BINNENLAND
De Man
van Nergenshuizen
MAANDAG 27 OCTOBER 1930
DE LEIDSCHE COURANT
DERDE BLAD PAG. 9
ONS VEE EN BELGIE
Een telegram aan de regeering.
De Katholieke Nederlandsche Boeren-
en Tuindersbond heeft d.d. 24 October het
volgend telegram gezonden aan den Mi
nister van Binnenland sche Zaken en
Landbouw:
„Bestuur Katholieke Nederlandsche
Boeren- en Tuindersbond nam kennis van
besluit Belgische Regeering tot sluiting
Belgische grenzen voor invoer van her
kauwende dieren uit Nederland met in
gang van heden 24 October. Waar België
practisch nog de eenige goede afnemer was
van ons rundvee is dit invoerverbod een
nieuwe zware slag, aan onzen uitvoer toe
gebracht. Bestuur verzoekt Uwe Excellen
tie dringend stappen te doen tot ophef
fing van dit invoerverbod".
Zal het verbod van langen
duur zijn?
Naar aanleiding van het verbod van den
vee-invoer in België, heeft een corr. van
de „Tel." een onderhoud met den hoer J.
Turksma, secretaris van den Nederland-
schen bond van veehandelaren gehad.
De Friesche veehandel, aldus de heer
Turksma, zal van dit jongste verbod van
veeinvoer het meeste te lijden hebben, om
dat de Friesche veehandel méér dan die
van andere provincies op den export ge
baseerd is.
Zal dit verbod voor ons land zeer
nadeelig werken?
In den eersten tijd vermoedelijk niet.
Dit staat in verband met de groote hoe
veelheden veevoeder, hooi, ingekuild gras
etc., zoodat de boeern niet dadelijk behoe
ven te verkoopen. De aanvoer op de mark
ten is4dan ook veel kleiner dan in den vo-
rigen herfst. Doch het volgend voorjaar
zal men weer vee moeten afzetten, en, wan
neer dan het invoerverbod door België nog
steeds gehandhaafd wordt, zal men voor
onze oudere melkkoeien een' ander afzet
gebied moeten zoeken. Dit zal zeer moei
lijk zijn. Ook de invoer van vee uit Ne
derland naar Tsjecho-Slowakije is niet
meer mogelijk, sinds Duitschland den door
voer heeft verboden.
Zal, n^ar uwe meening, het Belgische
verbod van langen duur zijn?
Eerlijk gezegd neen. Ik heb den in
druk, dat België zijn verbod niet kan hand
haven, ten eerste niet omdat België in
voer van buitenlandscn vee noodig heeft
om eigen veestapel op peil te houden
zooals u weet, wordt de fokkerij in
niet zoo intensief gedreven als bij ons
cn ten tweede niet, omdat men voor de
voorziening van vleesch van de groote ste
den als Brussel en Antwerpen, gedwongen
is, gebruiksfee uit andere landen in te
voeren.
Het is inderdaad te hopen, dat dit ver
bod van geen langen duur zal zijn. België
toch is een goede en een geregelde klant.
In een periode van 33 jaar van 1889 af
kocht België van ons gemiddeld ongeveer
27.000 runderen jaarlijks. Het vorig jaar
kereg België officieel 21.000 stuks rundvee
uit ons land, dus buiten het aantal dat
België binnen gesmokkeld werd. In de eer
ste negen maanden van dit jaar werden
er reeds 20.600 stuks runderen naar België
uitgevoerd. België neemt in de laatste ja
ren ongeveer 50 pet, van onzen vee-uitvoer.
Van de 1.085.000 stuks rundvee, dat in 1928
op 33 van onze grootste veemarkten werd
aangevoerd, betrok België twee procent.
Dat is een belangrijk kwantum van den to
taal-aanvoer, vooral als men in aanmer
king neemt, dat dit percentage nog be
duidend méér wordt, daar het vee meer
malen gemarkt wordt en dan telkens weer
meegeteld woi'dt.
Gisteren, vervolgde de heer Turksma,
was de handel te Leeuwarden slecht. Een
uitvoerverbod als dit wei kt natuurlijk de-
primeerend. In Leeuwarden toch baseerde
de handel zich voor een belangrijk deel op
de vraag van België. Daaraan is nu plot
seling een eind gekomen.
