Ci)pENING WINTER BIJVOEGSEL VAN DE LEIDSCHE COURANT WOENSDAG 24 SEPTEMBER 1930 WINKELWEEK EN RECLAME „Reclame maken is, althans moet zijn: verkoopen". Moeten wij in deze week, de winkel week, nog het nufc van reclame maken aantoonen? Neen, dat is niet noodig meer. De winkelweek zelf is het duidelijkste bewijs, dat dit niet noodig is. Wij leven niet meer in den tijd van Edward Bock, of was het een ander? die in zijn Ladies Home Journal een leuk grapje verkocht op degenen die niet ad verteerden in dat blad. Hij vertelde n.l. dat iemand de krant thuis had gekregen en bij het openvouwen er een groote spin in vond. Dat was geen toeval, meende Bock, maar dat kwam om dat de spin iemand zocht die niet adver teerde. Bij zoo iemand kon zij gerust haar net spannen, daar sliep het heele zaakje. Inderdaad is een handig opgezette re clame een goed begin en men weet het een goed begin is het halve werk. Zoo gaat het met de winkelweek ook. Deze moet een begin zijn van het win terseizoen, een krachtige en succesvolle poging om onder den crisisdruk uit te komen. Wij beleven den laatsten tijd allerlei weken: een blauwe week, een witte week, een missie-week, een winkelweek, een lichtweek enz. enz. Deze vorm van reclame is betrekkelijk modern en toch is het zóó eenvoudig, dat men niet begrijpt, waarom de winkeliers niet eerder op het idee zijn gekomen. En het is een goede manier van reclamemaken bovendien, profijtelijk voor den winkelier, althans in z'n gevolgen (men ziet de resultaten niet altijd direct) en aantrekkelijk voor het publiek. Waarmede kan men gemakkelijker en beter reclame maken dan met het artikel, dat men verkoopen wil, zelf? In adverten ties of circulaires kan men niet anders doen dan de voortreffelijkheid van zijn waren in min of meer gevoelvolle woor den aanprijzen, maar in de etalage spreekt het artikel voor zich zelf. Door middel van advertentiën en circulaires komt men bij de menschen in huis, wat heel wat waard is, maar bij een winkelweek blijft de win kelier zelf thuis zitten en laat de klanten of zij, die het hopelijk zullen worden, naar zich toe komen. Kan het doelmatiger? Natuurlijk spreekt het vanzelf, dat een dergelijk reclame-middel moet worden on dersteund door een goede advertentie campagne. Wij spreken met opzet van een „campagne", want het plaatsen van één advertentie eens in het jaar haalt weinig uit. Zoo ooit dan geldt hier vooral het. spreekwoord: frappez toujours, altijd maar door blijven hameren op het-aam beeld! De waarheid van een annonce moet er in geheid worden; iedereen moet zoo overtuigd zijn van de voortreffelijkheid van een artikel, dat aan twijfel niet meer gedacht wordt. Wat er met een goed opgezette en vol gehouden reclame-campagne bereikt kan worden, bewees o.a. een Amerikaansche firma. Natuurlijk is het een Amerikaan geweest, die verstaan nu eenmaal de kunst van reclame maken! Deze firma verkocht sinaasappelen en wist een dusdanige campagne te voeren, dat thans minstens 60 pet. van het geheele Amerikaansche volk sinaasappelsap bij het ontbijt drinkt en dat zóó gewoon vindt, dat het een zelfde behoefte is geworden als -bij ons een kopje thee. Wat in Amerika mogelijk is, moet ook hier mogelijk zijn. Wel zijn de Hollanders wat koeler en sceptischer van aard en niet zoo spoedig om te praten, maar de aanhouder wint, ook hier in Holland, ook in Leiden. Het Hollandsche publiek is voor rede vatbaar en als het ondervindt, dat het waar is, wat de winkelier hem voor houdt, dat het artikel werkelijk goed is en de reclame niet is opgeschroefd, dan wordt er gekocht en goed ook. Zoo ergens dan geldt voor Holland het adagium: Weest waar in uw reclame. Het publiek