OOR fTZE .1 Ltiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiitiuitiiiimiiiiiiiimiiiiiiiiiiiiiiniiiiiimiiiimiiimimimiii: ÜIIIIIIIHMIMIIIIIIHIIIIMIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIHIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIK'IIIIIIIIIIIIIIU- CORRESPONDENTIE. Vandaag zal ik weer geen brieven be antwoorden, noch „de vervolgen" laten plaatsen, der reeds gezette stukken. De St. Nicolaasstukken gaan nog vandaag voor. Na vandaag worden geen stukken meer hierover geplaatst. Zooals blijkt uit deze bijdragen, zijn er nog nagekomen, en zijn niet alle namen genoemd. Wie nog een stuk voor Kerstmis wil ge plaatst hebben, haas te zioh. Ik wacht met het verloten van het boek tot Kerstmis achter den rug is, dan zeg ik, wie beide boeken gewonnen heeft. En nu tot ziens! Zaterdag ga ik door met het beantwoorden der brieven en met het plaatsen onzer gewone bijdragen. Jullie liefhebbende, Oom Wim. WAT SINT NICOLAAS BRACHT door Gérard Gussenhoven. Het was 1 December, toen ik mijn huis werk zat te maken van dien dag, en Moe der vroeg „en Gérard wat vraag jij toch op Sint Nicolaas?" Een stoommachine Moe der! Een mooi cadeau Gé. Ja Moe, en als ik er een krijg, zal ik wel zorgen dat zijn buikie niet springt van de warmte. Ja; maar malle Gé, dat noemt men geen buik maar een ke:el! Ja, Moe, dat wist ik ook wel, maar dat zei ik maar voor de grap. Dienzelfden avond mocht ik mijn schoen klaar zetten met mijn broertje en zusje en mocht in mijn schoen mijn verlangenslijstje leggen. Den volgenden morgen was ik vroeg wakker en wekte, natuurlijk direct mijn broertje en zusje. Wij kleed en ons vlug aan, want wij wilden graag weten wat in onze schoenen zat. Daarna baden wij ons mor gengebed, en gingen wij naar boneden. Wat lag daar een lekkers en raadt eens wat in mijn scheen lag, een mooie suikerbeest met een briefje waar op stond: „Voor Gerard." Ik heb je verlangenslijst ontvangen. Je bent wel eens stout geweest maar Piet en ik vinden dat we het maar door de vin gers moesten zien. En als je dezer dagen heel erg zoet geweest bent, zal ik wel ma ken dat jij van Piet een mooie stoomma chine krijgt, zoo een met een buik zooals jij hem noemt. Ja Gerard dat heeft Piet 's avonds aan mij verteld dat komt zoo Piet en Trapedoeli zijn dien avond juist op jullie dak geweest en loen hebben ze alles gehoord. Nu Gerard nu maar zoet zijn hoor want anders heb je je stoomma chine niet. Van Sint Nicolaas, Piet en van Trapedoeli De groeten aan broertjes en zusjes en ook aan vader en moeder. Ik was zoo blij als een kikker, die voor het eerst weer in het water spartelen mag. Alles had ik vlug gelezen, want ik wou graag nog even naar de kerk en te com munie gaan om den dag al goed te begin nen. Het was Sint Nicolaas-avond, toen er 's avonds gebeld werd en niet zoo zachtjes ook, en vraag je je af: wie zou daar zijn, ik denk, dat iedereen het wel kan raden! Het waren twee knechten van Sint Nico laas. Piet en Trapedoeli, 6amen droegen zij een mand voor de drie kleinen. En die groote mand die groote dikke mand, kon haast niet door de deur van de vestibule. Voor we de goede knechten bedanken konden, waren zij er van door. Nu was het uitpakken, jongens, maar het was ook aanpakken jongens. In een wip had ik een doos te pakken, waar met pre cies dezelfde letters als in die