WINKELWEEKNUMMER VAN OE LEIDSCHE COURANT WOENSDAG 24 SEPTEMBER 1930 DE ETALAGE-VERLICHTING 3R0N VAN LICHT EN RECLAME. In een Winkelweek-nummer kan men bij na niet anders verwachten dan stof over dê Winkelweek, over het doen van zaken, over de reclame en over de wijze, waarop men de doeltreffendste reclame kan ma ken. Een voorname factor van reclame nu is de electriciteitsverlichting en daarover von den we onlangs in het „Vad." van de hand van zekeren v. S. een en ander vermeld, dat wij de moeite waard achten onder de oogen te brengen van de velen, die, naar we hopen gaarne, dit Winkelweek-nummer inzien en lezen. Zooals op velerlei terrein, zijn ook op het gebied der etalages en van het etalee- rèn de opvattingen in de laatste tientallen jaren sterk veranderd. Een 30 jaar geleden beschouwde men de etalageruimte ongeveer als een ver zamelplaats van alle voorwerpen, die in den winkel te koop waren. Men deed zijn best zooveel mogelijk goederen een plaats voor het winkelraam te geven, waarschijn lijk in de veronderstelling, dat het publiek op straat dan wel de moeite 'zou nemen den weg in den chaos te vinden en een bepaald artikel uit te zoeken. Overigens vond men in het algemeen de etalage een lastige bijkomstigheid, die bovendien nog schade veroorzaakte, doordat de uitgestal de waar dikwijls veel te lijden had van het zonlicht en van stof. Gewoonlijk liet men de zorg voor de uitstalling dan ook maar over aan de goedkoopste kracht, de jong ste bediende. Eén van de voornaamste te genwoordige reclame-experts in Engeland bijvoorbeeld heeft in zijn jeugd als 12-jarige jongen geregeld de etalages van de zaak, waarin hij werkte, verzorgd. De etalage geen hinderlijk aanhangsel. f Langzamerhand is toen het besef door gedrongen, dat een etalage toch wel iets meer is dan een hinderlijk aanhangsel van den winkel, waarvan men eigenlijk het nut niet inzag. Men begon te begrijpen, dat de etalage een zeer belangrijke rol kan spelen als middel van reclame. Men ging inzien, dat de etalage het oog is, waarmede de zaak op de straat uitziet en dat evenals van sommige andere oogen op den voorbijganger kan werken als een magneet op ijzer. Men kwam tot de overtui ging, dat het doel van de etalage is nieuwe klanten te werven. 1 Vroeger heerschte de meening, dat zaken doen in hoofdzaak een kwestie was van puur geluk en daardoor eenvoudig afhan kelijk van het noodlot. De menschen koch ten bepaalde dingen steeds in dezelfde winkels en er was voor hen geen reden, die sleur te veranderen. Het was nu eenmaal de gewoonte en daarom werd in dien tijd door den winkelier in het algemeen weinig geadverteerd en had ook de etalage weinig beteekenis. Tegenwoordig staat de eigenaar van een zaak voor geheel andere problemen. Tn onze' jaren beschouwt men het zaken deen, het verkoopen zonder den factor geluk geheel te willen uitschakelen veel meer als een kwestie van activiteit en van in zicht; inzicht in de behoeften van de men schen en van de wijze, waarop de behoeften kunnen worden geprikkeld en activiteit om toe te grijpen, waar het inzicht goede kan sen weet te ontdekken. De étalage als reclame» middel. Een van de middelen, waarvan de za kenman zich hierbij bedient, is de reclame en één van de belangrijke vormen van re clame voor vele kleine zaken, die niét zooveel geld voor advertenties e.d. kunnen uittrekken, wel de belangrijkste is de etalage. Want waarvoor dient een etalage? Hier boven schreven wij het reeds: om nieuwe klanten te werven. We kunnen het ook anders zeggen: om van den voorbijganger een kijker en van den kijker een kooper te maken. Een