Bijvoegsel van „De Leidsche Courant" van 2 December 1930 Cd CD DE BANKETLETTER. (Een St. Nicolaasverhaal). door Jan Stoffers. De „Prinses Juliana" van de „Neder land" gleed rustig en kalm door de rustige en kalme wateren van den Ind-ischen Oceaan. In een gelijkmatig tempo ruisclite het water langs de flanken van het statige schip. In den maan-belichten avond stroomde het schuim als kantwerk van goud voorbij. Het was St. Nicolaasavond en er zou feest aan boord zijn. Meneer Geunteren zou de St. Nicolaas zijn. De kapper, inge steld op alle mogelijke feestelijke gelegen heden zou voor den baard van Jen goed- hartigen man en voor het noodige costoum zorgen en daar hij de verschillende snuiste rijen voo rde kinderen ook had geleverd, kleine bijverdiensten vermooiden het vak zou hij meneer Geunteren voor niks en niemendal kappen en sminken. Meneer Geunteren was een welbekend figuur onder de passagiers van het geheel volgeboekte schip. Meneer Geunteren was gouvernementsambtenaar, die met „spoed- certificaat" naar Nederland moest in ver band met zijn door een langdurig verblijf in de tropen geknakte zenuwen. De passa giers geloofden, in het algemeen, wel, dat hij aan de zenuwen leed, al was het niet zoo dadelijk te zien. Algemeen was men het ook met elkaar eens, dat a-1 mochten zijn ze nuwen in de war zijn, zijn maag in goede conditie verkeerde. Meneer Geunteren at zou het woord niet wat al te cru klin ken, dan zou men moeten zeggen vrat. voor twee. Hij had des morgens zijn zenu wen zoo goed in bedwang, dat hij in staat was twee spiegeleieren met ham, a-ent broodjes met kaas, met een stukje paling of een zure haring naar binnen te werken, bespoeld met de noodige kopjes thee. En ook aan de andere maaltijden toonde hij, dat zijn jarenlang zitten op een stoel in een der afdeelingen van het Departement van Financiën aan het Koningsplein te Weltevreden geen nadeeligen invloed op zijn maag en op de prestaties van dit or gaan had gehad. Men kan Kabelais niet verdenken, meneer Geunteren tot voorbeeld van zijn Gargantua te hebben genomen, maar zeker is het dat onze zenuwpatiënt pogingen deed den beroemden held van den geestigen Franschen schrijver na te volgen. Zijn eetlust was op het geheele schip bekend. Hij werd altijd het eerst be diend en de hofmeesters, die zelfs niet döcr een enkelen trek op het gelaat mogen too- nen, dat zij een oordeel hebben over een of anderen passagier, kwamen altijd met een „stalen" gezicht bij meneer Geuteren om liem te vragen of hij zich, voor de .tweede maal, van een schotel wilde bedienen. En men wist zeker, dat hij altijd twee gebak jes nam als een toegiftje bij den maaltijd. Toen de passagiers zochten naar iemand, het meest geschikt voor St.. Nicolaas, werd met één stem tegen meneer Geuteren aan gewezen. Hij was groot van stuk; had eenig embonpoint wat overigens niet aan zijn zenuwen werd toegeschreven cn kon aar dig, dat was reeds menigmaal geconsta teerd, met kinderen omgaan. De eenige, die zijn stem had verheven tegen de benoeming van meneer Geunte ren was de gepensioneerde oud-majoor Haffmans geweest. Hij kon dien pennelik- ker van een Geunteren niet uitstaan zoo- als hij zeide. De majoor had jarenlang in de rimboe gezeten en had het land, aan ieder een, die op een kantoorkruk zijn pensioen verdiende. Haffmans die het met zijn maag en lever te kwaad had, stond altijd tijdens den maaltijd op, omdat hij het niet goed kon aanzien hoe die zenuwknoop vao. een Geunteren borden