BINNENLAND
KERKNIEUWS
STADSNIEUWS
Agenda
WOENSDAG 10 DECEMBER 1930
DE LE1DSCHE COURANT
EERSTE BLAD PAG. 2
TWEEDE KAMER
BINN. ZAKEN EN LANDBOUW.
Voortgezet woidt de behandeling der
begrooting van Binnenl. Zaken en Land
bouw, afd. landbouw.
De heer Snoeck Henkemans
(C. H.) pleit voor uitbreiding van het la
ger land- en tuinbouwouderwijs. Er dient
in iedere gemeente een school te zijn, die
door kinderen van alle gemeentenaren kan
worden bezocht. Spreker wenscht een
commissie van advies.
De heer E b e 1 s (V. D.) wenscht even
eens uitbreiding van het aantal scholen,
speciaal lagere tuinbouwscholen.
De heer v. d. Heuvel (A. R.) geeft
het denkbeeld in overweging den bouw
van onderscheidene scholen, welke ia 1932
zou plaats hebben, reeds in 1931 te vol
tooien. Een commissie van advies wenscht
spr. niet. Thans worden de landbouworga
nisaties om advies gevraagd. Deze rege
ling is goed.
De heer v. R a p p a r d (V. B.) zou meer
overleg wenschen tusschen de landbouw
organisaties ten deze. De huidige regeling
acht hij overigens in principe goed.
Do heer Van Voorst tot Voorst
(R. K.) meent, dat de organisaties het best
kunnen beoordeelen, waar een school noo-
dig is.
Minister R u y s de Beerenbrouck
antwoordt, dat de gehee'.e hulp, die de Pc-
geering aan den landbouw biedt, geba
seerd is op den georganiseerden landbouw.
Mer- mag verwachten, dat men zien aan
sluit bij één der drie groote landbouw
organisaties. Voor instelling van een com
missie is geen aan'eiding.
Wat het aantal scholen betreft, spr.
had dit oorspronkelijk verdubbeld, maar
financieel bleek dit niet mogelijk. De ge
maakte opmerkingen zal spr. overwegen.
De heer v. Voorst tot. Voorst
(R. K.) vestigt de aandacht op de behoef
te aar: onderwijzers met akte land- en
tuinbouw.
De Minister zal dit nagaan.
De heer E b c 1 s (V. D.) pleit voor uit
gebreider landbouwvoorlichting.
De Minister wijst er op, dat 12.090
irieèr is uitgetrokken hiervoor.
De heer Beunier (A. R.) had willen
spreken over den boschbouw, maar zal dit
niet doen om er toe mede te werken, dat
de Kamer de verbinding AmsterdamRijn
nog kan behandelen. Hij hoopt, dat andere
leden dit voorbeeld zu'len volgen en van
redevoeringen zullen afzien.
Bij de afd. Vischerijen vestigt de heer
Duymaer v. Twist (A. R.) opnieuw
de aandacht op het gevaar dat de Noord
zee wordt leeggevischt.
De toestand op de Noordzee is critiek
geworden. Op den duur vreest spr. een
crisis in de visscherij Laat de Minister
samenwerking zoeken met alle aan de
Noordzee gelegen landen.
Met de zoetwatervisscherij gaat het den
zelfden weg op als met die op de Noord
zee. Speciaal heeft spr. het oog op de
pa'ingvisscherij. Vroeger was Nederland
een palingexporteerend land, thans wordt
de paling ingevoerd.
Spr. pleit voorts voor Zondags- en
nachtsluiting van de zalmzegenvisscherijen
op de benedenrivieren. Ten slotte worde
zoo streng mogelijk de waterverontreini
ging bestreden.
De heer v. Zadelhoff (S. D. A. P.)
acht verbetering van de zalmvangst niet
uitgesloten. Spr. sluit zich aan bij den
heer Duymaer v. Twist inzake de nachte
lijke sluiting. Aan de bestrijding der wa
terverontreiniging- wordt in ons land veel
te weinig gedaan.
De heer Drop (S. D. A. P.) zegt, dat
aanvoer van voor consumptie niet geschik
te visch niet gewenscht is. In onderling
overleg schijnt deze zaak niet te regelen
te zijn, zoodat wettelijke regeling noodig
is. Voor de haringvisscherij is het zaak
niet te vroeg uit te varen.
