. S. J. Fockenia Andreae, secretaris. Deze samenstelling bleef tot het einde toe ongewijzigd. Ter verklaring van de gedane keuze werd door den burgemeester, tevens voorzitter, der Commissiè, bij de installatie op 27 De cember 1929 hei volgende opgemerkt. „B. en W. hebben gemeend, dat de Commissie dan het best aan de verwachtingen zou voldoen, wanneer zij een zoo beperkt moge lijk aantal leden telde daarbij moest zij deskundigen in haar midden tellen, en moest zij een representatief karakter heb bén teneinde voeling te houden met de ge- heele burgerijB. en W. hebben dus ge zocht onder alle politieke partijen'in dén Raad een vertegenwoordiger, die voor het werk in deze Commissie aangewezen scheen. Het was ons een teleurstelling, dat een der partijen gemeend heeft onze uit noodiging niet te kunnen aanvaarden." Omschrijving van de opdracht. De Commissie, aldus eind December 1929 in werking getreden, had een bijna on beperkt mandaat. Bij het aannemen der motie-Manders had de Gemeenteraad als zijn oordeel slechts uitgesproken, dat in het belang der gemeentenaren de handel en industrie in en om Leiden op de krach tigste wijze moesten worden bevorderd; het was aan de Commissie overgelaten te bepalen hoe zij haar taak zou opvatten, en naar welke beperkingen zij zich daarbij zou Reeds in zijn openingsrede gaf de voorzit ter een aanwijzing van de practijk, die voor de Commissie sedert heeft gegolden. „Al ware het verleidelijk", zeide hij, „wijdloopige economische beschouwingen te houden, wij zullen, naar mijn meening, het stadsbelang beter dienen door meer te letten op wat voor de allernaaste toe komst practisch bereikbaar is.' 't Is van belang, dat het rapport spoedig verschijnt. Dit klemt nog temeer waar de Raad bin nenkort eenige beslissingen van belang zal hebben te nemen, waarbij juisi deze Commissie een nuttigen invloed kan uit oefenen. Ik denk aan het uitbreidingsplan met de bestemming van gronden, en aan de veemarktplanuen.Als resultaat vah óns werk zullen wij willen zien een schema voor een welvaartspolitiek voor de stad, een leidraad waaraan het gemeentebestuur bij zijn zorg voor de gemeente wat hebben kan." Dit zijn de denkbeelden, die de werk wijze der Commissie en de totstandkoming van dit rapport hebben beheerscht. Werkwijze. Ter uitwerking dezer algemeene gedach ten had de voorzitter de volgende vragen geformuleerd 1. Wordt de bestaande industrié in haar ontwikkeling belemmerd, en zoo ja door welke omstandigheden? 2. Heeft Leiden behoefte aan vestiging van meer industrieën en moet die worden aangemoedigd 3. Welke soorten industrie komen voor Leiden het meest in aanmerking met hot oog op arbeidskrachten en aanvoer van grondstoffen 4. Biedt Leiden voldoende en geschikte industrieterreinen 5. Wordt de bestaande handel in zijn ontwikkeling belemmerd, en zoo ja, door welke omstandigheden? 6. Beschikt Leiden over voldoende en geschikte verbindingswegen te land (wegen, spoor- en tramwegen) en zijn de tarieven re. delijk 7. Beschikt Leiden over voldoende en geschikte verbindingswegen te water en zijn de .tarieven redelijk? Welke vragen ter nadere bestudeering aan subcommissies, elk van drie leden, wer den opgedragen. De bevindingen, der sub commissies leidden tot een schriftelijke ge- dachtenwisseling, en tot behandeling in eenige voltallige vergaderingen der Com missie. Daarbij kwamen ook enkele pun ten ter sprake, die niet onder de zeven vragen begrepen waren geweest. Inmiddels waren ook de gewenschte nadere gegevens op enkele onderdeelen der hoofdvragen bijeengebracht, om mèt de, resultaten der schriftelijke en mondelinge