BINNENLAND De Man van Nergenshuizen MAANDAG 27 OCTOBER 1930 DE LEIDSCHE COURANT DERDE BLAD PAG. 9 ONS VEE EN BELGIE Een telegram aan de regeering. De Katholieke Nederlandsche Boeren- en Tuindersbond heeft d.d. 24 October het volgend telegram gezonden aan den Mi nister van Binnenland sche Zaken en Landbouw: „Bestuur Katholieke Nederlandsche Boeren- en Tuindersbond nam kennis van besluit Belgische Regeering tot sluiting Belgische grenzen voor invoer van her kauwende dieren uit Nederland met in gang van heden 24 October. Waar België practisch nog de eenige goede afnemer was van ons rundvee is dit invoerverbod een nieuwe zware slag, aan onzen uitvoer toe gebracht. Bestuur verzoekt Uwe Excellen tie dringend stappen te doen tot ophef fing van dit invoerverbod". Zal het verbod van langen duur zijn? Naar aanleiding van het verbod van den vee-invoer in België, heeft een corr. van de „Tel." een onderhoud met den hoer J. Turksma, secretaris van den Nederland- schen bond van veehandelaren gehad. De Friesche veehandel, aldus de heer Turksma, zal van dit jongste verbod van veeinvoer het meeste te lijden hebben, om dat de Friesche veehandel méér dan die van andere provincies op den export ge baseerd is. Zal dit verbod voor ons land zeer nadeelig werken? In den eersten tijd vermoedelijk niet. Dit staat in verband met de groote hoe veelheden veevoeder, hooi, ingekuild gras etc., zoodat de boeern niet dadelijk behoe ven te verkoopen. De aanvoer op de mark ten is4dan ook veel kleiner dan in den vo- rigen herfst. Doch het volgend voorjaar zal men weer vee moeten afzetten, en, wan neer dan het invoerverbod door België nog steeds gehandhaafd wordt, zal men voor onze oudere melkkoeien een' ander afzet gebied moeten zoeken. Dit zal zeer moei lijk zijn. Ook de invoer van vee uit Ne derland naar Tsjecho-Slowakije is niet meer mogelijk, sinds Duitschland den door voer heeft verboden. Zal, n^ar uwe meening, het Belgische verbod van langen duur zijn? Eerlijk gezegd neen. Ik heb den in druk, dat België zijn verbod niet kan hand haven, ten eerste niet omdat België in voer van buitenlandscn vee noodig heeft om eigen veestapel op peil te houden zooals u weet, wordt de fokkerij in niet zoo intensief gedreven als bij ons cn ten tweede niet, omdat men voor de voorziening van vleesch van de groote ste den als Brussel en Antwerpen, gedwongen is, gebruiksfee uit andere landen in te voeren. Het is inderdaad te hopen, dat dit ver bod van geen langen duur zal zijn. België toch is een goede en een geregelde klant. In een periode van 33 jaar van 1889 af kocht België van ons gemiddeld ongeveer 27.000 runderen jaarlijks. Het vorig jaar kereg België officieel 21.000 stuks rundvee uit ons land, dus buiten het aantal dat België binnen gesmokkeld werd. In de eer ste negen maanden van dit jaar werden er reeds 20.600 stuks runderen naar België uitgevoerd. België neemt in de laatste ja ren ongeveer 50 pet, van onzen vee-uitvoer. Van de 1.085.000 stuks rundvee, dat in 1928 op 33 van onze grootste veemarkten werd aangevoerd, betrok België twee procent. Dat is een belangrijk kwantum van den to taal-aanvoer, vooral als men in aanmer king neemt, dat dit percentage nog be duidend méér wordt, daar het vee meer malen gemarkt wordt en dan telkens weer meegeteld woi'dt. Gisteren, vervolgde de heer Turksma, was