CIII
De Leidsche Winkelweek 1930
BIJVOEGSEL VAN
DE LEIDSCHE COURANT
WOENSDAG 24 SEPTEMBER 1S30
LEIDSCHE WINKELWEEK4ÉÉ
BONNEN VOOR GESCHENKEN
Nu gaan we weer met frisschen moed
Het menschendom bewijzen,
Dat het kan koopen even goed
Hier, tegen lage prijzen.
De etalages liggen mooi
Te pronken en te pralen,
En zeggen, dat ook hier nog heet
Wat koopjes zijn te halen.
Ook hier is prima kwaliteit
In allerhande zaken,
Ook hier wordt alle zorg gewijd
Om keus te kunnen maken.
U hebt misschien nu in uw huis
Een aschbak en een wandbord,
Een zilv'ren lepel voor de soep,
Die bij het wa-sschen zwart wordt.
Een keukenmat, een stompe schaar
Maakt u al aanstonds lekker,
U krijgt cadeau een schilderij,
Een slaperige wekker.
Vervolgens nog een koffiepot,
Een melkkan ©n een kleedje,
Dat kreeg u allemaal cadeau,
Maar u betaalde 't, weet je?
Daarvoor at u een jaar lang vet
Of eed'le margarine,
Als loon zitten uw kind'ren met
Een „gratis"-spel te kienen.
Nu is uw huis met prullen vol,
U vindt ze er bij hoopen,
U hadt ze zonder bonnen ook
En beter, kunnen koopen.
Nu is 't een smakeloos geheel
En uw verbruik ging stijgen,
Want u kocht bovendien te veel
Om maar cadeaux te krijgen.
Zie deze week nu hier eens rond,
Hier geen cadeaux of prijzen,
Maar kwaliteit is 't en goedkoop
Dat zullen ze bewijzen.
TROUBADOUR.
hoog te voeren. De drukkunst (pl.m. 1500);
het vensterglas (pl.m. 1450), Maar, d» tijd
nè, de eerste advertentiën 'buiten beschou
wing gelaten, het glas het meest. Achter
glas opgesteld, konden de goederen, zon
der kans op beschadiging, hunne verlok
king op de passanten doen gevoelen Dat
was nog niet mogelijk geweest.
In de 17e eeuw betreedt de dagblad
reclame het terrein, om er successievelijk
voor een groot deel bezit van te nemen.
De reclame wordt beschaafder, wint aan
innerlijke kracht, naarmate zij een moer
intelligent, een meer intellectueel mensch-
dom in het gevlei moet komen. Met de
uithangteekens raakt het van lieverlee uit
en gedaan. Omstreeks 1800 hadden zij, op
bevel van de Overheid, aan verschillende
bepalingen te voldoen, voornamelijk wat
het aanbrengen aan de gevels betreft.
Deze dienstvoorschriften hebben het ty
pische, oer-oude reclame-middel in kwestie
zoetjesaan ten val gebracht. Een roemloos
ondergaan, na onvolprezen, eeuwen om
vattende verdiensten
Met de afschaffing der gilden is de 19e
eeuw geworden de eeuw van het indivi
dualisme, waaruit de vrije, de ongebreidel
de concurrentie is ontstaan. De wedloop
brak los. De strijd om koopmanswinst, om
de klandizie van het geachte publiek, werd
ten pas recht ingezet. Mr. P. J. M. Aal-
berse schreef in: „Bloei en Verval der
Gilden": „Er komt een voortdurende wis
selwerking, de eene vooruitgang baart de
andere: door de machine ontwikkelt zich
eerst voorgoed de groot-industrie; de
groot-industrie voert wederom tot verbe
tering en vermeerdering der machines;
het verkeer wordt immer sneller; stoom,
gas en electriciteit leenen hun reuzen
krachten; de groothandel centraliseert
zich steeds enger; men produceert niet
meer voor zijn gezin, zijn nabuurschap,
zijn stad, zijn land, men produceert voor
de wereld".
men heeft maar te kijken of dat nummer in
zijn bezit is, om daarop het geschenk in ont
vangst te kunnen nemen.
Evenwel, ook zonder deze attractie is de
Winkelweek 1930 een hoogst interessante re
vue van hetgeen Leiden biedt en een bezoek
ten volle waard.