brief van Sint Nicolaas opstond: „Voor Gérard", en ook in een wip stond er een stoommachine op de tafel te prijken. Allen waren vol ver wondering want ze hadden nog nooit zoo'n mooie gezien. Mijn broertje kreeg een trein en mijn zusje een mooie pop, en een schoolbordje. Even. later lag ik in mijn bed en droomde van stoommachines. Ik droomde ook dat ik stout was en dat de volgende morgen Piet kwam en mij mijn mooie stoommachi ne afnam, maar dat is gelukkig nog niet gebeurd hoor! DE KLEINTJES BIJ SINT NICOLAAS door Willy Streng. Sinterklaas, kijk ons eens aan, Hoe we netjes voor U staan. Luistrend naar uw woord en wenken, Vol verlangen naar geschenken. Sinterklaas, wij welen 't goed: Gij zegt ons, wat elk steeds moet Laten en meet doen om braaf te wezen En van z'n foutjes te genezen. Welnu dat willen w' allen wel! Te midden van ons kinderspel, Toe Sint, begin maar uit te doelen, Maar denk eraan: we zijn met velen! LIES HAAR SINT NICOLAASFEEST. door Anneke Sanders en Lot Snijders. L „Moeder, zou St. Nicolaas nog hier ko men?" vroeg Lies, toen ze uit school kwam. „Ik denk van niet kindje. Vooral niet nu, het sneeuwt. Lies was een tikje teleurgesteld. Vader, die werkloos was probeerde de kost te verdienen met allerhand werk, wat hij maar krijgen kon. Vandaag had hij blijkbaar nogal goed verdiend, want hij was vroolijker dan an ders. Lies herhaalde aan Vader haar vraag. Doch ook vader zei dat het waarschijnlijk voor den ouden Sint te moeilijk was om door de sneeuw te loopen. 's- Middags op school vertelde de onder wijzer, dat Sint Nicolaas den volgenden morgen op school zou komen en dat dan ieder mocht wenschen wat voor een ge schenk ze wilden hebben. II. Wat was Liesje opgetogen. Ze vertelde aan niemand wat zij wenschte, alleen aan Vader en Moeder. Sint Nicolaas kwam en toen het de beurt was van Liesje om te zeggen wat ze wilde hebben, zei ze: „Mijnheer Sinterklaas zoudt U bij ons willen komen". Ja hoor Liesje, vanavond kom ik bij jou thuis", antwoordde Sint Nicolaas. „Dank u wel", Sint Nicolaas. Allen waren verbaasd bij het hooren van Allen waren verbaasd bij het hooren van Lies haar wensch. Thuis gekomen vroeg zij aan Moeder de bezem. Ze ging nu de paadjes voor het huis schoon vegen. Opdat Sinterklaas niet in een ingetrapt sneeuwpaadje behoefde te loopen. Nu mocht ze haar mooie jurk aan trekken en ze', te de mooiste stoel die ze in huis hadden klaar. Nu trok ze haar kleine zusjes haar Zon- dagsohe jurkjes aan. Ze vertelde aan de kleinen dat Sinterklaas zou komen. Eindelijk was de avond aangebroken. De kleinen hadden onvermoeid Sinterklaas liedjes gezongen. Daar werd op de deur geklopt. Vader deed de deur open. Daar had je Sinterklaas. Piet liep achter hem met een leege zak en eon die uitpuilde zoo dik als die ge vuld was. „Sinterklaas neem plaats", zei vader. „Ja mijnheer, graag". „Piet, jij staat achter me. „Ja heer",, zijn de kindertjes zoet ge weest dit jaar." „Ja, Sinterklaas". Dan zal ik eens zien wat ik bij mij heb. Nu deelde Sint Nicolaas cadeautjes uit en allen waren gelukkig en tevreden. Toen vader Sinterklaas uitliet, zei hij aan vader, u is werkloos, is het niet mijn heer? „Ja Sinterklaas". „Nu mijnheer, dan heb ik voor u een be trekking. Op het kantoor van den heer G. vragen ze een kantoorbediende, ik heb eens met mijnheer G. gesproken en