RECHTZAKEN
VRIJDAG 17 OCTOBER 1930
DE LEIDSCHE COURANT
TWEEDE BLAD PAG. 5
HET NIEUWE WARENHUIS „DE BIJENKORF" TE ROTTERDAM werd Donderdag
officieel voor het publiek open gesteld. Voor de etalages verdrongen zich de menschen
dm al het tentoongestelde te bewonderen
DE NIEUWE WEG AMSTERDAMVELSEN. Ongeveer 120 man zijn dagelijks aan
het werk bij de verharding van de aarden baan tusschen zijkanaal C en het dorp
Velsen, het Westelijk gedeelte van den ontworpen primairen weg AmsterdamVelsen
(IJmuiden). Het gladstrijken der cement-specie
DRAMA IN DE RUBROEKSTRAAT
TE ROTTERDAM.
Tegen verdachte 8 jaar geëischt.
Gisteren heeft de Rotterdamsche recht
bank de zaak behandeld tegen den 40-ja-
rigen gepensionneerden militairen muzi
kant P. S., die op 11 Juli in de kamer van
zijn kosthuis aan de Rubroekstraat aldaar
zijn beide kinderen met een revolver heëft
doodgeschoten.
Voor deze zaak bestond van de zijde van
het publiek groote belangstelling. De pu
blieke tribune was zoo vol, dat men een
gedeelte van het publiek heeft toegela
ten tot de banken, die anders voor de ge
tuigen zijn bestemd.
Als verdachte wordt binnengeleid en
tusschen twee veldwachters plaats neemt
op de verdachtenbank, is hij uiterlijk
kalm.
De dagvaarding legt hem moord, subs,
doodslag ten laste.
Na voorlezing van de dagvaarding zegt
verdachte, dat de feiten zich hebben toe
gedragen als in de dagvaarding staat ver
meld. Hij is op den llen Juli met zijn kin
deren gaan wandelen en is laat thuis ge
komen. Juffrouw De Pauw maakte daar
over een aanmerking 'en' toen is het jon
getje gaan huilen. Verdachte heeft, stain-:
de in de deur, die van de kamer naar de
veranda leidt, zijn kinderen bij zich ge
roepen. Hij heeft toen een revolver te voor
schijn gehaald en eerst op het knaapje ge
schoten. Dat viel. Daarna richtte, hij het
wapen op het meisje Toen ook dit kind
was neergevallen heeft verdachte gezien,
dat het knaapje nog leefde. Hij heeft toen
andermaal het wapen op hem gericht,
maar het ketste. Ook toen hij hef wapen
op zich zelf gericht hield en weer de haan
overtrok, weigerde het. Verdachte heeft
toen een mes gehaald en heeft daarmee
het knaapje in de hartstreek gestoken. Ook
zich zelf heeft hij met dit mes eenige ver
wondingen toegebracht, maar deze waren
niet ernstig.
Juffrouw De Pauw legt verklaringen af
omtrent het optreden van verdachte op
dien avond. Verdachte kwam. zooals zijn
gewoonte was, in zijn overhemd binnen.
Nadat getuige een opmerking gemaakt
had over het late thuiskomen was zij weg
gegaan, naar de keuken, maar had dadelijk
daarop een der kinderen hartverscheurend
hooren gillen. Zij had dadelijk aan iets
ernstigs gedacht, maar toen zij dè kamer
wilde binnengaan, had verdachte afwe
rend met zijn hand gewenkt. Getuige zei
vervolgens dat verdachte een zeer orde
lijke man was, dat. de kinderen schatten
waren en dat de vader zeer veel van zijn
kinderen hield.
Nadat de getuigen waren gehoord, die
verklaringen aflegden omtrent de identi
teit der beide lijkjes en de doctoren wa
ren gehoord, die de lijkschouwing hadden
verricht en den aard der verwondingen
hadden vastgesteld, werd verdachte an
dermaal voorgeroepen, ten einde hem
over de motieven, die hem tot de daad
hadden gebracht, te ondervragen.
Verdachte heeft daarbij een beeld ge
geven van zijn leven, dat van zijn jeugd
af ongelukkig en vol teleurstellingen is
geweest. Geboren als een onwettig kind
heeft hij reeds als schooljongen de over
tuiging van minderwaardigheid gekregen.