werking in twee tempo's dus. In de eerste plaats moet daarom de in richting van de etalage zoodanig zijn, dab de aandacht van den voorbijganger ge troffen wordt, zoodat deze blijft staan om te kijken. De noodige aantrekkingskracht kan op verschillende wijzen worden ver kregen, b.v. door een opvallende maar altijd smaakvolle wijze van aankleeding der etalageruimte of door middel van een z.g. „blikvanger", een door kleur, vorm of beweging de aandacht trekkend voorwerp, dat met de eigenlijke etalage niets heeft uit te staan, maar alleen dient om zoo als de naam al zegt den blik te vangen. Is nu de voorbijganger tot. kijker ge worden, dan begint het tweede deel van de tank van de etalage: van den kijker een kooper te maken. Dit is moeilijker dan het eerste. In het eerste geval werkt de den mensch aangeboren nieuwsgierigheid mede, in het tweede geval werkt vaak de aangeboren zuinigheid tegen. De etalage moet daarom overredingskracht bezitten, die den beschouwer over zijn bezwaren doet heenstappen en den winkel doet bin nengaan. Zoo kan b.v. op zulk een pakken de en overtuigende wijze de aandacht op oen bepaald artikel of een groep van arti kelen worden gevestigd, dat den man (of de vrouw) voor het raam een dringende be hoefte juist aan dit artikel wordt gesug gereerd of» een sluimerende behoefte wordt gewekt, zoodat een sterke prikkel tot koo- pen ontstaat, waarop als logisch gevolg het betreden van den winkel en in vee! geval len de koop zelf zal volgen. Het licht een belangrijke factor. De etalage vervult dus wel een zeer be langrijke rol; we mogen zeggen dat de etalage het voornaamste deel van den win kel is. Voor den eigenaar van een zaak is het van het grootste belang, dat aan de EENIGE REGELS VOOR SUCCES VOLLE RECLAME. Op het Reclame-congres, dat verleden jaar Augustus te Berlijn gehouden werd, ggf Ed ward A. Filene uit Boston (Vereenigde Staten) de volgende regels, Welke z.i. bij het reciame- maken succes verzekeren: K Adverteer ruim en moedig de dingen, waar aan de menschen behoefte hebben; 2e. zeg de waarheid in uw advertentie; 3e. lieg niet; 4e. indien het niet helpt verbeter dan de waarde van uw product, zoodat het 't beste op de markt wordt; 5e. helpt het nog niet, adverteer dan met nog meer moed; 6e. de meest geslaag de adverteerders in de laatste jaren zijn de manneh geweest, die èn het meest waar èn het moedigst waren en de grootste advertenties aandurfden. De spreker lichtte vervolgens zijn zes stel lingen nader toe. Wat je te zeggen hebt, Zeg het den men schen zoo, dat ze er werkelijk mee gediend zijn. Alleen wie menschen, met wie hij zaken doen wil, van dienst is, kan op succes rekenen Zeg over de goéde eigenschappen van uw goederen liever te weinig dan te veel. Alleen wie niet teleurstelt, geniet vertrouwen en krijgt te vens blijvende klanten, koopers en vrienden. Lieg niet. Op leugens kunt ge nooit flinke, goede zaken bouwen. Hebt ge de middelen van uw reclame goed gekozen en is de afzet van uw goederen toch nog niet als gewenscht, onderzoek dan, of de waarde van uw goederen ook göed genoeg i6. Probeer in kwaliteit en prijs het beste te bieden wat er op de markt is. Wordt uw afzet dan nog niet grooter, maak dan gerust nog meer reclame. Verdiehen beleekent niet, iemand bedriegen. Producenten en handelaars hebben op gelijke wijze aanspraak op behoorlijke winst. Behoor lijke winst verlangt echter lage prijzen en dit eischt weer bestrijding der verkwisting in nij verheid en handel. Bereiken van winst bij lage prijzen door ge meenschappelijke bestrijding der verkwisting eischt toepassing van massamethoden