hier wil zich laten overtuigen. Wanneer het eens beet genomen is, ver geet het dat niet gauw. Waarheid in de reclame wil daarom nog niet zeggen, dat elke suggestie verboden is. Reclame mag best suggestief zijn, mag best de zaken zoo aantrekkelijk en aan- lokelijk mogelijk voorstellen. Want de mensch is van nature wat conservatief, houdt zich graag bij het beproefde oude en gaat slechts met voorzichtigheid tot nieuwigheden over. De reclame moet hem een handje helpen, moet hem trekken, moet hem de aarzeling doen overwinnen. Men kan dat doen in krantenadvertenties, men kan dat doen door middel van ge kleurde affiches, men kan dat ten slotte ook doen, door het artikel zoo voordeelig mogelijk en zoo aantrekkelijk mogelijk te doen zien in de etalages. Dat laatste is wel het allerbeste en dat gebeurt tijdens een winkelweek op een wijze, waaraan meer dan anders zorg is besteed. Twee groote factoren zijn dan aanwe zig, die het succes der reclame in de hand werken. Vooreerst is de winkelier geneigd om z'n beste beentje voor te zetten en van de uitstalkast te maken, wat hij er maar van maken kan. En vervolgens is het publiek nieuwsgierig om te komen kijken. In zulke dagen is er een vrij nauw contact tusschen distribuant en consument, vooral als dat nog versterkt wordt door allerlei attracties. Het bonnetjes-systeem zooals dat dit jaar zal worden toegepast, v**rkt in dit opzicht uitstekend. Het West- einde in den Haag is er mede voorgegaan tijdens de Lichtweek en het heeft uitste kend voldaan. Van heinde en ver kwam men z'n inkoopen doen in het Westeinde, men betaalde niets meer dan anders en elders en had bovendien de kans op een aardig prijsje. Zoo iets kan men doen bij een collec tieve reclame, zooals de winkelweek is. Ten onrechte twijfelen sommigen aan de loelmatigheid van collectieve reclame, om dat men meent, dat de individueele win kelier ondergaat in de massa. Maar aan den anderen kant vergeet men, dat het hier precies gaat. als met massa-suggestie; waartoe de eenling niet te bewegen is, daar is de massa toe te bewegen. De over tuiging van den een sleept den ander mee. Tijdens een winkelweek zijn de gemoede ren veel meer ontvankelijk voor reclame dan anders. Iedereen is vol van de win kelweek en alles wat daarop betrekking heeft valt terstond in het oog, trekt oogen- blikkelijk de aandacht. Advertenties wor den meer dan ooit nageplozen, omdat men iets bijzonders verwacht, iets extra's. Wat men anders niet. zoo gauw zou doen, doet men thans: men gaat er extra op uit om de etalages te bezichtigen. In dit opzicht is het ook niet kwaad, dat men de gedachte aan een 'etalage wedstrijd heeft laten varen. Een wedstrijd is heel aardig en animeert buitengewoon, maar afgezien van de kosten, heeft een wedstrijd ook dit nadeel, dat het publiek op allerlei dingen let en vergelijkingen maakt, maar zich van de voorwerpen zelf weinig aantrekt. Ongeveer hetzelfde als men heeft met bewegende figuren in de etalage. Zulke figuren trekken natuurlijk enorme belangstelling, maar zelden de soort belangstelling welke de winkelier noodig heeft. De ruiten worden geblok keerd door bossen schoolkinderen die zich aan zooiets wonderlijks natuurlijk verga pen en de grooteren kijken even naar de loewegende poppen of andere mechanismen en vergeten te zien naar de artikelen, wel ke in de etalage tentoongesteld liggen en welke jammerlijk op den achtergrond ge schoven worden. De meest verkoopkrachtige etalage is die, welke de te verkoopen artikelen het scherpst naar voren brengt, en het meesi( begeerenswaard weet voor te stellen. Hoe een etalagè moet zijn, is natuurlijk niet in. een algemeenèn regel aan te ge