BINNENLAND KERKNIEUWS STADSNIEUWS Agenda WOENSDAG 10 DECEMBER 1930 DE LE1DSCHE COURANT EERSTE BLAD PAG. 2 TWEEDE KAMER BINN. ZAKEN EN LANDBOUW. Voortgezet woidt de behandeling der begrooting van Binnenl. Zaken en Land bouw, afd. landbouw. De heer Snoeck Henkemans (C. H.) pleit voor uitbreiding van het la ger land- en tuinbouwouderwijs. Er dient in iedere gemeente een school te zijn, die door kinderen van alle gemeentenaren kan worden bezocht. Spreker wenscht een commissie van advies. De heer E b e 1 s (V. D.) wenscht even eens uitbreiding van het aantal scholen, speciaal lagere tuinbouwscholen. De heer v. d. Heuvel (A. R.) geeft het denkbeeld in overweging den bouw van onderscheidene scholen, welke ia 1932 zou plaats hebben, reeds in 1931 te vol tooien. Een commissie van advies wenscht spr. niet. Thans worden de landbouworga nisaties om advies gevraagd. Deze rege ling is goed. De heer v. R a p p a r d (V. B.) zou meer overleg wenschen tusschen de landbouw organisaties ten deze. De huidige regeling acht hij overigens in principe goed. Do heer Van Voorst tot Voorst (R. K.) meent, dat de organisaties het best kunnen beoordeelen, waar een school noo- dig is. Minister R u y s de Beerenbrouck antwoordt, dat de gehee'.e hulp, die de Pc- geering aan den landbouw biedt, geba seerd is op den georganiseerden landbouw. Mer- mag verwachten, dat men zien aan sluit bij één der drie groote landbouw organisaties. Voor instelling van een com missie is geen aan'eiding. Wat het aantal scholen betreft, spr. had dit oorspronkelijk verdubbeld, maar financieel bleek dit niet mogelijk. De ge maakte opmerkingen zal spr. overwegen. De heer v. Voorst tot. Voorst (R. K.) vestigt de aandacht op de behoef te aar: onderwijzers met akte land- en tuinbouw. De Minister zal dit nagaan. De heer E b c 1 s (V. D.) pleit voor uit gebreider landbouwvoorlichting. De Minister wijst er op, dat 12.090 irieèr is uitgetrokken hiervoor. De heer Beunier (A. R.) had willen spreken over den boschbouw, maar zal dit niet doen om er toe mede te werken, dat de Kamer de verbinding AmsterdamRijn nog kan behandelen. Hij hoopt, dat andere leden dit voorbeeld zu'len volgen en van redevoeringen zullen afzien. Bij de afd. Vischerijen vestigt de heer Duymaer v. Twist (A. R.) opnieuw de aandacht op het gevaar dat de Noord zee wordt leeggevischt. De toestand op de Noordzee is critiek geworden. Op den duur vreest spr. een crisis in de visscherij Laat de Minister samenwerking zoeken met alle aan de Noordzee gelegen landen. Met de zoetwatervisscherij gaat het den zelfden weg op als met die op de Noord zee. Speciaal heeft spr. het oog op de pa'ingvisscherij. Vroeger was Nederland een palingexporteerend land, thans wordt de paling ingevoerd. Spr. pleit voorts voor Zondags- en nachtsluiting van de zalmzegenvisscherijen op de benedenrivieren. Ten slotte worde zoo streng mogelijk de waterverontreini ging bestreden. De heer v. Zadelhoff (S. D. A. P.) acht verbetering van de zalmvangst niet uitgesloten. Spr. sluit zich aan bij den heer Duymaer v. Twist inzake de nachte lijke sluiting. Aan de bestrijding der wa terverontreiniging- wordt in ons land veel te weinig gedaan. De heer Drop (S. D. A. P.) zegt, dat aanvoer van voor consumptie niet geschik te visch niet gewenscht is. In onderling overleg schijnt deze zaak niet te regelen te zijn, zoodat wettelijke regeling noodig is. Voor de haringvisscherij is het zaak niet te vroeg uit te varen. De heer Knottenbelt (V. B.) hoopt, dat, als de Minister maatregelen treft, hij overleg zal p'egen ook met de trawler- visscherij. Spr. is tegen de nachtelijke slui ting der zalmzegen-visscherijen, aangezien