De heer Knottenbelt (V. B.) hoopt,
dat, als de Minister maatregelen treft, hij
overleg zal p'egen ook met de trawler-
visscherij. Spr. is tegen de nachtelijke slui
ting der zalmzegen-visscherijen, aangezien
do vangst er door vermindert en bedrij
ven ten gronde kunnen gaan.
De heer D u y s (S. D. A. P.) zegt dat
de voorgenomen maatregelen van den mi
nister inzake de proefvisscherij groote be
roering hebben gewekt onder de eenden-
houders en de pufvischers. Het vaststel
len van een maat zal ook tot practische
moeilijkheden leiden. Wordt de pufvissc'no-
rij stilgelegd, dan zal in die kringen een
economische crisis ontstaan. Spr. dient een
motie in, waarin de Kamer uitspreekt, dat
het gewenscht is, dat, alvorens maatrege
len worden getroffen, belanghebbenden bij
de pufvisscherij, de eendenhouder ij cn de
vischmeelfabricage moeten worden ge
hoord.
De heer v. d. Bilt (R. K.) is het met
den heer Duys eens.
De heer Z ij 1 s t r a (A. R.) vraagt of
het wel juist is. dat de pufvisscherij de
vangst van platvisch zoo benadeelt. Hij
wijst er op, dat slechts 25 pet. der pufl
vangst uit schol bestaat. Voor de motie
voe t spr. niets.
De heer Oud (V. D.) waarschuwt tegen
een overhaaste beslissing in deze. Hij wijst
er op, dat, als de eenmaal gevangen visch
weer in zee wordt geworpen, de visch toch
sterft. Het is dus de vraag of het ver
standig is, een maafcgrens vast te s: ellen.
De Minister zegt, dal inzake de
Zondags- en nachtelijke sluiting der zalm
zegen visscherijen nog geen oplossing ;,s ge
vonden, die de belanghebbenden bevredigt.
Spr. zal de zaak nog eens overwegen. Den
heer Duys kan spr. .gerust stel'en. Spr. zal
overleg plegen alvorens een regeliag te
treffen.
Inzake het te vroeg uitvaren voor de
haringvangst zal spr. de mogelijkheid van
een wettelijke regeling bezien.
De heer Duys trekt zijn motie in.
De begrooting wordt aangenomen z. h. st.
JUSTITIE.
Aan de orde is de begrooting van -Tns-
titie.
De heer v. d. Bergh (S. D. A. P.)
brengt de wenschelijkheid naar voren van
een vereenvoudigde procedure voor hot
innen van kleine vorderingen.
I Mevr. v. 11 a 11 i ev. E m b d e n (V. D.)
bespreekt de pomografiebestrijding. Zij is
dankbaar, dat de minister de recherche
heeft aangespoord tot een krachtig optre-
den. Zwaardere straffen zijn gewenscht-,
geldboeten alleen zijn niet voldoende. Het
gaat hier om en voor de jeugd.
Mej. M e ij e r (R. K.) wenscht niet te
1 ver te gaan met opheffing van kantonge-
j rechten.
j De heer v. Wijnbergen (R. K.) sluit
1 zich aan bij hetgeen mevr. v. Itallie-v.
j Einbden zeide over de bestrijding der ze-
j deloosheid Het schijnt dat deze zaak nu
i werkelijk ernstig wordt aangevat. Men is
echter nog pas aan 't begin. De wet- lie-
gout heeft echter niet die resultaten opge
leverd, we ke men er destijds van ver
wachtte. Spr. wijst ook op het kwaad van
bepaalde advertenties. Deze zijn in België
I verboden. Van overheidswege meet ^ïier
meer waakzaamheid worden betracht.
Maatregelen zijn noodig tegen onvoldoende
kleeding, menschonteerende schoonneids-
wedstrijden en Godslastering.
I Mevr. B a k k e rN o r t (V. D.) vraagt
maatregelen tegen de toenemende onvei-
i ligheid op het platteland. Éénheid en
1 centralisatie moet er komen in den po
litiedienst.
De vergadering wordt geschorst.
KOLONIëN.
In de avondvergadering werd behan-
1 deld en aangenomen een ontwerp tot oe-
i grootingswijziging 1930, waarna in behan
deling werd genomen de begrooting van
Koloniën.