daar hij weet dat u verstand hebt van kantoor werk heeft hij besloten u aan te nemen. Wat een vreugde was er nu! Nooir hadden ze zoo'n prettig Sinter klaasfeest gehad! OVER SINT NICOLAAS door Catrien v. d. Steen. St. Nicolaas was vroeger een H. Man. Weet u wel dat er een arme schoenma ker was, die maar een klein stuk brood en het heel arm had. St. Nicolaa# had in die tijd heel veel menschen geholj m. Gok dit koer zou hij helpen. Er stonden schoe- ren in de kamer en in een van die schoe nen legde St. Nicolaas geld. Daarvoor zet ten wij ook in de Sinterklaastijd onze schoen neer. Er zijn ook zooveel versjes van den goeden Sint gemaakt, o.a.: Zie ginds komt de stoomboot, Zie de maan schijnt door de boomen, St. Nicolaas ka poentje enz. Die liedjes zijn allemaal om hem groote liefde te bewijzen. Hij heeft ook nog drie kindei tjes levend gemaakt. De moeder van die kinderen had het zoo arm, dat zij ze dood maakte. Zij had zo in een ton verborgen. Omdat die moeder dacht dat St. Nicolaas er wat van zou zeggen. Toen heeft hij ze weer levend gemaakt. Die H. Man leeft natuurlijk niet meer. En als blijde gedachlenis, van die H. Bis schop, vieren wij het elk jaar op 6 Dec. St. Nicolaas woonde in Spanje. Daarvan daan zingen wij ook: „Zie ginds komt de stoomboot uit Spanje weer aan!" Hij had teen ook een knecht, die Piet heette. Maar wij noemden hem zwarte Piet. Omdat hij een zwart gezicht en zwarte handen droeg St. Nicolaas was een Bisschop. Daar van daan dat hij een mijter droeg. Bij ons wordt het ook gevierd. Dan speel ik al die lied jes op de piano en mijn broertjes zingen erbij. Het is dus wel een gezellige tijd en dan komt al weer zoo gauw cle Kersttijd met de vacantie. Doch 's winters zit ik lie ver op school dan thuis. Als er ijs is dan vind ik het wel prettig. Maar zoo'n winter als verleden jaar? Daar was niets aan! Dan leer ik liever op school. ST. NICOLAAS-AVOND door Coba Heemskerk. 't Was 6 December. Guur koud. Veel menschen waren er niet op straat. Een ieder was thuis natuurlijk. De kinderen van Hamel za'.en bijeen, wachtend op de komst van Vader. „Hé", zei Rie de oudste van het viertal, 't is net of Vader nu veel langer wegblijft dan anders". Zij had het nog niet gezegd of „knak" zei 't slot van de voordeur, even hoorde ze voeten vegen en daar was vader binnen. De kleinere kinderen zooals Beb, Jan en Lena waren nog even geschrokken bij het hooren van de deur. Maar waren toch gauw gerustge steld, teen zij vader zagen. De kleine Beb, een meisje van vijf jaar, vloog op vader tce, en zocals dat iederen avond ging, pak te zij hem hartelijk. Daarna ging vader moeder gedag zeggen en toen kwamen de anderen aan de beurt. Vader was nog geen kwartier thuis of daar werd weer ge beld en gebonsd op de deur. Allen schrok ken tot zelfs Vadei toe, doch besloot toch maar open te doen. In de gang hoorde men een zware stem. Jan, die nog we! eens ondeugend was, kroop aohter het schoorsteengordijntje. De deur van de kamer ging open, en daar trad langzaam St. Nicolaas binnen, gevolgd door zwarte Piet en daarachter Vader. Moeder stond op, gaf St. Nicolaas de hand en te vens een steel. Zwarte Piet vroeg of er nog stoute kinderen waren, waarop Moe der direct geen antwoord kon geven. In- tusschen was Beb gaan huilen, maar werd gauw getroost, doordat zij een mooie pop kreeg. Lena