BRiEK STUDEERENDE MEISJES. Het jonge meisje, dat niet studeert wordt tegenwoordig als een „buiten beentje" beschouwd; er moet iets aan haoeren wordt er gedacht. En toch, heel wat meisjes volgen onderwijs, terwijl ze er volgens haar aanleg niet thuis hooren. Zij kunnen niet mee. remmen de anderen. Beter zouden ze op hun plaats zijn op een huishoudschool, een vakschool of voor maatschappelijk werk. Laten we dit toch vooral niet als iets minderwaardigs beschouwen, want het is niet zoo. Het eischt slechts anderen aanleg en geeft meer directe kans van slagen omdat er een practische levenskans aan vast zit. De schifting komt doorgaans van zelf. Zie maar eens naar de middel bare scholen. Het aantal leerlingen is in de tweede klas al aanmerkelijk gedund. In de derde nog meer en in de vierde is de natuurlüke dunning een voldongen feit geworden. Waar is de rest gebleven? Die is een andere richting uitgegaan. Had dat tijdverlies niet kunnen voorkomen worden? Dik wijls wel, al is 't ook waar, dat men de teleurstellingen niet altijd kan vooruitzien. Want een teleurstelling is het voor de meeste ouders wanneer hun meisie niet die studie-richting uit kan, welke men voor haar gehoopt had. Maar er zijn voor die meisjes tal van andere richtingen, waarin zij later juist als vrouw, onnoembaar veel zal kunnen presteeren. ANGELIQUE. CHIQUE HOED. Toen in den afgeloopen zomer de groote hoed zijn overwinning behaal de, stond het nog volstrekt niet vast of men voor den winter op den nieu wen weg zou doorgaan. In regen en wind toch, heeft de groote hoed on- VOOR HET KOUDE JAARGETIJDE No. 515 en 516. De eerste dezer twee mantels geeft U een heel typisch voorbeeld van een soort mantels, die op het oogenblik erg in de mode zijn. Wij bedoelen die van een grove tweed-achtige stof die doorweven is niet heel kleine, witte nopjes, geplaatst op een donkeren ondergrond, die nu eens staalblauw is, dan weer bruin of grijs maar in de meeste gevallen zwart. Het is werke lijk een aardige mode, die eens wat afwisseling brengt in de effen een tonigheid, die we reeds lange jaren gewend zijn, al werd die dan ook wel eens opgefleurd door de plotselinge voorliefde voor een bepaalde kleur. De mode is van Engelschen oor sprong, maar wordt gretig door de Parijsche zoowel als de Berlijnsche vrouw gedragen, om niet te spreken van de Haagsche, die er een bepaalde voorliefde voor schijnt te hebben. Men denke nu echter vooral niet, dat men nu maar één soort mantels op straat ziet; want ook dit jaar zien we weer de zooeven reeds aangehaalde hobby voor een of andere effen kleur. Groen staat in het middelpunt der kleurige mode en staat op het pro gramma van ieder ijdeltuitje direct onder den zwarten tweedmantel met witte nopjes. Natuurlijk zijn er nog een groot aantal getrouwen aan de nu reeds weer al te bekende vogue voor bruine taupekleuren of het meer opvallende paars van verleden jaar en anderen be weren, dat de wollen mantels best af geschaft zouden kunnen worden omdat er eigenlijk niets boven een bontmantel gaat. Maar dat zijn de „kapitalisten", waartoe we ten eenenmale niet alle maal kunnen behooren. Wat nu betreft onze beide hierbij gevoegde mantels, kunnen we opmer ken, dat de eerste, no. 515, een model is dat voornamelijk bij eenigszins re genachtig weer gedragen wordt; daar voor heeft het allerlei eigenschappen van de gewone regenkleeding, zooals: een blinde sluiting, groote zakken met een knoop, een kleine halsopening en bij gevolg kleine revers. En ten slotte is de korte cape niet het minst typee rend voor dergelijke mantels. Men lette nog op de aardige wijze waarop hier de ceintuur gesloten is. In no. 516 kan men meer het voor beeld van den echten wintermantel zien, bestemd om tegen de ergste kou te beschermen. Deze mantel is te meer merkwaardig, omdat hij gevoerd is met wit bont een werkwijze, die men eigenlijk alleen aan heerenkleeding verwacht. Zooals