De Tijd in Woord en Beeld
Amsbl
Oude carricatuur: „De tijd, die snel henenvliedt".
De tijd is belangrijk.
De gevleugelde grijsaard, die op Oude
jaarsavond ons verlaat en de kleine ge
wiekte deugniet, die het Nieuwjaar binnen
spelt, zijn personnages van geen geringe
beteekenis.
Als kind is ons ingescherpt „op tijd" te
komen; later klaagden wij, dat wij „geen
tijd" hadden, en dat. „de tijd" zoo snel ging,
eindelijk kwamen wij er recht voor uit, dat,
tijd geld is."
De Tijd is kostbaar.
Reeds drie eeuwen voor Christus, ver
zekerde een groot menschenkenner, dat de
tijd kostbaar is. En latere geslachten heb
ben deze meening gedeeld. Wijsgeeren, na
tuurkundigen en practische menschen heb
ben aan den tijd hun aandacht geschonken.
De eersten vorschten wat de tijd Jigenlijk
was; de tweeden wilden den tijd meten; de
deruen verlangden te weten lioe lang zij
gewerkt hadden, of zij op tijd zouden ko
men en... op tijd zouden gaan.
De wijsgeeren vroegen ot de tijd werke
lijk een zekere uitgebreidheid had. Aristu-
teles spreekt over den tijd als oneindig
deelbaar en steeds te verlengen.
Het oordeel der heiligen.
De H. Augustinus schreef in zijn Con-
fessiones: „ik zie, dat de tijd een zekere
uitgebreidheid heeft". De H. Thomas van
Aquino vond den tijd van voldoende be
lang, om er een geheel boek aan te wij
den. Na hem hebuen nog velen over den
tijd geschreven. Sommigen van hen be
schouwden den tijd als iets zelfstandigs
en absoluuts. Onder de modernen hebben
Kant en Bergson, die het begrip tijd terug
voert op het begrip ruimte, over tijd uit
voerig nagedacht. Thans noemt Einstein
den tijd relatief.
De Einstein-theorie.
Maar van deze stille geleerden wendden
technicus en practicus zich samen af. Zij
wenschten den tijd in jaren te verdeelen,
de jaren in jaargetijden en dagen, de da
gen in uren. Toen gingen zij uit elkaar,
want de natuurkundige wilde den tijd
nauwkeurig meten, en om den tijd nauw
keurig te meten hadden koopman, ambte
naar en handwerker „geen tijd". Zij waren
tevreden met een „ongeveer."
De indeeüng van den tijd.
Aan een grove indeeling van het jaar
hielp de natuur. Lente, zomer, herfst en win
ter brachten bloemen, warmte, regen en
sneeuw. De zon, die stilstond, ging op en
onder en verdeelde het etmaal voor ieder
een in licht en duisternis. Nu hadden onze
voqrouders jaargetijden, etmalen, dag en
nacht en toch waren zij daarmede niet
volkomen gebaat. Want hoe het licht, hoe
de duisternis te verdeelen?
De weldaad van het licht
De zon rees tot zijn hoogste punt, daalde
aan de Westerkim en verdeelde den dag in
twee helften. Dezelfde heerlijke zon, die
Oude Zonnewijzer, zooaïs men die nog we!
aantreft
het licht gaf, schonk ook de schaduwen,
die langer werden en krompen en daar
mede een middel gaven om de beide heif-
ten van den dag te meten. Zoo werd de
schaduwlengte spoedig een uurwijzer.
De schaduw als uurmeter.
De schaduw van de boomen, de schaduw
van hooge palmen, maar ook de eigen scha
duw dienden als tijdmeter. De Oosterscne
arbeider placht te zeggen, wanneer hij den
arbeid wilde staken: „het duurt lang eer
mijn schaduw komt" Én bekend is het ge-
zegde van den man, die op de vraag:
„Waarom komt gij niet vroeger?" ant
woordde: „Omdat ik op mijn schaduw
wachtte!"
De mensch wachtte op zijn schaduw
Kon de mensch met deze lengende en
krimpende schaduw tevreden zijn? Neen!
Een vaste zonnewijzer moest opgesteld en
zijn schaduw verdeeld in voeten. Was de
schaduw zes voet lang, dan ging men in
het bad, was de schaduw tien of twaalt
voet lang, dan stond de talel gedekt.
Zonnewijzer in den tuin.
De zonne-wijzer.
