Het Leidsche Stadhuisvraagstuk UIT DE PERS KERKNIEUWS NED. OOST-INDIE JUBILARISSEN DER N. Z. H. T. M. DONDERDAG 16 OCTOBER 1930 DE LEIDSCHE COURANT TWEEDE BLAD PAG.' 5 De verbranding van het Leidsche stad- I huis in den na-winter van 1928 trof niet alleen de Sleutelstadbewoners maar ook duizenden andere Nederlanders, ja allen die voor de historie en 't schoone gevoelen, 't Is 'n ramp gelijk de oorlogsverwoesters in België aanrichtten en 't zal nog dieper spoor nalaten dan aan tal van Belgische monumenten zal zijn na te wijzen, als niet de groote massa en de gemeenteraad van Leiden in het bijzonder, tot een zuiver in zicht in'het stadhuisvraagstuk komt. Is in België niet zooveel herbouwd wat onherstelbaar leek'/ Zelfs het zwaar geteis terde Ieperen heeft zijn hoofdkerk van Sint Maarten terug, terwijl thans ijverig gewerkt wordt aan de eveneens vernielde Lakenhallen, zoodat in 1931 de herbouwers ook hiermee gereed zullen zijn. Daarmee verrichtte dit, ons stamverwante volk niet alleen een daad van piëteit aan het voor geslacht, maar hergaf hel aan de wereld de monumenten van geschiedenis en kunst, de blijvende getuigenissen van de verhe ven scheppingen van den menschelijken geest in vroeger eeuwen. Na den Leidschen stadhuisbrand ver hieven zich allerwege stemmen, waaronder van de eminentste staatsburgers, die pleit ten voor de teruggave van wat het vuur ons zoo meedoogenloos ontnam. Maar het noodlot had nog niet volledig zijn werk verricht, het trof achtereenvolgens drie dezer pleitbezorgers, zoodat deze stem men thans niet meer gehoord zullen wor den. Echter, van deze dooden is ons de her innering overgebleven in hun geesteskin deren, oa. gedrukt als ingezonden stukken of als verslagen van hun redevoeringen in de dagbladen. Welk een voorrecht is het schrijver dezes de artikelen over het Leidsche stadhuis van wijlen Dr. C. Hof stede de Groot, Mr. J. C. Overvoorde en Prof. Dr. P. J. Blok te mogen laten ge tuigen van hun ontroerende sympathie. Dr. C. Hofstede de Groot, algemeen voorzitter der Rijkscommissie voor de Mo numentenzorg, haastte zich kort na de ramp een langdurig bezoek te brengen aan de puinhoopen. Hij werd rondgeleid door den burgemeester, Mr. A van de Sande Bakhuyzen, den gemeentesecretaris, dr. C. J. van Strijen en den directeur van bouw en woningtoezicht, den heer Kiers. Als zijn persoonlijke meening wilde hij meedeelen, dat er meer dan voldoende stukken van den gevel zijn overgebleven om tot restau ratie en wederopbouw over te gaan. „Er zijn gebouwen in ons land geweest", aldus de heer Hofstede de Groot, „die veel zwaarder beschadigd waren dan deze gevel, doch die geheel weder opgebouwd zijn. En ontbreekt wel veel aan den gevel maar er zijn voldoende resten gebleven om dezen geheel te herstellen". Deze kunst historicus achtte het zeer wenschelijk om het gebouw, althans wat den gevel be treft, in den vroegeren toestand te her stellen. Dezelfde wenseh koesterde de bekwame archivaris van Leiden, Mr. J. C. Over voorde, getuige zijn rede gehouden op uit nood i ging voor de vereeniging „Oud Lei den". Deze rede, te groot om hier geheel overgenomen te worden, gaf blijk van een diepgaande studie van het stadhuisvraag stuk. Op den voorgrond stelde deze oud heidkenner, dat het raadhuis moet vol doen aan alle practische eischen van den dienst, ja dat op uitbreiding van de ge meente gerekend behoort te worden. Der halve moet over een groot terrein be schikt kunnen worden en dit achtte Mr. Overvoorde aanwezig ter plaatse waar het vroegere stadhuis met de indertijd daarbij getrokken perceelen, gelegen tus- schen .Breestraat en Yischmarkt, ligt. Wat de architectuur betreft van het te bouwen monument, raadt hij voorzichtig heid aan bij de keuze van een bouwmees ter, daar geen namaak antieke gevel doch evenmin een ultra-moderne hier mag ver toond worden. Een goed architect zal een middenweg vinden, die zoo de voorge vel behouden blijft, daarbij een achter gevel ontwerpt van eigen karakter, maar toch een harmonisch