in pro"» ductie en handel. inrichting en de aankleeding van de eta lages de noodige zorg wordt besteed en een belangrijke factor hierbij, die vreemd genoeg nog vaak uit het oog wordt verlo ren, is de verlichting. Iu een etalage wordt iets aan het pu bliek getoond; zal het tentoongestelde zijn werking niet missen, dan moet het goed zichtbaar zijn en om goed te kutiüen zien is een_ goede verlichting noodzakelijk. Al is een etalage ook nog zoo keurig en met nog zooveel kennis van zaken ingericht, zij zal niet tot haar reoht komen en daardoor haar lokkende werking op. het publiek mis sen, indien de verlichting ervan niet deugt. Verlichting wil niet zeggen, de etalage gelijkmatig met licht te vullen. Verlich ting wil zeggen, dat het licht-, wat betreft sterkte, verlichting, aard en kleur, is aan gepast aan het karakter van de etalage en aan de soort der tentoongestelde voorwer pen. Hieruit volgt direct het groote ver schil tusschen een etalagevel'lichtdng met daglicht en met kunstlicht. Het daglicht is wisselvallig; nu eens schijnt de zon hel der, dan weer is de lucht bedekt. Bij hel dere zon maken de voorwerpen om ons heen een geheel anderen indruk dan in dien de lucht bedekt is en zoo zal ook een etalage op een dag vol zonneschijn er an ders uitzien dan op donkere dagen. Daar door zal ook de stimulans tot koopen, die van de etalage moet uitgaan, steeds wis selen. Hoe anders is dit bij kunstverlichting. Hierbij heeft men het volkomen in de hand niet alleen te zorgen, dat de verlichting constant blijft, maar met kunstlicht zijn, dank zij de soepelheid der toepassing hier van, effecten te verkrijgen, die met daglicht nooit kunnen worden bereikt. Juist deze effecten verhoogen de aantrekkelijkheid van de etalage; daarom verdient de kunst verlichting de grootste aandacht van elk, die met de inrichting van etalages te ma ken heeft. De etalage kan alleen bij kunst licht, dus des avonds, volkomen tot" haar recht komen. In dit opzicht kan men de etalages ver gelijken met het moderne booneel, waar mede trouwens meer punten van overeen komst bestaan. Op het tooneel van vroe ger waren de decors en de requisieten „net echt", waardoor de aandacht van de toe schouwers van de hoofdzaak, de sepelers, werd afgeleid. De moderne regisseur zet het spel tusschen decors, die vaak niet meer dan een aanduiding zijn en dwingt door middel van de belichting den toeschouwer zich te concentreeren op een bepaalde fi guur of een bepaalde scène. Zoo kan bij een etalage door het licht de aandacht van het publiek worden gedwongen. Hoe moet de etalage-verlichting zijn? Evenals op het gebied van de etalage zelf zijn ook wat betreft de etalagever lichting de opvattingen in de laatste jaren sterk gewijzigd. De moderne verlichtings techniek heeft zich met dit probleem bezig gehouden en daarbij zijn de vele fouten, die de vroege etalageverlichting aankleef den, ontdekt en verbeterd. Een van de meest voorkomende misstanden, die ook tegenwoordig nog lang niet overal is vev- dwenen, is de verkeerde plaatsing der lichtbronnen. Vaak nog wordt een etalage „verlicht" door eenige in het midden op gehangen gloeilampen iij een schamel kap je. Bijna altijd schijnt het liclit hiervan den kijkers voor het raam recht in de oogen, met het gevolg, dat deze door het" felle licht worden verblind. Hierdoor ver- Alleen de massamethoden maken verbree ding van de basis voor de berekening der kos ten mogelijk, waardoor prijsvermindering per stuk bereikt kan worden. Massale productie eischt af2et in massa's, afzet in massa's echter massale koopracht. Niet wat de waar kost, maar