Dit zat niet alleen in de slechte kleeding,
diè verdachte toen droeg, maar de andere
kinderen wilden niet met hem spelen. Op
jeugdigen leeftijd was verdachte als mi
litair naar .Oost-Indië gegaan. Het leven
daar was ook al e-en groote teletirstelling
voor hem. Met zijn,, adjudant kon. hij het
slecht vinden. Deze, die nogal van een
borreltje hield, trok anderen, die even
eens nogal dronken, voor. Verdachte dronk
toen nog niet. Dat is eerst later gekomen.
Hij was toen al getrouwd met de vrouw,
waarmede hij eerst gedurende zeven ja
ren had geleefd. Deze vrouw miste het ver
mogen haar gedachten in woorden uit te
drukken. Aanvankelijk wist verdachte dit
niet. Hij meende, dat het onwil was. Eerst
veel later is hij tot de ontdekking geko
men, dat het geen onwil, maar onkunde
was. Zijn vrouw was de dochter van een
inlandsche vrouw en zij had een halfbloed
tot vader. Over zijn leven in Indië zegt
verdachte zelf, dat hij geleefd heeft als
een beest. Er waren dagen, dat hij ander
halve liter jenever dronk. Na den dood
van zijn vrouw is hij naar Nederland te
ruggekomen, maar het pensioen was te
klein dan dat verdachte daarvan kon be
staan. Hij is toen naar Curasao gegaan,
maar hier verdiende hij te weinig om een
huishoudster te nemen en zijn kinderen te
laten overkomen. Hij verlangde zoo naar
•zijn kinderen, dat hij zich in dienst slecht
gedroeg en ontslagen werfc. Zoo was hij
weer hier gekomen. Ook op Curasao had
verdachte veel gedronken, zij het niet zoo
erg als in Indië. Hier had hij een betrek
king gekregen als portier bij Heek. Daar
verdiende hij ongeveer 24 per week. De
betrekking stond hem echter niet aan. Hij
moest des Zaterdags en Zondags nogal
eens dronken menschen weren en dat was
voor hem een zenuwachtig werk. Daarbij
kwam nog, dat hij twee uren langer moest
werken dan overeengekomen was en dat
hij weieens nachtdienst moest doen. Toch
zou hij daar in betrekking gebleven zijn
als hij had kunnen vermoeden, dat het zoo
moeilijk was een andere betrekking te
krijgen.
Verdachte had zijn kinderen een goede
opvoeding willen geven en het verdroot
hem dat hij hun toekomst niet kon verze
keren. Hij voorzag voor zijn kinderen een
leven als het zijne was geweest en om hen
voor al die teleurstellingen te sparen had
hij hen gedood.
Daarbij kwam nog dat hij toen niet in
zag, dat hij niet vrij over het leven van
een ander mocht beschikken én dat hij niet
aan eën hoogere macht gèloofde. Nu had
hij berouw van zijn daad en het eenige
rechtvaardige zou volgens verdachte zijn
hem dood te schieten. Geef u mij een re
volver met een kogel in de cel, riep ver
dachte uit.
Vervolgens werden gehoord de beide
psychiaters, die een onderzoek naar ver-
dachte's geestvermogens hebben inge
steld.
Beide doctoren, J. J. van Straaten en
W. Woerkom, komen tot de conclusie, dat
verdachte psychopaath is, voor wien de
vaderlijke zorg voor zijn kinderen, wat elk
normaal mensch siert, bij verd. heeft, geleid
tot een ziekelijk complex. Zij meenden dat
er omstandigheden kunnen voorkomen,
dat verdachte andermaal tot gewelddaden
zijn toevlucht neemt. De daad van ver
dachte is. geen uiting van een slecht ka
rakter, slechts van een onevenwichtig ka
rakter.
Het O. M., .waargenomen door mr. J. S.
Loke, heeft er in zijn requisitoir op gewe
zen, dat voor het door verdachte bedreven
misdrijf slechts de kwalificatie afschuwe
lijk geldt. Zou men den persoon van ver-^
dachte buiten beschouwing laten, dan zou
alleen de allerhoogste straf, levenslang, in
aanmerking komen. Den dader beschou
wende, zegt het O. M., dat bij hem toch
een zucht naar zelfbehoud is. Dat leidt het
af uit de zoogenaamde pogingen tot zelf
moord, die verdachte heeft gedaan, pogin
gen, die niet serieus kunnen worden geno
men. Het O. M. is echter overtuigd van de
waarheid van de motieven van verdachte.
