LUCHTVAART DE INWIJDING VAN HET PHILOSOPHICUM TE WARMOND WOENSDAG 8 OCTOBER 1930 DE LE1DSCHE COURANT TWEEDE BLAD PAG. 5 DE RAMP VAN HET ENGELSCHE LUCHTSCHIP (Van onzen Parijsoheü. correspondent). Parijs, 6 October 1930. Hoe meer bijzonderheden er bekend worden over de ramp van het Engelsche luchtschip R 101, hoe beangstigder het wordt -er over te schrijven. Eén onafgebro ken reeks verschrikkelijkheden is het, die zich in aien donkeren nacht heeft afge speeld. Machtedoos tegenover dien gdoeien- den brandstapel hebben de met schrik en afgrijzen vervulde toeschouwers gezien hoe licliamen zich kronkelden in de vlammen. En toen eindelijk het vuur toeliet het ske let van het eehs zoo machtige luchtschip te benaderen, begon een tweede niet min der afschuwelijk bedrijf van dit verschrik kelijk drama. Een soldaat was do eerste, die het karkas benaderde. Met een kreet van afgrijzen wees hij plotseling op een vormelooze massa, die zwart en verkoold aan een stalen balk was blijven hangen: het lijk, onherkenbaar verminkt van een der 55 passagiers. Voorzichtig werden die vreeselijke overblijfselen afgehaakt, op een zak gelegd en door twee mannen op een draagbaar weggedragen. En daarna vond men er nog een en nog een. Bij elke stap deed men tusschen de puinhoopen nieuwe en afgrijselijke ontdekkingen. De lichamen waren bijna allen totaal verbrand, het ge laat misvormd, onherkenbaar. Van sommi gen was het lichaam geheel gebroken. Hun samengeknepen vuisten, hun verwrongen armen riepen met afschrikwekkende duide lijkheid hun gruwelijke doodstrijd op. Hoe zou men er in slagen aan die arme men- schen-puinhoopen nog een naam te ge ven? Zorgvuldig werden door de redders de kleine voorwerpen opgeraapt, die hier en daar verspreid bij de lichamen lagen. Hier was het een horloge, dat onveranderlijk was blijven stilstaan op tien minuten, een kwartier'over tweeën, daar enkele geldstuk ken, een ring, een dasspeld of een medialle. Met de grootste moeite naderden zoo de fedders tot bij de motoren. Toen be merkte men over hetgeen eens het kloppen de hart van de R 101 was geweest, een to taal naakt-gebrand en verkoold lijk, dat in zijn eene hand nog een Engelsche sleutel hield vastgeklemd. Zou die man, een meca nicien, daar verrast zijn op het oogenblik, dat hij met een laatste en boveninenische- lijke poging trachtte de dreigende cata strophe te voorkomen? Zeven en veertig lijken weiden op deze wijze gevonden en telkens hernieuwde zich dezelfde hartverscheurende tooneelen. Met de uiterste zorg verzamelde soldaten, brandweerlieden en vrijwilligers de ge spaarde lappen van kleeren, knoopen, alle voorwerpen, die aan het teruggevonden lichaam toebehoord konden hebben. Hier vond men een arm, dat aan zijn pols nog een armbandhorloge droeg, daar was het een voet, waaraan nog een schoen vastzat. Ginds een lijk, door het lijden geheel in eengekronkeld, de handen voor de oogen geslagen als om een afschuwelijk vizioen te verbergen, de knieën opgetrokken op den buik en het hoofd in de schouders gedron gen. Drie lichamen werden niet teruggevon den. Den geheelen dag hebben een hon derdtal redders verwrongen balken opge licht of de geweldige micaplaten, dio langs het gangboord, de salon en de eetkamer waren aangebracht. Tegen don avond con centreerden zich de onderzoekingen op een punt, waaruit een schrikkelijke lucht van verbrand vleesch opsteeg en waarbo ven bijna ontoegankelijke puinhoop een wolk vliegen samenzoemde. •Slechts wanneer de Engelsche technische commissie