WINKELWEEKNUMMER VAN
OE LEIDSCHE COURANT
WOENSDAG 24 SEPTEMBER 1930
DE ETALAGE-VERLICHTING
3R0N VAN LICHT EN RECLAME.
In een Winkelweek-nummer kan men bij
na niet anders verwachten dan stof over
dê Winkelweek, over het doen van zaken,
over de reclame en over de wijze, waarop
men de doeltreffendste reclame kan ma
ken.
Een voorname factor van reclame nu is
de electriciteitsverlichting en daarover von
den we onlangs in het „Vad." van de hand
van zekeren v. S. een en ander vermeld,
dat wij de moeite waard achten onder de
oogen te brengen van de velen, die, naar
we hopen gaarne, dit Winkelweek-nummer
inzien en lezen.
Zooals op velerlei terrein, zijn ook op
het gebied der etalages en van het etalee-
rèn de opvattingen in de laatste tientallen
jaren sterk veranderd.
Een 30 jaar geleden beschouwde men
de etalageruimte ongeveer als een ver
zamelplaats van alle voorwerpen, die in
den winkel te koop waren. Men deed zijn
best zooveel mogelijk goederen een plaats
voor het winkelraam te geven, waarschijn
lijk in de veronderstelling, dat het publiek
op straat dan wel de moeite 'zou nemen
den weg in den chaos te vinden en een
bepaald artikel uit te zoeken. Overigens
vond men in het algemeen de etalage een
lastige bijkomstigheid, die bovendien nog
schade veroorzaakte, doordat de uitgestal
de waar dikwijls veel te lijden had van het
zonlicht en van stof. Gewoonlijk liet men
de zorg voor de uitstalling dan ook maar
over aan de goedkoopste kracht, de jong
ste bediende. Eén van de voornaamste te
genwoordige reclame-experts in Engeland
bijvoorbeeld heeft in zijn jeugd als 12-jarige
jongen geregeld de etalages van de zaak,
waarin hij werkte, verzorgd.
De etalage geen hinderlijk
aanhangsel.
f
Langzamerhand is toen het besef door
gedrongen, dat een etalage toch wel iets
meer is dan een hinderlijk aanhangsel van
den winkel, waarvan men eigenlijk het
nut niet inzag. Men begon te begrijpen,
dat de etalage een zeer belangrijke rol kan
spelen als middel van reclame. Men ging
inzien, dat de etalage het oog is, waarmede
de zaak op de straat uitziet en dat
evenals van sommige andere oogen op
den voorbijganger kan werken als een
magneet op ijzer. Men kwam tot de overtui
ging, dat het doel van de etalage is nieuwe
klanten te werven. 1
Vroeger heerschte de meening, dat zaken
doen in hoofdzaak een kwestie was van
puur geluk en daardoor eenvoudig afhan
kelijk van het noodlot. De menschen koch
ten bepaalde dingen steeds in dezelfde
winkels en er was voor hen geen reden, die
sleur te veranderen. Het was nu eenmaal
de gewoonte en daarom werd in dien tijd
door den winkelier in het algemeen weinig
geadverteerd en had ook de etalage weinig
beteekenis.
Tegenwoordig staat de eigenaar van een
zaak voor geheel andere problemen. Tn
onze' jaren beschouwt men het zaken deen,
het verkoopen zonder den factor geluk
geheel te willen uitschakelen veel meer
als een kwestie van activiteit en van in
zicht; inzicht in de behoeften van de men
schen en van de wijze, waarop de behoeften
kunnen worden geprikkeld en activiteit om
toe te grijpen, waar het inzicht goede kan
sen weet te ontdekken.
De étalage als reclame»
middel.
Een van de middelen, waarvan de za
kenman zich hierbij bedient, is de reclame
en één van de belangrijke vormen van re
clame voor vele kleine zaken, die niét
zooveel geld voor advertenties e.d. kunnen
uittrekken, wel de belangrijkste is de
etalage.
Want waarvoor dient een etalage? Hier
boven schreven wij het reeds: om nieuwe
klanten te werven. We kunnen het ook
anders zeggen: om van den voorbijganger
een kijker en van den kijker een kooper te
maken. Een werking in twee tempo's dus.