geheel vormend met de verdere gedeelten van het raadhuis en den toren. „Ik verwijs u", zei hij, '„naar de resultaten, bereikt bij het stadhuis te Mid delburg, die te Delft, 'Gouda, Haarlem, Gent, de Fransche kasteelen met deels Gothische, deels Renaissance gevels en een groot aantal kerken in ons land en in het buitenland, die duidelijk in de onder deden het cachet vertoonen van den tijd der verschilllende vergrootingen en toch een harmonisch geheel vormen „Het begrip van een harmonisch geheel mag niet verwaarloosd worden, omdat voor- en achtergevel verbonden worden door den Raadhuistoren. Deze is onmis baar in het Leidsche stadsbeeld, waar de middeleeuwsche hooge kerktorens ontbre ken". Aldus de spreker, die verder betoogde dat met de nog bestaande teekeningen de toren zeker wel te herbouwen is. Geheel in dezen geest, maar met nog sterker aandrang, getuigt Prof. Dr. P. J. Blok in den vooravond, die voorafgaat aan de bijeenkomst van het Leidsche Stad huiscomité. (Over dit comité straks iets meer). „Het zij mij", zoo vangt Prof. Blok zijn ingezonden stuk aan, „die sedert 'n halve eeuw levendig belang stel in het verleden, het tegenwoordige en de toekomst onzer ge.iefde stad, verodrloofd een laatste woor over deze in den boezem der bur gerij veel besproken vraag te zeggen. Ik spreek dit woord in diepen ernst, door drongen van het groote gewicht van het te geven antwoord, waarna de beslissing ten slotte zal genomen moeten worden door den Raad onzer gemeente".... „het stadhuis behoort op de Breestraat, waar het al die eeuwen heeft gestaan als pal ladium onzer vrijheid, als zetel van ons stadsbestuur in goede en kwade dagen, als het hart van onze stad. Maar hoe zal het er staan? Zullen wij een geheel nieuw ge bouw oprichten of wel den ouden wereld- beroemden gevel met den sierlijken toren weder opbouwen in den ouden staat? Het lijdt bij mij geen twijfel, of het laatste zal moeten geschieden, als het kan". Deze gemoedsuiting van dien zeldzaam fijnen geest is door verreweg het grootste deel van het Stadhuiscomité ter harte ge nomen. Immers in de vergadering van den volgenden dag, dat is 10 April 1929, ge houden onder voorzitterschap van den heer Mr. P. A. Pijnacker Hordijk, werd de vraag „Wenscht gij dat bij gebleken uit voerbaarheid en onder voorwaarde, dat Leiden een alleszins bruikbaar stadhuis verkrijgt, de gevel aan de Breestraat en de toren zooveel mogelijk in den ouden staat worden hersteld?" met 54 tegen 20 stemmen bevestigend beantwoord. Het verlangen van de burgerij is niet twijfelachtig, want dit comité werd uit alle lagen der stadsbevolking samenge steld. Het zeer uitgebreid advies van de af- deeling B. der Rijkscommissie voor de Mo numentenzorg over den herbouw van het Leidsche stadhuis, in het begin van Juli 1929 uitgebracht, is indertijd in de voor naamste bladen uitvoerig behandeld. We gens plaatsgebrek kan dit hier niet her haald worden, maar in het kort hierover het volgende. Het laat zich in drie hoofdstukken split sen: A. De mogelijkheid van restauratie van den voorgevel. B. De bruikbaarheid van dien voorgevel voor een nieuw stadhuis. C. De toren. De punten A. en B. werden zonder voor behoud door de groote meerderheid der Rijkscommissie aangenomen. Ten aanzien van punt C., den toren, was de commissie van oordeel, dat de herbouw wel ge- wenscht werd als onmisbaar element voor het silhouet der stad en als dominant en symbool van het stadhuis, maar dat de commissie huiverig was naar de bestaan de teekeningen den herbouw te laten uit voeren, daar bijvoorbeeld gebleken was, dat een (heel kleine) teekening van den vo.orgevel een verschil van pl.m. een meter vertoonde, vergeleken met de overgeble ven resten. Waar op een schaalteekening van minder dan 1/200 een kleine verteeke- ning een aanmerkelijke afwijking kan op leveren, daar is bij de torenteekeningen op 1/40 met détails op 1/10 der ware grootte zulk een fout niet denkbaar. Ziehier naar welke teekeningen de her bouw uitgevoerd "kan worden. In „Oude bestaande gebouwen" verschenen litho's va n-de hand van J. H. Leliman, in 1872 ge- teekend. Van den toren alleen geeft dit werk zes bladen 55 X 35 centimeter groot. Het eerste geeft, een aanzicht van den to ren op 1/100; hierin zijn de steenlagen en de vorm der leien zelfs aangegeven; het tweede blad toont de opstand-doorsnee van den vierkanten romp op 1/40 benevens de pinakels op 1/10; het derde blad geeft de verticale doorsnede en den plattegrond ter hoogte der balustrade op 1/40; het vierde toont balklagen op drie verdiepin gen en détails van het traptorentje op 1/40; terwijl 't vijfde en zesde blad de ver ticale doorsnede op 1/40 en 'n détail der balustrade op 1/10 der ware grootte aan geeft. Op al deze bladen zijn de détails zoo volledig mogelijk en scherp geteekend met aanduiding der constructie. Naast, bovenstaande uitingen zouden ta-lrijke eveneens zoo gestemde gereleveerd kunnen worden, zooais die van de vereeni ging „Hendrick de Keyzer" te Amsterdam en den heer De Vos te Antwerpen; er is een greep uit deze betoogers gedaan, om dat dit stuk een zekeren omvang niet mag overschrijden. Zouden nu al deze getuigenissen en wen- schen zonder gevolg en vergeefs geuit zijn, daar de werkelijkheid geen grond bood ter staving en verwezenlijking? Velen twijfelden of de voorgevel en de toren althans, zonder overwegend be zwaar in de schoone oude vormen gerecon strueerd konden worden. Thans is gebleken, dat zoowel uit een technisch als uit een practisch oogpunt be keken deze herbouw mogelijk is, ja er be staat nu een volkomen zekerheid, dat zoo wel de Brees^raatgevel met daken, maar ook het andere meesterstuk van Neder- landsche architectuur n.l. de toren, her bouwd kan worden door gebruik te maken van de ten dienste staande gegevens, zon der da-t dit bij de rationeele planindeeling voor een modern ingericht stadhuis belem merend zal werken. Want in welk stadium is nu de stad- huisquaestie gekomen? De (hoewel vrijblijvende) opdracht aan den bekwamen architect Dudok voor het ontwerpen van een nieuw raadhuis-met- behoud-van-den-ouden-Breestraatgevel le verde een schetsontwerp op, waaruit bleek: le. dat bij de raam- en deuropeningen van den ouden gevel een normaal gecon cipieerd intérieur ontworpen kan worden; 2e. dat in een hoek van de geprojecteer de binnenplaats de oude toren ongehin derd een plaats kan krijgen. Aangezien bovendien de Leidsche archi tect J. P. Fontein (die zijn sporen ver diende bij het restaureeren van zoovele ge bouwen) op verzoek verklaarde, dat met behulp van de talrijke uitnemende litho grafische teekeningen met uitvoerige dé tails van J. H. Leliman een volkomen her bouw van den toren tot in de fijnste dé tails mogelijk is, kan dus hieruit onom- stootelijk vastgesteld worden, dat herstel van den Breestraatgevel met toren abso luut uit te voeren is. Door deze kennis ontstaat echter het conflict met het extérieur van den Visch- marktgevel in het ontwerp Dudok. Daarin toch is een massale toren geponeerd, deel uitmakend van dien gevel. Het uitwendige van dit ontwerp zou bij herstel van den vroegeren toren op zijn oorspronkelijke plaats een algeheele wij ziging van dien gevel ten gevolge hebben; er zijn ook andere redenen aan te voeren voor een totale verandering voor dit nieuwe gevelaspect, n.l.: le. de Vischmarktgevel in 't ontwerp Du dok toont zulk een tegenstelling met zijn naaste omgeving en met dit overige stads gedeelte, dat van een harmonisch stads beeld eerst dén sprake kan zijn, als zoo ongeveer alles zich naar deze architectuur vervormde; 2e. de door dezen architect ontworpen toren zal in plaats van een versierend toe voegsel dier omgeving, te zijn, zóó prédo- mineeren, dat alles in zijn omgeving ver nietigd wordt. 