men zien kan zet de met bont bezette sjaalkraag zich tot op den onderzoom voort. Vanonderen is de mantel door het inzetten van go dets klokkend geworden; de sluiting heeft plaats door middel van een lus met een bontknoop. Verder kan men een paar kleine zakken opmerken, die naar onderen ovaalvormig toeloopen. tegenzeggelük ernstige bezwaren. De modewereld is i ook zoo verstandig "eweest de niet te overdrijven en leverde ons daarom naast een keur van kleine hoedjes, een groot aantal andere modellen, die men beslist niet groot kan roemen maar toch ook niet voor klein kunnen doorgaan. Ze heb ben meerendeels het type als het hier bij afgebee'de. een vütmode! in taupe k'eur, passend bij de meeste nieuwe kleuren van wintermantels. Een kleine cocarde aan den rard geeft een'ge verlevendiging aan het overigens zoo eenvoudige model, TAILLEURS Nos. 517 en 518. De tailleur in Engeland geboren maar sinds Pari s er zich mee bemoeid heeft, kan men zeggen, dat hij gemeen goed van heel vrouwelijk Europa ge worden is, Nadien zijn er al heel wat jaren verloopen, en zijn er ook heel wat modellen ons oog en dat on-'er moeders gepasseerd; maar één begin sel bleef steeds in de mode de En- ge'sche stijl het eenvoudige pret^n- tielooze costuum, zonder opschik, dat de strakheid der heerenkleeding nabi kwam. In Parijs probeert men telkens weer opnieuw de fantasie haar vrije vlucht te laten, maar dat duurt dan één, twee seizoenen en komt men tot de conclusie, dat ér'weer wat anders moet zijn. En wie wil er de charme van al die Fran.^cjie bizonderheden ntkennen? Wij hebben ze nu één keer noodig omdat we graag ieder jaar iets anders willen zien, en aanvaarden haar daar om graag naast de soms overcorrecte arrfelsche modellen. Dezen wintei wordt er een onge wone aandacht voor de tailleurs ge vraagd, of nog beter gezegd* voor cos- tuums' met een kort of half-lang ja- quette Van die, waarin Londen een loontje meespieekt, zien we in no 517 een uitstekend voc rbeeld Het is de mooie strakke lijn van het jasje die hier naar voren treedt, terwijl de rok een concessie gedaan heeft aan de heerschende mode, door een klok kende overslag. De blouse is van een 'ichte zijde..Immitatie sabelbont dien de als garneering van het jasje. Het andere model, no. 518, geeft ons, zooals zoovele der tegenwoordige japonnen, het vermoeden, dat de raoda zich sterk inspireert op die, welke tijdens den grooten oorlog, vooral in 1917, zoo'n opgang maakte. De vri lange en van onderen heel wüde rok het korte getailleerde jasje, de mou wen, kortom de heele silhouette, zijn er de duidelijke kenteekenen van. Er ontbreken slechts aan: het large hoog jekapte haar, de lang geschachte rijg laarzen, en tenslotte zien we den hoed die een heel ander model heeft aan genomen sinds d'e donkere jaren. Ons model is gemaakt van zwart laken en gegarneerd met grijs bont. Effen weefsels zijn zeer gezien voor tailleurs, maar sinds eenden t':d Ge bruikt men ook fantasiesloffen, de be ende zware lainages, die aan heet en kleeding doen denken en het meest in <rijze tinten voorkomen. Bizonder chique zijn wel de costuums, welke •eheel of gedeeltelijk van breit- schwantz-bont gemaakt zijn. Men maakt dit materiaal reeds op onver beterlijke wijze in stof na, maar wij vreezen, dat, zoodra dit in ruimere mate gebeurt, een armoedige indruk er het gevolg van zal zijn. Het is hiei de plaats op een prettige eigenschap van het mar telcostuum te wijzen, nl dat men op koude dagen het mantel tje zoo gemakkelijk kan verwisselen voor den langen, warmen winter mantel. AVONDMANTELS. Als contrast en misschien wel als protest tegen de lengte van de avond robe is de.avondmantel buitengewoon kort. Slechts sporadisch treffen we onder de vele soorten en modellen er één aan die driekwart lang of geheel lang is. Bijna uitsluitend vervaardigd van lamé, brocaat en soepel velours ver- toonen ze een overvloedige