kreeg een mooi serviesje. Maar nu kwam Jan aan de beurt. Wat! waar was hij gebleven? Jan! klonk de zware stem van Zwarte Piet. Schuchter kwam Jan onder de schoorsteen vandaan. En nu moest hij bij St. Nicolaas komen. Het groote boek van St. Nicolaas ging open. En wat stond daar allemaal in. Wel tien verschillende ondeugendheden van Jan. „Zoo, zoo Jan", zei St. Nicolaas, „Je bent erg ondeugend geweest zie ik". Jan begon ook te huilen, en zwarte Piet vond dat hem maar mee meest nemen. Hij pak te Jan beet om hem in de zak te duwen, waarop Jan zoo hard begon te brullen en te schreeuwen dat ze het vier huizen ver der wel konden hooren. St. Nicolaas zei tegen zwarte Piet, dat hij hem maar niet mee meest nemen, waarop Jan vergiffenis moest vragen en beloven dat hij het nooit meer doen zou. De oudste Rie kreeg een snoezig taschje. En daarna moesten ze een mooi versje zingen. St. Nicolaas vertrok weer. En toen allen naar bed waren, kwam hij nog eens, en bracht voor allen nog veel snoeperij. Voor Jan bracht hij wel wat maar lang zooveel niet als voor de ande ren. Dit zal dan ook wel een goeie les ge weest zijn voor Jan, om nooit meer ondeu gend te zijn en ook wel voor andere kin deren om ook voortaan zoet te wezen en niet stout te zijn. STROOI-AVOND door Rika van Berkum. Het was 5 December namiddag. We za ten allen rond de tafel, want zwarte Piet zou dien middag komen. Sinterklaas zelf kwam niet want hij had geen tijd. Een ge roffel op de deur, met het geluid van een rammelende ketting, kondigde het bezoek van Zwarte Piet aan. Een vreeselijke schrik maakte zich van ons allen meester. De kleintjes vlogen als wilden naar moe der. Vader ging naar de deur en liet zwar te Piet in de kamer. Zwarte Piet was ge kleed in een grijze pofbroek, grijze kousen, een paar geel gebloemde pantoffels, een paars gebloemd jak. Hij had zijn jnuts ze ker vergeten, want hij was blootshoofd, en had precies hetzelfde haar als mijn oudste broer Simon, die toevallig afwezig was. Zwarte Piet ging op en stoel zit-en, die Vader hem aanbood. Hij greette ons allen met een vriendelijk knikje. Hij had mis schien twee minuten op zijn stoel gezeten en intusschen de kamer eens rond geke ken, toen hij Jacob mijn derde broertje bij zich riep (de besten en braafsten van ons allen) en in een minimum van tijd aan de ketting geklonken had. Zwarte Piet bracht hem vervolgens in een hoek van de kamer en ging weer zitten, terwijl hij een gevaar lijke grijns deed hooren die niet veel goeds vertelde Jacob had namelijk gezondigd tegen de moderne dichtkunst en het vol gend versje gerijmd: Sinterklaas kapoentje, Gooi wat in mijn schoentje, Gooi wat in mijn trommeltje, St... maar met je rommeltje. Toen kwam ik aan de beurt. Vlak voor zwarte Piet moest ik komen te staan, hij keek me eens even aan, en ik meest toen in een andere kamer, die met gordijnen van de huiskamer afgesloten was. Ik kon een glimlach van innerlijk genot niet on derdrukken. Terwijl ik in de andere kamer stend en door het gordijn gluurde, zag ik dat hij vervolgens Celica, mijn zevenjarig zusje bij zich riep. Doch zij zette het op een vervaarlijk gehuil zoodat zwarte Piet maar begon te grijnzen. Hij haalde toen uit een zijner zakken een groote zak met moppen die hij over de tafel strooide. Vervolgens slond hij op, pakte Jacob, die aan de