Ook aan variatie en gezelligheid zal het stel
lig niet ontbreken. Het programma ter opluis
tering der Winkelweek is ditmaal wel heel bij
zonder verzorgd en vermeldt voor alle dagen:
Reclame-optochten van versierde transport
voertuigen en muziek-omgangeu.
Wij twijfelen er dan ook geenszins aan, of
de Leidsche Winkel-étalages zullen zich in de
komende dagen in een zeer bijzondere belang
stelling geplaatst zien en zij zullen het publiek
overtuigen, dat het motto dezer Winkelweek
1930:
„dat hetgeen Leiden nu biedt
ieder zal nopen
tot kijken en koopen!"
juist is. Dat wenschen wij voor alle deel
nemers!
De reclame is even oud als de wereld.
Inkervingen zijn ontdekt op huizen en pa
leizen in Assyrië en Babylonië, waarvan
wordt aangenomen, dat zij, 4000 jaar gele
den, op goederen-aanbeveling betrekking
hebben gehad. Het oude Griekenland be
zat zijn pleinen, markten, kramen. In dier
voege heette de plaats te: Athene, waar
men olie verkocht, de oliemarkt.
Papyrus-rollen, 1000 jaar vóór Christus
beschreven, brachten reclame aan het
licht uit het land der, Pharao's. Zeshon
derd jaar later trokken de wijnhandelaren
er met een kruik onder den arm op uit,
ten einde te trachten met boeren, burgers
en buitenlui zaken te doen. Den „jaar
gang" van den wijn hadden zij op hun
hand-tonnetje dan meteen maar. aangege
ven.
Het luidkeels venten vooral was in deze
tijden zeer geliefd. Daarmede waren de
Egyptenaren trouwens al begonnen. De
Joden volgden dit goede voorgaan maar
al te gaarne op. Het behoeft geen verwon
dering te baren, dat ook de Grieken en
de Romeinen den „Ausrufer" hebben ge
kend. Zelfs uw dienaar, de schrijver, heeft
hem meegemaakt, in een klein plaatsje
aan het Westerstrand. Als er iets verlo
ren was, kwam de „omroeper" er aan te
pas, ten minste, dat kón gebeuren, als
men er eenige penningen voor over had.
Eveneens trad de man-met-hetrklankbord
in functië, maar dan officieel, van ge
meentewege, als er „visch aan de markt"
aangekondigd moest worden.
Bij de Grieken stond het ambt niet in
hoog aanzien. Geschiedschrijvers vermel
den, dat meestal dichters, die niets ver
dienden, met het baantje werden opge
knapt.
De opgravingen in Pompeji hebben ons
veel geleerd over de diverse reclame-vor
men, welke omstreeks 300 jaar na Christus
in zwang waren. Zoo verlokkend mogelijk
stelden de kooplieden in deze typische
provincie-stad hunne waren ten toon. Uit
hangborden waren er bij de vleet.
Opschriften op zuilen en muren! Mede-
deelingen over te huur zijnde winkels en
magazijnen
De Romeinen hingen het is vanwege
de bekende spreekwijze misschien wel
aardig om te vermelden den krans bui
ten; een natuurlijken krans van wingerd
blaren eerst; later een houten krans. Hij
duidde het wijnhuis aan. Een ansa, of
hengsel van een aker, was het uithang-
teeken van hunne posthuizen. De instel
lingen zelve werden daarom ansae ge
noemd, een woord waaruit ons hanse, de
naam der groote middeleeuwsche handel
maatschappij, geboren is.
Tijdens de groote volksverhuizing stond
de reclame uiteraard nagenoeg stop. Eerst
omstreeks 800, zoo weet Karl Lauterer in
zijn „Lehrbuch der Reklame" ons te ver
halen, nadat Karei de Groote orde op
zaken had gesteld, ziet men de reolame
het hoofd weer boven water heffen. In de
elfde eeuw mag zij opnieuw er wezen. De
kruistochten, in de Middeleeuwen, deden
nieuwe behoeften ontstaan; vele luxueuse
zaken werden uit het Oosten geïmporteerd.