de handel te Leeuwarden slecht. Een uitvoerverbod als dit wei kt natuurlijk de- primeerend. In Leeuwarden toch baseerde de handel zich voor een belangrijk deel op de vraag van België. Daaraan is nu plot seling een eind gekomen. De oorzaak. Uit inlichtingen bij den Belgischen vee- artsenijkundigen dienst ingewonnen blijkt ten overvloede, dat het vee-invoerverbod werd gehouden, uitsluitend met het doel om den Belgischen veestapel tegen mond en klauwzeer te beschermen. Op 16 Oct. j.l. werden te Ësschen drie wagons vee teruggezonden; bij het vee in een der wagons waren ziekteverschijnse len geconstateerd, terwijl het vee in de beide andere verdacht leek. In deze wagons bevond zich vee afkomstig uit Leeuwarden, evenals vee, dat op de Rotterdamsche markt was geweest. Anderzijds bevinden zich thans in de quarantainestallen van Aerendonck Ackel en Meerssel drie tot vierhonderd dieren, waaronder verscheide- zijn, die met mond- en klauwzeer zijn be smet. Uit de berichten van den Nederland- schen vee-artsenijkundigen dienst blijkt, dat per week rond 900 ziektegevallen in Nederland worden geconstateerd, terwijl er in België rond 20 voorkomen. Onder deze omstandigheden achtte België zich gedwongen het invoerverbod toe te passen. „Tel." VERGOEDING VOOR VOOGDIJKINDEREN Volgens de wettelijke bepalingen zijn de op grond der Kinderwetten ontzette en ontheven ouders en oudersvoogden ver plicht bij te dragen in de kosten van het onderhoud en de opvoeding der aan hun macht onttrokken kinderen. Wel wordt in de gevallen, waarin vrijwel met zekerheid vaststaat, dat toch niets zal worden be taald, door de rechterlijke macht van vast stelling van het uit te keeren bedrag afge zien, wat echter geenszins wil zeggen, dat in de overige gevallen zijnde ongeveer 44 pet. van het totaal aan de wettelijke verplichting wordt voldaan. Blijkens de Kinderwetten-statistiek over 1928 werd bij een totaal aantal van 3117 personen, die tot uitkeering verplicht wa ren, in dat jaar selchts van 597 personen het geheele verschuldigde bedrag ontvan gen. Ook in de vorige jaren kwamen de verschuldigde bedragen slecht binnen, zoo slecht, dat b.v. in 1928 slechts 25.8 pet. /an eht opgelegde bedrag werd ontvangen, n.l. ruim 139 mille. In vroegere jaren was dit wel eens hooier, maar dan ging het toch de 30 pet. weinig te boven. 't Zijn de Voogdijraden, die met de in ning dezer gelden zijn belast. Met welke moeilijkheden zij daarbij te kampen heb ben, kan o.a. hieruit blijken, dat in 34 ge vallen de werknemer den werkgever ver liet, nadat deze in de zaak betrokken was, terwijl in 6 dergelijke gevallen de werkne mer door den werkgever werd ontslagen. Wijl het van maatschappelijke beteeke- nis is, dat de ouders en oudersvoogden, die voor de kinderen betalen kunnen, niet van den onderhoudsplicht worden ontsla gen zij komen er dan in den regel nog goedkoop genoeg af is het niet te ver wonderen, dat in vele verslagen van Voog dijraden over die moeilijkheden wordt ge klaagd. In zijn praeadvies voor het door de Ned. Vereeniging voor Armenzorg en Weldadig heid in 1928 behandelde onderwerp: „De toepassing van den onderhoudsplicht in verband met het maatschappelijk steunwe- zen" pleit mr. Overmater voor een betere outillage van de Voogdijraden, 'waardoor deze lichamen in staat zullen zijn inten siever