vol eten naar binnen werkte. Het was eenvoudig om naar te worden, zoo verzekerde de majoor en hij ging liever over de verschansing kijken dan te zien hoe die klerk zijn onverzadigde maag vulde. De onderscheiding van Geun teren, die nu zou geuren als een heilig man, die zich nu vrijheden mocht veroorloven tegenover de dames, had den majoor uit zijn humeur gebracht, al trachtte hij ook zijn spijt achter een glimlachje en een ge- lukwensch aan Geunteren te verbergen. Geunteren had zijn benoeming aangeno men, ofschoon zijn geneesheer hem kalmte en rust had voorgeschreven en ofschoon zijn zenuwen erg in de war waren. Als Zwarte Piet zou fungeeren Gijs Knobbel, de zeventienjarige zoon van meneer Knob bel, die met zijn Inlandsche vrouw en acht kinderen, welk stelletje, oneerbiedig, de zwarte bende werd genoemd de reis mee maakte. Op den middag van den dag, welke met het feest zou eindigen, terwijl de passa giers in hun dekstoelen naar het spel der vliegende visschen keken, werd verteld, dat in den eetsalon, op een tafel, in prach tige boterletters, de naam van het schip „Prinses Juliana" prijkte. Men ging eens een kijkje nemen en inderdaad, de banket bakker van het schip ha<l zich uitgesloofd. Daar lagen de veertien goud-kleurige let ters, glanzend, aan de hoekjes ietwat don ker getint. Meneer Geunteren was ook komen kij- kan en hij bad met groote voldoening dat werd ook door majoor Haffmans, die toe vallig voorbij kwam, want hij had geen be langstelling voor het zoete goed, geconsta teerd het heerlijk banket aanschouwd. De gouden glans van de letters had zich weer kaatst in de oogen van den aanstaanden St. Nicolaas. Er was begeerte in zijn oogen en onwillekeurig, zonder acht te slaan, dat Gsr> goed land,-Holland, een beetje. riOtb zich in zijn nabijheid majoor Haffmans be vond, had Geunteren een stukje van de bladerende korst, dat op het papier, waar op de letters waren gerangschikt, van de tafel genomen en in zijn mond gestopt. Deze beweging, zoo onschuldig mogelijk, welke iedereen zou zijn ontgaan, deed ma joor Haffmans, den lever- en maaglijder, wat jaloersch op het succes van Geuiiteren, een idee aan de hand, om zich lekker op dien inktkoelie te wreken en te zorgen, dat het St. Nicolaasfeest in het water viel, dat althans Geunteren een slecht figuur zou maken. De animositeit tusschen beide zoo verschillend van aard en levensopvat ting, welke animositeit zoo spoedig voofc den dag treedt in de beperkte ruimte van 'n passagiersboot, waar men zoo dicht bij elkaar leeft, had niet den minsten invloed gehad op de dochter van Geunteren en den zoon van majoor Haffmans. Zij, een aardige vroolijke blondine, wier gelaat, waarin donker blauwe droomerige oogen, iets pikants had door het donker bruine zonverbrande, vergezelde haar vader op zijn reis naar Nederland, waar hij solaas hoopte te vinden voor zijn geschokte ze nuwen. Na den dood van haar moeder had zij de plaats van de meesteres in het huis van haar vader ingenomen. Ze beschikte over een mooie stem en had zich wel eens laten hooren op de symphonieconcerten welke eens in de maand in de sociëteit „Concordia" te Weltevreden werden ge geven. Hij was ingenieur, een dertigjarige, die met verlof naar Holland ging, bovendien een regeeringsopdracht had gekregeD wel ke zijn verblijf in het vaderland voor eeni ge jaren noodzakelijk maakte. Toen hij Loes Geunteren voor het eerst had gezien en dat was even nadat het schip de haven van Priok had verlaten, had