I De heer IJzerman (S. D. A. P.) ont-
wikkelde bezwaren inzake het optreden
tegenover vreemdelingen op Curasao en
achtte ook de daar ingerichte militaire
verzorging veel te kostbaar,
j De heer F e b e r (R. K.) heeft daarop
het beleid der Curagaosche regeering ver-
dedigd en er inzonderheid op gewezen, dat
voor het veilig gevoel der bevolking be-
hoorlijk mi itaire bezetting noodzakelijk
is gebleken sinds het Urbina-avonfcuur.
I Ds. L i n g b e e k (H. G. S.) maakte be-
zwaar tegen het pensioen, dat is toegekend
aan den oud-gouverneur Fruytier, alsmede
tegen de kosten voor diens overtocht, naar
en van Curasao.
De Minister die het beleid der Cu-
ragaosche autoriteiten, mede met een be
roep op het verleden verdedigde heeft er
op gewezen, dat de pensioen-regeling van
ir. Fruytier op de gewone reglementaire
wijze was afgewikkeld, dat de vergelijking
tusschen een gewonen ambtenaar en een
gouverneur niet opgaat, wijl men laatstge
noemde nimmer voor een bepaalde periode
kan binden en dat ook voor de overtocht-
kosten van den gouverneur op gewoon re
s'ementaire wijze is gehandeld.
De begrooting is hierna z. h. s. goed
gekeurd.
Ten slotte werd een wetsontwerp tot
tijdelijke heffing van opcenten op de in
voerrechten in Ned. Indië goedgekeurd.
Om 12.40 werd de vergadering verdaagd.
Wat de missionarissen deden.
In het afgeloopen jaar hebben de Mis
sionarissen van het Apostolisch Vicariaat
der Soenda-eilanden een ontzaglijke arbeid
verricht wat wel blijkt uit de volgende cij-
fers.
In het Vicariaat zijn thans werkzaam 59
paters, 27 broeders en 42 zusters.
I Het aantal katholieken steeg van 151.000
op 169.699.
Het aantal doopleerlingen bedraagt
I 26.243.
j Het H. Doopsel werd toegediend aan
l 20.989 personen, waaronder 7843 volwas-
j senen. H. Biechten 708.619.
Er werden 1.816.074 H. Communiën uit-
gereikt, en aan 9559 personen werd het H.
I Vormsel toegediend.
Iedere missionaris die met de zielzorg
belast is heeft 3000 christenen onder zijn
hoede: iedere missionaris hoorde 12.500
H. biechten en deelde 32.000 H. Communies
uit. Dat is per week 240 H. Biechten en 620
r H. Communies.
Er zijn 292 scholen waar 26.668 kinderen
onderricht ontvangen.
I Iedere missionaris heeft 445 leerlingen
i voor te bereiden op het H. Doopsel en 170
candidaten voor het ontvangen van H.
I Vormsel op te leiden.
R. K. KIESVEREENIGING.
Zooals geannonceerd vergadert de R. K.
Kiesv. morgenavond te 8.30 uur in het
gebouw der Zitaver., Pieterskerkkoorsteeg.
I De agenda vermeldt: Candidaatstelling
Prov. Staten.
De candidaten, die in de Prov. Staten
door den katholieken kiezers en den Sta-
tenkieskring zijn gekozen, zijn de heeren
H. Bader te Sassenheim, en mr. E. Bolsius,
i te Leiden, die is getreden in de vacature,
ontstaan door het overlijden van den heer
Ba-lvers.
I De gisteravond in het gebouw van den
j Gemeentelijken Dienst voor Sociale Zaken,
alhier gehouden vergadering van de com
missie. welke een onderzoelc insre't naar
de uitwassen van het afbetalingssysteem
iD den naaimachinehandel, had een vlot
verloop. Wij hopen binnen enkele dagen
op de onderwerpelijke aangelegenheid te
j kunnen terugkomen en de aan het dag
licht gekomen feiten te publiceeren.
DE BETEEKENIS VAN NED. 00ST-
INDIE VOOR HET NEDERLANDSCH
FABRIKAAT.
Voordracht van K. van der Veer.
Op uitnoodiging van de Leidsche afdee-
ling van de vereeniging „Nederlandsch
Fabrikaat" heeft de heer K. van der Veer
van de afdeeling Handelsmuseum van het
Koloniaal Museum te Amsterdam, gister
avond gesproken over de beteekenis van
Nederlandsch Oost-Indië voor Nederland.
Ingeleid door den voorzitter, ving de
heer Van der Veer aan met de mededee-
ling, dat in verband met een 24-jarig ver
blijf in de tropen en een nog slechts kort
geleden plaatsgevonden terugkeer naar Ne
derland, het onderwerp de beteekenis van
Nederland voor Nederlandsch Oost-Indië
hem na aan het hart lag.