In de eerste plaats moet daarom de in
richting van de etalage zoodanig zijn, dab
de aandacht van den voorbijganger ge
troffen wordt, zoodat deze blijft staan om
te kijken. De noodige aantrekkingskracht
kan op verschillende wijzen worden ver
kregen, b.v. door een opvallende maar
altijd smaakvolle wijze van aankleeding
der etalageruimte of door middel van een
z.g. „blikvanger", een door kleur, vorm of
beweging de aandacht trekkend voorwerp,
dat met de eigenlijke etalage niets heeft
uit te staan, maar alleen dient om zoo
als de naam al zegt den blik te vangen.
Is nu de voorbijganger tot. kijker ge
worden, dan begint het tweede deel van
de tank van de etalage: van den kijker
een kooper te maken. Dit is moeilijker dan
het eerste. In het eerste geval werkt de
den mensch aangeboren nieuwsgierigheid
mede, in het tweede geval werkt vaak de
aangeboren zuinigheid tegen. De etalage
moet daarom overredingskracht bezitten,
die den beschouwer over zijn bezwaren
doet heenstappen en den winkel doet bin
nengaan. Zoo kan b.v. op zulk een pakken
de en overtuigende wijze de aandacht op
oen bepaald artikel of een groep van arti
kelen worden gevestigd, dat den man (of de
vrouw) voor het raam een dringende be
hoefte juist aan dit artikel wordt gesug
gereerd of» een sluimerende behoefte wordt
gewekt, zoodat een sterke prikkel tot koo-
pen ontstaat, waarop als logisch gevolg het
betreden van den winkel en in vee! geval
len de koop zelf zal volgen.
Het licht een belangrijke
factor.
De etalage vervult dus wel een zeer be
langrijke rol; we mogen zeggen dat de
etalage het voornaamste deel van den win
kel is. Voor den eigenaar van een zaak is
het van het grootste belang, dat aan de
EENIGE REGELS VOOR SUCCES
VOLLE RECLAME.
Op het Reclame-congres, dat verleden jaar
Augustus te Berlijn gehouden werd, ggf Ed
ward A. Filene uit Boston (Vereenigde Staten)
de volgende regels, Welke z.i. bij het reciame-
maken succes verzekeren: K
Adverteer ruim en moedig de dingen, waar
aan de menschen behoefte hebben; 2e. zeg de
waarheid in uw advertentie; 3e. lieg niet; 4e.
indien het niet helpt verbeter dan de waarde
van uw product, zoodat het 't beste op de
markt wordt; 5e. helpt het nog niet, adverteer
dan met nog meer moed; 6e. de meest geslaag
de adverteerders in de laatste jaren zijn de
manneh geweest, die èn het meest waar èn het
moedigst waren en de grootste advertenties
aandurfden.
De spreker lichtte vervolgens zijn zes stel
lingen nader toe.
Wat je te zeggen hebt, Zeg het den men
schen zoo, dat ze er werkelijk mee gediend
zijn. Alleen wie menschen, met wie hij zaken
doen wil, van dienst is, kan op succes rekenen
Zeg over de goéde eigenschappen van uw
goederen liever te weinig dan te veel. Alleen wie
niet teleurstelt, geniet vertrouwen en krijgt te
vens blijvende klanten, koopers en vrienden.
Lieg niet. Op leugens kunt ge nooit flinke,
goede zaken bouwen.
Hebt ge de middelen van uw reclame goed
gekozen en is de afzet van uw goederen toch
nog niet als gewenscht, onderzoek dan, of
de waarde van uw goederen ook göed genoeg
i6. Probeer in kwaliteit en prijs het beste te
bieden wat er op de markt is. Wordt uw afzet
dan nog niet grooter, maak dan gerust nog
meer reclame.
Verdiehen beleekent niet, iemand bedriegen.
Producenten en handelaars hebben op gelijke
wijze aanspraak op behoorlijke winst. Behoor
lijke winst verlangt echter lage prijzen en dit
eischt weer bestrijding der verkwisting in nij
verheid en handel.