3e. het water van den Nieuwen Rijn zou door de voor dezen bouw vereischte ver smalling, alles van zijn typisch fraaien vorm inboeten, terwijl daardoor tevens het mooie staal .van de vroeg-19de eeuw- sche bouwkunst, de Korenbeurs, zoozeer in beknelling komt, dat ook dit tot ondergang gedoemd is. Samenvattend wat in bovenstaande uit eenzetting wordt betoogd komt onderge- teekende tot dit besluit: Het Breestraataspect van het antieke stadhuis, waarin ook de oude toren be grepen is, worde in volkomen oorspronke- lijken staat hersteld. Onder eenige voor aanstaande architecten worde een prijs vraag uitgeschreven, waarbij aan de deel nemers wordt verzocht rekening te houden met den ouden voorgevel en de daarbij aansluitende daken benevens met den oor spronkelijke toren. Hoe zeer te betreuren is, dat door zóó te handelen de geleverde arbeid van een knap bouwmeester geweerd wordt, de be slissing mag niet anders uitvallen. Tal van voorbeelden, zelfs uit recenten tijd bij even belangrijke bouwwerken, zijn aan te wijzen, waarbij een gemeentebestuur ook niet tot uitvoering van het ontwerp kon laten overgaan: men denke bijv. aan hei Hofpleinplan van Berlage voor Rotterdam en het stadhuisontwerp van De Bazel voor Den Haag. (Zoo juist vermelden de bladen dat het gemeentebestuur van Den Haag een prijsvraag onder vijf architecten uit schreef). Mogen zij, van wier beslissing in dezen zooveel afhangt, de bovenstaande beschou wingen in ernstige overweging nemen. J. J. GERSTEL. MR. S. VAN HOUTEN, f S. schrijft in het Centrum: De beteekenis van mr. S. Van Houten als staatkundige figuur ligt in een perio de, die feitelijk nog tot de vorige eeuw behoort. Zijn ministerschap in de jaren 1894—97 vormde het hoogtepunt in zijn politieke carrière, maar was daarvan in eigenlijken zin ook het einde. Niet, dat hij geheel van het tooneel ver dween. Daarvoor was hij een man van te groote gaven en te groote werkkracht. En daarvoor bleef ook zijn belangstelling voor het openbare leven te intens. Maar al zocht en al vond hij gelegen heid, van die belangstelling nog bij voort during blijk te geven, al toonde hij zich bijv. tijdens de behandeling der Hooger Onderwijs-wet in de Eerste Kamer onder het ministerie-Kuyper nog steeds een ge ducht debater, en al schreef hij tot voor enkele jaren zijn bekende Staatkundige Brieven, een merkbaren invloed oefende hij door dat alles niet meer uit. Hij was een man van het verleden ge worden, een, die den politieken en socialen ontwikkelingsgang trachtte te stuiten, en die zich steeds meer vereenzaamde in het doctrinair liberalisme, dat ondanks zijn radicalisme van vroeger dagen toch im mers de grondslag zijner overtuiging is ge weest. Liberalisme en anti-clericalisme gingen bij hem te allen tijde samen, en tegen de Katholieken vooral richtte hij zijn aanval len. Wij zullen hierover thans niet in bizon- derheden treden, al zou er veel over te zeggen zijn. Maar wel mag en moet worden gecon stateerd, dat het anti-clericalisme ook in dezen, overigens zoo begaafden man zijn onmacht en negatieve werking heeft ge toond. Hoeveel meer had hij tot stand kunnen brengen en hoe zegenrijk had zijn leven en werken voor de gemeenschap kunnen worden, indien hij van andere beginselen was uitgegaan! Zijn beteekenis als staatsman had dan een blijvende kunnen zijn, en op wetge ving van dezen tijd had hij zijn stempel kunnen drukken, tot heil des volks. Maar zijn kieswet, welke hij mensche- lijkerwijze gesproken volmaakt achtte, kon het slechts enkele jaren uithouden. En van zijn sociale werkzaamheid rest alleen de herinnering aan het Kinderwetje van 1874, een lofwaardig en verdienstelijk wetje overigens, dat in zijp dienststaat de eerste plaats inneemt en tot het beste van zijn politieke loopbaan behoort. MGR. P. L. DRIESSEN. t Gistermorgen om half zes is te Heel bij Roermond in het St. Anna-gesticht geheel onverwacht nog tijdig voorzien van de H.H. Sacramenten der Stervenden overle den, de Hoogeerw. heer Mgr. P. L. Dries- sen, rector van de Congregatie van den H. Jozef te Heerlen. Mgr. Driessen had Dinsdagmorgen nog een vergadering gepresideerd van de Eerw. Broeders te Heel. Na deze bijeenkomst wilde hij zich naar Heerlen begeven, onderweg voelde Mgr. zich echter niet wel en keerde naar