zijn onderzoek beëindigd zal hebben, zal tot de afbraak van die massa kunnen worden overgegaan. De identifica tie van de gevonden lijken is op het oogen blik zonder de hulp van do families onmo gelijk. En intusschen lossen infanteristen en gendarmerie, bajonet op het geweer, el kaar dag en nacht af, ©erewacht voor de ongelukkigen, die daar nog begraven lig gen en brandt met gele vlam het laatste reservoir ruwe olie leeg, doods vlam van vijftig mensdhenilevens. Op het stadhuis van Allonges zijn voor- loopig de lijkkisten bijeengebracht on tracht men sinds vanmorgen de ongelukki gen te identificeeren. In drie groepen wa ren ze bijeengebracht: de lichamen gevon den in het voorstuk va,n het luchtschip, die uit het middengedeelte en ten slotte dio uit het achterstuk. Haast elk lichaam had men een enveloppe neergelegd, de voor werpen bevattend, die naar men meent aan elk heeft toebehoord. Een Franeche en een Engelsche commissie heeft zich den geheelen dag met dit droeve werk bezig gehouden, waartoe zeer verstandig nie mand, zelfs de Engelsche journalisten niet, werd toegelaten. De lichamen uit hot mid den gedeelte zijn geen van allen herkend geworden. Van die uit de twee andere ge deelten weet men op het oogenblik un met de resultaten. Men hoopt met. behulp der families, die allen telegrafisch zijn ge waarschuwd er in te slagen hedennacht nog ©enigen der ongelukkigen te identifi ceeren voornamelijk door bijzonderheden aan het gebit of andere onverteerbare ge deelten. Een der weingen, die men herkend heeft, is de Engelsche Minister van Luchtvaart, Lord Thompson. De Fransche Minister van' Luchtvaart, Laurent Snac, herinnerde zich, dat lord Thompson steeds een monocle droeg met een schil.Ipaddcn rand. Officieren en medici buigen zich onmid dellijk over de gruwelijk verminkte licha men, die in wit-houten lijkkisten worden neergelegd. Twintig, vijf en twintig hebben zij er onderzocht, niets, steeds niet*. Ein delijk vindt men op de borst van No. 29 een monocle. Het zijn de overblijfselen van den Engolschen minister, de armen en de beenen letterlijk verteerd door het vuur, de hersenpan opengebarsten. EEN RECEPTIE DOOR DE STUDENTEN. TE WARMOND is Dinsdag het Philosophicum door Z. D. H. Mgr. J. D. J. Aengenent, Bisschop van Haarlem, plechtig ingewijd. - Z. D. H. Mgr. Aengenent, temidden der genoodigden AAN DEN FEESTDISCH. Om half drie verzamelde de Bisschop, optredend als gastheer, om zich heen de genoodigden in de refter van het Philoso phicum. Daar waren genoodigd het Hoogwaardig Kapittel, Professoren en oud-ProfeSsaren van het Groot-Seminarie, eenige vertegen woordigers van het Klein Seminarie, de Zeereerw. Heeren Dekens van het Bisdom, eenige Pastoors, en den architect met zijn staf van medewerkers, en vanzelf sprekend de Directeur en de Professoren van het Philosophicum. Aan den hoofdtafel zaten met Mgr. aan de Directeur en het IToogw. Kapittel, als mede de eere-kanunniken en Mgr. Hensen. De P ra e s e s van het Groot Seminarie verzocht den Bisschop het tafelgebed te verrichten. Tijdens den maaltijd hield de Bis schop de volgende speech. Op een dag als heden, waarop wij allen zoo verheugd zijn, en ik zelf niet het minst, kom ik niet uitgepraat. Het is een feestdag voor het geheele Bisdom. Als gastheer optredend, zooals de Prae- ses gezegd heeft, heet ik u van harte wei- komt als de repraesentanten van het Bis dom, ik heet welkom het Hoogwaardig Ka pittel, de dekens en pastoors en verdere aanwezigen, op wier aller tegenwoordig