ven. Dat ligt heelemaal aan het artikel, dat men verkoopen wil, aan den stand, waarin de winkel gevestigd is en aan het publiek, dat men onder z'n clientèle telt. In 't algemeen kan men wel zeggen: stopt niet teveel in uw etalage-ruimte. Concentreert liever de aandacht op één bepaald artikel, dat naar voren gebracht moet worden. De groote maatschappijen geven het voorbeeld, de kleinen kunnen het navolgen. Beter een fijne, nette etalage met wei nig, maar goed, dan een overvolle, etalage, die den indruk van rommeligheid geeft. Niet iedereen" heeft gelegenheid om een kunstzinnige etalage te ontwerpen en uit te voeren. Slechts weinig artikelen leenen zich daartoe. Maar iedereen kan een etalage hebben, die er keurig verzorgd uitziet en den indruk wekt, dat hetgeen daar gepresenteerd wordt, eveneens keu rig in orde is. Wie geen eigen aparten etaleur er op na kan houden, kan niet iedere week een even keurig verzorgde etalage maken. De winkelweek is er om eens uit den sleur te geraken en met iets extra's voor den dag te komen. I Ook in dit opzicht werkt een winkel week nuttig en stimuleerend. HET OORDEEL VAN DE VROUW MOET ZIJ ZICH BEMOEIEN MET DE ZAKEN VAN HAAR MAN? Is het de plicht van de vrouw zich te bemoeien met, de zaken van haar man? Is het noodzakelijk, dat de man zijn vrouw deelgenoote maakt van de zorgen, die zijn beroep meebrengen? Is het noodig, dat hij haar zijn vrees meedeelt, dat zijn zaak achteruit zal gaan, of dat hij bij haar raad inwint op welke wijze hij zijn moeizaam verdiend geld zal beleggen? Heeft de vrouw niet reeds haar eigen zorgen, waarvan de zorg voor het huishouden lang niet altijd de voornaamste is? Het is geen gemakkelijke taak op' deze vragen, die slechts een klein deel vormen van de velen, die zich dagelijks aan ons voordoen, een duidelijk antwoord te ge ven. Er zijn huwelijken, waarin de beide echtgenoot-en ten zeerste gekrenkt zouden zijn, als een van hen een besluit betreffen de de een of andere aangelegenheid zou nemen, zonder den ander erin te kennen. Er zijn mannen, die het vanzelfsprekend vinden, dat een vrouw zich met hun zaken bemoeit, en die buitengewoon teleurgesteld zouden zijn, wanneer zij een vrouw trof fen, die daarvan niets wil weten. Andere mannen vinden het reeds ruimschoots vol doende, als de vrouw eenig interesse toont voor zijn dagelijksche bezigheden, maar van een verdere inmenging niets moeten hebben. En er zijn weer ancleren, die iedere inmenging van hun vrouw in hun zaken overbodig vinden, die op het standpunt staan, dat alles, wat met geldverdiensten samenhangt, slechts een zaak is, die den man alleen aangaat. Hoewel bij den tegen- woordigen stand van zaken dit laatste standpunt eenigszins verouderd genoemd mag worden, zijn er nog vele mannen, die zich hieraan houden. Een bepaalde norm aan te nemen voor dit, in de meeste huwelijken zoo gewichti ge vraagstuk is niet goed mogelijk, omdat dit probleem nauw samenhangt met het ka rakter en de opvattingen van de personen in kwestie. Een vrouw die al wil zij nog zoo graag van zaken geen begrip heeft, niet uit onwil, maar omdat zij er nu een maal geen hoofd voor heeft, zal vanzelf sprekend door een verstandigen echtgenoot nooit hierover worden geraadpleegd. Om gekeerd zou het natuurlijk volkomen ver keerd zijn, als een man, wiens vrouw reeds bij voorkomend© gelegenheden van haar daadwerkelijke belangstelling getuigenis heeft afgelegd, haar niet in elk opzicht zijn vertrouwen schenken. Niets kwetst een vrouw, die steeds gewend is geweest door haar echtgenoot als kameraad ook in zaken te worden beschouwd, méér, dan op zekeren dag te moeten bemerken, dat het slechts beleefdheid was, die