wat de massa er voor betalen kan, bepaalt den omzet. Massale omzet verlangt massale reclame. Al leen breed opgezette en eerlijke reclame brengt de goederen onder de menschen en dwingt an derzijds producenten en handelaars om toe zicht te houden op de kwaliteit en de zaken- methoden. Reclame bevordert dus massalen omzet en schept tevens volkswelvaart. Massale omzet, niet het behalen.van groote winst voor enkele menschen, schept koopkracht, inkomsten en volkswelvaart. De massamethoden in Amerika dwingen tot massamethoden in Europa. Alleen massametho den leveren gunstige prijzen Voor de concurren tie op de wereldmarkt. Slechts uitvoer schept tegenwaarde voor den invoer welke de fn&rkt in het binnenland noodig heeft. Massamethoden eischen flinke productie en handel en nauwgezette raadpleging van de wereldmarkt. De markt hangt echter niet af van het bevolkingscijfer, maar is hoofdzakelijk gebaseerd op de koopkracht. Massamethoden in Europa moeten voeren tot afschaffing der tollen in de verschillende landen. Alleen indien Europa de tollen laat vallen, wordt massale koopkracht geschapen en kan in massa worden afgezet. Massamethoden dwingen tot economische verstandhouding en maken oorlogen onmoge lijk. Alleen economische verstandhouding maakt massale productie, massa-afzet, mas sale koopkracht, zooals in Amerika gebleken is De vrede wordt door massamethoden be vorderd. Wie een behoorlijk bestaan heeft, geeft de voorkeur aan blijvende toestanden en hij schuwt het onzekere. Massamethoden en de hiervoor noodige massareclame bevorderen dus de nationale en internationale welvaart en den vrede, want al leen massa-omzet schept volkswelvaart en te vens wereldvrede, de hoofdbasis voor wereld- verbetering. schijnt de etalage voor hen in een licht waas, die een goed onderscheiden belet. Het spreekt vanzelf, dat op deze wijze een etalage al zeer weinig aantrekkingskracht bezit. Daarom is een van de eischen van de verlichtingstechniek betreffende de éta lageverlichting: de lichtbronnen zelf niet zichtbaar van den straatkant af en het licht mag alleen daar vallen, waar het nut tig is, n.l. op de tentoongestelde voorwer pen. Licht trekt! Zooals de vogels worden aangetrokken door het schijnsel van een vuurtoren, zoo zal jiet publiek op straat worden aangetrokken door ëen etalage, die helder afsteekt tegen de omgevende don kere gevelpartijen. Over deze aantrekken de werking van een verlichte etalage zijn proeven genomen, waarvan de resultaten zoo interessant zijn, dat wij deze in het kort hier zullen weergeven. Wat een goede etalage verlichting bereikt. Gedurende drie opvolgende weken werd het verkeer in een winkelstraat waar genomen. Tijdens de eerste week was de etalage, waarmee de proeven werden ge nomen, op onjuiste wijze verlicht, n.l. met zichtbaar opgehangen, naakte lampen. In deze week bewogen zich 35 pCt. van de voetgangers over het trottoir, waaraan de etalage gelegen was; 65 pCt. liepen op het tegenovergelegen trottoir, terwijl van alle voorbijgangers slechts 2pCt. bleven staan om de etalage te bezichtingen. Daar op werd de verlichting in overeenstemming gebracht, met het gevolg, dat in de twee de week 52 pCt. van het publiek den weg langs de etalage koos, 48 pCt. aan de over zijde passeerde, terwijl 32 pCt. van voor bijganger tot kijker werden. Tijdens de derde week werd de sterkte van het licht verhoogd met het volgende resultaat: langs de etalage 53% pCt., aan den overkant 46% pCt., kijkers 34% pCt. Een andere proef had betrekking op twee etalages van een groote zaak, welke zoo waren ingericht, dat drie verschillende