De oorzaak.
Uit inlichtingen bij den Belgischen vee-
artsenijkundigen dienst ingewonnen blijkt
ten overvloede, dat het vee-invoerverbod
werd gehouden, uitsluitend met het doel
om den Belgischen veestapel tegen mond
en klauwzeer te beschermen.
Op 16 Oct. j.l. werden te Ësschen drie
wagons vee teruggezonden; bij het vee
in een der wagons waren ziekteverschijnse
len geconstateerd, terwijl het vee in de
beide andere verdacht leek. In deze wagons
bevond zich vee afkomstig uit Leeuwarden,
evenals vee, dat op de Rotterdamsche
markt was geweest. Anderzijds bevinden
zich thans in de quarantainestallen van
Aerendonck Ackel en Meerssel drie tot
vierhonderd dieren, waaronder verscheide-
zijn, die met mond- en klauwzeer zijn be
smet.
Uit de berichten van den Nederland-
schen vee-artsenijkundigen dienst blijkt,
dat per week rond 900 ziektegevallen in
Nederland worden geconstateerd, terwijl
er in België rond 20 voorkomen. Onder
deze omstandigheden achtte België zich
gedwongen het invoerverbod toe te passen.
„Tel."
VERGOEDING VOOR
VOOGDIJKINDEREN
Volgens de wettelijke bepalingen zijn de
op grond der Kinderwetten ontzette en
ontheven ouders en oudersvoogden ver
plicht bij te dragen in de kosten van het
onderhoud en de opvoeding der aan hun
macht onttrokken kinderen. Wel wordt in
de gevallen, waarin vrijwel met zekerheid
vaststaat, dat toch niets zal worden be
taald, door de rechterlijke macht van vast
stelling van het uit te keeren bedrag afge
zien, wat echter geenszins wil zeggen, dat
in de overige gevallen zijnde ongeveer
44 pet. van het totaal aan de wettelijke
verplichting wordt voldaan.
Blijkens de Kinderwetten-statistiek over
1928 werd bij een totaal aantal van 3117
personen, die tot uitkeering verplicht wa
ren, in dat jaar selchts van 597 personen
het geheele verschuldigde bedrag ontvan
gen. Ook in de vorige jaren kwamen de
verschuldigde bedragen slecht binnen, zoo
slecht, dat b.v. in 1928 slechts 25.8 pet. /an
eht opgelegde bedrag werd ontvangen, n.l.
ruim 139 mille. In vroegere jaren was dit
wel eens hooier, maar dan ging het toch
de 30 pet. weinig te boven.
't Zijn de Voogdijraden, die met de in
ning dezer gelden zijn belast. Met welke
moeilijkheden zij daarbij te kampen heb
ben, kan o.a. hieruit blijken, dat in 34 ge
vallen de werknemer den werkgever ver
liet, nadat deze in de zaak betrokken was,
terwijl in 6 dergelijke gevallen de werkne
mer door den werkgever werd ontslagen.
Wijl het van maatschappelijke beteeke-
nis is, dat de ouders en oudersvoogden,
die voor de kinderen betalen kunnen, niet
van den onderhoudsplicht worden ontsla
gen zij komen er dan in den regel nog
goedkoop genoeg af is het niet te ver
wonderen, dat in vele verslagen van Voog
dijraden over die moeilijkheden wordt ge
klaagd.
In zijn praeadvies voor het door de Ned.
Vereeniging voor Armenzorg en Weldadig
heid in 1928 behandelde onderwerp: „De
toepassing van den onderhoudsplicht in
verband met het maatschappelijk steunwe-
zen" pleit mr. Overmater voor een betere
outillage van de Voogdijraden, 'waardoor
deze lichamen in staat zullen zijn inten
siever dan thans de betaling der opgeleg
de onderhoudsbijdragen te bevorderen,
voorts voor herziening der wettelijke be
palingen, zoodat mogelijk zal zijn aantas
ting, ook langs strafrechtelijken weg, van
den ouder, die zonder geldige reden in ge
breke blijft, zijn verplichtingen tegenover
zijn minderjarige kinderen na te leven en
ten aanzien van wie de Voogdijraad met
zijn gewone executiemaatregelen geen re
sultaat vermag te behalen.