Heel terug, waar hij gisteravond om half zes overleed. KATH. VACANTIEHUIS TE EGM0ND AAN ZEE. Inuwijding van de kapel. Gisteravond is door Z. D. H. Mgr. J. D. J. Aengenent, Bisschop van Haarleip, de nieuwe kapel ingewijd van het Vacantie- en koloniehuis „St. Joseph" te Egmond aan Zee, dat bediend wordt door de Zusters Franciscanessen van Heerlen. Aan een lang gekoesterden wensch is thans tegemoetgekomen door den bouw van deze nieuwe kapel, welke gebouwd is midden achter het hoofdgebouw, op den vleugel, waarin de dienstvertrekken zijn on dergebracht. Naar de Missie. Woensdag 15 October vertrekt uit het Moederhuis der Zusters Ursulinen te Ber gen (N.-H.) naar Nyondo, missie van Oeganda, de eerw. Zuster Angela (C. Rek- voort) uit R oelofarends veen. De reis gaat per trein naar Marseille vanwaar 17 October per s.s Chambord de reis wordt voortgezet. GROOTE BRAND TE BATAVIA. Schade anderhalve ton. Aneta seint uit Batavia: Een felle uit slaande brand verwoestte gistermorgen tusschen 10 en 11 uur de pakhuizen van de Kodak Ltd. Incorp. op Noord wijk. De ge- heele voorraad, welke daarin lag opgesla gen, ging in vlammen op. Slechts de stee nen muren bleven over, doch het toko-ge bouw werd niet aangetast. De oorzaak is Morgen zal in de Concertzaal „Oon-' cordia" de huldiging plaats hebben van 6 jubilarissen der N. Z. H. T. M., die hun standplaats hebben in Leiden en Omge ving. Dit feest betreft de volgende jubi larissen: H. van de Water, nachtstoker te Hille- gom, 40-jarig jubileum; H. M. van der Berg, controleur te Leiden, 25-jarig jubi leum; H. Hollander, conducteur te Hil- legom, 25-jarig jubileum; A. van der Na- dort, conducteur te Leiden, 25-jarig jubi leum; L. v. Dorp, conducteur te Voorburg, 25-jarig jubileum; J. A. A. van der Burgh, BRAVE HENDRIK De filmacteur Harry Liedtke heeft bij zijn bezoek aan Holland in een interview verklaard, 'dat hij niet drinkt, niet rookt, niet speelt en niet danst. Wij zullen onze meening nu Toch moeten oorrigeeren, Betreffende de sterren, die Op 't witte doek acteeren. Wij dachten steeds aan Don Juan's, Aan boemelaars en fuivers, Aan typen, die je dikwijls treft In boeken van drie stuivers. Maar toch schoon Hendrik Liedtke zegt, Dat hij zoo net en braaf is, G'loof ik, als hij de waarheid spreekt, Dat hij een witte raaf is. Hoe kan hij toch zoo door en door Een dronken lap doorgronden, Als hij het in zijn leven zelf Nog nooit heeft ondervonden? EnHendrik rookt toch op het doek, Hij danst er en... met gratie, Voor borrels heeft hij zeker dan Een heel bijzonder plaatsie. Hij doet dat alles opperbest Alleen als hij moer, spelen, Maar verder kan een dans, sigaar Of borrel hem niet schelen. Hij zegt het en zoo'n brave man Zal zeker toch niet liegen, En 't volk, waar hij de gast van is, Zoo openlijk bedriegen. Wel, hij verdient per jaar een paar Millioentjes plus de rente; Zeg Hendrik, jij gebruikt het niet, Blijf braaf.... geef mij die centen! TROUBADOUR. onbekend. De brand ontstond in het ach terste pakhuis, dicht onder het dak. De brandweer, die acht slangen uitlegde, kon I slechts de belendende gebouwen bescher- j men. De inhoud van de brandende pakhui- zen was uiterst brandbaar; hij bestond uit massa's films, afdrukpapier, enz., benevens een 60-tal klein filmtoestellen. De schade j werd voorloopig getaxeerd op 150.000. j Alles was verzekerd. voorman schilder, Rijnsburg, 25-jarig jubi leum. Zooale gezegd, zullen deze jubilarissen morgenavond worden gehuldigd, voor wel ke huldiging een mooi feestprogramma is samengesteld, waaraan medewerking ver- leenen de muzickvereeniging N.Z.H.T.M., het variété-gezelschap onder leiding van den heer Jac. Smits, en de jazz-band „Auf- gepast". Een bal onder leiding vart den heer W. T. van Wijk zal dezen huldigings avond besluiten. Deze huldigings- en feestavond zal om 8 uur aanvangen. H. VAN DE WATER H. M. VAN DER BERG H HOLLANDER A. VAN DER NADORT L. VAN DORP J. A. A. v. d. BURGH

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1930 | | pagina 5