Bereiken van winst bij lage prijzen door ge
meenschappelijke bestrijding der verkwisting
eischt toepassing van massamethoden in pro"»
ductie en handel.
inrichting en de aankleeding van de eta
lages de noodige zorg wordt besteed en
een belangrijke factor hierbij, die vreemd
genoeg nog vaak uit het oog wordt verlo
ren, is de verlichting.
Iu een etalage wordt iets aan het pu
bliek getoond; zal het tentoongestelde zijn
werking niet missen, dan moet het goed
zichtbaar zijn en om goed te kutiüen zien
is een_ goede verlichting noodzakelijk. Al
is een etalage ook nog zoo keurig en met
nog zooveel kennis van zaken ingericht, zij
zal niet tot haar reoht komen en daardoor
haar lokkende werking op. het publiek mis
sen, indien de verlichting ervan niet deugt.
Verlichting wil niet zeggen, de etalage
gelijkmatig met licht te vullen. Verlich
ting wil zeggen, dat het licht-, wat betreft
sterkte, verlichting, aard en kleur, is aan
gepast aan het karakter van de etalage en
aan de soort der tentoongestelde voorwer
pen. Hieruit volgt direct het groote ver
schil tusschen een etalagevel'lichtdng met
daglicht en met kunstlicht. Het daglicht is
wisselvallig; nu eens schijnt de zon hel
der, dan weer is de lucht bedekt. Bij hel
dere zon maken de voorwerpen om ons
heen een geheel anderen indruk dan in
dien de lucht bedekt is en zoo zal ook een
etalage op een dag vol zonneschijn er an
ders uitzien dan op donkere dagen. Daar
door zal ook de stimulans tot koopen, die
van de etalage moet uitgaan, steeds wis
selen.
Hoe anders is dit bij kunstverlichting.
Hierbij heeft men het volkomen in de hand
niet alleen te zorgen, dat de verlichting
constant blijft, maar met kunstlicht zijn,
dank zij de soepelheid der toepassing hier
van, effecten te verkrijgen, die met daglicht
nooit kunnen worden bereikt. Juist deze
effecten verhoogen de aantrekkelijkheid
van de etalage; daarom verdient de kunst
verlichting de grootste aandacht van elk,
die met de inrichting van etalages te ma
ken heeft. De etalage kan alleen bij kunst
licht, dus des avonds, volkomen tot" haar
recht komen.
In dit opzicht kan men de etalages ver
gelijken met het moderne booneel, waar
mede trouwens meer punten van overeen
komst bestaan. Op het tooneel van vroe
ger waren de decors en de requisieten „net
echt", waardoor de aandacht van de toe
schouwers van de hoofdzaak, de sepelers,
werd afgeleid. De moderne regisseur zet
het spel tusschen decors, die vaak niet meer
dan een aanduiding zijn en dwingt door
middel van de belichting den toeschouwer
zich te concentreeren op een bepaalde fi
guur of een bepaalde scène. Zoo kan bij
een etalage door het licht de aandacht
van het publiek worden gedwongen.
Hoe moet de etalage-verlichting
zijn?
Evenals op het gebied van de etalage
zelf zijn ook wat betreft de etalagever
lichting de opvattingen in de laatste jaren
sterk gewijzigd. De moderne verlichtings
techniek heeft zich met dit probleem bezig
gehouden en daarbij zijn de vele fouten,
die de vroege etalageverlichting aankleef
den, ontdekt en verbeterd. Een van de
meest voorkomende misstanden, die ook
tegenwoordig nog lang niet overal is vev-
dwenen, is de verkeerde plaatsing der
lichtbronnen. Vaak nog wordt een etalage
„verlicht" door eenige in het midden op
gehangen gloeilampen iij een schamel kap
je. Bijna altijd schijnt het liclit hiervan
den kijkers voor het raam recht in de
oogen, met het gevolg, dat deze door het"
felle licht worden verblind. Hierdoor ver-
Alleen de massamethoden maken verbree
ding van de basis voor de berekening der kos
ten mogelijk, waardoor prijsvermindering per
stuk bereikt kan worden.
Massale productie eischt af2et in massa's,
afzet in massa's echter massale koopracht.
Niet wat de waar kost, maar wat de massa
er voor betalen kan, bepaalt den omzet.