ketting lag (en zoo meesterlijk speelde dat de tranen hem over de wan gen rolden) knikten eens vriendelijk tegen de huisgenooten en wou toen de kamer uit gaan. Maar de kleintjes begonnen zoo te huilen, en Mceder begon zoo te smeeken, dat hij eindelijk Jacob maar los liet en teen verliet hij de kamer nog eens vrien delijk lachend tegen de kinderen. EEN PRETTIG SINT NICOLAAS-FEEST door Mientje v. d. Vooren. Het was daags voor het fint Nicolaas- feest. Het was buiten guur en koud weer. In een steegje zaten Moeder en Mientje samen te praten. Ze dachten over de ge lukkige dagen, toen vader nog leefde. Wat hadden ze verleden jaar geen prettig Sint Nicolaasfeest gevierd? Maar het was juist vandaag drie maan den geleden, dat vader was begraven. Zc kregen nog tranen in de oogen als zij daaraan dachten. Maar nu, nu zou Sint Nicolaas wel niet komen, daoht Mientje, we zijn toch zoo arm. Moeder verdiende wel wat geld met naaien, maar daarvoor moesten we toch eten koopen. En ja, melk kocht moeder ook wel eens. „Kcm, Mientje", zei Moeder. „Ik moet nog wat naaiwerk weg brengen naar me vrouw Dikbol. Ga je soms mee." „Ja, dat is goed moeder", zei Mientje. Ze deed haar vei sleten manteltje om en nu gingen ze op stap. Ze kwamen een suikergoed- en banketwinkcl tegen. Mien tje bleef staan en keek naar de choco ladeletter M. en naar 'het varken van Maisepain. maar de bankei letters, niets, niets zou zij daarvan krijgen. „Kom, Mientje", zei Moeder, „doorloo- pen. Het is veel te koud om te blijven kijken." Ze belde bij mevrouw Dikbol aan. „Dag juffrouw, dag Mientje", zei me vrouw Dikbol. „Dag mevrouw". „Komen jullie maar binnen. De haard brandt lekker. Ga maar zitten hoorl Lusten jullie ook een kopje koffie?" Nou, daar hadden ze wel ooren naar. En ze kregen er een gebakje bij. Aardige mevrouw toch, daoht Mientje. Toen ze weg waren, zei Mientje: „Wat aardig, hé moeder, van mevrouw Dikbol." „Ja, Mientje, Mevrouw is zeer goed voor arme menschen". Er liep een rijk, aanzienlijk heer voor Mientje uit. Opeens liet hij een porte feuille vallen, waarin zaten f 95.— Mien tje raapte hem op en vroeg aan moeder, wat het was. Moeder keek en keek en riep vol verbazing uit: „Kind, dat is een portefeuille ener zit f95.in. Van wien is die?' „Ik geloof, van dien mijnheer, Moeder", en ze wees naar een rijk heer. Houden, dat kwam niet eens in haar gedachten. Ze holde, holde verder. Eindelijk had ze den mijnheer ingehaald. „Mijnheer, hebt u soms een portefeuille verloren?" „Een portefeuille?" vroeg de mijnheer vol nieuwsgierigheid. „Ja, mijnher. Ik heb hem gevonden." De mijnheer voelde in zijn bak. En.... ja hoor. het was de portefeuille. „Dank je wel hoor," zei de mijnheer. Mientje wilde weg gaan. „Nee, wacht eens even", zei de mijn heer, en hij haalde een briefje van f 25.— uit de portefeuille. „Maar mijnheer", zei Mientje, „dat is toch veel, veel te veel". „Dat zal wel schikken hoor!" „Dank, honderd keer dank", zei Mien tje. „Dag zus!" „Dag mijnheer!" Mientje ging met de groote schat in de handen naar moeder. „Moeder, kijk eens wat ik gehad heb. Een briefje van f 25. „Ach, wat zijn we nu gelukkig", zei Moeder. Ze kwamen weer voorbij de banketwin kel. Maar nu! Nu gingen zij er in. En ze kochten koekjes, chocola en marsepain. Toen gingen ze den winkel uit. „Wat zullen we nog meer koopen?" vroeg Moeder. Mientje dacht aan Vader. „Moeder", zei ze. „als wij nu eens een mooie bos bloe men kochten en die morgen naar het graf van Vader brachten". „Ja, dat zullen we doen", zei Moeder. En ze kochten een mooie bos bloemen, 's Moigens zouden ze die weg brengen. Toen Mientje thfeis kwam kreeg ze nog een koekje, en toen gingen ze naar bed. 