verlichtingssterkten konden worden inge- sohakeld. Om zoo nauwkeurig mogelijk re sultaten te verkrijgen, werden 106 waar nemingen gedaan op verschillende tijden en onder verschillende omstandigheden. Zoo ging men den invloed van de verlich ting op het publiek na bij mooi en bij slecht weer, op dagen in het midden der week, op Zondagen en op feestdagen. De verkregen resultaten spreken een duidelijke taal. Toen de verlichting van de in de mee3te etalages gebruikelijke sterkte werd ge bracht op het dubbele, steeg het aantal kijkers met 33 pCt.; bij een drievoudige verlichtingssterkte bedroeg dit aantal zelfs 73 pCt. Merkwaardig waren ook de uitkomsten vail onderzoekingen met gekleurd licht in de etalage. Hierbij bleek, dat de aan trekkingskracht van gekleurd licht grooter is dan die van wit licht. Terwijl voor een etalage met wit licht 3,64 pCt. der voor bijgangers bleef staan, trok dezelfde eta lage in een passende kleurverlichting 10,4 pCt. van het publiek op de straat tot zich, welk percentage steeg tot 11,9 pCt., toen in de etalage wisselende kleureffecten werden toegepast. Het bleek tevens, dat de kleurwisseling, de beweging dus, ook de neiging tot koopen stimuleerde. Bij de stil staande kleurverlichting in de etalage be traden 1,2 pCt. van de voorbijgangers ten slotte de winkel; toen wisselende kleurver lichting werd toegepast bedroeg dit aantal 2,15 pCt., dus bijna het dubbele. KAMERMUZIEK EN GRAM0F00N. Er is een tijd geweest dat kamermuziek de groote mode was; niet alleen om naar te luisteren maar vooral ook om "zelf te beoefenen. Met de ontwikkeling van hét moderne leven is de lust en de gelegen heid daartoe ziender oogen verminderd zooals trouwens algemeen het zelf musi- ceeren door radio en gramofoon wel zeer sterk op den achtergrond is geraakt. Ten deele is dit misschien te betreuren als hét verloren gaan van een der vele uitdruk- kings mogelijkheden van ons geestelijk ik. Maar daartegenover heeft onzen tijd weer andere gelegenheden geboden onze gevoelens en ons denken in daden om te zetten. En het schijnt wel zeer de vraag of het totaalverlies van deze verandering groot is. Is het werkelijk zoo te betreuren, dat niet meer iedereen piano of viool speeltdat er een zekere specialiseering heeft plaats gevonden ook bij het zoeken van een geestelijke bevrediging? Nog te veel zoekt men hier in de oude wereld de voldoening in het leven in dingen die buiten de primaire levenssfeer liggenin tegenstelling met Amerika waar men meer en meer in het dagelijksch werk zijn be vrediging zoekt; waarbij er natuurlijk ve len zijn die musiceeren als levenstaak heb ben gekozen. Het leven moge er wellicht ietwat eentoniger door zijn geworden, het totaalresultaat is zonder twijfel van meer waarde dén vroeger. Maar al gaat men er thans toe over ook het maken van kamermuziek over te laten aan den enkeling die er dan in het bijzon- dér voor geëigend is, daarmee behoeft het luisteren naar deze muziek en de belang stelling daarvoor geenszins een verminde- dering te ondergaan. En het is vooral de gramofoon geweest op haar huidig tech nisch niveau, die het mogelijk heeft ge maakt goede kamermuziek onder het be reik van allen te brengen. Eigenlijk is er geen muziek die zich zoo zeer eigent voor een 'weergeving per gra mofoon als deze composities die door slechts een 45 tal instrumenten, viool, viola, cello en eventueel piano worden uitgevoerd. De gramofoon is in eerste in stantie èen kaïnerircstrumenten de juis te sfeer voor het beluisteren van kamer muziek is in de meeste gevallen aanwezig. Iets anders is het wanneer groote orkest