behandeling de stof te leverén voor het rapport. Indeeling rapport Bij de bewerking is deze orde in acht geuomen: jo. algemeene beschouwingen óver de beteekenis van Leiden als industrie- en handelsstad, en over de factoren die tot den huldigen toestand hebben geleid; 2o. bespreking van de bijzondere pun ten, waaróp voorziening noodig of go- wenscht wordt, geacht 3o. samenvatting dér conclusies; Algemeene beschouwingen. De Welvaart van Leiden lieéft tot dezen tijd berust en zal naar de meaning der Commissie óók voor de afzienbare toekomst blijvenberusten op de .werking van deze drie factoren Leiden als verkeers- en disrribuiiecen trum voor de omgeving Leiden als industriestad; Leiden als zetel der Rijksuniversiteit Bestuurscentrum voor de omgeving is Leiden nog maar in geringe mate: de be teckenis der'stad als vesting is reeds vooi lang verdwenen. Verleden. De handel is hier het eers* genoemd, als het ordstvoortgekomen uit de natuurlijke gesteldheid des lands, die de 'water- en landverkeerswegen uit liet oostelijke bin nenland juist in en nabij Leiden in aanra king deed komen met de wegen van de dujristreek. Dé'industrie, dat is te zeggen de indus trie die voor meer dan zuivêr plaatselijke behoeften wérkt, komt in de tweede plaats Zij heeft zich eerst in de veertiende eeuw, in aansluiting met de. groote VlOamscbe textielnijverheid, hier gevestigdnam te gen het eind der zestiende eeuw een riieu- we vlucht, en heeft sedert voor Leiden feen groote, hoewel met de tijden wisselende, beteekenis behouden. De Universiteit wórde hier slechts pro memorie vermeld, als éen'factor die van 1575 tot heden wel zeer belangrijk vpor Leiden, is geweest, ,maar Waarop Leiden zelf slechts zeer van terzijde invloed kan uitoefenen. Hebben dan deze drie factoren voortdu rend ,op Leiden gewerkt én is déze stad daardoor gedurende de laatste eeuwèh in den grond merkwaardig aan zichzelf gelijk gebleven, de betrekkelijke beteekenis van Leiden is zeer gedaald, tengevolge van de emancipatie van het: platteland, en door de* opkomst van nieuwe welvaarts-factoren el ders: de wereldhandel; ni,eüwe soorten grootindustrie; Den Haag als bestuurs- en woon eer trum. De verhouding tusschen Leiden en het omliggende platteland (bier geuomen met inbegrip der gemeenten Hillegom, Haar lemmermeer voor de helft, Zévenhoven, Zwammcrdam, Benthuizen, Wassenaar) is uitgedrukt in de volgende cijfers, waarbij de vermindering van Leidens betrekkelijke grootte duidelijk uitkomt. Jaar: 1514 1682 1732 1829 1929 Leiden m. omgeving 100 100 100 100 100 Leiden alleen 56 55 56 ,37 y« 29 Hierbij zijn alleen de verhoudingscijférs gegeven, daar de absolute cijfers niet ver gelijkbaar zijh: in het jaar 1514 zijh dé haardsteden geteld, in 1632 en 1732 dë huizèn, eerst na het jaar 1795 zijn er nauw keurige volkstellingen gehouden. In het begin der zestiende eeuw was Leiden, met een zeer kleinen voorsprong, de grootstè stad van Holland. Kort daar na raakte Amsterdam Leideö voor; maar nog zeer lang bleef Leiden nummer twee. In het midden der achttiende eeuw had Leiden ongeveer zeventigduizend inwoners, doch dit getal daalde vervólgens, Zoodat Leiden achter ktfam te staan bij Rotter dam, Den Haag, Utrecht, Haarlem, en zich in de rij der Hollandsche-Utrèchtsche ste den thans met de zesde plaats moét verge noegen. •De maatregelen, die de Leidsche over heid voor de omwenteling van 1795 heeft genomen om de werking der genoemde wel vaartsfactoren te versterken, zijn bijna alle van beschermenden aard. Men Ver bood vrijwel alle nijverheid en haridel op het platteland; belette de ontwikkeling van