Met dit toestel was echter een juiste in-
deéling van den dag in twaalf uren niet
verkregen en de behoefte aan een beteren
zonnewijzer bleef bestaan. Deze werd ge
vonden in een staaf, die scheef opgesteld
zijn schaduw wierp op een ronde tijdschaal
en met dezen verbeterden zonnewijzer was
men zoo in zijn schik, dat men eeuwenlang
zich hiermede heeft beholpen.
Indien wij aannemen, dat de eerste open
bare zonnewijzer in Rome drie eeuwen voor
Christus werd opgesteld, dan kunnen wij
het veelvuldig gebruik van dit instrument
achttienhonderd jaar later met de geboorte
van Karei den Vijfden en nel jaartal 1500
begrenzen. Maar nog lang bleef de zonne
wijzer in gebruik.
Dat de St. Jan in 's-Hertogenbosch voor
zien werd van een zonnewijzer spreekt van
zelf. Maar in 1629 werd tegen de Kerk te
Lisse een zonnewijzer en in 1653 werden
nog vijf zonnewijzers te Utrecht geplaatst.
De mensch was echter nog niet tevreden.
Want de zonnewijzer telde als een ver
standig mensch slechts de heldere uren. En,
helaas, soms was de lucht bewolkt en soms
was het nacht.
Wat nu te doen?
De zandlooper en 't wateruurwerk.
Twee schoone uitvindingen brachten red
ding in den nood. De zandlooper, die nog
iedereen kent en het wateruurwerk, dat
weinigen kennen. De zandlooper liet zand
uit een glazen trechter in een anderen loo-
pen. De waterklok ledigde een bak water
in een anderen en als in dien anderen een
poppetje dreef, kon het rijzende poppetje
den tijd aanwijzen, als op het plaatje, dit
wij weergeven. En een rijzend voorwerp
kon nog meer doen. Het kon ook een raadje
in beweging brengen en den mensch dén
weg wijzen naar een raderuurwerk.
De eerste officieele tijd.
Nu was men een heel eind. Maar een
zandlooper kan men niet in zijn zak steken
en een wateruurwerk niet mee op reis ne
men. Bovendien verlangde de toenemende
dorps- en stadsbevolking een stads- en
dorpstijd. Er moest iets anders komen dan
zonnewijzer, zandlooper en wateruurwerk.
Een zakuurwerk.
Nu gingen de brave burgers, die eerst
zich hadden afgewend van de al te nauw
keurige natuurkundigen op hun schreden
terug. Zij klopten bij deze geleerden aan
en vroegen om een zak- en een raderuur
werk. Zouden zij hun dat willen geven?
Huijgens opende de deur van zijn studeer
kamer en liet hen binnen. Wij zullen da
delijk zien, wat hij gaf.
Intusschen hadüen de' natuurkundigen
niet stil gezeten. Zij hadden den tijd in ge
lijke parten willen verdeelen en zij hadden
het reeds gedaan. Zij hadden een zand
looper voor de zak, en een raderuurwerk
voor den toren willen maken cn ook dat
hadden zij gedaan. Maar het had moeite
gekost.
Het moeizame werk der geleerden.
Den tijd te willen verdeelen ic een mooi
streven. Maar de tijd is geen kermiskoek.
De tijd kan men alleen verdeelen door den
duur der oogenblikken te vergelijken met
een gebeurtenis, die regelmatig na een
Christiaan Huygens, de beroemde Neder
lander, wiens uitvinding van het slingeruur
werk er zooveel toe bijdroeg, dat men de
tijd nauwkeuriger ging meten.
vaste spanne tijds terugkeert. En er is niet
veel wat regeimatig na hetzelfde aantal
minuten, uren of dagen terugkeert.
Een horloge of een gewichtsuurwerk te
bedenken moge gemakkelijk schijnen, de
geschiedenis van horloge en klok leeren
wel anders.
Hoe hadden nu de natuurkundigen deze
beiden opgaven opgelost.
De zon als hulpmiddeL
Dat de zon, die den eenvoudige dagloo-
ner op heldere dagen zijn schaduwhorloge
meegaf, ook door de natuurkundigen van
beteekenis zou worden geacht, was te ver-
Een slaguurwerk van Thomas Teichman uit het jaar 1513
Een herder neemt den tijd op naar den
stand van de poolster (15e eeuw).
Om gedurende den nacht te weten hoe laat
het was bedienden de herders zich van een
soort schietlood, dat zij tusschen het oog
en de poolster hielden.
wachten en het duurde niet lang of de
draaiing van de aarde, om haar as werd be
schouwd als een vaste terugkeerende be
weging, waarnaar de tijd te meten was.