dan thans de betaling der opgeleg de onderhoudsbijdragen te bevorderen, voorts voor herziening der wettelijke be palingen, zoodat mogelijk zal zijn aantas ting, ook langs strafrechtelijken weg, van den ouder, die zonder geldige reden in ge breke blijft, zijn verplichtingen tegenover zijn minderjarige kinderen na te leven en ten aanzien van wie de Voogdijraad met zijn gewone executiemaatregelen geen re sultaat vermag te behalen. Een heel goed denkbeeld, ook wanneer men dit beziet uit het oogpunt van den be-, lastingbetaler. Iedere juiste maatregel, waarmede de kwaadwilligen kunnen wor den gedwongen ook het hunne bij te dragen ter leniging van maatschappelijke nooden, verdient toejuiching en uitvoering. Ongetwijfeld zullen de Voogdijraden wel niet nalaten, op deze aangelegenheid blij vend de aandacht fier wetgevende macht te vestigen. HET MAAL- EN MENGGEBOD. Onderhoud met den heer Snapper. Naar aanleiding van de gehouden ver gadering der organisaties van bakkers, meelfabrikanten en meelimporteurs, waar wèl eenstemmigheid werd verkregen wat betreft de afwijzing van een maal- en menggebod, doch niet betreffende het mid del van den mcelaccijns, heeft het „Hbld." een onderhoud gehad met den voorzitter van den Israëlitischen Bakkersbond, den heer L. Snapper, van wien het denkbeeld, om de regeering tot invoering van een meelaccijns te adviseeren, afkomstig was, te zamen met den heer Goudeket. „Ik stel voorop", aldus de heer S. „dat de landbouw voor Nederland van zulk een uitnemend belang is, dat steun in dezen crisistijd niet onredelijk mag worden genoemd. Trouwens, het feit dat een be langrijk bedrijf, dat tijdelijk in grooten nood verkeert, door de overheid op een of andere wijze wordt bijgestaan, heeft pre cedenten. Ik denk b.v. aan schoenen en suiker en ook aan den Kon. Holl. Lloyd. „Overigens is vóór alles spoed noodig, te meer daar ons door bezoeken aan de ministers Ruys de Beerenbrouck en Ver schuur, benevens aan de landbouwcrisis- commissie-Lovink is gebleken, dat de re geering tot de overtuiging is gekomen, dat steun aan de tarwebouwers noodzakelijk is en dat oen maal- en menggebod als hulp maatregel zal worden voorgesteld, tenzij het particulier initiatief met een ander aannemelijk voorstel mocht komen. ,jNu is enze inlandsche tarwe vooral dit jaar met zijn vele regen slechts voor een betrekkelijk klein deel geschikt voor vermaling in het brood. Het uit schottige tarwe gemalen meel maakt het brood n.l. klef. Nu is door deskundigen berekend, dat de bloemprijs door een maalgebod met 45 cents per baaltje van 50 kg. zou stijgen. Maar bovendien zal de z.g. „brooduit komst" van de gemengde meel minder zijn, d.w.z. de bakkers zullen minstens twee brooden minder bakken uit oen baaltje. Dat komt n.l., omdat het inlandsche meel minder vocht opneemt. „Ook het diastase-vermogen van het in landsche meel is minder, zoodat de bakker meer gist en ook meer vetten zal moeten gebruiken, om zijn brood smakelijk en cro- quant te houden. „Ten slotte vreezen wij, dat een even tueel maal- en menggebod slechts de eer ste stap zal zijn van anderen, die de kwaliteit en dus de toch al verminderde consumptie van meel zullen doen dalen. „Gezien echter het feit, dat de regee ring meent, dat de akkerbouw moet worden geholpen, kiezen wij van twee kwaden het minste, n.l. oen