Massale omzet verlangt massale reclame. Al
leen breed opgezette en eerlijke reclame brengt
de goederen onder de menschen en dwingt an
derzijds producenten en handelaars om toe
zicht te houden op de kwaliteit en de zaken-
methoden.
Reclame bevordert dus massalen omzet en
schept tevens volkswelvaart. Massale omzet,
niet het behalen.van groote winst voor enkele
menschen, schept koopkracht, inkomsten en
volkswelvaart.
De massamethoden in Amerika dwingen tot
massamethoden in Europa. Alleen massametho
den leveren gunstige prijzen Voor de concurren
tie op de wereldmarkt. Slechts uitvoer schept
tegenwaarde voor den invoer welke de fn&rkt
in het binnenland noodig heeft.
Massamethoden eischen flinke productie en
handel en nauwgezette raadpleging van de
wereldmarkt. De markt hangt echter niet af
van het bevolkingscijfer, maar is hoofdzakelijk
gebaseerd op de koopkracht.
Massamethoden in Europa moeten voeren
tot afschaffing der tollen in de verschillende
landen. Alleen indien Europa de tollen laat
vallen, wordt massale koopkracht geschapen en
kan in massa worden afgezet.
Massamethoden dwingen tot economische
verstandhouding en maken oorlogen onmoge
lijk. Alleen economische verstandhouding
maakt massale productie, massa-afzet, mas
sale koopkracht, zooals in Amerika gebleken is
De vrede wordt door massamethoden be
vorderd. Wie een behoorlijk bestaan heeft,
geeft de voorkeur aan blijvende toestanden en
hij schuwt het onzekere.
Massamethoden en de hiervoor noodige
massareclame bevorderen dus de nationale en
internationale welvaart en den vrede, want al
leen massa-omzet schept volkswelvaart en te
vens wereldvrede, de hoofdbasis voor wereld-
verbetering.
schijnt de etalage voor hen in een licht
waas, die een goed onderscheiden belet.
Het spreekt vanzelf, dat op deze wijze een
etalage al zeer weinig aantrekkingskracht
bezit. Daarom is een van de eischen van
de verlichtingstechniek betreffende de éta
lageverlichting: de lichtbronnen zelf niet
zichtbaar van den straatkant af en het
licht mag alleen daar vallen, waar het nut
tig is, n.l. op de tentoongestelde voorwer
pen.
Licht trekt! Zooals de vogels worden
aangetrokken door het schijnsel van een
vuurtoren, zoo zal jiet publiek op straat
worden aangetrokken door ëen etalage, die
helder afsteekt tegen de omgevende don
kere gevelpartijen. Over deze aantrekken
de werking van een verlichte etalage zijn
proeven genomen, waarvan de resultaten
zoo interessant zijn, dat wij deze in het
kort hier zullen weergeven.
Wat een goede etalage
verlichting bereikt.
Gedurende drie opvolgende weken werd
het verkeer in een winkelstraat waar
genomen. Tijdens de eerste week was de
etalage, waarmee de proeven werden ge
nomen, op onjuiste wijze verlicht, n.l. met
zichtbaar opgehangen, naakte lampen. In
deze week bewogen zich 35 pCt. van de
voetgangers over het trottoir, waaraan de
etalage gelegen was; 65 pCt. liepen op het
tegenovergelegen trottoir, terwijl van alle
voorbijgangers slechts 2pCt. bleven
staan om de etalage te bezichtingen. Daar
op werd de verlichting in overeenstemming
gebracht, met het gevolg, dat in de twee
de week 52 pCt. van het publiek den weg
langs de etalage koos, 48 pCt. aan de over
zijde passeerde, terwijl 32 pCt. van voor
bijganger tot kijker werden. Tijdens de
derde week werd de sterkte van het licht
verhoogd met het volgende resultaat: langs
de etalage 53% pCt., aan den overkant
46% pCt., kijkers 34% pCt.
Een andere proef had betrekking op
twee etalages van een groote zaak, welke
zoo waren ingericht, dat drie verschillende
verlichtingssterkten konden worden inge-
sohakeld. Om zoo nauwkeurig mogelijk re
sultaten te verkrijgen, werden 106 waar
nemingen gedaan op verschillende tijden
en onder verschillende omstandigheden.