voorstedenging het ontstaan, van nieuwe steden ook op gróotéren afstand legen onderwierp de nijverheid aan stren ge, diep ingrijpende regelingen; monopoli seerde een groot deel van höt verkeer, het geen zijn invloed op den handel niet kon missen. Zelfs dé Universiteit, die een mo nopolie bezat voor Holland fcri Zeeland, deelde in de bescherming. De Leidsche bestaansbronjien kregen daardoor een conservatief karakter, dat zij natuurlijk niet terstond in 1795 hebben ver loren. Integendeel, de nawerking er van is in zekere opzichten nog thans merkbaar. Heden. Voor de kennis van den hedendaagscben toestand moét in de eerste plaats naar de jaarverslagen der alhier gevestigde Kamer van Koophandel en Fabrieken worden ver wezen, die naast vele gegevens over de tails ook een algemeeren indruk óver het Leidsche bedrijfsleven in al zijn omvang kunnen verschaffen. Van het aantal arbeiders in verhouding tot dat in. andere industriesteden kan men MISS BOBBY TROOST EN ISS EDNA COOPER hebben het duuvrecord voor avi-trices met verscheidene uren verbe terd en hiermede heeft Miss C'ooper haar eigen record verbe terd, zoodat zij voor de tweede maal recordhoudster is geworden. een indruk krijgen uit de tabel opgenomen in het Centraal Verslag der Avbeidsinspec tie over 1928, bl. 418—4-21 (Overzicht van het aantal aanwezige inrichtingen, waar voor de Veiligheidswet, de Steenhouwers wet en de Arbeidswet gel 'en, en van het aantal personen daarin werkzaam, ge rang schikt naar belangrijke gemeenten), in het bijzonder wanneer men de. aldaar voorko mende getallen vergelijkt met de bevo! kingscijfers der gemeenten op 1 .lamiati 1929 gepubliceerd door het Centraal Bure.ru voor de Statistiek. In het onderstaande staatje is het aantal industrieele avbeiders per 100Ö inwoners, bereken 1 uit de beide aangehaalde gegevens, opgenomen. Industrieele arbeiders per 1000 inwoners. Het Rijk in zijn geheel 104, Helmond met omgeving" 443, Eindhoven 414, Enschede 308, Hengelo 318. Zaandam en Zaanstree'. 308, Almelo 505, Tilburg 265, Alkmaar met omgeving 233, Breda 229, Maastricht me' omgeving 227, Schiedam 219, Haarlem met omgeving 216, Deventer 1S9. Vlissingen 195, Kampen 16-?. Gouda 181, Delft 165, Dor drecht met Zwijndreeht 159, 's-Hertogen bosch 154: Helder met omgeving 146, Vlaar dingen en Maassluis 114, Zwolle 141, Go meenten in het Gooi 140, Leiden 139, Gro ningen 128, Arnhem 125. Apeldoorn 120. Leeuwarden 118, Rotterdam ir -t omgeving 117, Amsterdam ill, Nijmegen 164, Zulphen 102, 's-Gravenhage 66, kleine gemepiiien in het 11e district in Zuid-Holland behalve Krimpeoerwaard (dus de omgeving van Lei den) 83. Nauwkeuriger gegevens zal de in dit jaar te houden beroepstelling verschaffen Uit de cijfers der beroepstelling heeft Ir. Th. K. van Lohuizen een studie samenge steld' over de ecohomische structuur van Zuid Holland in 1920. Hij onderscheidt de beroepen, waarin het werkende deel der bevolking geplaatst is, in primaire bedrijven, verzor gende bedrijven en huiselijke diensten. Tot de primaire bedrijven worden in hoofd zaak de fabrieksnijverheid en het grondge bruik gerekend; tot de verzorgende bedrij ven winkels, kantoren, openbare diensten e.d. Als welvaartsfactor is de eerste groep natuurlijk verreweg de belangrijkste. Van de totale bevolking van Leiden en Woerden (die bij de bedrijf stelling als één gröep waren beschouwd) behoorde 61.2 pet tot de beroepsloozen 38.8 pet. was o;> de een of andere wijze in een bemep werk zaam en aldus onderverdeeld: werkzaam in primaire bedrijven 12.7 pet., werkzaam in verzorgende bedrijven 22 petwerkzaam in huiselijke diensten 