haar man er toe bracht haar raad in te winnen. Soms komen er bepaalde vraagstukken in het zakenleven voor, die minder ge schikt zijn, om door een vrouw te worden beoordeeld. Daarentegen zijn er weer an dere aangelegenheden, die ten alle tijde ter kennis van de vrouw behooren te wor den gebracht. Dit zijn b.v. de kwesties van het vermogen, van het inkomen. Geen en kele echtgenoot, die zich van zijn verant woordelijke positie als hoofd van zijn gezin ten volle bewust is, zal zich onttrekken aan den plicht, om de toekomst van zijn gezin te verzekeren voor het geval, dat hij zich op zekeren dag niet meer in het land der levenden zal bevinden. Hij zal dus trachten, voor zoover tenminste zijn inko men zijn uitgaven te boven gaat, het geld, dat hij jaarlijks kan missen, zóó te beleg gen, dat zijn gezin, bij een slechten gang van zaken, geen materieele schade zal on dervinden. In deze zaken heeft de vrouw niet alleen het recht een woordje mee te spreken, maar het is in zekeren zin haar plicht! Iedere vrouw moet er b.v. voor zor gen, dat haar man zoo vroeg mogelijk een levensverzekering afsluit en dat hij deze verzekering niet alleen als een noodzake lijk kwaad beschouwt, maar als een' veili ge kapitaalbelegging. In Amerika, waar men gewend is, ook wat betreft het familieleven nuchterder te denken dan hier, dringt deze gedachte steeds meer door. Daar is b.v. de zooge naamde „verdubbeling van het vermogen" door middel van een levensverzekering zeer gebruikelijk. Deze verdubbeling bereikt men doordat het hoofd van het gezin, de kapitaal-bezitter, ongeveer de helft van de rente van zijn vermogen weer in levensver zekeringen belegt. Op deze wijze kan zijn familie, naast het reeds bestaande vermo gen, nog een tweede van dezelfde grootte vormen. Dit practische voorbeeld toont ons duidelijk het verband tusschen bedrijfs- en familieleven, en daarbij van welk een be lang een eensgezinde samenwerking tus1- schen man en vrouw ook in zakelijk opzicht is, zich te bemoeien met de kwesties, die hun vermogen, dus in zekeren zin de wel vaart van het gezin betreffen, behoeft geen nader betoog. Reeds meer dan eens heeft het oordeel van een vrouw, dat slechts gebaseerd was op de werking van een gezond verstand, haar man bij gewich tige zakenbesluiten beter geholpen, dan de dringende raadgevingen van niet altijd even onbaatzuchtige zakenvrienden, en het is dan ook geen bloot toeval, dat talrijke succesvolle handelslieden juist wanneer het er op aankomt een gewichtig besluit te nemen, den raad van hun ega. niet willen ontberen. Van de waarheid dezer laatste bewering, zal iedere vrouw in haar eigen kennissenkring de bewijzen kunnen vinden. IETS OVER WINKELEN en over EEN ONPRETTIG, MAAR VERKEERD BEGRIP 't Is wat leuk zoo 's middags eens te gaan winkelen. Liefst niet alleen, met z'n tweeën bijvoorbeeld, maar geen dame en heer. Neen werkelijk niet, heeren kun nen soms heel prettig gezelschap zijn maar niet om mee te winkelen, want daar kennen ze niets van. Ik geloof, dat ze er eigenlijk te bleu voor zijn. Ze zouden zoo maar tot hét eerste het beste of anders het tweede en zeker tot het derde willen besluiten, zin of geen zin. Omdat ze zoo gemakkelijk zijn, zoudt u denken? Weineen, om er af te zijn. Eigenlijk vinden ze het vervelend en lastig om iets naar hun keus te moeten zoeken, en hoe vriendelijker de verkoop ster is, hoe vlugger ze willen slagen. Om ten slotte thuis te komen met iets waarin ze geen zin hebben. Neen, winkelen kunnen de meeste man nen niet, daarin zijn de dames beslist favoriet. En dat is ook zeer begrijpelijk, want terwijl de mannen iederen dag opnieuw ploeteren om het zoo noodige geld te