Zoo ging men den invloed van de verlich
ting op het publiek na bij mooi en bij
slecht weer, op dagen in het midden der
week, op Zondagen en op feestdagen. De
verkregen resultaten spreken een duidelijke
taal.
Toen de verlichting van de in de mee3te
etalages gebruikelijke sterkte werd ge
bracht op het dubbele, steeg het aantal
kijkers met 33 pCt.; bij een drievoudige
verlichtingssterkte bedroeg dit aantal zelfs
73 pCt.
Merkwaardig waren ook de uitkomsten
vail onderzoekingen met gekleurd licht in
de etalage. Hierbij bleek, dat de aan
trekkingskracht van gekleurd licht grooter
is dan die van wit licht. Terwijl voor een
etalage met wit licht 3,64 pCt. der voor
bijgangers bleef staan, trok dezelfde eta
lage in een passende kleurverlichting 10,4
pCt. van het publiek op de straat tot zich,
welk percentage steeg tot 11,9 pCt., toen
in de etalage wisselende kleureffecten
werden toegepast. Het bleek tevens, dat de
kleurwisseling, de beweging dus, ook de
neiging tot koopen stimuleerde. Bij de stil
staande kleurverlichting in de etalage be
traden 1,2 pCt. van de voorbijgangers ten
slotte de winkel; toen wisselende kleurver
lichting werd toegepast bedroeg dit aantal
2,15 pCt., dus bijna het dubbele.
KAMERMUZIEK EN GRAM0F00N.
Er is een tijd geweest dat kamermuziek
de groote mode was; niet alleen om naar
te luisteren maar vooral ook om "zelf te
beoefenen. Met de ontwikkeling van hét
moderne leven is de lust en de gelegen
heid daartoe ziender oogen verminderd
zooals trouwens algemeen het zelf musi-
ceeren door radio en gramofoon wel zeer
sterk op den achtergrond is geraakt. Ten
deele is dit misschien te betreuren als hét
verloren gaan van een der vele uitdruk-
kings mogelijkheden van ons geestelijk ik.
Maar daartegenover heeft onzen tijd
weer andere gelegenheden geboden onze
gevoelens en ons denken in daden om te
zetten. En het schijnt wel zeer de vraag
of het totaalverlies van deze verandering
groot is. Is het werkelijk zoo te betreuren,
dat niet meer iedereen piano of viool
speeltdat er een zekere specialiseering
heeft plaats gevonden ook bij het zoeken
van een geestelijke bevrediging? Nog te
veel zoekt men hier in de oude wereld
de voldoening in het leven in dingen die
buiten de primaire levenssfeer liggenin
tegenstelling met Amerika waar men meer
en meer in het dagelijksch werk zijn be
vrediging zoekt; waarbij er natuurlijk ve
len zijn die musiceeren als levenstaak heb
ben gekozen. Het leven moge er wellicht
ietwat eentoniger door zijn geworden, het
totaalresultaat is zonder twijfel van meer
waarde dén vroeger.
Maar al gaat men er thans toe over ook
het maken van kamermuziek over te laten
aan den enkeling die er dan in het bijzon-
dér voor geëigend is, daarmee behoeft het
luisteren naar deze muziek en de belang
stelling daarvoor geenszins een verminde-
dering te ondergaan. En het is vooral de
gramofoon geweest op haar huidig tech
nisch niveau, die het mogelijk heeft ge
maakt goede kamermuziek onder het be
reik van allen te brengen.
Eigenlijk is er geen muziek die zich zoo
zeer eigent voor een 'weergeving per gra
mofoon als deze composities die door
slechts een 45 tal instrumenten, viool,
viola, cello en eventueel piano worden
uitgevoerd. De gramofoon is in eerste in
stantie èen kaïnerircstrumenten de juis
te sfeer voor het beluisteren van kamer
muziek is in de meeste gevallen aanwezig.
Iets anders is het wanneer groote orkest
werken, die men gewend is in dé concert
zaal te hooren, waar aceoustiek en klank
volume zoo geheel anders zijn dan in het
eigen huis, weergegeven 1 moeten wor
den. Waarbij men steeds een zekere aan
passing moet vinden, hetzij van het ge
luidsvolume zelf, hetzij van de persoonlijke
instelling te dezen opzichte.