Deze man is gedreven door vaderliefde, zij
het dan ook, dat hij daarvan een verkeer
de opvatting heeft gehad. Deze verzach
tende omstandigheid in aanmerking ne
mende eischt het O. M. acht jaren gevan
genisstraf en daarna ter beschikkingstel
ling van de regeering.
Verdachte, die onder het requisitoir,
waarin de feiten weer eens werden opge
haald, zijn aandoening niet meester is
kunnen blijven, zegt op dezen eisch, dat hij
hem schitterend mooi vindt.
De verdediger, mr. E. Boeles, is ge
schrokken van dezen eisch. Pleiter betoogt
uitvoerig, dat verdachte gehandeld heeft
in de wanhopige overtuiging zijn plicht te
„doen. Hij ging uitvoerig na, hoe verdachte
tot die opvatting was gekomen en betoog
de, dat verdachte heeft, gehandeld in een
vlaag van verstandsverbijstering. Pleiter
concludeerde tot ontslag van rechtsvervol
ging, al dan niet met ter beschikkingstel
ling van de regeering, en vroeg subsidiair
oplegging van een lichte straf, met terbe
schikkingstelling van de regeering.
Uitspraak 30 October.
OVERTREDING ONGEVALLENWET.
Driehonderd gulden boete geëischt.
Woensdag stond voor den kantonrech
ter te Amsterdam, mr. Hilterman, terecht,
L. S., lid van de sloopersfirma Gebr. S.,
wegens overtreding van de Ongevallenwet.
Aan verdachte was ten laste gelegd, dat
hij de Ongevallenwet zou hebben ontdo
ken, door niet bijhouden der loonlijsten.
Verd. had 50.000 uitbetaald loon te wei
nig opgegeven, zoodat hij 5000 te weinig
a£m premie betaalde.
Verdachte bekende het hem ten laste
gelegde feit.
Een Inspecteur van den Raad van Ar
beid, als getuige gehoord, verklaarde, dat
overal in het sloopersbedrijf een onderzoek
wordt ingesteld en dat dit onderzoek bij
de fa. S. zeer werd bemoeilijkt. Get. wees
er op, dat de arbeider, die als get. werd
gehoord, in een der perceelen van de fa.
S. woont.
De verdediger legde een navorderings
aanslag over van ongeveer 5000 en zeide,
dat verd. hierdoor reeds genoeg was ge
straft.
De ambtenaar van het O. M. wees er op,
dat dit geld is, dat verd. reo-ls had moeten
betalen.
Mr. Aberson, requisitoir nemend, over
woog dat verd. zich hardnekkig had ont
trokken aan het door den ambtenaar inge
stelde onderzoek. Het is komen vast te
staan, dat verd. vele arbeiders in dienst
had, die niet op de loonlijsten stonden.
Spr. eischte ten slotte 300 boete, subs,
drie weken hechtenis.
De verdediger, mr. de Gavere, wees op
de zware lasten, die op de werkgevers wor
den gelegd. Formeel is verdachte in over
treding geweest, de navordering is reeds
zeer hoog. Spr. bepleitte derhalve cle-
.mentie.
De kantonrechter zal over 14 -dagen
schriftelijk vonnis wijzen.
Vakbondsbestuurder veroordeeld.
De Groningsche Rechtbank veroordeelde
den heer R. P., vakbondsbestuurder te
Groningen wegens het niet voldoen aan
het bevel van een ambtenaar tijdens de
stakingsrelletjes te Bedum tot honderd
gulden boete subs. 50 dagen hochtenis.
De eisch was één maand gevangenis
straf.
OP BEZOEK BIJ EEN
ARTIST.
Het artistieke woonschip. De
gustibus non est disputandum.
Schilderijen, etsen en aquarellen.
Als bij de schepping.
Men heeft wellicht sinds eenigen tijd
een stil liggend woonschip in het Galge
water opgemerkt en wellicht merkt men
het nu niet meer op, omdat men het al te
dikwijls gezien heeft-, maar toch het ligt
er nog.
Het- is het schip van een artist en er
gens hoog in de touwen vertelt een groot
bord, dat hij daar expositie houdt.
Expositie van zijn werk. Van zijn schil
derstukken en etsen. En daar wij er nu een
wat- langduriger bezoek hebben gebracht,
willen wij nog eens opnieuw wat vertellen
over het leven van dezen zwerver over de
\tereld en van zijn werk.