's Nachts droomde Miertje, dat St. Nico laas kwam. Toen ze 's morgens opkwam, wat stond daar op tafel. Een heele hoop dingen, zools een banket- en chocolade letter. een perzik van marsepain en nog veel meer. 's Morgens gingen ze naar de kerk en bedankten daar Jezus voor het heerlijk Sint Nicolaas-fecst. Ook gingen ze naar het kerkhof en brachten er bloe men. Het was den hee'en dag feest in het arr-e huis.ie in het steegje. Nooit hadden ze kunnen denken of droomen. dat het Sint Nico'nasfcest vóór haar .beidjes zoo'n goed einde zou nemen. ST. NICOLAASAVOND door Helena Pechier. 't Was 'n koude najaarsavond, maar het was ook strooiavond. De familie Jansen zat te schemeren, toen opeens aan de deur werd geklopt. „Kcm binnen", zei Moe der, en daar verscheen Sint en Zwarte Biet. Er werd Sint 'n steel aangeboden, en Zwarte Piet stond in het gelid achter de stoel van Sint. Sint fluisterde Piet wat in het oor! En even later regende het peper noten enz. door de kamer. De kinderen vielen op en boven elkaar, en hadden veel schik. En Kees viel zoo hard op den grond dat zijn neus bloedde. Sint praatte nog even met Moeder. Sint wensch'.e de kinde ren nog een prettigen avond, en ging toen heen. Toen zwarte Piet aan den post van de deur stond, strooide hij nog een paar handen vol lekkers en ging toen met St. Nicolaas weg. De familie Jansen had dien avond nog veel pret, van wat ze dien avond van Sint en zwarte Piet genoten hadden. SINT NICOLAAS-FEEST door Antoon v. d. Niouv/cndijk. Jan en Wim Voorburg gingen winkels kijken, bij Van der Palm en bij nog veel meer andere winkels, en toen ze bij een van de winkels stonden, kwam er een arme jongen, die ging ook voor de winkel staan. Jan zei: „Kijk eens, wat een vieze jongen is dat?" Maar Wim zei, dat ie arm was, maar daarom niet vies. En Wim gaf hem een tol, dien hij van bom Wim had gehad. Maar Jan liep door en riep tegen Wim, dat hij aan een jongen een tol gegeven had. „Dien kan je beter aan mij geven", zei hij. En toen kwam Wim weer naar hem toe en zei: „Zoo'n arme jongen mag ik toch zeker wel wat geven. Ik zal het tegen vader zeggen" En toen ze thuis kwamen, zei hij het, en wat zei vader? „Doe dat gerust Wim! Dat is zeer braaf van jou. En wat keek Jan nu op zijn neusl En vr-uer zei teen: ,,Wie gaat er mee?'* „Ik, ik", riepen twee stemmen tegelijk- „Goed, zei vader. Dan zullen we bij dat jongetje Sinterklaas gaan spelen" i.i Win o i vader pingen ee str.f, een mijter, kleederen, een zwart pakje voor Piet, de knecht, koopen. En den volgenden avond? Jan is Pie terman en Wim is de Sint, en zoo gingen ze naar het huis van het jongetje. En dat jongetje had twee zusjes. Lies en Cec:t, en ze zaten in de kar. er met hun vieren, moeder ook, maar vader was er niet; die was dood. Maar toen ze in de kamer zaten, ging de bel. Lies ging open, doen en wat zag ze: Sinterklaass en Piet de knecht. Beiden werden bin nen gelaten. De Sint ging op een stoel zitten en Piet bleef staan. Sint riep Kees, die kreeg