hij zich dadelijk tot haar aangetrokken ge voeld en hij had het geluk, dat Geunteren en zijn dochter aan dezelfde tafel waven geplaatst als zijn vader en hij. En zóó kon hij haar dagelijks gadeslaan, zonder dat hij haar nabijheid opzettelijk had te zoeken. Zóó kon hij haar manieren waarnc-men, haar gesprekken hooren, en zoo werd bij langzaam maar zeker verliefd op haar. Zij van haar kant, zag hem niet ongaarne. Vond hem een heer, opgewekt maar toch ernstig. Een heel andere figuui dan zijn vader, die knorrig en venijnig was, grof en lomp en zonder manieren. Weldra, men was de haven van Sabang nog niet uit, zagen de andere passagiers hun dagelijks aangroeiende intimiteit. Vooral de dames hadden al spoedig opge merkt, dat zij geregeld wandelingen op het dek deden, uren lang gesprekken voerden, naast elkaar uitgestrekt op de dekstoelen, terwijl in den avond zij op het sloependek waren te vinden, kijkende naar de sterren. De animositeit van beide vaders was ook wel eens het onderwerp van hun ge sprekken geweest, maar dat kon zoo had den zij elkander wederzijds verzekerd, de genegenheid voor elkaar niet verminderen. Gerhard Haffmans had Loes Geunteren ziin liefde verklaard, haar verzekerende, dat het geen zouwaterliefde was, opgewekt door den invloed van de zee, die droomen doet en do lieden die haar bevaren in een verliefde stemming brengt. Ook op het land, zoo had hij verzekerd, zou zijn liefde niet verdwij nen. En terwijl zij de zeven sterren van den „Grooten Beer" telde, had hij haar gekust en zij had zich niet verweerd. Gerhard nam zich voor met papa Geun teren te spreken bij de eerste de beste ge legenheid welke zich voordeed. Even voor men aan tafel zou gaan voor het diner, was gefluisterd dat'een letter uit den naam „Prinses Juliana" was ver dwenen, dat er niet meer dan dertien let ters inplaats van veertien lagen. Wie l:-ad de banketletter weggenomen'? Was het een der scheepsjongens geweest of een passa gier? Men kon zich niet voorstellen dat een van de passagiers de brutaliteit had gehad zich een letter toe te eigenen, be stemd om met de andere onder de passa giers te worden verdeeld. Men kon niemand beschuldigen, al werd, in stilte, nagegaan wie het kon zijn geweest. Men dacht aan een van de zwarte bende, maar de beschul diging uitspreken, in het openbaar, durfde men toch niet. Men ging aan tafel, een beetje onder den indruk van het verminken van den scheeps naam om het verdwijnen van de letter. De dertien letters werden gesneden en na den maaltijd als een toegift de gasten aan geboden. Als gebruikelijk bood men een stukje aan majoor Haffmans aan, maar deze weigerde en zeide: „Geef het maar aan mijnheer Geunteren, die houdt er meer van dan ik en hij komt niks tekort nu hij met een kleiner stuk, omdat de let ter is verdwenen, moet genoegen nemen De opmerking van den ma4oor, groen van nijd, verwekte eenige sensatie, wat ook zijn bedoeling was geweest. De aandacht werd hierdoor op Geunteren gevestigd en men bleef even stilstaan bij de gedachte, dat ook hij wel eens de letter kon hebben ingepikt. Hij stond als een lekkerbek en een zoete kauw bekend. Geunteren reageerde niet op de opmer king van Haffmans en toen de hofmeester, als gebruikelijk, voor de tweede maal. bij hem kwam met den schotel met nog eeni ge stukjes letterbanket, weigerde hij Die weigering was niet onopgemerkt gebleven voor den majoor en hij spotte: „Jonge, jon ge, meneer Geunteren, is je maag niet in orde of heb je genoeg