werken, die men gewend is in dé concert zaal te hooren, waar aceoustiek en klank volume zoo geheel anders zijn dan in het eigen huis, weergegeven 1 moeten wor den. Waarbij men steeds een zekere aan passing moet vinden, hetzij van het ge luidsvolume zelf, hetzij van de persoonlijke instelling te dezen opzichte. Orkestmuziek, een symphonie van Beet hoven heeft een dramatisch karakter, is vol actie gelijk een openbare redevoering én is ten slotte een gemeenschapstaak. Een uitvoering van de Negende van Beethoven is, als een kerkdienst die voor een juiste uitvoering de 'openbaarheid en de gemeenschap noodig heeft. Kamermu ziek, het forellen-quintet van Schubêrt, is als een wijsgeêrig spreken onder vrienden; veeleer een gedicht dan een drama. Wellicht vinden daarom zoo velen geen bevredigingin het luisteren naar kamer muziek; hun muzikale ondervinding is be perkt tot een blaasqrkest, een orgeluitvoe- ring en misschien een voordracht op eêfl piano; allemaal muziek van de volbloedige dramatische soort. Het is als de man die niet anders kent dan in volksvergaderingen gehouden redevoeringen; voor wien elk huiselijk wijsgeerig gesprek zonder kracht en uitdrukking lijkt. Het ideale medium voor kamermuziek is het strijkkwartetin een naaste toekomst waarschijnlijk vooral ook het quintet. Hoofdzaak van de violen wier vier snaren in stemming juist een quint uit elkander liggendan volgt de viola, dê altviool", wier hoogste snaar dezelfde stemming heeft als de tweede snaar van de viool en wier laagste dus ook wederom een quint onder de laagste vioolsnaar ligt en ten slotte de cello, een octaaf lager dan de a-lt-viool. Deze kamermuziek is minder nadrukke lijk dan orkest of pianomuziek. Maar de beteekenis van een zin hangt niet alleen af van het opzien dat zij baartnoch de waarde eener bewering van de mechani sche kracht waarmee zij uitgesproken wordt. Grootschheid kan de schoonheid verhoogen maar in kamermuziek is ware schoonheid zonder machtigheid of grootsch heid. De gramofoon--is ten slotte waarlijk niet de vijand van ons muziekleven. Al was het alleen maar om de kostelijke voorbeelden die hier door hen die zelf musiceeren ter beschikking staan. Neem de nieuwe electri- sche Ultraphoonplaten; gij kunt vinger- en streektechniek van elk der uitvoerende on middellijk herkennen. Er is geen beter mid del om zelf te loeren spelen dan het be luisteren van dergelijke platen. Van nog meer belang is het misschien dat men hier de mogelijkheid heeft de voordracht van de grootste meesters der kamermu ziek, van een Haifetz, een Rosanska nauw keurig te bestudeeren. Het is bekend, dat de dynamische aanduiding bij tal van par tituren zeer onvoldoende is; de gramofoon biedt de gelegenheid de juiste tempi, dc afwisseling van piano en forta te leeren kennen en wordt daarmee de hooge be schermster van de ware kunst. Uit de hierboven gegeven voorbeelden blijkt wel duidelijk, van welk een groot belang de verlichting der etalage uit een oogpunt van verkoopen voor den eigenaar van een zaak kan zijn. Een goed verlichte etalage is een van de beste reclamemid delen. Na het sluiten van den winkel gaat de verlichte etalage voort reclame te ma ken; het heldere etalagevlak in de donkere straat dwingt tot stilstaan en kijken. Men late het licht in de etalage ook in de late avonduren branden om den voorbijganger te trekken; de kijkers van heden zijn mis schien de koopers van morgen. Daarom licht, goed licht in de etalages. Licht doet zien, zien doet koopen en dus: Licht verkoopt. DE REKENINGEN VAN DE BALZAC. In de charmante Parijsche villawijk staat in de rue