Een heel goed denkbeeld, ook wanneer
men dit beziet uit het oogpunt van den be-,
lastingbetaler. Iedere juiste maatregel,
waarmede de kwaadwilligen kunnen wor
den gedwongen ook het hunne bij te dragen
ter leniging van maatschappelijke nooden,
verdient toejuiching en uitvoering.
Ongetwijfeld zullen de Voogdijraden wel
niet nalaten, op deze aangelegenheid blij
vend de aandacht fier wetgevende macht
te vestigen.
HET MAAL- EN MENGGEBOD.
Onderhoud met den heer Snapper.
Naar aanleiding van de gehouden ver
gadering der organisaties van bakkers,
meelfabrikanten en meelimporteurs, waar
wèl eenstemmigheid werd verkregen wat
betreft de afwijzing van een maal- en
menggebod, doch niet betreffende het mid
del van den mcelaccijns, heeft het „Hbld."
een onderhoud gehad met den voorzitter
van den Israëlitischen Bakkersbond, den
heer L. Snapper, van wien het denkbeeld,
om de regeering tot invoering van een
meelaccijns te adviseeren, afkomstig was,
te zamen met den heer Goudeket.
„Ik stel voorop", aldus de heer S.
„dat de landbouw voor Nederland van
zulk een uitnemend belang is, dat steun in
dezen crisistijd niet onredelijk mag worden
genoemd. Trouwens, het feit dat een be
langrijk bedrijf, dat tijdelijk in grooten
nood verkeert, door de overheid op een of
andere wijze wordt bijgestaan, heeft pre
cedenten. Ik denk b.v. aan schoenen en
suiker en ook aan den Kon. Holl. Lloyd.
„Overigens is vóór alles spoed noodig,
te meer daar ons door bezoeken aan de
ministers Ruys de Beerenbrouck en Ver
schuur, benevens aan de landbouwcrisis-
commissie-Lovink is gebleken, dat de re
geering tot de overtuiging is gekomen, dat
steun aan de tarwebouwers noodzakelijk
is en dat oen maal- en menggebod als hulp
maatregel zal worden voorgesteld, tenzij
het particulier initiatief met een ander
aannemelijk voorstel mocht komen.
,jNu is enze inlandsche tarwe vooral
dit jaar met zijn vele regen slechts voor
een betrekkelijk klein deel geschikt voor
vermaling in het brood. Het uit schottige
tarwe gemalen meel maakt het brood n.l.
klef. Nu is door deskundigen berekend, dat
de bloemprijs door een maalgebod met 45
cents per baaltje van 50 kg. zou stijgen.
Maar bovendien zal de z.g. „brooduit
komst" van de gemengde meel minder zijn,
d.w.z. de bakkers zullen minstens twee
brooden minder bakken uit oen baaltje.
Dat komt n.l., omdat het inlandsche meel
minder vocht opneemt.
„Ook het diastase-vermogen van het in
landsche meel is minder, zoodat de bakker
meer gist en ook meer vetten zal moeten
gebruiken, om zijn brood smakelijk en cro-
quant te houden.
„Ten slotte vreezen wij, dat een even
tueel maal- en menggebod slechts de eer
ste stap zal zijn van anderen, die de
kwaliteit en dus de toch al verminderde
consumptie van meel zullen doen dalen.
„Gezien echter het feit, dat de regee
ring meent, dat de akkerbouw moet worden
geholpen, kiezen wij van twee kwaden het
minste, n.l. oen meel-accijns. Alle ter ver
gadering aanwezige organisaties van be
langhebbenden, twaalf in getal, waren het
hiermede eens, behalve twee, ,nJ. de Nod.
Ver. van Meelfabrikanten en de Ned.
Bakkersbond. De laatste echter zal zich in
een vergadering van zijn Algemeen (lande
lijk) Bestuur op Dondardag a.s. daarover
nog nader beraden".