heid ik hoogen prijs stel. Toen ik overleg pleegde met den Direc teur over de gasten, die zouden worden uitgenoodigd, besloten wij ook de Dekens te vragen, om hen in de gelegenheid te stel len, het gebouw te zien en mee te feestvie ren; en in hen heet ik de geheele geeste lijkheid welkom als hun aller repraesentan ten. Ook een bijzonder woord van welkom aan eenige andere aanwezigen, eenige Pastoors, die om niet nader te vermelden redenen (applaus) mede zijn uitgenoodigd. Onder allen wil ik toch één naam noe men, van iemand nl. dien ik als voorbeeld wil stellen, en wel Mgr. Dr. Hensen. Hij heeft een voorbeeld gegeven aan allen doof voor de kapel te schenken een door Mol- kenboer vervaardigd kruis van mozaiek. Dat. is een voorbeeld van meeleven, het welk ik aan u allen voorhoud. Dank breng ik aan de Dekens, die him krachten hebben gegeven om bij de ver schillende pastoors en kerkbesturen op zoodanige wijze het belang van het Philo sophicum naar voren te brengen, dat de gaven in ruime mate zijn toegevloeid, waarvoor aan allen mijn oprechten dank. Wat de rente betreft van den bouwsom, die is gegarandeerd. Er rest echter nog de aflossing en de installatiekosten, waartoe ik een beroep doe op de eerste plaats op de Dekens en verder op u allen. Bijzonder beveel ik aan het stichten van beurzen, om daaruit studenten, die niet voldoende kunnen betalen, te steunen. Vooral breng ik naar voren het idee, dat de verschillende priesterklassen ieder één beurs of meerdere stichten zullen. Ik vraag van u uw voortdurende mede werking tot het heerlijke doel, dat wij ons gesteld hebben, en uw blijvende sympathie. Mgr. T a s k i n 't woord verkrijgend, sprak er zijn vreugde over uit, dat een reeds lang door hem gekoesterd ideaal nu in vervul ling was gegaan, en dat vooral het is de leiding der Voorzienigheid door het groot aantal studenten en het daardoor ontstane plaatsgebrek tot oprichting van dit Philosophicum is overgegaan. Daar Mgr. zelf professor in de filosofie geweest is, lag het in de lijn, dat hij de noodzakelijkheid van zulk een college be sefte en de stichting tot. stand bracht. Bovendien hij, die zich de vorming der jeugd tot levenstaak gesteld heeft. wil natuurlijk op de eerste plaats arbeiden aan de opvoeding van die jeugd, die later het priesterschap zal sieren. Het stemt tot groote dankbaarheid, dat dit college er nu is, daar het ook zeker ten goede komt aan de studie van de theo logie, die zooveel moeilijkheden met zich meebrengt. Vreugde is er in mij over de vele roe pingen in ons Bisdom tot het Priester schap, want er zijn veel arbeiders noodig op zeer vele punten. Multiplicasti gentem. Gij hebt het volk vermeerderd Ik breng U, Monseigneur voor deze stich ting dank namens het Groot Seminarie. Prof. N i e k e 1, Directeur van het Phi losophicum sprak als volgt: Vanmorgen Mgr., heb ik u bedankt voor de consecratie van de kapel. Thans dank ik u bijzonder voor de stich ting van het Philosophicum, omdat ik zelf de philosophic bemin. Dat heeft echter in mij niet gedoofd mijn liefde voor de practijk, en daarom ben ik blij, dat ik deze liefde kan paren met de filosofie, doordat ik, als Directeur, mag arbeiden aan de opleiding van de toekom stige geestelijkheid. Daarmede ben ik erg blij. U heeft mij bedankt voor hetgeen ik deed, maar ik moet u bedanken, want door u en uw zorg kon ik hier zoo maar in ko men; het was heelemaal klaar. In mijn dankbaarheid sluit ik in het ka pittel, de dekens, de pastoors, die weldeden aan het