do vangst er door vermindert en bedrij ven ten gronde kunnen gaan. De heer D u y s (S. D. A. P.) zegt dat de voorgenomen maatregelen van den mi nister inzake de proefvisscherij groote be roering hebben gewekt onder de eenden- houders en de pufvischers. Het vaststel len van een maat zal ook tot practische moeilijkheden leiden. Wordt de pufvissc'no- rij stilgelegd, dan zal in die kringen een economische crisis ontstaan. Spr. dient een motie in, waarin de Kamer uitspreekt, dat het gewenscht is, dat, alvorens maatrege len worden getroffen, belanghebbenden bij de pufvisscherij, de eendenhouder ij cn de vischmeelfabricage moeten worden ge hoord. De heer v. d. Bilt (R. K.) is het met den heer Duys eens. De heer Z ij 1 s t r a (A. R.) vraagt of het wel juist is. dat de pufvisscherij de vangst van platvisch zoo benadeelt. Hij wijst er op, dat slechts 25 pet. der pufl vangst uit schol bestaat. Voor de motie voe t spr. niets. De heer Oud (V. D.) waarschuwt tegen een overhaaste beslissing in deze. Hij wijst er op, dat, als de eenmaal gevangen visch weer in zee wordt geworpen, de visch toch sterft. Het is dus de vraag of het ver standig is, een maafcgrens vast te s: ellen. De Minister zegt, dal inzake de Zondags- en nachtelijke sluiting der zalm zegen visscherijen nog geen oplossing ;,s ge vonden, die de belanghebbenden bevredigt. Spr. zal de zaak nog eens overwegen. Den heer Duys kan spr. .gerust stel'en. Spr. zal overleg plegen alvorens een regeliag te treffen. Inzake het te vroeg uitvaren voor de haringvangst zal spr. de mogelijkheid van een wettelijke regeling bezien. De heer Duys trekt zijn motie in. De begrooting wordt aangenomen z. h. st. JUSTITIE. Aan de orde is de begrooting van -Tns- titie. De heer v. d. Bergh (S. D. A. P.) brengt de wenschelijkheid naar voren van een vereenvoudigde procedure voor hot innen van kleine vorderingen. I Mevr. v. 11 a 11 i ev. E m b d e n (V. D.) bespreekt de pomografiebestrijding. Zij is dankbaar, dat de minister de recherche heeft aangespoord tot een krachtig optre- den. Zwaardere straffen zijn gewenscht-, geldboeten alleen zijn niet voldoende. Het gaat hier om en voor de jeugd. Mej. M e ij e r (R. K.) wenscht niet te 1 ver te gaan met opheffing van kantonge- j rechten. j De heer v. Wijnbergen (R. K.) sluit 1 zich aan bij hetgeen mevr. v. Itallie-v. j Einbden zeide over de bestrijding der ze- j deloosheid Het schijnt dat deze zaak nu i werkelijk ernstig wordt aangevat. Men is echter nog pas aan 't begin. De wet- lie- gout heeft echter niet die resultaten opge leverd, we ke men er destijds van ver wachtte. Spr. wijst ook op het kwaad van bepaalde advertenties. Deze zijn in België I verboden. Van overheidswege meet ^ïier meer waakzaamheid worden betracht. Maatregelen zijn noodig tegen onvoldoende kleeding, menschonteerende schoonneids- wedstrijden en Godslastering. I Mevr. B a k k e rN o r t (V. D.) vraagt maatregelen tegen de toenemende onvei- i ligheid op het platteland. Éénheid en 1 centralisatie moet er komen in den po litiedienst. De vergadering wordt geschorst. KOLONIëN. In de avondvergadering werd behan- 1 deld en aangenomen een ontwerp tot oe- i grootingswijziging 1930, waarna in behan deling werd genomen de begrooting van Koloniën. I De heer IJzerman (S. D. A. P.) ont- wikkelde bezwaren inzake het optreden tegenover vreemdelingen op Curasao en achtte ook de daar ingerichte militaire verzorging veel te kostbaar, j De heer F e b e r (R. K.) heeft daarop het beleid der Curagaosche regeering ver- dedigd en er inzonderheid op gewezen, dat voor het veilig gevoel der bevolking be- hoorlijk mi itaire bezetting noodzakelijk