De handel bloeide in het avondland. De
omroepers waren meer dan ooit in tel. De
kracht van hun stem werd door trommel
en trompet versterkt. In sloppen en stegen
maakten de wijnverkoopers, de „crieurs de
vin", met hunne Jaellen en leven als een
oordeel. Door „stoephonden", óók een
vorm van reclame, werd het passeerend
landvolk schier gedwongen de winkelzaken
binnen te treden.
In hét laatst van de 14e, vooral in de
15e eeuw, toen handel en nijverheid zich
op een voor die dagen ongekende wijze
begonnen te ontwikkelen, werd de be
hoefte aan reclame, aan uithangborden
vooral, hoe langer hoe grooter. Speciaal
op de kunststukken van herbergiers en
artsenij-verkoopers, apothekers, dient ten
deze gewezen.
De mondelinge reolame, inmiddels, bleef
nog langen tijd op den voorgrond treden.
Twee uitvindingen droegen het hare er
toe bij, om den koopmansstand naar om-
De reclame, die de winkelier voor zijn zaak
maakt, speelt een groote rol bij de vraag, of
zij strcces zal hebben, Mogelijk zijn er nog
kortzichtigen, die meenen reclame niet noodig
te hebben. Dat was vroeger misschien zoo,
maar zelfs toen zocht een zakenman naar een
middel om de aandacht op zijn nering te ves
tigen. Of zou men denken, dat de uithangbor
den uit vroeger eeuwen zoo maar voor de leus
worden aangebracht? Zeer zeker niet en het
beste bewijs daarvan is wel het feit, dat ook
in onzen modernen tijd ieder naar het uit
hangbord zoekt terug te keeren, zij het dan
ook in wat anderen vorm door het gebruiken
van z.g. gevleugelde woorden of zinnen, die
onmiddellijk zeggen met welke zaak men te
doen heeft.
Maar daarnaast moet de winkelier tegen
woordig ook zorgen voor aanzien, 't Is uit den
tijd een ouderwetsch winkeltje te hebben met
twee kleine ramen en in het midden een deur.
De eischen van den tegenwoordigen tijd zijn:
voorkomen, optreden naar buiten. Dat bereikt
men door een modern ingerichten winkel, door
een op modernen leest geschoeide reclame.
't Mag voor de winkeliers een verheugend
feit genoemd worden, dat het publiek hier niet
koud voor blijft en we twijfelen er niet aan of
ook nu zal ieder, die in deze dagen Leiden's
étalages zal gaan bezichtigen, tot deze con
clusie komen: „Wat biedt Leiden toch enorm
veel, wat is er in Leiden veel moois en wat is
Leiden goedkoop!
Juist daarom is het voor de bewoners uit
de omliggende plaatsen van zoo groot belang
voor het doen hunner inkoopen Leiden te be
zoeken, maar ook zal het onze stadgenooten
overtuigen, dat bet zeker onnoodig is elders te
gaan zo«ken, wat hem in eigen stad zoo ruim
Hierboven geven wij een groepsfoto van het actieve bestuur der Leidsche Winkelweek
Zittend v. 1. n. r.: de heeren J. F. Westen, J. .Pontier, J. M. J\Ieijers, T. F. Wlieland Jr. en J. ftijnbende. Daar
achter staande in dezelfde volgorde, de heeren: M. ^Roos, J. O. H. vair Weejpn, M. Ziegelaar, W. Bouchier,
R.' «Levie en A. van Leeuwen.
„En rekent d'uitslag niet,
maar telt het doel alleen".
Tollens.
Een wapenschouw der Leidsche Winkeliers
Dagen, weken en maanden van voorberei
dingen nu, nu zitten we al meteen weer
temidden van de Leidsche Winkelweek, d.e
Winkelweek 1930.
Leiden maakt zich op voor het groote jaar-
lijksche feest, het 3 Octoberfeest, dat duizen
den en duizenden naar de aloude Sleutelstad
trekt en de tienduizenden bewoners dagen te
voren reeds bezighoudt.
Wanneer beter zou er een Winkelweek ge
houden kunnen worden dan nu, bij den aan
vang van het winterseizoen, ter inleiding van
de komende feesten?