meel-accijns. Alle ter ver gadering aanwezige organisaties van be langhebbenden, twaalf in getal, waren het hiermede eens, behalve twee, ,nJ. de Nod. Ver. van Meelfabrikanten en de Ned. Bakkersbond. De laatste echter zal zich in een vergadering van zijn Algemeen (lande lijk) Bestuur op Dondardag a.s. daarover nog nader beraden". Op de vraag, wat et nü zal gebeuren, nu geen eenstemmig positief advies aan de regeerink; kon worden uitgebracht, ant woordde de heer S.: „Het liefst zou ik zien ten einde te voorkomen, dat de belanghebbenden ver deeld blijven en dus aan twee einden trek ken dat een bij uitstek deskundig en ge zaghebbend man zou worden aangezocht, om te trachten, partijen alsnog tot elkaar te brengen, opdat een advies aan de re geering kan worden gegeven. Namens klle organisaties van meelfabrikanten, meel importeurs en bakkers. En ik denk hierbij b.v., aldus besloot de heer Snapper, aan dr. F E. Posthuma". DE TOENEMENDE WERKLOOSHEID. De cijfers te Rotterdam. Uit het overzicht van den Dienst voor Maatschappelijk Hulpbetoon blijkt, dat dit jaar tot October aan werkloozenuitkeering werd besteed een som van 3.248.558 te gen 2.785.672 het vorig jaar over hetzelf de tijdvak. Het aantal ondersteunden be droe gop 1 October van dit jaar 10.609 te gen 9.887 op 1 Januari. UIT DE RADIO-WERELD Programma's voor Dinsdag 28 Oct. Huizen, 1875 M. Uitsluitend K. R. O.-uitzending. 8.009.15 Gramofoon. 11.3012.00 Godsdienstig halfuurtje. 12.151.45 Concert door het K. R. O.- Trio. 1.352.00 Gramofoon. 2.003.00 Vrouwenuurtje: Het wonder van Chertres. 3.003.30 Kniples. 3.30—5.00 Pauze. 5.006.00 Gramofoon. 6.006.15 Radiopraatje. 6.15—6.45 Gramofoon. 6.457.15 Sohriftverbeteringseursus. 7.157.45 Landbouwhalfuurtje door Pas toor Geldermans. 8.009.20 Concert. Haarlemscho Orkest- vereen. o. 1 .v. E. v. Beinum. Di Moorslag zang. 9.20 Persberichten. I.3012.00 Gramofoon. H i 1 v e r s um 298 M. 8.00 Gramofoon. 10.00 Morgenwding. 10.3012.00 Concert, door het A. V. R. O.- kwintet o. 1. v. F. Lupgens. 12.00 Concert door het Rotterdainsch Philh. Orkest o. 1. v. Ed. Flipse. 2.002.30 Voor de vrouw. 3.004.00 Kniples. 4.004.30 Gramofoon. 4.305.00 Pianomuziek. 5.005.30 Kinderkoorzang o. 1. v. Jacob Hamel. 5.307.00 Concert door het omroeporkest o. 1. v. N. Troep. S. Bril, cello. 7.007.30 Engelsche los. 7.308.00 W. Landré: Oud-Fransche mu ziek en muzik. Illustratie. S.00 „Wilhelm Teil", opera van Rossini. Aansl. v. h. theater Carré te Amsterdam. Italiaansche opera. II.0012.00 Gramofoon. Daventry, 1554.4 M. 10.35 Morgenwijding. 11.05 Lezing. 12.20 Zang. 12.50 Orkelspel door E. O'Honry. 1.20 Orkestconcert. 2.20 Televisie. 2.25 Berichten. 2.30 Uitz. voor scholen. 4.50 Orkestconcert. 5.35 Kinderuurtje. 6.20 Lezing en Nieuwsberichten. 7.00 Piano-reoital door M. Cole. 7.20 Lezingen. S.05 Concert- Militair Orkest. 8.20 Lezing. t 9.20 Berichten. 9.35 Berichten. 9.40 Lezing. 10.00 Kamermuziek. J. Armstrong (tenor) Strijkkwartet. 11.0512.20 Dansmuziek. „R a d i o-P a r i 1725 M. 12.502.20 Gramofoonplaten. 4.05 Orkestoonoert en soli. 8.20 Piano-recital. 8.50 Tooneeluitz. „Mouaquetaires au Con vent" van Varney. Langonberg, 473 M. 6.207.20 Gramofoonplaten. 9.3510.36 Gramofoonplaten. 11.30 Gramofoonplaten. 12.251.50 Concert. Orkest en tenor. 4.505.50 Concert. Orkest, trompet. 7.207.50 Concert. 