bontgar- neering van vos, lynx en hermelijn. Zwart en donkerkleurige tul Ie is zeer ,,bon ton" voor avondtoiletten en een ensemble, hetwelk bestaat uit zwarte tulle en een nauwsluitende mantel van gebloemd brocaat, weelderig met vos gegarneerd, behoort tot de allerlaat ste creaties. IRIS. VRIENDELIJKHEID. Wilt ge dat Uw kinderen vriendelijk en voorkomend zijn tegen een ieder, begin dan met daarin een goed voor beeld te geven. Hoort Uw kind iederen dag, dat ge den bakker, den groentenboer en den melkboer vrien delijk goeden morgen wenscht, dan 7f\] hü dat voorbeeld volden en niet stug of snauwerig zijn. Als Uw kleine jongen of meisje geregeld hoort; „Wil e de deur even voor me open houden" of: „Wil je de kluwe'even oprapen, die ik liet vallen" en dergelijke vragen, dan zal het hem ook tot een ''«wnontj worden zijn vragen vriendelijk in te kleeden en er niet over denken te schreeuwen: „deur dicht", of „raap cp". 't Is opmerkeluk zooals de spreek wijze der ouderen door een kind overgenomen wordt! Vandaar dat men ook al spoedig kan vaststellen uit welk soort van gezin een kind komt, vooral als h'j ongedwongen zich beweegt en tot spreken komt Dan boort men de „ware" toon uit zijn familieleven, Weest voorzichtig Moe ders, dat de toon die in LTw huis ^eerscht U niet doet beschaamd stran. Weet dan, dat een goed voorbeeld héél veel meer invloed heeft op Uw kind dan tien preeken en honderd strafoefeningen. En dat goede voor beeld behoeft niet te beslaan in Groote, geweldige daden, die zou het kird waarschijnlijk toch niet kunnen navolgen en zich misschien zelfs niet oe moeite geven tot een Doging er van, m^ar 't zijn juist de kleinig heden, die iederen dag weerkeeren lederen dag een vriendelijk opwek- end woord, iederen dag een klein bewi's van dienstwilligheid. Zoolang "e Uw kiemen nnr< thuis hebt. kunt ge hen nog behoeden voor ruwe en mhebbelijke taal, voor slechte ge woonten en verkeerde manieren. Helaas, als ze eenmaal on sch"o1 zijn, kurt ge dat niet altiid. Want het kind neemt spoedig ruwe taal en verkeerac Gewoonten over van andere kinderen en hij vindt het „flink" om krachtter men te gebruiken Als de ouders kieskeurig zijn op hun taal en gedrag, zullen er ook minder ruwe kinderen zijn, want ten slotte wint de invloed van het goede het toch van die van het kwaad! Hoge we dit idealistisch inzicht alt"d kunnen behouden. Want de kinderen van nu, zijn ze niet veel spoediger aan onzen invloed ontgroeid dan de kinderen van een vroegere generatie? Zoodra ze niet meer op onze schoot willen zitten, beginnen ze zich al !os te maken van onze bescherming en als onze kleine vent op straat niet meer „gearmd" met moeder wil loo- oen, weet dan dat de tijd déér is, dat hij zich „groot" vindt! Kinderachtig en flauw vindt hij iedere aanhaligheid en zoenen zou hij maar liefst zijn heele leven niet meer doen; zoo denkt hu er nu" over, maar we gelooven n;et dat hij voor goed heeft afgedaan, met het werkwoord „zoenen". Er zal eens een tijd komen, dat, wat hem nu flauw en kinderachtig schrnt, zon hartewensch zal worden! En zoo kinderachtig hij het nu virdt met zün moeder gearmd te 'oopen, zoo blij en trotsch zal hü zün, met een andere vrouw gearmd de straat over te gaar.! Dat is nu eenmaal 's werelds beloop! FR IX. KNIPPATRONEN. Van alle op deze pagina voorko mende modellen, stellen wij papieren knippatronen beschikbaar a% f 1 45 per stuk Bij bestellingen moeten be halve het nummer der teekening, tevens de gewenschte maat duidelijk opgegeven worden. Het bedrag moet in postzegels bij gevoegd worden; men kan het echter ook vooruit per postwissel voldoen. Men adresseere: Redactie Damesru- briek, Stuyvesantstraat 47, Den Haag. AB schouder. BC gebogen arm. C polsw.ijdte. DE hals tot taille. EE tafllewijdte. EF roklengte. HH rondom heupen. JK rug. KL achterlengte rek.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1930 | | pagina 15