Bij het binnentreden in het drijvende
woonhuis valt het oog door keuken en ka
mer in het wêrkatelier op de schouw, waar
boven de spreuk „De gustibus non est
disputandum" waarschuwt tegen een al te
vlug uitgesproken beoordeeling, omdat over
den smaak niet te twisten valt. En boven
die spreuk hangt een hoefijzer, waarschijn
lijk ten teeken, dat de schilder van deze
spreuk zijn heil verwachten moet.
Als wij binnentreden worden wij ver
welkomd door het geblaf van een vrien
delijken hond, die zooals later blijkt ver
zot op koek is, mitsgaders door een vrien
delijke vrouwenstem, die ons begroet en
de hond naar lagere regionen dirigeert.
Dq schilder is vooralsnog absent.
De gastvrouw ontvangt ons in dit drij
vende schilderspaleis op hoffelijke wijze.
'"t Is er klein, maar zeer comfortabel.
Je komt binnen in de keuken onbe
rispelijk in orde dames en door de keu
ken in de huiskamer. Gezellig ingericht
met een ronde tafel, twee fauteuils,
een piano en opgesmukt met allerlei, meest
Indische, snuisterijen.
Daarachter bevindt zich het werkatelier.
Wat kaal en rommelig natuurlijk.
Maar een atelier moet rommelig zijn.
Ik ken de werkkamer van een dichter,
die van de deur met een polsstok door de
kamer moet springen om zijn schrijfbu
reau te bereiken.
Een der twee fauteuils dient ons tot
zetel.
En dan begint, het geheimzinnige
De gastvrouw offreert ons thee. Uit ve
lerlei verborgen hoekjes komen de ingre
diënten te voorschijn. Een deurtje in den
wand opent zich en als ik denk, dat
de hand, die zich door die opening steekt
in het ijle niet zal grijpen, faal ik. De hand
komt terug en een kop en schotel of een
blikje biscuit of een trommeltje flikken
staat te voorschijn getooverd.
Ik begin me hier zeer behagelijk te ge
voelen; voor een vrijgezel als ik is dit een
sprookjespaleis vol wondere dingen en on
verwachte geneugten.
Als er dan bovendien een schip voorbij
vaart en ons paleis genoegelijk begint te
deinen, zóó dat alles wat aan de lage zol
dering hangt rythmisch en tevreden mee-
wiegt en meedeint, daalt in mij een won
derlijk gevoel van volkomen tevreden
heid.
Dan treedt de schipper pardon de
schilder binnen. Deze man zou geen schil
der zijn? Zijn fluweelen jas, zijn tochtlatjes
en zwarte flambard geven hem een schil
derachtig uiterlijk.
Hij draagt het vouwstoeltje en de schil
dersdoos.
Hij is op dezen zonnigen herfstmiddag
een studie gaan opzetten van een straatje
dat hem trof.
Hij pakt uit en de studie komt te voor
schijn.
De eerste opzet is blauw. Een doorkijk
in een straatje, oude huisjes, een lan
taarn scheef aan den muur en aan het
einde boven de armetierige daken de koe
pel van de Marekerk.
En hij slaat dadelijk aan 't expliceeren,
laat zien hoe het worden moet en vertelt
daarbij smakelijk interessante opmerkingen
van de straatjeugd, die zoo gemeenlijk om
zijn ezel staat geschaard.
Kijk es jó, hij ken et werachtig nog
beter as me broertje
Terwijl we onze thee genieten vertélt
hij van zijn leven, deze schilder-zwerver.
Hij is een Amsterdammer, wat hij trou
wens niet eens nadrukkelijk hoeft te be-
toogen, hij mag ook iets anders zeggen
om ons te doen weten, dat hij Amsterdam
mer is.
Hij vertelt, dat hij van jongsaf „in de
kunst- is gegaan".
Hij studeerde bij Knap en Krabbe en
was vier jaar leerling van de school voor
Kunstnijverheid en Kunstambacht, waar
van de bekende bouwkundige Godefroy
directeur was en hij kreeg lessen van
Prof. Dake. Intusschen liet hij zich ook
nog op de muziek los, zooals het- dikke
markante bijzonderheden van zijn leven
konden na-speuren. Hij trad meermalen in
concerten op als fluitist.
Hij wordt lid van „Arti", „St. Lucas" en
„De onafhankelijken" welke hij in 1912
hielp oprichten.