7.508.10 Lozing. 8.20 Orkestconcert Kalundborg, 1153 M. 11.201.20 Orkest concert. 2.204.20 Orkestconcert en piano-aoli. 7.208.00 „Den rode Hane". Tooneel- spel van P. Rosenkrantz. 9.2010.20 Orkesteoncert. 10.2011.50 Dansmuziek. Brussel, 508.5 M. 5.2Ó Dansmuziek. 6.50 Trio-concert. 8.35—Orkestooncort. 9.50 Dansmuziek. 8.35 (338.2 M.) Concert georganiseerd door de S. A. R. O. V. Z e e s e n, 1635 M. 5.05—6.20 Lezingen. 6.206.50 Gramofoonplaten. 9.-2011.50 Lezingen. 1.50—12.16 Gramofoonpla ton. 12.151.20 Berichten. 1.201.50 Gramofoonplaten. 1.503.50 Lezingen. 3.504.50 Concert. 4.507.20 Lezingen. 7.20 Concert. Koor, orkest en bariton. 8.05 Bijeenkomst. 8.40 Concert. 9.20 Gramofoonplaten. 9.35 Lezing. VERHOOGING ACCIJNS OP HET GEDISTILLEERD. Wetsontwerp ongunstig ontvangen. In Tweede-Kamerkringen verluidt, dat het wetsontwerp tot verhooging van den accijns op het gedistilleerd in de Vaste Commissie voor, de Financiën zeer ongun stig ontvangen is. Eigenlijk moet geen der leden van deze commissie, die uit verte genwoordigers van de verschillende par tijen bestaat, zich voor het ontwerp ver klaard hebben. Thans hebben de nadere schriftelijke onderhandelingen tusschen da commissie en den minister van Financiën plaats. »>Tel." GEMENGDE BERICHTEN ONGELUKKEN SLACHTOFFERS VAN HET VERKEER. Twee meisjes door auto aange reden. Eén hunner op slag gedood. Gistermiddag omstreeks 3 uur werden twee fietsende meisjes aan den Gelder- schen kant van de IJsselbrug te Zwolle door een auto, komende uit de richting Zwolle aangereden. Mej. Harms, oud 17 jaar, wonende aan den Golderschen Dijk. gemeente Hattemcrbroek, werd overreden en was op slag dood. Per brancard is het lijk van het ongelukkig meisje naar haar ouderlijke woning vervoerd. De auto kwam uit Amersfoort. Door een auto gegrepen. Brie venbesteller meegesleurd. Zaterdagavond werd de Apeldoornsche hulpbesteller L. B. W., toen hij met een handwagen de post vervoerde, aangereden door een luxe auto van den hear Th. P., aannemer aldaar. De ongelukkige werd een 10-tal 'meters medegesleurd, alvorens de auto tot stilstand kwam. Het bleek, dat zijn linkerbeen geheel verbrijzeld was, terwijl hij verder over inwendige kwets uren klaagde. Th. P. staat bekend als een voorzichter autorijder. FEUILLETON door VICTOB BRIDGES Vertaling van F. van Velsen. 11) Spoedig vond ik het bad en binnen eenige oogenblikken was 't met warm wa ter gevuld. Op de tafel aan de andere zij de der kamer lag scheermateriaal van al lerlei soort in volmaakte orde gerang schikt. Op mijn dóode gemak trok ik mijn kleeren aan en stak een sigaret op, terwijl een gevoel van behaaglijkheid over mijn nieuwen toestand mij doorstroomde. Daar na begaf ik mij, opgefrischtJ en voldaan, naar mijn slaapkamer, om inspectie over de garderobe van Northcote te houden. Deze bleek op dezelfde uitgebreide schaal te zijn ingericht, als al zijn overige zaken. Na ernstige overweging zocht ik een mooi blauw serge pak uit en paar schitterende bruine schoenen, die de poetskunst van Milford alle eer aandeden. Aldus uitgedost slenterde ik langzaam de trap af naar de eetkamer. Het ontbijt stond aan het einde van een groote tafel voor mij klaar. Het was een heerlijke combinatie van glimmend zilver, frissche bloemen en onberispelijk porcelein. Na de grove, slordige bediening van mijn