4.1 pet. In de groep Rijngebied, het niatteland tusschen Leiden en Woerden, was het. per centage beroepsloozen evenee 's fi' 2; maar de verdeeling der werkzame bevolking was er aldus: werkzaam in primaire bedrijven 21.2 pet., werkzaam in verzorgende bedrij ven 14.8 pet., werkzaam in huiselijke ben sten 2.8 pet. Vergelijkingen met de dorpen in de duin en bloembollenstreek is minder goed moge lijk* daar de beroepstelling de gehecle Zuid en Noord-Hollandsche duinstreek met in begrip van IJmuiden, van het Westlam! enz. als één groep heeft beschouwd, een groep die zich als geheel natuurlijk niet vor vergelijking met Leiden leent. De beteekenis van de verschillende be drijfsgroepen in de verschillende i laatsen heeft Ir. van Lohuizen bepaald in verhou ding tot de beteekenis van dezelfde groe pen voor het geheele land. Naar verhouding blijken dan de volgende soorten industrie te Leiden ie zijn verte genwoordigd: sajetfabrieken, breierijen, en tricotagefabrieken, wollendckenfabrie ken, bedden- en matrassenmakoiijen, ta pijt- en mattenfabrieken, katoendrukke rijen, boekdrukkerijen en boekbinderijen, fabrieken van jams, vruchtensappen, geon serveerde groenten en fruit, constructie werkplaatsen, smederijen. Eindelijk is onderzocht, welke factoren de plaa'smg der verschillende bedrijver Hebben bepaald. Vele industrieën hebben speciale behoeften, die hen in de keuze van plaats beperken. Andere de meeste der te Leiden gevestigde zijn daarin vrijer, en laten hun plaats bepalen óf door tradi tie, historische traagheid, óf door algemeeu- gunstige voorwaarden ter ontwikkel'ag. Toekomst. De bovengenoemde feiten geven al eenigszins aan, in welke richting deze Com missie het door haar te ontwerpen schema eener toekomstige welvaai-'spoliiiek voor Leiden had te zoeken. Kan de werking "an traditie doorgaans slechts worden gecon stateerd en erkend en ligt het ontwikkelen daarvan zeker buiten, het terrein van een gemeentebestuur, omstandigheden die in het algemeen voor de indus.rie, bes'aan- de en nieuw te vestigen, gunstig zijn, kan het gemeentebestuur scheppen; verbete ring van verkeersvoorwa arden, waarmee zoowel de handel als de ndustrie gediend is, kan het gemeentebestuur bevorderen En naar de meening dezer C' immissie ver-Re nen maatregelen van dien aard aanbeve ling zonder voorbehoudtor verbetering van omstandigheden voor -es a'inde èn ter bevordering van de vestiging van nieu we bedrijven. Zij acht Leiden en door zijn gunstige ligging ten opzmi'e van water- en spoorwegverbindingen, in e nabijheid der centra van bevolking en bedrijf, in een omgeving van veelzijdig en zeer ontwik keld grondgebruik èn door den aard zij ner bevolking zeer geschikt voor vérdere ontplooiing in economischen zin nieuwe ontwikkeling zal verfrisschend werken oi het reeds aanwezige, terwijl de traditie, die enkele takken der Leidsche "verheid in staai gesield heeft reeds zoo g aan vele moeilijkheden der tijden met succes het hoofd te bieden, zich zekei zal weten te handhaven waar zij reojt van estaan heeft. Hiermee is reeds één van de in den aan vang gestelde vragen beantwoord. De overige vragen zullen ter sprake komen bij de behandeling der bijzondere punten, die nu aan de orde is. Bijzondere punten. De h o u d i ng, die het gemeentebe stuur tot dusver tegenover het bedrijfs leven in acht hééft genomen, werd door sommigen minder welwillend geacht, dan met het belang van Leiden overeen zou komen. Algemeen i^ de Commissie van meening, dat door gmnis van kennis der bedrijfsbelangen gerr - ntebestuur in eenige zijner functies belastingheffing, openbare werken soms maatregelen