is gebleken sinds het Urbina-avonfcuur. I Ds. L i n g b e e k (H. G. S.) maakte be- zwaar tegen het pensioen, dat is toegekend aan den oud-gouverneur Fruytier, alsmede tegen de kosten voor diens overtocht, naar en van Curasao. De Minister die het beleid der Cu- ragaosche autoriteiten, mede met een be roep op het verleden verdedigde heeft er op gewezen, dat de pensioen-regeling van ir. Fruytier op de gewone reglementaire wijze was afgewikkeld, dat de vergelijking tusschen een gewonen ambtenaar en een gouverneur niet opgaat, wijl men laatstge noemde nimmer voor een bepaalde periode kan binden en dat ook voor de overtocht- kosten van den gouverneur op gewoon re s'ementaire wijze is gehandeld. De begrooting is hierna z. h. s. goed gekeurd. Ten slotte werd een wetsontwerp tot tijdelijke heffing van opcenten op de in voerrechten in Ned. Indië goedgekeurd. Om 12.40 werd de vergadering verdaagd. Wat de missionarissen deden. In het afgeloopen jaar hebben de Mis sionarissen van het Apostolisch Vicariaat der Soenda-eilanden een ontzaglijke arbeid verricht wat wel blijkt uit de volgende cij- fers. In het Vicariaat zijn thans werkzaam 59 paters, 27 broeders en 42 zusters. I Het aantal katholieken steeg van 151.000 op 169.699. Het aantal doopleerlingen bedraagt I 26.243. j Het H. Doopsel werd toegediend aan l 20.989 personen, waaronder 7843 volwas- j senen. H. Biechten 708.619. Er werden 1.816.074 H. Communiën uit- gereikt, en aan 9559 personen werd het H. I Vormsel toegediend. Iedere missionaris die met de zielzorg belast is heeft 3000 christenen onder zijn hoede: iedere missionaris hoorde 12.500 H. biechten en deelde 32.000 H. Communies uit. Dat is per week 240 H. Biechten en 620 r H. Communies. Er zijn 292 scholen waar 26.668 kinderen onderricht ontvangen. I Iedere missionaris heeft 445 leerlingen i voor te bereiden op het H. Doopsel en 170 candidaten voor het ontvangen van H. I Vormsel op te leiden. R. K. KIESVEREENIGING. Zooals geannonceerd vergadert de R. K. Kiesv. morgenavond te 8.30 uur in het gebouw der Zitaver., Pieterskerkkoorsteeg. I De agenda vermeldt: Candidaatstelling Prov. Staten. De candidaten, die in de Prov. Staten door den katholieken kiezers en den Sta- tenkieskring zijn gekozen, zijn de heeren H. Bader te Sassenheim, en mr. E. Bolsius, i te Leiden, die is getreden in de vacature, ontstaan door het overlijden van den heer Ba-lvers. I De gisteravond in het gebouw van den j Gemeentelijken Dienst voor Sociale Zaken, alhier gehouden vergadering van de com missie. welke een onderzoelc insre't naar de uitwassen van het afbetalingssysteem iD den naaimachinehandel, had een vlot verloop. Wij hopen binnen enkele dagen op de onderwerpelijke aangelegenheid te j kunnen terugkomen en de aan het dag licht gekomen feiten te publiceeren. DE BETEEKENIS VAN NED. 00ST- INDIE VOOR HET NEDERLANDSCH FABRIKAAT. Voordracht van K. van der Veer. Op uitnoodiging van de Leidsche afdee- ling van de vereeniging „Nederlandsch Fabrikaat" heeft de heer K. van der Veer van de afdeeling Handelsmuseum van het Koloniaal Museum te Amsterdam, gister avond gesproken over de beteekenis van Nederlandsch Oost-Indië voor Nederland. Ingeleid door den voorzitter, ving de heer Van der Veer aan met de mededee- ling, dat in verband met een 24-jarig ver blijf in de tropen en een nog slechts kort geleden plaatsgevonden terugkeer naar Ne derland, het onderwerp de beteekenis van Nederland voor Nederlandsch Oost-Indië hem na aan het hart lag. Allereerst wees spr. dan op de groote bevolking van Nederlandsch Oost-Indië, n.l. 200.000 Europeanen en 60 millioen In landers; een zielenatntal dus, dat den