Orkestmuziek, een symphonie van Beet
hoven heeft een dramatisch karakter, is
vol actie gelijk een openbare redevoering
én is ten slotte een gemeenschapstaak.
Een uitvoering van de Negende van
Beethoven is, als een kerkdienst die voor
een juiste uitvoering de 'openbaarheid en
de gemeenschap noodig heeft. Kamermu
ziek, het forellen-quintet van Schubêrt, is
als een wijsgeêrig spreken onder vrienden;
veeleer een gedicht dan een drama.
Wellicht vinden daarom zoo velen geen
bevredigingin het luisteren naar kamer
muziek; hun muzikale ondervinding is be
perkt tot een blaasqrkest, een orgeluitvoe-
ring en misschien een voordracht op eêfl
piano; allemaal muziek van de volbloedige
dramatische soort. Het is als de man die
niet anders kent dan in volksvergaderingen
gehouden redevoeringen; voor wien elk
huiselijk wijsgeerig gesprek zonder kracht
en uitdrukking lijkt.
Het ideale medium voor kamermuziek is
het strijkkwartetin een naaste toekomst
waarschijnlijk vooral ook het quintet.
Hoofdzaak van de violen wier vier snaren
in stemming juist een quint uit elkander
liggendan volgt de viola, dê altviool",
wier hoogste snaar dezelfde stemming heeft
als de tweede snaar van de viool en wier
laagste dus ook wederom een quint onder
de laagste vioolsnaar ligt en ten slotte de
cello, een octaaf lager dan de a-lt-viool.
Deze kamermuziek is minder nadrukke
lijk dan orkest of pianomuziek. Maar de
beteekenis van een zin hangt niet alleen
af van het opzien dat zij baartnoch de
waarde eener bewering van de mechani
sche kracht waarmee zij uitgesproken
wordt. Grootschheid kan de schoonheid
verhoogen maar in kamermuziek is ware
schoonheid zonder machtigheid of grootsch
heid.
De gramofoon--is ten slotte waarlijk niet
de vijand van ons muziekleven. Al was het
alleen maar om de kostelijke voorbeelden
die hier door hen die zelf musiceeren ter
beschikking staan. Neem de nieuwe electri-
sche Ultraphoonplaten; gij kunt vinger- en
streektechniek van elk der uitvoerende on
middellijk herkennen. Er is geen beter mid
del om zelf te loeren spelen dan het be
luisteren van dergelijke platen. Van nog
meer belang is het misschien dat men
hier de mogelijkheid heeft de voordracht
van de grootste meesters der kamermu
ziek, van een Haifetz, een Rosanska nauw
keurig te bestudeeren. Het is bekend, dat
de dynamische aanduiding bij tal van par
tituren zeer onvoldoende is; de gramofoon
biedt de gelegenheid de juiste tempi, dc
afwisseling van piano en forta te leeren
kennen en wordt daarmee de hooge be
schermster van de ware kunst.
Uit de hierboven gegeven voorbeelden
blijkt wel duidelijk, van welk een groot
belang de verlichting der etalage uit een
oogpunt van verkoopen voor den eigenaar
van een zaak kan zijn. Een goed verlichte
etalage is een van de beste reclamemid
delen. Na het sluiten van den winkel gaat
de verlichte etalage voort reclame te ma
ken; het heldere etalagevlak in de donkere
straat dwingt tot stilstaan en kijken. Men
late het licht in de etalage ook in de late
avonduren branden om den voorbijganger
te trekken; de kijkers van heden zijn mis
schien de koopers van morgen.
Daarom licht, goed licht in de etalages.
Licht doet zien, zien doet koopen en dus:
Licht verkoopt.
DE REKENINGEN VAN DE BALZAC.
In de charmante Parijsche villawijk
staat in de rue Bayouard een bescheiden
huis, het huis, waar de Balzae, de Fran-
sche schrijver, een tijdlang gewoond heeft.