kosthuis, gaf de aanblik van al dit moois mij een benijd ens waardige n eetlust. Zoodra ik mij aan tafel had gezet, kwam het dienstmeisje, dat mij had-gewekt, ge- ruischloos binnen, met een aantal gerech ten en een pot geurige koffie. „Dr. Ritchie zal zoo spoedig mgoelijk ko men, mijnheer", sprak zij, terwijl zij het blad nederzette en de verschillende schaal tjes rangschikte. „Heel goed", zei ik. „Zoodra ik ontbeten heb, ga ik naar hem toe." Gedurende een aangenaam half uur hield ik mij bezig met een paar niertjes, een heerlijke ommelet, verschillende vleeschsoor ten en marmelade, om te eindigen met een verrukkelijk stuk meloen. Daarna nam ik met een licht zuchtje van voldaanheid een Cubana uit een kistje, dat op het buffet stond en plantte mij in een van de gemak kelijke stoelen bij het venster, dat op het park uitzag. Een ontbijt, zooals ik genoten had, brengt iemand gemakkelijk tot overpein zing en het is dus nauwelijks te verwon deren, dat mijn gedachten plotseling naar de opwindende gebeurtenissen van Gen vo- rigen avond terug dwaalden. Door de kron kelende wolkjes van mijn sigaar heen, scheen het mooie, bedroefde gezichtje van mijn verbazingwekkende bezoekster voor mijn oogen op te rijzen. Met een soort weelderige blijdschap herhaalde ik haar naam „Mercia Solano". Hij paste verwon derlijk goed bij haar. Een naam van mu ziek en kleur, vermengd met een zekere onbestemde droefheid. Wie kon zij zijn en welk leelijk hoofdstuk uit het verleden van Northcote kon aanleiding.zijn, tot hetgeen zich dezen nacht had afgespeeld Dat hij niet alleen dit meisje had te vreezen, had den haar eigen woorden duidelijk kenbaar gemaakt. Buitendien kon ik mij niet in denken, dat Northcote voor een vrouw op den loop zou gaan, al had hij haar nog zoo veel onrecht aangedaan. Ik rakelde mijn geheugen op, om eep of meer mogelijkhe den te vinden, die het gebeurde van den vorigen avond zouden kunnen verklaren. In de eerste plaats haar verwijzing naar Guarez; maar wie was die Guarez? Op nieuw was ik nieuwsgierig te weten, of hij die man* was, die zich tusschen de hees ters aan den overkant schuil hield. Het verwonderde mij, dat hij zijn kans niet ^ïad waargenomen, om mij een kogel te logeeren te geven. En wat was ook weer de eervolle titel welke zij mij gal'? De Satyr van wat ook weer? o ja, Culebra, als ik het goed onthouden heb. Voor den duivel, waar lag dat Culebra De naam kwam mij bekend voor, maar hoe ik ook mijn hersens in spande, ik was niet in staat het ergens te plaatsen. Het eenige waarvan ik mij zeker voelde was, dat het ergens in Zuid-Ameri- ka moest zijn. Hot begon mijn nieuwsgie righeid te prikkelen, of niet daar de sleutel van het geheim lag. Do namen Guarez en Solano deden onmiddellijk aan dat onrus tige land denken, terwijl de plotselinge dood van den vader van Mercia geheel in overeenstemming was met de toestanden daar. Ik besloot zonder uitstel Culebra op de kaart te gaan zoeken, toen er op de deur werd geklopt en het frissche dienst meisje weer binnen kwam. „Ik dacht, mijnheer", begon zij veront schuldigend, „dat U nu misschien wel naar Milford zou willen komen kijken. Hij schijnt op 't oogenblik een beetje beter, daarom dacht ik „Je hebt groot gelijk', onderbrak ik haar, terwijl ik opstond en mijn sigaar wegleg de. „Ik ga met je mee." Tk was