handel expansie-ruimte genoeg biedt. Scherp komt echter hier het verschil in cultus tot uiting, de Westerling jaagt naar welstand teneinde een nimmer ophouden de reeks verlangens te kunnen voldoen en offert hieraan zijn arbeidskracht ten vollo opde Oosterling daarentegen stelt mini male eisehen aan het leven om een maxi male hoeveelheid tijd in meditatie te kun nen doorbrengen, waarbij vanzelfsprekend dient te worden aangemerkt, dat door langdurig contact met elkaar de grenslij nen der beide groepen afflauwen. Gaat nien zich daarom toeleggen op den handel met Oost-Indië, dan moet men zich eerst ten volle rekenschap geven van de eisehen, welke de volksaard en het klimaat aan de goedren s:ellen en zal men goed doen zich niet blind te staren op de 200.000 Europea nen, maar trachten de veel grootere groep van Inlanders te bereiken. Hoewel Nederland zich in den loop der eeuwen heelt opgeworpen en gehandhaafd als een koloniale mogendheid van de ger- ste grootte, hebben de enorme baten, wel ke naar ons land afvloeien, de handels organisatoren verblind en langzaam maar zeker op een zoodanig pad geleid, dat thans andere staten het grootste deel van den invoer in Nederlandsch Oost-Tndië in han den hebbenniettegenstaande herhaalde lijke en dringende waarschuwingen uit In- sulinde aan de diverse firma's gericht. De teruggang van den Nederlandschen handel op Indië komt echter bij een op pervlakkige beschouwing der importcijfc s niet aan het lichtdaar do invoer in 1913 b.v. 145 millioen en 172 millioen in 1918 bedroeg; dus een vermeerdering van 27 millioen. In verhouding tot het totaal moest de import in het laatstgenoemde jaar terhandhaving van de oude positie ech ter 341 millioen bedragenhetgeen een re latieve achteruitgang van ongeveer 46 pet. beteekent. In hetzelfde tijdsverloop valt hoewel in mindere mate een afname van den Engelschen handel te const:» tee- ren en een vermeerdering van den Duit- schen, Australischen en Amerikaanschen de beide laatste zelfs in zeer sterke mate en in weerwil van de veel hoogcre loonen en in buitengewoon grooten omvang van den Japanschen invoer. Sur. ging dan de mogelijkheid na van de toename van het totaalcijfer en noemde hierbij als oorzaak, dat in 30 jaren de in- landsche cultures een uitvoer hebben be reikt van 435 millioen, terwijl een nage noeg gelijk bedrag als salaris werd ontvan gen op de Europeesche cultures, waardoor de koopkracht enorm toenam. Hierna bepaalde de heer Van der Veer zich tot den invoer van hot Nederlandsch fabrikaat; indien het import-cijfer hiervan 120 millioen meer bedroeg, dan zou de ver houding van 1913 weer bereikt zijn. Een cijfer toch, dat groot genoeg is om een ieders aandacht te verdienen, temeer, daar de arbeidersklasse hieronder moet lijden. Bij een beschouwing van de 1002 artikelen omvattende statistiek van den import in Nederlandsch Oost-Indië bli'kt o.a. dat Australië jaarlijks voor 7 milioen gulden boter in Indië invoert en dat de prijs hier van ondanks de hoogere loonstandaard 60 procent van den Nederlandschen bedraagt, terwijl de kaasinvoer ad 1.2 millioen ge heel uit Nederland komt en dat, terwijl de inlanders noch het een noch het ander ge bruiken. Meer en meer neemt het Inlandsche ver bruik van biscuit en jam toedoch de fa brieken in Singapore leveren een biscuit tegen 1/2 k 1/3 van den Nederlandschen prijs en hoewel minder in kwaliteit, vol doet aan de Oostersche eisehen, terwijl En- gelond met kleine potjes tegen geringen prijs de jam import beheerscht. Tegenover een betrekkelijk gering bedrag aan gemon- teeerde Nederlandsche rijwielen, staan Ja pan en Engeland met 10 millioen aan inge