verdienen, oefenen de dames zich dage lijks in de kunst van het uitgeven. Geen kunst denkt u? Ja het geld goed uitgeven is werkelijk een groote kunst. En omdat de dames er zoo bedreven in zijn, laten wij het ook graag aan haar over. Maar daarom nemen do dames, wanneer ze gaan winkelen ook liever een dame mee en liefst iemand die smaak heeft, of verstand van het artikel dat men wil gaan koopen. En zoo trekken de dames er op ©on middag samen op uit. Wat moet je eigenlijk hebben en naar wien wil je toe? Ja, ik moet iets aardigs voor zus hebben, die is overmorgen jarig. Maar w a t en b ij wie weet ik nog niet. Nu, ga dan maar mee naar de Firma X., die heeft wel iets geschikt. Na een kleine wandeling komen de da mes voor de etalage der bedoelde firma. Deze heeft echter juist een speciale eta lage van een enkel artikel, zoodat er in de etalage geen keus gemaakt kan wor den. Wat geeft dat, laten we maar even gaan kijken. En als ze nu niets geschikt hebben? Dan gaan we er gewoon weer uit. Durf jij dat dan maar, dat vind ik zoo vervelend Dit is nu juist dat verkeerde en ik zou bijna zeggen verouderde begrip. Dames, wilt u het volgende eens goed onthouden? Als u een winkel binnengaat om te probeeren of u er een of ander artikel kunt vinden, dan wordt dit door eiken goeden winkelier reeds op prijs gesteld, dat u hiervoor aan zijn zaak de voorkeur geeft. Maar dan beteekent uw binnentreden ook geenszins, dat u nu beslist zal koo pen. En nog veel minder zal men van u vragen iets tegen uw zin te nemen. Integendeel, probeert u dan veel lie ver voor dezen keer elders te slagen. Ga gerust weg, maar komt ook weer vrij terug en onthoudt vooral ook nu voor de Winkelweek dat u in -elke goede zaak even vrij in en uit kan gaan, kan kóopen of niet koopen als waar ook. J. M. MEIJERS. EEN MAANBRIEFJE. In een Engelsch dagblad werd medege deeld, op welke vermakelijke wijze een klaarmaker een klant tot betaling van zijn rekening heeft aangemaand. Hij schreef: Dear Sir, If you will kindly remit cheque for en closed account you will oblige us. If not, wé shall oblige you. Men kan dezelfde woordspeling ongeveer in 't Hol'landsch maken. Geachte Heer, Indien gij ons het bedrag van ingeslo ten rekening wilt zenden, zult gij ons verplichten. Anders zullen wij u ver plichten. Een jongen treedt een kruidenierswin kel binnen; hij zet een kan op de toon bank en vraagt een pond siroop. De kruidenier voldoet aan het gevraag de en zegt: „Waar is nu het geld voor de siroop, ventje?" Jongen: „Wel, dat zal onder in de kan liggen, denk ik". „Wat zou Amerika zijn zonder reclame?" „Wat zou Amerika zijn zonder reclame, zon der al die opdringerige, ingenieus gevonden opschriften die tot eenig doel hebben zich voor een oogenblik te hameren in uw hoofd; zon der de als huizen zoo groote reclame-schilden langs den weg, zonder de lichtende reuzen letters tegen den hemel? Hoe -jou iemand, in dat haastige, jachtende land, met zijn tot op de spits gedreven concurrentie-strijd, er ko men, en zich handhaven, zonder voortdurend voor zich zelf reclame te maken? Dat weten de schrijvers, de musici, die hemel en aarde be wegen voor een interview en hun portret „in the paper"; dat weten de fotografen, die dc beroemdheden van tooneel of variété, met de belofte van een dozijn hunner duurste portret ten, pogen te bewegen om voor hen te poseeren. Dat weet de „hondenscheerder", die zijn ken nel „The Dogs Paradise" heeft gedoopt, even goed als de auto-koning, die onder den naam Ford niets anders schrijft dan „70.000 more than Ysterday". Jo van Ammers-Küller in de „Haagsche Post"

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1930 | | pagina 13