Op de vraag, wat et nü zal gebeuren,
nu geen eenstemmig positief advies aan
de regeerink; kon worden uitgebracht, ant
woordde de heer S.:
„Het liefst zou ik zien ten einde te
voorkomen, dat de belanghebbenden ver
deeld blijven en dus aan twee einden trek
ken dat een bij uitstek deskundig en ge
zaghebbend man zou worden aangezocht,
om te trachten, partijen alsnog tot elkaar
te brengen, opdat een advies aan de re
geering kan worden gegeven. Namens klle
organisaties van meelfabrikanten, meel
importeurs en bakkers. En ik denk hierbij
b.v., aldus besloot de heer Snapper, aan
dr. F E. Posthuma".
DE TOENEMENDE WERKLOOSHEID.
De cijfers te Rotterdam.
Uit het overzicht van den Dienst voor
Maatschappelijk Hulpbetoon blijkt, dat dit
jaar tot October aan werkloozenuitkeering
werd besteed een som van 3.248.558 te
gen 2.785.672 het vorig jaar over hetzelf
de tijdvak. Het aantal ondersteunden be
droe gop 1 October van dit jaar 10.609 te
gen 9.887 op 1 Januari.
UIT DE RADIO-WERELD
Programma's voor Dinsdag 28 Oct.
Huizen, 1875 M.
Uitsluitend K. R. O.-uitzending.
8.009.15 Gramofoon.
11.3012.00 Godsdienstig halfuurtje.
12.151.45 Concert door het K. R. O.-
Trio.
1.352.00 Gramofoon.
2.003.00 Vrouwenuurtje: Het wonder
van Chertres.
3.003.30 Kniples.
3.30—5.00 Pauze.
5.006.00 Gramofoon.
6.006.15 Radiopraatje.
6.15—6.45 Gramofoon.
6.457.15 Sohriftverbeteringseursus.
7.157.45 Landbouwhalfuurtje door Pas
toor Geldermans.
8.009.20 Concert. Haarlemscho Orkest-
vereen. o. 1 .v. E. v. Beinum. Di Moorslag
zang.
9.20 Persberichten.
I.3012.00 Gramofoon.
H i 1 v e r s um 298 M.
8.00 Gramofoon.
10.00 Morgenwding.
10.3012.00 Concert, door het A. V. R. O.-
kwintet o. 1. v. F. Lupgens.
12.00 Concert door het Rotterdainsch
Philh. Orkest o. 1. v. Ed. Flipse.
2.002.30 Voor de vrouw.
3.004.00 Kniples.
4.004.30 Gramofoon.
4.305.00 Pianomuziek.
5.005.30 Kinderkoorzang o. 1. v. Jacob
Hamel.
5.307.00 Concert door het omroeporkest
o. 1. v. N. Troep. S. Bril, cello.
7.007.30 Engelsche los.
7.308.00 W. Landré: Oud-Fransche mu
ziek en muzik. Illustratie.
S.00 „Wilhelm Teil", opera van Rossini.
Aansl. v. h. theater Carré te Amsterdam.
Italiaansche opera.
II.0012.00 Gramofoon.
Daventry, 1554.4 M.
10.35 Morgenwijding.
11.05 Lezing.
12.20 Zang.
12.50 Orkelspel door E. O'Honry.
1.20 Orkestconcert.
2.20 Televisie.
2.25 Berichten.
2.30 Uitz. voor scholen.
4.50 Orkestconcert.
5.35 Kinderuurtje.
6.20 Lezing en Nieuwsberichten.
7.00 Piano-reoital door M. Cole.
7.20 Lezingen.
S.05 Concert- Militair Orkest.
8.20 Lezing. t
9.20 Berichten.
9.35 Berichten.
9.40 Lezing.
10.00 Kamermuziek. J. Armstrong (tenor)
Strijkkwartet.
11.0512.20 Dansmuziek.
„R a d i o-P a r i 1725 M.
12.502.20 Gramofoonplaten.
4.05 Orkestoonoert en soli.
8.20 Piano-recital.
8.50 Tooneeluitz. „Mouaquetaires au Con
vent" van Varney.
Langonberg, 473 M.
6.207.20 Gramofoonplaten.
9.3510.36 Gramofoonplaten.
11.30 Gramofoonplaten.
12.251.50 Concert. Orkest en tenor.
4.505.50 Concert. Orkest, trompet.
7.207.50 Concert.
7.508.10 Lozing.
8.20 Orkestconcert
Kalundborg, 1153 M.