voerde rijwiel-onderdeelen. Naast de Ne derlandsche gepasteuriseerde melk voeren de andere landen gezamenlijk 7 1/2 millioen per jaar in. In den textielhandel heeft Japan met de goedkoope arbeidskrachten lage prijzen Nederland totaal verdrongen, waardoor de Nederlandsche import is te- ruggeloopen van 270 tot 30 millioen aan ge bleekt katoen, een product, dat Japan niet kan vervaardigen. Opmerkelijk is wel de houding van Ja pan bij den invoer: tijdens den wereldoor log had het vrij mandaat en voerde het slechte producten in, doch thans is het rnn ontwikkeld, dat wanneer een product een maal zijn aandacht heeft getrokken, het spoedig den handel hierin in handen heeft. Na een korte pauze vertoonde de heer Van der Veer een serie lichtbeelden, welke den weg aantoonden van de goederen in Indië, via de importeurs van de Ohinee- sche en Japansche handelaars en vandaar naar de verbruikers. Tevens werd een beeld gegeven van de Indische haven, waarvan Padang wel de best-geoutilleerde genoemd kan worden. Nadat een drietal personen van de gelegenheid om vragen te stellen gebruik had gemaakt, sloot de voorzitter met een woord van dank de interessante bijeenkomst. RIJKSMUSEUM VAN OUDHEDEN. Over de vondsten in het Nemi-meer. In het rijksmuseum van oudheden alhier heeft dr. A. Koster uit Cuxhaven, oud-con servator van het rijksmuseum te Berlijn gisteravond een lezing mei lichtbeelden gehouden over de vondsten in het Nemi- meer. Voor deze lezing bestond zooveel be langstelling, dat velen zich met een staan plaats tevreden moesten stellen, Dr. Koster, die een bekend geleerde is op het gebied van het antieke zeewezen, ving zijn voordracht aan met ziin vreugde er over uit te spreken, dat de Italiaanscho regeering hem heeft toegestaan een onder zoek ter plaatse in te stellen; daartegen over heeft spr. zich echter moeten verbin den om niets over zijn bevindingen te pu bliceeren, daar de Italiaansche regeering zich het recht hierover voorbehouden ha<L Spr. verzocht in dit verband den aanwezi gen ook niets te publiceeren over hetgeen hij in zijn lezing over de vondsten enz. meedeelt. Naar aanleiding van dit verzoek bepalen wij ons tot een kort algemeen overzicht van deze lezing, tegen vermelding waarvan geen bezwaar bestond. Spreker zette hierna uiteen, dat er van generatie op generatie gesproken werd over de reusachtig groote schepen, die in hot Nemi-meer gezonken zouden zijn en evenals dit met dergelijke gebeurtenissen vaak het geval is geweest, zijn de onder het volk levende verhalen ook hier aanlei ding geworden tot een nader wetenschap- pe'ijk onderzoek. Spr. zette vervolgens uiteen, dat het Nemi-meer ontslaan is door een uitbarsting van een der vulkanen, hetgeen ook aan de gesteldheid van het meer en vooral aan de omgeving neg zeer gced merkbaar is. In ouden tijd bevonden zich ter plaatse tal van landhuizen en zco is het ook bekend, dat Caesar daar een landhuis heeft gehad, dat hij weer liet afbreken, toen het niet aan zijn verwachtingen bleek te voldoen. In lateien tijd kwam het Nemi-meer en de omliggende grond in handen van de kerk, die tot zeer groeten rijkdom was ge komen en vaak als geldschieter optrad. Daarna zijn de gronden in handen geko men van verschillende adellijke families. Uitvoerig beschreef spr. verder de ver schillende pogingen, die er dooi alle eeu wen heen zijn gedaan om de schepen uit het Nemi-meer naar de oppervlakte te brengen, het eerst door cardinaal Cólonna, vervolgens in 1443, in 1553, 1810, 1824 en vooral in 1S25 door cardinaal Malfatfi. De hulpmiddelen, die in den oudheid ten dienste stonden, waren zeer primitief en maakte men gebruik van duikers, cis 