Allereerst wees spr. dan op de groote
bevolking van Nederlandsch Oost-Indië,
n.l. 200.000 Europeanen en 60 millioen In
landers; een zielenatntal dus, dat den
handel expansie-ruimte genoeg biedt.
Scherp komt echter hier het verschil in
cultus tot uiting, de Westerling jaagt naar
welstand teneinde een nimmer ophouden
de reeks verlangens te kunnen voldoen en
offert hieraan zijn arbeidskracht ten vollo
opde Oosterling daarentegen stelt mini
male eisehen aan het leven om een maxi
male hoeveelheid tijd in meditatie te kun
nen doorbrengen, waarbij vanzelfsprekend
dient te worden aangemerkt, dat door
langdurig contact met elkaar de grenslij
nen der beide groepen afflauwen. Gaat nien
zich daarom toeleggen op den handel met
Oost-Indië, dan moet men zich eerst ten
volle rekenschap geven van de eisehen,
welke de volksaard en het klimaat aan de
goedren s:ellen en zal men goed doen zich
niet blind te staren op de 200.000 Europea
nen, maar trachten de veel grootere groep
van Inlanders te bereiken.
Hoewel Nederland zich in den loop der
eeuwen heelt opgeworpen en gehandhaafd
als een koloniale mogendheid van de ger-
ste grootte, hebben de enorme baten, wel
ke naar ons land afvloeien, de handels
organisatoren verblind en langzaam maar
zeker op een zoodanig pad geleid, dat thans
andere staten het grootste deel van den
invoer in Nederlandsch Oost-Tndië in han
den hebbenniettegenstaande herhaalde
lijke en dringende waarschuwingen uit In-
sulinde aan de diverse firma's gericht.
De teruggang van den Nederlandschen
handel op Indië komt echter bij een op
pervlakkige beschouwing der importcijfc s
niet aan het lichtdaar do invoer in 1913
b.v. 145 millioen en 172 millioen in 1918
bedroeg; dus een vermeerdering van 27
millioen. In verhouding tot het totaal moest
de import in het laatstgenoemde jaar
terhandhaving van de oude positie ech
ter 341 millioen bedragenhetgeen een re
latieve achteruitgang van ongeveer 46 pet.
beteekent. In hetzelfde tijdsverloop valt
hoewel in mindere mate een afname
van den Engelschen handel te const:» tee-
ren en een vermeerdering van den Duit-
schen, Australischen en Amerikaanschen
de beide laatste zelfs in zeer sterke mate
en in weerwil van de veel hoogcre loonen
en in buitengewoon grooten omvang van
den Japanschen invoer.
Sur. ging dan de mogelijkheid na van de
toename van het totaalcijfer en noemde
hierbij als oorzaak, dat in 30 jaren de in-
landsche cultures een uitvoer hebben be
reikt van 435 millioen, terwijl een nage
noeg gelijk bedrag als salaris werd ontvan
gen op de Europeesche cultures, waardoor
de koopkracht enorm toenam.
Hierna bepaalde de heer Van der Veer
zich tot den invoer van hot Nederlandsch
fabrikaat; indien het import-cijfer hiervan
120 millioen meer bedroeg, dan zou de ver
houding van 1913 weer bereikt zijn. Een
cijfer toch, dat groot genoeg is om een
ieders aandacht te verdienen, temeer, daar
de arbeidersklasse hieronder moet lijden.
Bij een beschouwing van de 1002 artikelen
omvattende statistiek van den import in
Nederlandsch Oost-Indië bli'kt o.a. dat
Australië jaarlijks voor 7 milioen gulden
boter in Indië invoert en dat de prijs hier
van ondanks de hoogere loonstandaard 60
procent van den Nederlandschen bedraagt,
terwijl de kaasinvoer ad 1.2 millioen ge
heel uit Nederland komt en dat, terwijl de
inlanders noch het een noch het ander ge
bruiken.