Philosophicum, Mgr. Hensen, die het initiatief nam tot het geven van een bijzonder schoon kruis, waardoor ook de stoot gegeven werd tot het maken van dit altaar. Ook een bijzonder woord van dank aan den Praeses en den Oeconoom van het Gr. Seminarie, die in alles mij hebben bijge staan en zonder wiens hulp ik niets zou ge kend hebben. Mijn dank ook aan de heeren de Vreede, v. Galen en Engering, en in hen ook aan de arbeiders, zonder wie toch het huis niet tot stand had kunnen komen, voor de prettige samenwerking. Ik geef u, Mgr., ook namens mijn mede- professoren de verzekering, dat wij onze beste krachten zullen geven, om het Phi losophicum een waardige plaats te doen innemen onder de* seminaries, gedachtig aan het woord: Laetus obtuli universa, met blijdschap heb ik alles opgeofferd ten bale van den geestelijken opbouw der toe komstige priesters. Mag ik ten slotte, Mgr., op dit oogen blik Tractaat over de beginselen van Maat schappij- en Staatsleer, aan u, die de phi losophie zulk een best hart toedraagt. Nog voerde het woord Mgr. Hensen, die een afbeelding van Thomas van Aquino in plateel beloofde voor de lu nette boven het altaar, en vervaardigd door Molkenboer. De regent van Hageveld sprak 'n ge- lukwensch uit, terwijl dr. v. N o o r t hulde bracht aan den eigenlijken grondlegger der christelijke wijsbegeerte in ons land, dr. Beysens, en herinnerde aan de inspanning, welke hij getoond heeft, toen hij begon en zich heelemaal gaf voor de wijsbegeerte. We zijn trotsch, en 't Bisdom is t.rotsch op hem. We zijn verheugd over zijn eere doctoraat van Leuven, over zijn benoe ming tot Ridder in de Ned. Leeuw en vooral hierover, dat u, Mgr., maakt/ dat hij benoemd werd tot Pauselijk Geheim- kamerheer. Wij wenschen hem een otium cum digiri- tate nog vele jaren; dat hij moge zien de bloei van de philosophie in het nieuwe Philosophicum. Nog werd een dronk uitgebracht op de oud-professoren, waarna Mgr. dr. Beysem een gelukwensch uitsprak, en hoopte, dat de philosophie kennis steeds zou vooruit gaan, de wijsbegeerte door hem gegrond vest. Toen hij dreigde te bezwijken kreeg hij krachtige medehelpers, en nu hoopt hij maar, dat zijn opvolgers zijn naam zullen overtreffen, zoodat over 10 of 20 jaar niet meer zijn naam, maar de hunne moge ge noemd worden. Mogen zij zijn naam overtreffen tot vooruitgang van het bisdom en van de we tenschap. Deken H e 11 e g e r s, sprekend als oudste namens de Dekens, wees op de woorden, die warén aangehaald: multiplicasti gen- tem, op welke woorden de Profeet laat volgen, sed non laetitiam, gij hebt het volk vermeerderd, maar niet de vreugde. Moge dit laatste niet in vervulling gaan. Moge Mgr. nog lang zien de groei en de bloei van het Philosophicum, en gewaar worden de hulp van hen, die het werk licht maken. Deken R engs, sprekend als oud-professor vestigt de aandacht op de wording en ont wikkeling van de philosophie hij wijst toe overgaan, u op te dragen een op, welk een goede professors in de philo- Betreffende de verdere feestviering ontleenen wij aan de „Tijd": Om vijf uur had in de aula een receptie van Z. D. H. Mgr. J. D.J. Aengenent plaats door de studenten. De zaal was versierd in den stijl van den melchito-byzantynschen ritus. Het program van deze plechtige ont vangst bestond uit drie deelen. Eerst wer den twee muziekstukjes ten gehoore ge bracht, waaran een toespraak werd ge houden door den prefect, den heer Sanders Deze sprak namens alle studenten hun vreugde en dank uit over dit nieuwe phi