1 tot 1.5 minuut onder water konden blijven. Tooh hadden deze onderzoekingen in zoo- veiTG succes, dat men reeds wist, dat er zich twee schepen op den bcdem van het Nemi-meer moeston bovinden, terwijl ock van tijd tot tijd stukken hout, brons enz. naar boven werden gehaald, die echter alle weer verloren zijn geraakt, men maakte er van alles van, tabaksdoozen, wandelstokken c:iz. Erger was dat men in dien tijd ook beschadigingen aan de sche pen heeft aangebracht. Hierna behandelde spr. uitvoerig de met succes bekroonde pogingen van de droog legging der schepen. Hij gaf daarbij een overzicht van de werkwijze, die daarbij ge volgd was en van den toestand, waarin het schip was aangetroffen. Uitvoerig be handelde spr. daarbij de verschillende on- derdeelen van het schip en trok daarbij vergelijkingen tusschen de wijze, waarop dit schip gebouwd is en den modernen scheepsbouw, waarop hij er op wees, dat verschillende principes, die voor twee dui zend jaar werden gevolgd ook thans nog toepassing vinden. Bij de bespreking van de drooglegging nabij de schepen in het Nemi-meer herin nerde spr. aan de drooglegging van de Zuiderzee waarbij hij er op wees, dat dit ontzaggelijk werk ook in het buitenland overal met buitengewoon groote belang stelling gevolgd wordt. Deze lezing, die aan het einde luid werd toegejuicht, werd door verschillende licht beelden verduidelijkt. Donderdag a.s. zet dr. Koster de lezing voort. AMBTSAANVAARDING PROF. DR. E. A. D. E. CARP. Suggestie en Suggestibiliteit. Hedenmiddag heeft prof. dr. E. A. D. E. Carp, benoemd tot hoogleeraar in de fa culteit der geneeskunde aan de rijksuni versiteit alhier, om onderwijs te geven in de psychiatrie als opvolger van prof. dr. C. Jelgersma, m het Groot-Auditorium van het Academiegebouw -zijn ambt aanvaard met het houden van een rede over: „Sug gestie en Suggestibiliteit". Spr. begon met op te merken, dat de drang tot weten en inzicht verkrijgen in hetgeen men met psychische hulpmiddelen bereikt heeft en bereiken kan aan de psychotherapie haar wetenschappelijke gTondslagen heeft gegeven. Tal van psy chische geneesmethoden staan den psycho therapeut thans ten dienste; van eenvou dige suggestieve tot zeer gecompliceerde, wier juiste toepassing een lange voor-studie en onderricht vereischen. De in de psycho therapie meest veelvuldig toegepaste me thode is nu de suggestieve. Spr. behandelt dan de verschillende de finities door tal van onderzoekers gegeven van suggestie. Een karakteristiek kenmerk van het be grip suggestie is het binnendringen van een denkbeeld of voorstelling van buiten af in het bewustzijn, dat aldaar zonder critiek wordt aanvaard en als vanzelfspre kend in een bepaalde reactie wordt omge zet, na al dan niet een bepaalden weer stand te hebben overwonnen. Dat de suggestie wel degelijk een weer stand te overwinnen heeft, gaat spr. ver volgens uitvoerig na en hij betoogt ver volgens, dat: hetzij nu de suggestie geheel of gedeeltelijk onbemerkt het geesteleven LEIDEN. Dinsdag, Donderdag, Zaterdag, Vincentius- Bibliotheek, geopend 's avonds van 7.30—8.30 uur. Woensdag. Dioc. Ver. van R.