Meer en meer neemt het Inlandsche ver
bruik van biscuit en jam toedoch de fa
brieken in Singapore leveren een biscuit
tegen 1/2 k 1/3 van den Nederlandschen
prijs en hoewel minder in kwaliteit, vol
doet aan de Oostersche eisehen, terwijl En-
gelond met kleine potjes tegen geringen
prijs de jam import beheerscht. Tegenover
een betrekkelijk gering bedrag aan gemon-
teeerde Nederlandsche rijwielen, staan Ja
pan en Engeland met 10 millioen aan inge
voerde rijwiel-onderdeelen. Naast de Ne
derlandsche gepasteuriseerde melk voeren
de andere landen gezamenlijk 7 1/2 millioen
per jaar in. In den textielhandel heeft
Japan met de goedkoope arbeidskrachten
lage prijzen Nederland totaal verdrongen,
waardoor de Nederlandsche import is te-
ruggeloopen van 270 tot 30 millioen aan ge
bleekt katoen, een product, dat Japan niet
kan vervaardigen.
Opmerkelijk is wel de houding van Ja
pan bij den invoer: tijdens den wereldoor
log had het vrij mandaat en voerde het
slechte producten in, doch thans is het rnn
ontwikkeld, dat wanneer een product een
maal zijn aandacht heeft getrokken, het
spoedig den handel hierin in handen
heeft.
Na een korte pauze vertoonde de heer
Van der Veer een serie lichtbeelden, welke
den weg aantoonden van de goederen in
Indië, via de importeurs van de Ohinee-
sche en Japansche handelaars en vandaar
naar de verbruikers. Tevens werd een beeld
gegeven van de Indische haven, waarvan
Padang wel de best-geoutilleerde genoemd
kan worden. Nadat een drietal personen
van de gelegenheid om vragen te stellen
gebruik had gemaakt, sloot de voorzitter
met een woord van dank de interessante
bijeenkomst.
RIJKSMUSEUM VAN OUDHEDEN.
Over de vondsten in het Nemi-meer.
In het rijksmuseum van oudheden alhier
heeft dr. A. Koster uit Cuxhaven, oud-con
servator van het rijksmuseum te Berlijn
gisteravond een lezing mei lichtbeelden
gehouden over de vondsten in het Nemi-
meer.
Voor deze lezing bestond zooveel be
langstelling, dat velen zich met een staan
plaats tevreden moesten stellen,
Dr. Koster, die een bekend geleerde is
op het gebied van het antieke zeewezen,
ving zijn voordracht aan met ziin vreugde
er over uit te spreken, dat de Italiaanscho
regeering hem heeft toegestaan een onder
zoek ter plaatse in te stellen; daartegen
over heeft spr. zich echter moeten verbin
den om niets over zijn bevindingen te pu
bliceeren, daar de Italiaansche regeering
zich het recht hierover voorbehouden ha<L
Spr. verzocht in dit verband den aanwezi
gen ook niets te publiceeren over hetgeen
hij in zijn lezing over de vondsten enz.
meedeelt.
Naar aanleiding van dit verzoek bepalen
wij ons tot een kort algemeen overzicht
van deze lezing, tegen vermelding waarvan
geen bezwaar bestond.
Spreker zette hierna uiteen, dat er van
generatie op generatie gesproken werd
over de reusachtig groote schepen, die in
hot Nemi-meer gezonken zouden zijn en
evenals dit met dergelijke gebeurtenissen
vaak het geval is geweest, zijn de onder
het volk levende verhalen ook hier aanlei
ding geworden tot een nader wetenschap-
pe'ijk onderzoek.
Spr. zette vervolgens uiteen, dat het
Nemi-meer ontslaan is door een uitbarsting
van een der vulkanen, hetgeen ook aan de
gesteldheid van het meer en vooral aan
de omgeving neg zeer gced merkbaar is.
In ouden tijd bevonden zich ter plaatse tal
van landhuizen en zco is het ook bekend,
dat Caesar daar een landhuis heeft gehad,
dat hij weer liet afbreken, toen het niet
aan zijn verwachtingen bleek te voldoen.
In lateien tijd kwam het Nemi-meer en
de omliggende grond in handen van de
kerk, die tot zeer groeten rijkdom was ge
komen en vaak als geldschieter optrad.
Daarna zijn de gronden in handen geko
men van verschillende adellijke families.
Uitvoerig beschreef spr. verder de ver
schillende pogingen, die er dooi alle eeu
wen heen zijn gedaan om de schepen uit
het Nemi-meer naar de oppervlakte te
brengen, het eerst door cardinaal Cólonna,
vervolgens in 1443, in 1553, 1810, 1824 en
vooral in 1S25 door cardinaal Malfatfi. De
hulpmiddelen, die in den oudheid ten
dienste stonden, waren zeer primitief en
maakte men gebruik van duikers, cis 1 tot
1.5 minuut onder water konden blijven.