Wel duurde deze omwenteling niet altijd
even lang en moesten de geleerden weer
aan het rekenen gaan, maar behalve in de
sterrenkunde gebruikt men altijd den zon
nedag.
Nu moesten nog slechts horloge en ge
wichtuurwerk gevonden worden en men
was al een heel eind op weg. Een rader-
uurwerk kenden de geleerden reeds door
de waterklok. Men had al een raadje in be
weging gebracht, om een uurwerk te doen
loopen. Het ging er nu om een nieuwe
kracht te vinden, die het raderwerk zou
kunnen drijven en hiertoe boden zich ge
dienstig aan: een, veer en een gewicht
Een veer en een gewicht!
Een gespannen veer wie wist het niet
had kracht.
Een hangend gewicht trok.
Ge vonden was de oplossing, -ntraadseld
het raadsel.
Maar de vreugde kan niet lang geduurd
hebben. Horloge en klok liepen niet nauw
keurig. Veer en gewicht hadden niet steeds
dezeltde kracht. Een zich ontspannende
veer heeft minder, een dalend gewicht meer
kracht. Het uurwerk liep langzamer of
sneller en de tijd deed heel vreemd.
De onrust der geleerden.
Weer legden de natuurkundigen het voor
hoofd in ue handpalm, dachten na en von
den een instrumentje om telkens de bewe
ging van het drijvende rad even tegen te
houden. Dat instrumentje was de onrust
en met deze onrust hielden zich van toen
tot nu de geleerden bezig.
Tot deze geleerden oehoort Christiaan
Huygens, wiens eeuwfeest wij vieren. Hij
verbeterde de onrust van veerhorloge. Hij
verbond in de gewichtklok de onrust niet
een slinger, die regelmatiger ging.
Christiaan Huygens.
Nu scheen het leed geleden. Overal wer
den de slingers aangebracht. Scheveningen
ging voor. De Dom te Utrecht "olgde. En
vele andere kerken lieten de klokken wij
zigen.
Nu was er vreugd, en de nachtwacht of
klepperman kon niet luider stem en meer
zelfvertrouwen zingen:
Het lied van den klepperman..
Dry! de heilige dry voldicheit wilt
jgedencken
Die u gratie en de milde eere wil
Ischencken.
Vijf! ey wil ontwaecken uyt uwen diepen
(slaep,
En uyt uw werek veul heyl en segen raep.
Nu scheen iedereen tevreden te moeten
zijn. God gaf de zon en het licht. Het men-
schelijk verstand verdeelde dag en nacht
en wist deze verdeeling door een uurwerk
zichtbaar en hoorbaar te maken. Men kon
nu met Gods zon opstaan en het lieve licht
den ganschen dag genieten.
Maar...!
De willekeurige mensch.
Een ongelukkige neiging beving den
mensch. Hij wilde den dag tot nacht en
den nacht tot dag maken. Hij stond laier
op, hij at later, hij ging later naar bed. in
mijn eigen leven heb ik de etensuren der
stadsche middenklassen van vijf uur tot ze
ven uur en half acht zien wijzigen. En be
kend is het grapje: „dat men :n de stad
den volgeriden dag eet."
Alles is verlaatl
Wat is de vesper, die toch een avond
gebed is, voor ons, moderne menschen,
vroeg. En wat staat men in een een Trap
pistenklooster, waar men nog de oude ge
woonte handhaafde, vroeg op en wat gaat
men vroeg naar bed.
De tijd is duur!....
De dag tot nacht maken is echter duur.
Gas en en electriciteit vragen voor elk nach
telijk uur een penningske in de gleuf en
's-winters is de rekening aan het eind van
de maand niet voor de poes. Men klaagde
over dure tijden en Vadertje Staat moest
helpen.
Nu is Vadertje Staat een wijs man. Hij
zei niet tegen de menschen: „Sta op. lui
aard, wanneer de zon opgaat". Neen! Va
dertje Staat zei: „Blijf maar liggen, maar
ik zal stilletjes de klok wat vooruit zetten
en als jij blijft liggen, kom je te laat op
kantoor en werkplaats."
Toen werden de stedelingen verschrikt
wakken en dankte Vadertje Staat voor den
Zomertijd. Maar op het platteland keek
men liever naar de Zon, dan naar Vadertjes
verkeerde klok.
Wat is de mensch toch klein en ver
nuftig.
Wat is God grootl
Dr. A. BREEBE.
(Nadruk verboden)
Een spotprent indert"d toen om den zomertijd gestreden werd gemaakt De minister
wil de klok verzetten, de boer verzet zich er tegen.