treft, die het economisch belang der be trokkenen onnoodig schaden en dus bij be trokkenen gevoelens van teleurstelling en van wrevel moeten veroorzadren Bij een nauwer contact tusschen het gemeentebe stuur en de kringen van handel en indus trie konden z.ake voorvallen worden voor komen, waarmee het alge.iieo'-i ten zeerste gediend zou zijn. Een over'eg en samenwerking, zooals het tn het werk de zer commissie tusschen leden van het ge meentebestuur en personen ui' de kringen van industrie en handel tijdelijk heeft be staan, zou ook voor de toexomst **an nut kunnen zijn. Het instellen van ven vaste Commissie van Overleg tot da*, doel wordt aan het gemeentebestuur in overweging gegeven. Wat in het bijzonder de publieke wer ken en het bouwtoezicht beseft meent de Commissie, dat het gemeentebestuur veel goeds zou kunnen bereiken door bij het ontwerpen van uitbreidings- sn ontwikke lingsplannen tijdig het oordeel der genoem de kringen in te winnen, en gelegenheid te geven tot overleg. De behandeling van bouwvergun ningen ondervindt thans meermalen groote vertrfaging, waardoor de belangheb benden, in 't bijzonder die in het bedrijfs leven, worden geschaad. De Commissie meent, dat door vereenvoudiging in de be- handeling hieraan ware tegemoet te ko men en zij acht het belang der zaak groot genoeg om het gemeentebestuur ernstig aan te bevelen, in die richting maatregelen te nemen. De aanwijzing van terreinen voor handel en industrie in het uitbreidingsplan behoort niet te geschie den dan nadat het gemeentebestuur met de kringen van handel en industrie dienaan gaande overleg heeft geoleegd. Bij het vaststellen van do tarieven der heffingen en retributies behoort het gemeentebestuur rekening to houden met de belangen en wenschen van handel en industrie. Het havengeld be hoort, volgens de meening van de meer derheid der Commissie, te worden afge schaft. Bij het vaststellen van de tarieven der gemeentelijke bedrijven moet niet in de eerste plaats naar winst voor de be drijven worden gestreefd. De meermalen geuite meening, dat de tarieven voor het grootgebruik van gas, electriciteit en in het bijzonder van water to Leiden tha-ns hoog zouden zijn, kan de Commissie echter niet deelen. Volgens de cijfers, opgenomen in „Waarschuwende cij fers uit de Gemeentefinanciën 1929" der Ned. Mij. voor Nijverheid en Handel maakt Leiden in vergelijking met andere gemeen ten een gunstig figuur, üok voor de tarie ven der N.V. Leidsche Duinwater Mij., die uiteraard alleen met die van andere duin waterleidingen vergeleken behooren te worden, geldt dat. De bezwaren van de nauwe begren zing dezer gemeente doen zich ook voor het bedrijfsleven gelden. Geschikte indus trieterreinen buiten de bebouwde kom zijii in de gemeente Leiden schaarsoh, en voor de behoeften van een verdere toekomst ge heel onvoldoende. Reeds hebben enkele industrieën, die Leiden zochten, zich op tet- reinen buiten de gemeente neergezet: dit zal zich in het vervolg, waarschijnlijk nog veel moer voordoen. De terreinen, die thans bij het ontwerp-uitbreidingsplan voor in dustrieele doeleinden zijn aangewezen, zijn gering in omvang en verspreid; een ex ploitatie van industrieterreinen op eenigs zins ruime schaal, waarvan de wenschelijk- heid beneden ter sprake zal komén, is daarbij niet mogelijk. De Commissie wil dan ook, misschien ten overvloede, wijzen j op de behoefte aan een doelmatige en vooral spoedige grenswijziging, waarbij met het belang der industrieterreinen wordt re- I kening gehouden. De ligging van de thans be staande fabrieken in de ge- meente is op een bijgevoegd kaartje