van dat zoPte goedje?" Men glimlachte aan de tafel, waaraan de trwee heeren gezeten waren en toen Geun- Als Sinterklaas in Leiden inkoopen doet. Sinterklaas Nee, nóu geen gijntjes, 'k Wou U wat vertellenmaar Ziet U, Jt is nou gauw de zesde, 'k Heb 't verlangenslijstje klaar. Maar wat ik U nu wou vragen, 'k Dacht hoe moet ik dat nou doen? Want hetgeen ik U wil vragen, Dat kan heusch niet' in mijn schoen. Maar, Sint Nicolaas, zoo dacht ik, Heeft een groot en goed verstand, Hij doorvorscht ons aller wenschen, Dus ik zet het in de krant. Kijk, als U nou deze krant leest-, Ziet U advertenties staan, En ik zou U willen vragen Om eens met mij rond te gaan. Wellicht moet U nog wat koopen, Heb dan even nog geduld, Daar bij onze adverteerders U het beste slagen zult. Weet U wat, we gaan eerst kijken, Eerst wordt alles uitgezocht, En dan wordt, pas na de keuze Alles stuk voor stuk gekocht. Zoo, dit is nou het Noordeinde, Mooie zaken ziet U hier, Maar de winkeliers, heusch, hebben Van hun straat niet veel pleizier. U moet weten, reeds vijf jaren Zijn er proeven hier gedaan, Om 't verkeer in deze stede Over asphalt te deen gaan. Maar het zit steeds vol met gaten. Om de maand dezelfde pret, Voor een week wordt het Noordeinde, Dan maar weer eens afgezet. Da's natuurlijk niet zoo prettig, Weet U wat U nu móest doeu, Geef den burgemeester nou eens, Wat goed asphalt in zijn schoen. En hier is 't Kort Rapenburg, Mooie winkels bij de vleet. Kijk, dat is nou goed in orde, Goed verlicht en flink en breed. De Stationsweg, nou die kan er, Tegenwoordig ook mee door, Tienmaal is-ie opgebroken, Maar nou is 't in orde hoor. En zoo gaan we naar de Breestraat! Wat dat is? Maak nou geen gijn! Wat kan dat nou anders dan de Oude Stadhuisgevel zijn. O, die staat er al twee jaren, 't Stadhuis zelf is eens verbrand, Dat hebt U toch wel gelezen In uw eigen Spaansche kraut. Maar, we krijgen wel een nieuw hoor! Wees U daarvoor maar niet bang, Dudok met zijn blokkendoozen, Is al twee jaar aan den gang. Als ik U was, Sinterniklaas Weet U, wat ik hem dan koos? Heusch, daar zou hij leuk mee spelen, 'k Gaf hem dan een blokkendoos. Maar toch, groote, mooie winkels Zijn hier ook een heele hoop, En er is dus ook van alles, Wat men wenschen kan te koop. Kijk, dit is de Hoogewoerd al Ja, dat is een beetje raar, t Is wat smal, dus rijdt de tram hier. Bijna over het trottoir. UW HUIS VOOR FIJNEN VLEESCHWAREN SPECIAAL I j) ADRES J VOOR DE i ST. NSCOLAAS STEENSTRAAT 49, TELEFOON 485 teren, de verstandigste partij kiezende, alweer niet reageerde, werd dit in zijn na deel uitgelegd. Men vroeg zich af of hij inderdaad schuldig was. Aangemoedigd door het succes begon Haffmans opnieuw: „U weet toch wel dat het banket heel gued is gebakken, want vanmiddag zag ik hoe U een stukje in den mond stak, waarschijn lijk om te proeven, want u bent een ken ner". „Heb ik geproefd?" vroeg Geunteren verstoord. „Ja, meneer, dat heb ik gezien. Ik wil niet zeggen dat u een stukje van een der letters hebt afgepulkt, maar ik heb ge zien, dat verklaar ik hier plechtig, dat u iets in den mond hebt gestopt". „Wat wou u beweren, misschien zoudt u willen zeggen, dat ik de letter i b weg genomen of heb opgegeten". Dan die hobbelige keien, Ja, da's ook een nare boel, Hier krijg j' altijd zoo'n gevaarlijk En onaangenaam gevoel. En U zoudt wellicht nu donken, Sinterklaas, ik raad het dl, Dat zoo'n hopelooze toestand, Toch niet lang meer duren zal. Ik dacht ook, nou mettertijd dan Brengt men hier wel asphalt aan, Maar het is nu pas besloten, Dat ze weer bestraten gaan. 