Tooh hadden deze onderzoekingen in zoo-
veiTG succes, dat men reeds wist, dat er
zich twee schepen op den bcdem van het
Nemi-meer moeston bovinden, terwijl ock
van tijd tot tijd stukken hout, brons enz.
naar boven werden gehaald, die echter
alle weer verloren zijn geraakt, men
maakte er van alles van, tabaksdoozen,
wandelstokken c:iz. Erger was dat men in
dien tijd ook beschadigingen aan de sche
pen heeft aangebracht.
Hierna behandelde spr. uitvoerig de met
succes bekroonde pogingen van de droog
legging der schepen. Hij gaf daarbij een
overzicht van de werkwijze, die daarbij ge
volgd was en van den toestand, waarin
het schip was aangetroffen. Uitvoerig be
handelde spr. daarbij de verschillende on-
derdeelen van het schip en trok daarbij
vergelijkingen tusschen de wijze, waarop
dit schip gebouwd is en den modernen
scheepsbouw, waarop hij er op wees, dat
verschillende principes, die voor twee dui
zend jaar werden gevolgd ook thans nog
toepassing vinden.
Bij de bespreking van de drooglegging
nabij de schepen in het Nemi-meer herin
nerde spr. aan de drooglegging van de
Zuiderzee waarbij hij er op wees, dat dit
ontzaggelijk werk ook in het buitenland
overal met buitengewoon groote belang
stelling gevolgd wordt.
Deze lezing, die aan het einde luid werd
toegejuicht, werd door verschillende licht
beelden verduidelijkt. Donderdag a.s. zet
dr. Koster de lezing voort.
AMBTSAANVAARDING
PROF. DR. E. A. D. E. CARP.
Suggestie en Suggestibiliteit.
Hedenmiddag heeft prof. dr. E. A. D. E.
Carp, benoemd tot hoogleeraar in de fa
culteit der geneeskunde aan de rijksuni
versiteit alhier, om onderwijs te geven in
de psychiatrie als opvolger van prof. dr.
C. Jelgersma, m het Groot-Auditorium van
het Academiegebouw -zijn ambt aanvaard
met het houden van een rede over: „Sug
gestie en Suggestibiliteit".
Spr. begon met op te merken, dat de
drang tot weten en inzicht verkrijgen in
hetgeen men met psychische hulpmiddelen
bereikt heeft en bereiken kan aan de
psychotherapie haar wetenschappelijke
gTondslagen heeft gegeven. Tal van psy
chische geneesmethoden staan den psycho
therapeut thans ten dienste; van eenvou
dige suggestieve tot zeer gecompliceerde,
wier juiste toepassing een lange voor-studie
en onderricht vereischen. De in de psycho
therapie meest veelvuldig toegepaste me
thode is nu de suggestieve.
Spr. behandelt dan de verschillende de
finities door tal van onderzoekers gegeven
van suggestie.
Een karakteristiek kenmerk van het be
grip suggestie is het binnendringen van
een denkbeeld of voorstelling van buiten
af in het bewustzijn, dat aldaar zonder
critiek wordt aanvaard en als vanzelfspre
kend in een bepaalde reactie wordt omge
zet, na al dan niet een bepaalden weer
stand te hebben overwonnen.
Dat de suggestie wel degelijk een weer
stand te overwinnen heeft, gaat spr. ver
volgens uitvoerig na en hij betoogt ver
volgens, dat: hetzij nu de suggestie geheel
of gedeeltelijk onbemerkt het geesteleven
LEIDEN.
Dinsdag, Donderdag, Zaterdag, Vincentius-
Bibliotheek, geopend 's avonds van
7.30—8.30 uur.
Woensdag. Dioc. Ver. van R.-K. Bijz. On
derwijzers, afd. Leiden en Omstre
ken, Hotel ..Den Burcht", 6.30 uur.
Donderdag. R. K. Kiesvereeniging „Huize
Maria" Lange Pieterskerkkoor-
steeg 15, 8.30 uur.