11.201.20 Orkest concert.
2.204.20 Orkestconcert en piano-aoli.
7.208.00 „Den rode Hane". Tooneel-
spel van P. Rosenkrantz.
9.2010.20 Orkesteoncert.
10.2011.50 Dansmuziek.
Brussel, 508.5 M.
5.2Ó Dansmuziek.
6.50 Trio-concert.
8.35—Orkestooncort.
9.50 Dansmuziek.
8.35 (338.2 M.) Concert georganiseerd
door de S. A. R. O. V.
Z e e s e n, 1635 M.
5.05—6.20 Lezingen.
6.206.50 Gramofoonplaten.
9.-2011.50 Lezingen.
1.50—12.16 Gramofoonpla ton.
12.151.20 Berichten.
1.201.50 Gramofoonplaten.
1.503.50 Lezingen.
3.504.50 Concert.
4.507.20 Lezingen.
7.20 Concert. Koor, orkest en bariton.
8.05 Bijeenkomst.
8.40 Concert.
9.20 Gramofoonplaten.
9.35 Lezing.
VERHOOGING ACCIJNS OP HET
GEDISTILLEERD.
Wetsontwerp ongunstig ontvangen.
In Tweede-Kamerkringen verluidt, dat
het wetsontwerp tot verhooging van den
accijns op het gedistilleerd in de Vaste
Commissie voor, de Financiën zeer ongun
stig ontvangen is. Eigenlijk moet geen der
leden van deze commissie, die uit verte
genwoordigers van de verschillende par
tijen bestaat, zich voor het ontwerp ver
klaard hebben. Thans hebben de nadere
schriftelijke onderhandelingen tusschen da
commissie en den minister van Financiën
plaats. »>Tel."
GEMENGDE BERICHTEN
ONGELUKKEN
SLACHTOFFERS VAN HET VERKEER.
Twee meisjes door auto aange
reden. Eén hunner op slag
gedood.
Gistermiddag omstreeks 3 uur werden
twee fietsende meisjes aan den Gelder-
schen kant van de IJsselbrug te Zwolle
door een auto, komende uit de richting
Zwolle aangereden. Mej. Harms, oud 17
jaar, wonende aan den Golderschen Dijk.
gemeente Hattemcrbroek, werd overreden
en was op slag dood. Per brancard is het
lijk van het ongelukkig meisje naar haar
ouderlijke woning vervoerd.
De auto kwam uit Amersfoort.
Door een auto gegrepen. Brie
venbesteller meegesleurd.
Zaterdagavond werd de Apeldoornsche
hulpbesteller L. B. W., toen hij met een
handwagen de post vervoerde, aangereden
door een luxe auto van den hear Th. P.,
aannemer aldaar. De ongelukkige werd
een 10-tal 'meters medegesleurd, alvorens
de auto tot stilstand kwam. Het bleek,
dat zijn linkerbeen geheel verbrijzeld was,
terwijl hij verder over inwendige kwets
uren klaagde. Th. P. staat bekend als een
voorzichter autorijder.
FEUILLETON
door
VICTOB BRIDGES
Vertaling van F. van Velsen.
11)
Spoedig vond ik het bad en binnen
eenige oogenblikken was 't met warm wa
ter gevuld. Op de tafel aan de andere zij
de der kamer lag scheermateriaal van al
lerlei soort in volmaakte orde gerang
schikt. Op mijn dóode gemak trok ik mijn
kleeren aan en stak een sigaret op, terwijl
een gevoel van behaaglijkheid over mijn
nieuwen toestand mij doorstroomde. Daar
na begaf ik mij, opgefrischtJ en voldaan,
naar mijn slaapkamer, om inspectie over de
garderobe van Northcote te houden. Deze
bleek op dezelfde uitgebreide schaal te zijn
ingericht, als al zijn overige zaken. Na
ernstige overweging zocht ik een mooi
blauw serge pak uit en paar schitterende
bruine schoenen, die de poetskunst van
Milford alle eer aandeden.
Aldus uitgedost slenterde ik langzaam
de trap af naar de eetkamer.