eenigsins beschaamd over mij zelf, maar al dien tijd was de plotselinge ongesteldheid van Milford mij geheel door 't hoofd gegaan. Ik volgde haar door de deur aan het einde van de hal en daarna omlaag langs een steenen wenteltrap, die naar de bene denverdieping leidde. Milford's kamer was vlak tegenover de trap, juist onder de eet kamer. Toen ik binnenkwam zat hij, onder-* steund door kussens, in bed op. Hij haalde klaarblijkelijk moeilijk adem en zijn ge laat, dat nu vaalhieek was, vertoonde voor al op 't voorhoofd en onder den neus klei ne zweetdruppeltjes. „Wel, Milford', sprak ik, „wat ga je nu voor rare streken uithalen Hij glimlachte flauwtjes tegen mij. „Ik weet hel niet, mijnheer", antwoordde hij zacht. „Gisteravond voelde ik wel, dat ik niet geheel in orde was, maar toen ik van morgen wakker werd, was ik ellendig." Ik voelde zijn pols zij was zoo zwak en onregelmatig als een pols maar zijn kan. „Dr. Ritchie zal dadelijk wel hief zijn", zei ik zoo vriendelijk als' mij maar moge lijk was. „Hij zal ons wel zeggen wat het is. Ik veronderstel niet, dat het ernstig is. Herinner je je of je iets hebt gegeten, dat niet goed voor je was?" Hij schudde zijn hoofd. „Neen, mijnheer. Ik heb hier gegeten en daarna, volgens mijn gewoonte, een glas bier gedronken bij Granville om den hoek. Ik geloof niet, dat het van eten of drinken komt, maar Een plotselinge aanval van pijn teekende zich af op zijn verwrongen gelaat en onder brak zijn woorden. „Je moet maar stil gaan liggen", zei ik sussend, „en je over niets druk maken wij kunnen ons best een beetje behelpen en als 't noodig is, kunnen wij altijd een nood hulp nemen. Al wat je te doen hebt is, zoo gauw mogelijk beter worden." Hij hief zijn hoofd naar mij op en er flikkerde een glimp van dankbaarheid over zijn door pijn vertrokken gelaat. „Ik dank U, mijnheer", sprak hij flauw. Terwijl hij nog sprak, klonk het scherpe geluid van de electrische schel aan do voordeur. „Ik veronderstel, dal 't Ritchie is", zei ik; „nu zullen wij spoedig welen wat het is." Het was echter niet de dokter, dien het meisje aandiende, toen zij een minuut la ter binnenkwam. „Mijnheer", sprak zij, ,,'t was mijnheer Furnivallik heb hem in de eetkamer ge laten." Voor een oogenblik vroeg ik mij af, wie voor den duivel deze nieuwe bezoeker kon zijn, doch plotseling herinnerde ik mij, dat Maurice Furnivall de naam was van den neef van Northcote, omtrent wiens goede trouw mijn dubbelganger een tamelijke do sis achterdocht scheen te koesteren. „Goed", zei ik. „Ik zal direct komen. Als dr. Ritchie komt, terwijl mijnheer Furnivall hier is, vraag hem dan, of hij bij mij komt, voor hij weggaat." Ik ging opnieuw de trap op en voelde mij wel eenigszins ongerust over het onderhoud, dat ging komen. Ik was nog te veel nieuweling in mijn huidige posite, om een volkomen vertrouwen in mijn gelijkenis met Northcote te hebben, hoe verwonderlijk het tot nu toe ook ge lukt was; mogelijk met uitzondering van Milford, scheen Maurice Furnivall mij de meest waarschijnlijke persoon, om een of ander, zij het ook miniem, onderscheid op te merken. Dit gevoel gaf echter iets pi kant aan den toestand en toen ik de eet kamer binnen kwam had ik mijn oude op gewektheid herwonnen. (Wordt vervolgd).

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1930 | | pagina 9