't Kost maar achttienduizend gulden, Da's toch nog niet zoo beroerd, Daarvoor houden wij heel gaarne Keien op de Hoogewoerd. Maakt U nou den wettenhouder Van P. W. eens heel erg blij, Geeft hem eens een mooie, groote, Echte Hoogewoerdsche kei. Langs de Kraaierstraat- en Hooigracht Gaan wij naar d'Haarlemmerstraat, Waar uw voet niet over rozen Maar ook over keien gaat. Loopt U s.v.pl. voorzichtig? U verstuikt hier gauw uw voet, En dat zou toch lastig wezen, Daar U nog veel loopen moet. Zorg op het trottoir te blijven, Dia-t is U misschien verleerd, Ander wordt U door de tram hier Onverwachts getorpedeerd. Ander wel een mooie straat hier, Winkels zijn er bij de vleet, Als U hier cadeaux gaat koopen, Zijn uw centen goed besteed. Asphalt? Nee hoor Sint, dat gaat niet, Ook hier hebt U dat weer mis. Heusch, die lui van de gemeente Wet en niet wat asphalt is. Maar kijk nou eens naar die winkels. Strakjes koopt U die maar leeg, Want nu nemen we een kijkje Hier in de Janvossensteeg. Beste Sint, een beetje vlugger, Want er is nog veel te zien, Als we klaar zijn met het kijken Moet U koopen bovendien. Door de Donkersteeg en Hoogstraat Gaan we naar de Nieuwe Rijn, Want daar wonen adverteerders, Bij wie U beslist moet zijn. Even terug de Oude Rijn langs Vischmartk, Aalmarkt enzoovoort, Zijn uw hart nu en uw oogen Door genoeg cadeaux bekoord? Sinterklaas, ik heb geen tijd meer, Maar wanneer ik verder zweeg, Zoudt U nog u r\. mooie winkels Missen in de Maarsmanssteeg. Dan nog: Pieterskerkkoorsteeg, Korevaar- en Doezastraat, En tenslotte Oude Singel En naar de Sophiastraat. Beste Sint, ziezoo, nu hebben Wij ze allemaal gehad, Dus ik zal 'm nou maar smeren, Immers mijn kwarwei is plat. Kijk nog even nu dees' krant door Lees daar de adressen goed, En U kunt beslist niet falen, Als U nu u-w inkoop doet. Denkt U ook om mijne wenschen? O, ik ben heel gauw tevree. n Stukkie asphalt met een kuiltje En een keivoor B. en W. TROUBADOUR. „Iedereen aan de tafel zal moeten toe geven dat ik hierover geen woord heb ge rept. En ik zou niet graag willen beweren, dat u de letter naar binnen hebt gewerkt-. Ik weet immers te goed dat u niet al te veel van zoet houdt". Een daverend gelach steeg op, ondanks de pogingen van de gasten om zich goed te houden. Gelukkig was de maaltijd ge eindigd en verliet iedereen den salon om zich gereed te maken voor het feest, dat spoedig zou plaats hebben. En spoedig wa ren de passagiers op het promenadedek, waar de aankomst van St. Nicolaas werd verwacht, en waar de kinderen nieuwsgie rig in een rij stonden, want ze zouden den goeden Sint een liedje toezingen. Meneer Geunteren had het te kwaad met zijn zenuwen, toen hij den salon verliet om zich naar den barbier te begeven, die hem zou kappen en sminken. Hij voelde in de woorden van dien zuren kerel, dien roes- tigen ijzervreter een verkapte beschuldi ging, alsof hij degene was geweest, die de letter ha-d verdonkeremaand. En hij be greep, dat de andere passagiers hem ver dachten. Maar hij moest toch net doei: alsof hij zich niets van de beschuldiging aan trok, want hij was immers onschuldig. Toen hij bij den kapper kwam, begroette deze EEN VLUGGEi EN GOEDE BEDIENING tegen billijken -4rijs vindt u zoowel in onze Heeren. als Dameskapsalons J. H. LAKEN - StMionsw. 31, Tel. 2608

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1930 | | pagina 13