losophicum, hetwelk van zeer groot belang zou zijn voor hun geestelijke en weten schappelijke ontwikkeling. Tevens waren zij als de eerste studenten zich volkomen bewust van de groote verantwoordelijkheid, die zij hadden te dragen. In de retraite aldus spr. hebben wij gehoord, dat U, Monseigneur, van ons verwacht een con- scientieuse plichtsbetrachting en onderlin ge liefde. Vervolgens memoreerde spreker, dat juist honderd jaar geleden in 1830 het toenmalige collegium philosophicum werd gesloten. Maar toen stonden de Katholie ken op om de vrijheid te heroveren: een periode van katholieke emancipatie' volg de. En nu in 1930 is de emancipatie zoo hoog gestegen, dat de seminaries moesten worden uitgebreid en dat een nieuw colle gium philosophicum kon worden geopend. Tenslotte kondigde spr. de hier gegeven uitvoering ter eere van de H. Euchuristie aan als een dankhulde voor Monseigneurs liefde jegens zijn studenten. Het tweede deel van het programma omvatte gezangen uit de melchito-byzan-' tijnsche liturgie, uitgevoerd doordeSohola Cantorum: Sanctus Johannes Baptist©. Deze gezangen werden afgewisseld door twee declamaties: de dithyrambe van Mgr Broere en- een fragment uit de Altaarge heimnissen van Joost van den Vondel. Dankwoord van Z. D. H. Mgr. J. D. J. Aengenent. Hierna sprak Z. D. H. Mgr. J. D. J. Aen genent een slotwoord. Mgr. spoorde de stu denten aan -om vooral dikwijls te komen bij Christus in de Eucharistie ten eerste om voorlichting te vragen in hun philosofi- sche studiën ten einde een zoo zuiver mo gelijke kennis te verkrijgen van God van zichzelf. Vooral legde Mgr. den na druk op een nederige zelfkennis. Op de tweede plaats moesten zij in de kapel dik wijls gaan bidden tot hun eigen heiliging, omdat deze voor den priester nog noodza kelijker is dan de wetenschap. Hun leven moest zijn een doorloopend rozenkransge bed een voortdurend leven in en steunen op Maria, die hen zou maken tot een wt digen navolger van Christus. Vervolgens dankte Mgr. voor de uitste kende verzorgde en hoogstaande uitvoe ring, die de studenten dezen eersten avond hadden gegeven. Plechtig sluitingslof. Tenslotte celebreerde Mgr. Aengenent om zeven uur in de Kapel van het nieuwe philosophicum een plechtig sluitingslof. Om zeven uur keerde Z. D. H. naar Haarlem terug en waren de plechtigheden geëindicd. HET RONDDRAGEN DER RELIQUIEN tijdens de inzegening van het Philosophicum te Warmond sophie er dan vroeger toch wel geweest moeten zijn, waarvoor wij dankbaar moe ten wezen. Als laatste spr. kwam Prof. Groenen met enkele dissonanten te •werpen in de vreugde compositie, al zou men het be vreemdend vinden, dat hij zich begaf op het gebied der muziek. Er is niete dan jubelstemming over de oprichting, maar, ofschoon ik niet wil spreken over de plaats van het Philosophi cum, die een fout genoemd is, tooh heeft dit huis ons onzen tuin doen verliezen. Doch er kan veeil goed gemaakt wiordien; zooals in een goede compositie zal de dis sonant worden opgelost. Een tweede dissonant is, dat wij twee collega's, den directeur en den oudste der philosophie-professoren verloren dioor hun overgang naar het Philosophicum, waar door in ons gezellig huiselijk leven een verlies moet geboekt worden. Echter ook deze dissonant kan en zal opgelost worden, waarom ik hoop, dat de vriendschap moge blijven, al wonen we iets verder van el kaar, en dat de innige band, die tusschen ons was, moge bewaard blijven.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1930 | | pagina 5