De avond-, nacht- en Zondagsdienst der
apotheken wordt van Maandag 8 tot en
met Zondag 14 Dec. a.s. waargenomen
door apotheek: W. Pclle, Kort Rapenburg
12, tel. 594.
van den gesuggereerde binnendringt, het
zij een gesuggereerde actie al dan niet zon
der weerstand tot stand kemt, men ge-
reedelijk zal kunnen toegeven, dat het we
zenlijke der suggestieve beïnvloeding bij
een oppervlakkige beschouwing gelegen is
in de bijzondere verhoudingen van de sug-
gereerende tot de gesuggereerde persoon
lijkheid. De suggestieve beïnvloeding richt
zich echter niet. tot dat bewuste gedeelte
der te suggereeren persoonlijkheid, hetwelk
door het IK wordt voorgesteld. De van
buitenaf gegeven, suggestief werkende
voorstelling of gedachteninhoud zal zich
dus eerst in de periphere bewustzijnslagen
moeten genesteld hebben, alvorens zij zich
aan het IK aanbiedt a's een gedachten-
inhoud, welke reeds vooraf verbindingen
met de eigen persoonlijkheid heeft aange
gaan.
Spr. behandelt dan Freud's opvattingen,
dat er beneden het niveau van het bewuste
geestesleven nog twee vormen van min
der, c.q. onbewust geestesleven zijn en wel
het voorbewuste geestesleven en het dieper
onbewust geestesleven, dat onder invloed
van bepaalde factoren niet of slechts
uiterst onvolkomen in het bewustzijn door
dringen kan.
Het eerste aangrijpingspunt van de sug
gestieve beïnvloeding der persoonlijkheid
aldus spr. ligt nu in het vóórbewuste
gedeelte van het geestesleven. Door dit
vóórbewuste geestesleven opgenomen, ge
koppeld en geaccomodeerd aan vóórbe
wuste bedachteninhouden, voorstellingen
en strevingen, wordt de van buiten gege-
van gedachteninhoud allereerst tot een
vóórbewust geestelijk bezit. Deze gedach-
teninhouden, welke het bewuste geeste
leven, d.w.z. het IK, als centrum van het
bewust geestelijk bestaan, te aanvaarden,
te verwerpen of te raodificeeren heeft, zul
len haar suggestieven invloed eerst uit
oefenen, indien aan bepaalde voorwaarden
is voldaan.
Spr. neemt de graad der suggestieve
kracht, uitgaande van de suggereerende
persoonlijkheid, de graad van suggestibili
teit der gesuggereerde persoonlijkheid en
tenslotte de bewuste en onbewuste weer
standen, welke bij de gesuggereerde worden
opgeroepen. Wat dit laatste betreft kan
men zeggen, dat al datgene, wat binnen
het gebied van het bewuste geestesleven
treedt, in betrekking treedt tot bet. IK, en
aldus onderworpen is aan de oritiek, in
het algemeen aan de oordeelsfunctie, wel
ke het IK op den bewusten geestesinhoud
uitoefent. Anders is dit bij de suggestie,
welke door het IK wordt aanvaard bui
ten den motievenstrijd om. De verzwak
king der oordeelsfunctie, uitgaande van
het IK, is derhalve een belangrijke factor
voor het welslagen eener suggestie. Zij
houdt ongetwijfeld verband met den graad
van suggestibiliteit van een persoon; bij
de tot stand gekomen suggestie kan echter
deze oordeelsfunctie van het IK slechts ten
opzichte van den gegeven suggestieven ge
dachteninhoud verzwakt, c.q. uitgeschakeld
zijn en draagt dus een betrekkelijk gelo-
caliseerd karakter.
Spr. stelt dan de vraag, welke geestes
gesteldheid als de meost geschikte geacht
kan worden voor de doeltreffendheid eener
suggestieve beïnvloeding, indien men daar
bij een therapeutisch doel beoogt. Indien
de suggestief-gegeven gedachteninhoud op
genomen moet worden door het vóórbe
wuste geestesleven en zich dus te richten
heeft tot dat gedeelte der te suggereeren
persoonlijkheid, dat Groddeck en Freud
„das Es" noemen, dan is het duidelijk, dat
de suggestie-gevende therapeut zich niet
met het IK van de patiënt in verbinding
te stellen heeft. De censuur, van het IK
uitgaande, dient te worden ontgaan. Men
meene echter niet, dat in het „Es", als het
meer onpersoonlijke en ongedifferentieer
de gedeelte der persoonlijkheid, geen cen
suur nocht oordeelsfunctie plaats vindt.
Het „Ueber-Ich", dat in zijn bewuste func
tie zich o.a. in het geweten manifesteert,