te zien. Deze plaatsing is grootendeels willekeu- keurig. De oudste fabrieken hebben zich in de binnenstad gevestigd om geen andere reden dan dat daar ook de huisindustrie vanouds gevestigd was geweest, terwijl tij I dehs het ontstaan dezer fabrieken in de eerste helft en het midden der negentiende eeuw Leiden in een vervallen toestand ver- j keerde en de grond in de arbeiderswijken j der binnenstad voor weinig geld te krijgen was. Bovendien was. de ligging aan de hoofdgrachten voor sommige, met name voor de wolfabrieken een voordeel. De be- zwaren, aan die plaatsing verbonden, heb- ben zich eerst ten volle doen gelden, toen ten opzichte van het vervoer grootere eischen werden gesteld, en toen de fabrie ken, tot ruimer ontwikkeling gekomen, ook hinderlijker waren geworden voor hun om geving. Aan de erkenning der genoemde bezwa ren moet deze Commissie de opmerking ver binden, dat het welhaast onmogelijk zal I zijn die toestand spoedig op afdoende wijze te verbeteren. Groote fabrieken zullen tot verplaatsing niet licht overgaan: zeker niet de conservenfa brieken, waarvoor het eene behoefte is, in een dichtbevolkte buurt j gevestigd te zijn. Men zou echter al veel kunnen doen door partieele stadsverbete ring, waarbij de bestaande onpractische j indeeling en slechte bebouwing zouden worden vervangen door betere woningen, I doorsneden.met betere verkeerswegen. Het onaantrekkelijk karakter van sommige ar beiderswijken zou verdwijnen; de woningen zouden in kwaliteit zeer vóóruit, in aantal waarschijnlijk niet, achteruit gaan. Het aantal woningen in de binnenstad is, hoewel langzaam, achteruitgaande. Het j verminderde van 9439 in het jaar 1899 tot 7458 op het eind van 't jaar 1927, dus met ruim 20 pet. Op het laatstgenoemde tijd stip bevatte de gemeente totaal 16523 wo- ningen, waarvan de binnenstad dus de i kleinste helft uitmaakte. Het verschil in karakter tusschen de beide stadydeelen komt vooral ook uit in de volgende cijfers, i In de binnenstad bevatte 23.9 pet. van .i©L aantal woningen bedrijfsruimte; in de bui- tenstad slechts 5.3 pet. Van d-e in totaal 179 openbare gebouwen (niet voor bewo ning bestemde perceelen) bevattte de bin nenstad er 143, en de buitenstad 36. De bedrijven, die aan het Galgewatei ten Westen der bebouwde kom liggen, on dervinden de bezwaren van die ligging vooral door de hoogere kosten van vervoer te water, dat van den zeer bezwaarlijken vaarweg door de stad moet gebruik ma ken. Het verschil in prijs tuschen een vracht naar het Oosten en een vraoht naar het Westen der stad bedroeg enkele maan den geleden ongeveer ƒ0.50 per ton. Een nader onderzoek zou moeten uitmaken of het voor de gemeente gewensoht is, de ver plaatsing dier bedrijven dan wel de ver betering van den vaarweg te bevorderen. I] Vele fabrieken ondervinden een t e k o r c, I aan geschoolde ar boidskrach- 1 ten; en naar de meening van sommige leden is het vooral de Universiteit, die door haar laboratoria e.d. vele personen, en juist jongens die door hun aanleg z«er j nuttig voor de industrie hadden kunnen I zijn, aan het bedrijfsleven onttrekt. Andere leden zoeken de oorzaak in een gemis aan doelmatig voortgezet onderwijs, waarbij i het dus de vraag wordt wat de gemeente I zou kunnen doen teneinde in dat gemi# te voorzien. De Ambachtsschool is voor de behoef ten der industrie minder doelmatig gewor den; zij levert slechts ambachtslieden af, geen fabrieksarbeiders. De meeste indus trieën traohten zich dan ook te helpeu met opleiding in het bedrijf zelf, die betAr vol-

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1931 | | pagina 5