een tim- merdoos; toen Lies. die kreeg een pop en Geert ook een pop. En toen gingen ze weer weg. Maar eerst strooide Piet veel pepernoten en suikerbeestjes en appeltjee en wierp eens een groot pak door de ka mer, die moeder opving, en nu maakte ze het touwtje los van een doos en daar kwam nog uit: 4 jurkjes en twee paar kousendrie mutsen en nog van alles zoo wat. Wat waren die arme mensohen blij! Nog nooit hadden ze zoo'n Sinterklaas gevierd En de jongens hadden vaders les goed begrepen: het is zaliger te geven, dan te nemen, en wie den arme geeft, lent God! En zoo is hett SINTERKLAAS, door Koes van Tol. Sint Nicolaas, daar hou ik van, Dat is een opperbeste man, Z'n baard is grijs, hij is heel oud Hij heeft een hart van louter goud. Hij komt op aarde ieder jaar, En als je denkt: dat is niet waar Omdat Hij in den hemel is Dan zeg 'k: Je hebt het leelijk mis. Heb je 'm dan ooit op 't dak gezien, Of soms wel in een vliegmachien, •Wanneer hij uit den Hemel vaart; Of rondrijdt op zijn sneeuwwit paard? Je kent zijn knechten dan toch wel, Die door den schoorsteen kruipen snel, Omlaag en weer omhoog, den Sint Vertellend 't kwaad van ieder .kind? Maar van die knechten hou je niet; - Je wordt al bang als je ze ziet: Vooral die zwarte is niet pluis, Je houdt hem liefst maar buitenshuis. De Sint, die is een Heilig Man! Wat moeilijk is, gemakk'lijk kan: Hij rijdt in éénen nacht zoo maar De hcele wereld rond, niet waar? En overal, waar hij kinders vindt, Die braaf zijn, brengt die goede Sint Van alles wat maar heerlijk is, Maar voor de stouterds is het mis. Die krijgen met den knecht te doen, Die vent die heeft niet veel fatsoen, Hij kijkt hun klompjes haast niet aan En laat het netjes ledig staan. Ze krijgen op den koop nog toe Een zak, karwats of flinke roe; Dat is nu wel een harcle straf, Maar 't leert 't ondeugend zijn goed af. Doch 'k meen, als ik me niet vergis, Dat er echt geen enk'le deugniet is, Bij al m'n vriendjes zonder tal, Waar de Sint dan ook graag komen zal. Toe, Sinterklaas, toe rijdt hun dan, Een hcele tafel vol, als 't kan; Uw gaven zijn zoo goed en fijn, Ze zullen u heel dankbaar zijn. DE GOEDE SINT door Jacoba van Wijn. Nu las ik gisteren in de courant, We moeten weer nemen de pen ter hand Om een rijmpje te maken zoo goed als 't kan, Van St. Nicolaas en zijn Pieterman. Maar om *oo iets te beginnen Moet men toch wat kunnen verzinnen, En heusch het valt mij lang niet mee, Om iets -moois te maken, oh nee. Maar laat ik verzinnen en beginnen, Dan schiet me een versje wel te binnen, Een oogenblik dan gewijd aan onzen gocwlen Sint, Door ons allen zoozeer bemind. Welnu dan goede beste Sint, Gij zijt toch onze Kindervrind, Breng zooveel als U maar kan Maar., ik ben bang voor Pieterman! EEN SINT NI COLAAS-VERSJE. door Cornelis Stampraad, St. Nicolaas is weer in 't land, 't Staat te lezen in de krant. Hij komt uit Spanje weer, Ik vraag, 'n spoor, 'n be»t, En nog veel meer. St. Nicolaas is 'n goede man, Die aüos geven kan. En zwarte Piet aan z'n zij, O, wat zijn wij blij, De kind'ren en ik er bij. Ik vraag 'n chocolade hert of ree, En voor pa 'n dikke portemonaie, lk vraag 'n vischspel en 'n sim, 'n Chocolade vent voor m'n broerjte Wim Wat 'n pret, 't is negen uur, Ik ga gauw naar bed.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1930 | | pagina 8