De Leidsche winkeliers zijn weer gereed; zij
hebben zich weer opgemaakt voor de groote
revue, waarin zij al wat er in hen leeft en
streeft naar voren te brengen, om aan het win
kelend publiek te laten zien de schitterende
collecties noviteiten, welke door de industrie
der geheele wereld zijn voortgebracht. Hebben
wij goed gezien, dan is het den winkeliers de
zen keer meenens; zij trekken op ter wapen
schouw, ter grootschen wapenschouw.
Waarom weer deze Winkelweek, zullen ve
len zich afvragen!? De winkelier doet het
heusch niet voor zijn pleizier, dat zal ieder wel
begrijpen! En 't staat wel onomstootelijk vast,
dat een wapenschouw onkosten met-zich mede
brengt, in welken vorm die dan ook gedaan
worden,
Maar hoe beter men voor den dag komt, des
te meer kans van slagen heeft men. Daarom
wordt deze Winkelweek aangekondigd onder
het motto, dat
„hetgeen Leiden nu biedt
zal nopen
tot kijken en Lóopen!"
Daarin ligt het geheim van den opzet! Daar
voor moet de groote trom geroerd worden!
Daarvoor is geen reclame geweldig genoeg!
Het publiek moet thans de straat op. Onze
advertentie-kolommen roepen luide om kijkers
en koopers te dwingen langs de helderver-
lichte winkels te gaan zien wat al schoons en
degelijks daar geboden wordt.
Nu zien we Leiden weer op haar mooist,
want Leiden is een winkelstad en de twee
duizend winkeliers willen door deze massa
demonstratie toonen, dat er hier voor iederen
stand en voor iedere beurs te koop is dat
gene, wat men zoekt. Hier vindt men een
koopgelegenheid zonder weerga, hier ziet men
weer, dat de Sleutelstad haar eeuwenoude
reputatie als de groote koopstad van Rijnland
handhaaft.
schoots geboden wordt en meestal beter en
goedkooper.
Wanneer dit het resultaat wordt van de
Winkelweek, dan kunnen en dan zullen de
winkeliers tevreden zijn.
Men zal zich afvragen of het belang der
winkeliers dan alleen reeds gediend wordt
door het trekken van kijkers naar de in deze
dagen met zooveel zorg en zooveel smaak op
gemaakte étalage en of er dan geen prijs ge
steld wordt op directen verkoop! Ongetwijfeld,
wel; hoe meer, hoe liever! Zoo zijn winkeliers
nu eenmaal, tenminste wanneer men iets kan
gebruiken en goed naar zijn zin kan slagen.
Maar, niet ieder laat zich door een Winkel
week of door een mooie étalage leiden tot
koopen. Gelukkig maar ook, want niet ieder
kooper betaalt a contant en wanneer de winke
liers tijdens deze dagen maar luk-raak zou
verkoopen, doch maandenlang op zijn geld
moet wachten, dan verkoopt hij, tenzij men er
natuurlijk „goed voor is", liever niet. Maar,
wanneer men tijdens de Winkelweek goed in
zich opneemt wat de Leidsche Winkelstand
biedt, dan zal men te gelegener tijd ook hier
zijn inkoopen doen.
Toch, ter aanmoediging van den directen
verkoop, heeft de Winkelweek-commissie aan
deze Winkelweek een interessante attractie
verbonden, waaraan ieder, die gedurende deze
dagen slechts ter waarde van en halven gul
den bij een der deelnemende firma's koopt,
met gelijke kans deelneemt. Door de gezamen
lijke deelnemers toch zijn 1000 keurige ge
schenken ter waarde van 10.000 beschikbaar
gesteld.
Ook voor u!
En u behoeft er niets voor te tloen dan te
koopen. Telkenmale wanneer men gedurende
de Winkelweek bij een der deelnemende fir
ma's een bedrag vanaf 50 cent besteedt, ont
vangt men een genummerde bon, welke natuur
lijk zorgvuldig bewaard moet blijven. Aan het
einde der Winkelweek worden door de Leid
sche Perscommissie aan de winkeliers toege
zonden die nummers, welke door haar als
prijsnummers zijn aangewezen. Deze nummers
worden dan op de geschenken bevestigd en