Het ontbijt stond aan het einde van een
groote tafel voor mij klaar. Het was een
heerlijke combinatie van glimmend zilver,
frissche bloemen en onberispelijk porcelein.
Na de grove, slordige bediening van mijn
kosthuis, gaf de aanblik van al dit moois
mij een benijd ens waardige n eetlust.
Zoodra ik mij aan tafel had gezet, kwam
het dienstmeisje, dat mij had-gewekt, ge-
ruischloos binnen, met een aantal gerech
ten en een pot geurige koffie.
„Dr. Ritchie zal zoo spoedig mgoelijk ko
men, mijnheer", sprak zij, terwijl zij het
blad nederzette en de verschillende schaal
tjes rangschikte.
„Heel goed", zei ik. „Zoodra ik ontbeten
heb, ga ik naar hem toe."
Gedurende een aangenaam half uur hield
ik mij bezig met een paar niertjes, een
heerlijke ommelet, verschillende vleeschsoor
ten en marmelade, om te eindigen met een
verrukkelijk stuk meloen. Daarna nam ik
met een licht zuchtje van voldaanheid een
Cubana uit een kistje, dat op het buffet
stond en plantte mij in een van de gemak
kelijke stoelen bij het venster, dat op het
park uitzag.
Een ontbijt, zooals ik genoten had,
brengt iemand gemakkelijk tot overpein
zing en het is dus nauwelijks te verwon
deren, dat mijn gedachten plotseling naar
de opwindende gebeurtenissen van Gen vo-
rigen avond terug dwaalden. Door de kron
kelende wolkjes van mijn sigaar heen,
scheen het mooie, bedroefde gezichtje van
mijn verbazingwekkende bezoekster voor
mijn oogen op te rijzen. Met een soort
weelderige blijdschap herhaalde ik haar
naam „Mercia Solano". Hij paste verwon
derlijk goed bij haar. Een naam van mu
ziek en kleur, vermengd met een zekere
onbestemde droefheid. Wie kon zij zijn en
welk leelijk hoofdstuk uit het verleden van
Northcote kon aanleiding.zijn, tot hetgeen
zich dezen nacht had afgespeeld Dat hij
niet alleen dit meisje had te vreezen, had
den haar eigen woorden duidelijk kenbaar
gemaakt. Buitendien kon ik mij niet in
denken, dat Northcote voor een vrouw op
den loop zou gaan, al had hij haar nog zoo
veel onrecht aangedaan. Ik rakelde mijn
geheugen op, om eep of meer mogelijkhe
den te vinden, die het gebeurde van den
vorigen avond zouden kunnen verklaren.
In de eerste plaats haar verwijzing naar
Guarez; maar wie was die Guarez? Op
nieuw was ik nieuwsgierig te weten, of hij
die man* was, die zich tusschen de hees
ters aan den overkant schuil hield. Het
verwonderde mij, dat hij zijn kans niet ^ïad
waargenomen, om mij een kogel te logeeren
te geven. En wat was ook weer de eervolle
titel welke zij mij gal'? De Satyr van wat
ook weer? o ja, Culebra, als ik het goed
onthouden heb. Voor den duivel, waar lag
dat Culebra De naam kwam mij bekend
voor, maar hoe ik ook mijn hersens in
spande, ik was niet in staat het ergens te
plaatsen. Het eenige waarvan ik mij zeker
voelde was, dat het ergens in Zuid-Ameri-
ka moest zijn. Hot begon mijn nieuwsgie
righeid te prikkelen, of niet daar de sleutel
van het geheim lag. Do namen Guarez en
Solano deden onmiddellijk aan dat onrus
tige land denken, terwijl de plotselinge
dood van den vader van Mercia geheel in
overeenstemming was met de toestanden
daar. Ik besloot zonder uitstel Culebra op
de kaart te gaan zoeken, toen er op de
deur werd geklopt en het frissche dienst
meisje weer binnen kwam.
„Ik dacht, mijnheer", begon zij veront
schuldigend, „dat U nu misschien wel naar
Milford zou willen komen kijken. Hij
schijnt op 't oogenblik een beetje beter,
daarom dacht ik
„Je hebt groot gelijk', onderbrak ik haar,
terwijl ik opstond en mijn sigaar wegleg
de. „Ik ga met je mee."