Bayouard een bescheiden huis, het huis, waar de Balzae, de Fran- sche schrijver, een tijdlang gewoond heeft. In het middelste van de, vroeger door De Balzae bewoonde vertrekken, staat een kleine schrijftafel met een massa laatjes er in. Daarin bewaarde De Bal zae zijn geld als hij nu en dan eens wat geld te bewaren had. Aan die schrijftafel met zijn vele laatjes is de volgende anecdote verbón- den. De Balzae gaf er de voorkeur aan oto 's nachts te werken, omdat het dan rustig en stil om hem heen was; en overdag te slapen. Zoo gebeurde het, dat op een middag, toen hij nog in de heerlijkste droomen verzonken lag, hij plotseling gewekt wérd door het binnentreden van zijn kleerma ker, die hem een lange, hooge rekening kwam presenteeren. Met brommerige, slaperige stem grauw de de Balzae den indringer toe: „Wat wilt u van mij?" „Ik heb de rekening van uw laatste pakken meegebracht, monsieur de Balzae". Balzae wreef zijn oogen eens uit, geeuw de, ging half overeind zitten, wees op de schrijftafel, en zei: „Trek u het bovenste laatje links maar open". De kleermaker vond het een buitenkansje, dat. hij op een gunstig tijdstip gekomen scheen te zijn, juist op een van de weinige dagen, dat De Balzae wat geld in voorraad had, en hij haastte zich dan ook om De Balzac's aanwijzin gen te volgen en het bedoelde laatje open te trekken. Maar de schuldenaar moest zich zeker vergist hebben in zijn slaperigheid het laatje was leeg. „Er ligt niets in dat laatje, monsieur de Balzae „Kijk u dan maar eens in de laatjes „Ook leeg „Het daarop volgende dan, daaronder „Oók niets in!" „Kijkt u dan maar eens in de laatjes aan den rechterkant". Na. ook aan die zijde van de schrijf tafel een heele reeks laatjes opengetrok ken en weer dichtgesöhoven te hebben, kwatn de kleermaker (tindelijk aa.n een dat- vol papieren lag. „O, hier is er een, vol papieren!" riep hij blij". „Daar zal het geld wel bij liggen". Rustig antwoordde De Balzaö: „Geld Weineen. Die papieren, dat zijn allemaal onbetaalde rekeningen. Leg die van u er maar bovenop!" Daaropschoof hij weer onder de de kens, draaide zich met zijn gezicht naar den muur, en een oogenblik later hoorde de (kleermaker een krachtig, regelmatig gesnork. De Balzae sliep alweer: een on betaalde rekening meer of minder, daar kon hij zich heusch geen Zorgen over maken „Kort en goed" zeggen vaak lieden, die niet van het woord af kunnen komen. Reiziger: Mag ik u mijn nieuwste mon ster laten zien, mijnheer de directeur? Ik héb immers uw laatste opdracht prompt en nauwgezet uitgevoerd. Directeur: Ik heb u geen opdracht gegeven. Jawel. U zei immers: Maak direct dat je de deur uit komt! „Gisteren, toen ik een nieuwe overjas bij u kocht, zei u, dat die een menschen- leeftijd zou duren". „En?" „De jas is al gestolen!" Onderwijzer: Karei, luister eens. Als je moeder je een gulden geeft om in den winkel van Smits een pond s-uiker van 26 cent te halen, hoeveel geld krijg je dan terug. Karei: Een gulden. Hoe kan dat dan? Wij poffen bij Smits. Ik verloor mijn grootsten crediteur vandaag. Is hij dood? Neen, ik betaalde hem mijn schuld. Chef: Wat is dat, juffrouw Jansen? Ik heb den boekhouder voor morgén vrij gegeven omdat hij wil gaan trouwen en nn Wilt u ook vrij hebben? Typiste: Ja, ik ben immers de bi'uid. Tandarts: Wat is uw beroep, mijn heer? Karikaturist. 1Goed, dan zal ik u eens den Land trekken, zooals het steeds in humoristische tijdschriften wordt afgebeeld. Storten dc menschen hier niet dik wijls naar beneden? Neen in den regel maar één keer.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1930 | | pagina 10