-K. Bijz. On derwijzers, afd. Leiden en Omstre ken, Hotel ..Den Burcht", 6.30 uur. Donderdag. R. K. Kiesvereeniging „Huize Maria" Lange Pieterskerkkoor- steeg 15, 8.30 uur. De avond-, nacht- en Zondagsdienst der apotheken wordt van Maandag 8 tot en met Zondag 14 Dec. a.s. waargenomen door apotheek: W. Pclle, Kort Rapenburg 12, tel. 594. van den gesuggereerde binnendringt, het zij een gesuggereerde actie al dan niet zon der weerstand tot stand kemt, men ge- reedelijk zal kunnen toegeven, dat het we zenlijke der suggestieve beïnvloeding bij een oppervlakkige beschouwing gelegen is in de bijzondere verhoudingen van de sug- gereerende tot de gesuggereerde persoon lijkheid. De suggestieve beïnvloeding richt zich echter niet. tot dat bewuste gedeelte der te suggereeren persoonlijkheid, hetwelk door het IK wordt voorgesteld. De van buitenaf gegeven, suggestief werkende voorstelling of gedachteninhoud zal zich dus eerst in de periphere bewustzijnslagen moeten genesteld hebben, alvorens zij zich aan het IK aanbiedt a's een gedachten- inhoud, welke reeds vooraf verbindingen met de eigen persoonlijkheid heeft aange gaan. Spr. behandelt dan Freud's opvattingen, dat er beneden het niveau van het bewuste geestesleven nog twee vormen van min der, c.q. onbewust geestesleven zijn en wel het voorbewuste geestesleven en het dieper onbewust geestesleven, dat onder invloed van bepaalde factoren niet of slechts uiterst onvolkomen in het bewustzijn door dringen kan. Het eerste aangrijpingspunt van de sug gestieve beïnvloeding der persoonlijkheid aldus spr. ligt nu in het vóórbewuste gedeelte van het geestesleven. Door dit vóórbewuste geestesleven opgenomen, ge koppeld en geaccomodeerd aan vóórbe wuste bedachteninhouden, voorstellingen en strevingen, wordt de van buiten gege- van gedachteninhoud allereerst tot een vóórbewust geestelijk bezit. Deze gedach- teninhouden, welke het bewuste geeste leven, d.w.z. het IK, als centrum van het bewust geestelijk bestaan, te aanvaarden, te verwerpen of te raodificeeren heeft, zul len haar suggestieven invloed eerst uit oefenen, indien aan bepaalde voorwaarden is voldaan. Spr. neemt de graad der suggestieve kracht, uitgaande van de suggereerende persoonlijkheid, de graad van suggestibili teit der gesuggereerde persoonlijkheid en tenslotte de bewuste en onbewuste weer standen, welke bij de gesuggereerde worden opgeroepen. Wat dit laatste betreft kan men zeggen, dat al datgene, wat binnen het gebied van het bewuste geestesleven treedt, in betrekking treedt tot bet. IK, en aldus onderworpen is aan de oritiek, in het algemeen aan de oordeelsfunctie, wel ke het IK op den bewusten geestesinhoud uitoefent. Anders is dit bij de suggestie, welke door het IK wordt aanvaard bui ten den motievenstrijd om. De verzwak king der oordeelsfunctie, uitgaande van het IK, is derhalve een belangrijke factor voor het welslagen eener suggestie. Zij houdt ongetwijfeld verband met den graad van suggestibiliteit van een persoon; bij de tot stand gekomen suggestie kan echter deze oordeelsfunctie van het IK slechts ten opzichte van den gegeven suggestieven ge dachteninhoud verzwakt, c.q. uitgeschakeld zijn en draagt dus een betrekkelijk gelo- caliseerd karakter. Spr. stelt dan de vraag, welke geestes gesteldheid als de meost geschikte geacht kan worden voor de doeltreffendheid eener suggestieve beïnvloeding, indien men daar bij een therapeutisch doel beoogt. Indien de suggestief-gegeven gedachteninhoud op genomen moet worden door het vóórbe wuste geestesleven en zich dus te richten heeft tot dat gedeelte der te suggereeren persoonlijkheid, dat Groddeck en Freud „das Es" noemen, dan is het duidelijk, dat de suggestie-gevende therapeut zich niet met het IK van de patiënt in verbinding te stellen heeft. De censuur, van het IK uitgaande, dient te worden ontgaan. Men meene echter niet, dat in het „Es", als het meer onpersoonlijke en ongedifferentieer de gedeelte der persoonlijkheid, geen cen suur nocht oordeelsfunctie plaats vindt. Het „Ueber-Ich", dat in zijn bewuste func tie zich o.a. in het geweten manifesteert,

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1930 | | pagina 2