In het middelste van de, vroeger door
De Balzae bewoonde vertrekken, staat
een kleine schrijftafel met een massa
laatjes er in. Daarin bewaarde De Bal
zae zijn geld als hij nu en dan eens
wat geld te bewaren had.
Aan die schrijftafel met zijn vele
laatjes is de volgende anecdote verbón-
den.
De Balzae gaf er de voorkeur aan oto
's nachts te werken, omdat het dan rustig
en stil om hem heen was; en overdag te
slapen.
Zoo gebeurde het, dat op een middag,
toen hij nog in de heerlijkste droomen
verzonken lag, hij plotseling gewekt wérd
door het binnentreden van zijn kleerma
ker, die hem een lange, hooge rekening
kwam presenteeren.
Met brommerige, slaperige stem grauw
de de Balzae den indringer toe:
„Wat wilt u van mij?"
„Ik heb de rekening van uw laatste
pakken meegebracht, monsieur de Balzae".
Balzae wreef zijn oogen eens uit, geeuw
de, ging half overeind zitten, wees op de
schrijftafel, en zei:
„Trek u het bovenste laatje links
maar open". De kleermaker vond het
een buitenkansje, dat. hij op een gunstig
tijdstip gekomen scheen te zijn, juist op
een van de weinige dagen, dat De Balzae
wat geld in voorraad had, en hij haastte
zich dan ook om De Balzac's aanwijzin
gen te volgen en het bedoelde laatje
open te trekken.
Maar de schuldenaar moest zich zeker
vergist hebben in zijn slaperigheid het
laatje was leeg.
„Er ligt niets in dat laatje, monsieur de
Balzae
„Kijk u dan maar eens in de laatjes
„Ook leeg
„Het daarop volgende dan, daaronder
„Oók niets in!"
„Kijkt u dan maar eens in de laatjes
aan den rechterkant".
Na. ook aan die zijde van de schrijf
tafel een heele reeks laatjes opengetrok
ken en weer dichtgesöhoven te hebben,
kwatn de kleermaker (tindelijk aa.n een
dat- vol papieren lag.
„O, hier is er een, vol papieren!" riep
hij blij".
„Daar zal het geld wel bij liggen".
Rustig antwoordde De Balzaö:
„Geld Weineen. Die papieren, dat zijn
allemaal onbetaalde rekeningen. Leg die
van u er maar bovenop!"
Daaropschoof hij weer onder de de
kens, draaide zich met zijn gezicht naar
den muur, en een oogenblik later hoorde
de (kleermaker een krachtig, regelmatig
gesnork. De Balzae sliep alweer: een on
betaalde rekening meer of minder, daar
kon hij zich heusch geen Zorgen over
maken
„Kort en goed" zeggen vaak lieden, die
niet van het woord af kunnen komen.
Reiziger: Mag ik u mijn nieuwste mon
ster laten zien, mijnheer de directeur? Ik
héb immers uw laatste opdracht prompt
en nauwgezet uitgevoerd.
Directeur: Ik heb u geen opdracht
gegeven.
Jawel. U zei immers: Maak direct dat
je de deur uit komt!
„Gisteren, toen ik een nieuwe overjas
bij u kocht, zei u, dat die een menschen-
leeftijd zou duren".
„En?"
„De jas is al gestolen!"
Onderwijzer: Karei, luister eens. Als
je moeder je een gulden geeft om in den
winkel van Smits een pond s-uiker van 26
cent te halen, hoeveel geld krijg je dan
terug.
Karei: Een gulden.
Hoe kan dat dan?
Wij poffen bij Smits.
Ik verloor mijn grootsten crediteur
vandaag.
Is hij dood?
Neen, ik betaalde hem mijn schuld.
Chef: Wat is dat, juffrouw Jansen?
Ik heb den boekhouder voor morgén vrij
gegeven omdat hij wil gaan trouwen en nn
Wilt u ook vrij hebben?
Typiste: Ja, ik ben immers de bi'uid.
Tandarts: Wat is uw beroep, mijn
heer?
Karikaturist.
1Goed, dan zal ik u eens den Land
trekken, zooals het steeds in humoristische
tijdschriften wordt afgebeeld.
Storten dc menschen hier niet dik
wijls naar beneden?
Neen in den regel maar één keer.