Hij schildert décors voor de Ned. Opera
en voor de Wagnervereeniging en krijgt
van bekwame critici als Cornells Vet-, Wolf
en De Meester, goede critieken. Dan gaat
hij zweiwen door Europa. Hij trekt naar
Italië, waar hij een havengezicht schil
dert-, hovig van kleur, met Itaüaansch ge
voel. Dan trekt hij naar Indië en uit deze
vijfjarige periode stamt wel zijn meeste
en ook veel van zijn beste werk.
Al zijn werk laat hij ons zien en hier
beginnen de geheimzinnigheden opnieuw.
Uit alle verborgen plaatsen, welke wij
waanden het einde van het schip te zijn
treden zijn geesteskinderen te voorschijn.
Telkens uit een heel andere hoek dan
je denken zou en waarvan je in ieder ge
val denkt, dat daarachter niets is dan
water.
Als je intusschen dan alles bezichtigt-,
is het of je de schepping meemaakt va-n
niets tot iets, tot alles.
Landschappen, huizen, boomen en ge
bergten, menschen en dieren treden zoo
maar" te voorschijn.
Ik zie de prachtige, Indische landschap
pen, het Kawiegebergte bij Malang met
de majestueuze rubberboom groot en
sterk en met- de kronkelende wortels bo
ven den grond en daarnaast als treffende
tegenstelling de zonnige palm in hetzelfde
landschap. Het is een palet van velerlei
kleuren, dat deze schilder hanteert.
Dan het rommelige Javaansche erf, het
Hollandsch grachtje te Passaroean met
de mooie waterpartij. Het grijze toonstille
visschersdorp bij Soerabaja. Ook mooie
koppen schilderde hij daar, Madoereezen
en Javanen, mannen en vrouwen, oud en
jong en ik denk aan de Madoereesche jon
gen met het onafscheidelijke strootje,
zelfbewust en levend.
Uit zijn Hollandschen tijd bewonderen
wij vooral de houtzaagmolens met gebou
wen aan de.- Hugo de Grootkade te Am
sterdam. waarvan hij ook een ets maakte.
Maar hij heeft nog zoo veel meer.
Zijn stillevens, vooral van bloemen en
ik zie de tulpen, de blauwe vaas met slap
pe, roode klaproozen en vooral de sneeuw
ballen, die zijn beste stilleven zijn, hoe
wel ook zijn Indisch fruit tot zijn beste
werken moet behooren.
Veel mooie werken bezit hij ook van
Bali, als de rijstvelden, de Slamat in re
gentijd en een Indische Tempel, terwijl
wij uit het Hollandsche tijdvak nog no-
teeren een gracht met ophaalbrug, waar
bij juist, de vrouw, die op de brug gaat-,
het schilderstuk „maakt", en dan nog het
huisje te Meppol en het mooie winterland
schap dat nog uit 1919 dateert.
Wij zouden nog veel kunnen schrijven
over talrijke mooie etsen in zink en koper
als de neushoornvogel, de Madoereesche
prauw, zijn molens, bloemen en vele an
deren, ove-r zijn aquarellen, die een groote
vlotheid en warmte verraden in een erup
tie van kunstgevoel, waarin sommige er
van moeten zijn vervaardigd.
Ik weet het, sommigen zijner werken
dragen die vitaliteit niet, zijn soms
wat oppervlakkig, misschien, gemaakt toen
het gevoel wat sluimerde, maar toch, uit
velen zijner werken spreekt een hartstoch
telijk temperament, door groote technische
kennis in warme tinten en schoone vor
men samengeperst. Een feit is, dat hij als
kunstenaar niet eenzijdig is.
Hij is geen schepper van altijd maar
landschappen of altijd maar stadsgezich
ten of altijd maar stillevens. Hij is veel-
zijdiger, hij schildert, wat hem treft en
hem treft veel.
Over ieder schilderstuk hangt- een an
dere, een nieuwe sfeer, ieder schilderstuk
geeft- een andere toon, een nieuwe kleur.
En nu ga ik uw kop maken, zeide
hij mij.
Dkt wordt- een mislukking antwoord
de ik, maar dat ligt niet aan u
Joh. Nicolaas wéét niet of hij nog lang
in Leiden zal vertoeven in zijn woonschip
aan het Galgewater. Hij is een zwerver.
Nu nog werkt hij hier en geeft hij lessen
aan eenige leerlingen.
Alleen indien meerderen van zijn ver
blijf hier zouden willen prnfiteeren door
het nemen van teeken- of schilderlessen,
zou hij nog een of meer cursussen willen
geven.
Dan blijft hij hier overwinteren.
En anders is de wereld nog zoo wijd!
F. S.