Tk was eenigsins beschaamd over mij
zelf, maar al dien tijd was de plotselinge
ongesteldheid van Milford mij geheel door
't hoofd gegaan.
Ik volgde haar door de deur aan het
einde van de hal en daarna omlaag langs
een steenen wenteltrap, die naar de bene
denverdieping leidde. Milford's kamer was
vlak tegenover de trap, juist onder de eet
kamer.
Toen ik binnenkwam zat hij, onder-*
steund door kussens, in bed op. Hij haalde
klaarblijkelijk moeilijk adem en zijn ge
laat, dat nu vaalhieek was, vertoonde voor
al op 't voorhoofd en onder den neus klei
ne zweetdruppeltjes.
„Wel, Milford', sprak ik, „wat ga je nu
voor rare streken uithalen
Hij glimlachte flauwtjes tegen mij. „Ik
weet hel niet, mijnheer", antwoordde hij
zacht. „Gisteravond voelde ik wel, dat ik
niet geheel in orde was, maar toen ik van
morgen wakker werd, was ik ellendig."
Ik voelde zijn pols zij was zoo zwak en
onregelmatig als een pols maar zijn kan.
„Dr. Ritchie zal dadelijk wel hief zijn",
zei ik zoo vriendelijk als' mij maar moge
lijk was. „Hij zal ons wel zeggen wat het
is. Ik veronderstel niet, dat het ernstig is.
Herinner je je of je iets hebt gegeten, dat
niet goed voor je was?"
Hij schudde zijn hoofd. „Neen, mijnheer.
Ik heb hier gegeten en daarna, volgens
mijn gewoonte, een glas bier gedronken
bij Granville om den hoek. Ik geloof niet,
dat het van eten of drinken komt, maar
Een plotselinge aanval van pijn teekende
zich af op zijn verwrongen gelaat en onder
brak zijn woorden.
„Je moet maar stil gaan liggen", zei ik
sussend, „en je over niets druk maken wij
kunnen ons best een beetje behelpen en
als 't noodig is, kunnen wij altijd een nood
hulp nemen. Al wat je te doen hebt is, zoo
gauw mogelijk beter worden."
Hij hief zijn hoofd naar mij op en er
flikkerde een glimp van dankbaarheid over
zijn door pijn vertrokken gelaat.
„Ik dank U, mijnheer", sprak hij flauw.
Terwijl hij nog sprak, klonk het scherpe
geluid van de electrische schel aan do
voordeur.
„Ik veronderstel, dal 't Ritchie is", zei ik;
„nu zullen wij spoedig welen wat het is."
Het was echter niet de dokter, dien het
meisje aandiende, toen zij een minuut la
ter binnenkwam.
„Mijnheer", sprak zij, ,,'t was mijnheer
Furnivallik heb hem in de eetkamer ge
laten."
Voor een oogenblik vroeg ik mij af, wie
voor den duivel deze nieuwe bezoeker kon
zijn, doch plotseling herinnerde ik mij, dat
Maurice Furnivall de naam was van den
neef van Northcote, omtrent wiens goede
trouw mijn dubbelganger een tamelijke do
sis achterdocht scheen te koesteren.
„Goed", zei ik. „Ik zal direct komen. Als
dr. Ritchie komt, terwijl mijnheer Furnivall
hier is, vraag hem dan, of hij bij mij komt,
voor hij weggaat." Ik ging opnieuw de trap
op en voelde mij wel eenigszins ongerust
over het onderhoud, dat ging komen. Ik
was nog te veel nieuweling in mijn huidige
posite, om een volkomen vertrouwen in
mijn gelijkenis met Northcote te hebben,
hoe verwonderlijk het tot nu toe ook ge
lukt was; mogelijk met uitzondering van
Milford, scheen Maurice Furnivall mij de
meest waarschijnlijke persoon, om een of
ander, zij het ook miniem, onderscheid op
te merken. Dit gevoel gaf echter iets pi
kant aan den toestand en toen ik de eet
kamer binnen kwam had ik mijn oude op
gewektheid herwonnen.
(Wordt vervolgd).