MAANDAG 15 SEPTEMBER 1930
DE LEIDSCHE COURANT
DERDE BLAD PAG. 10
MASSA-VERGIFTIGING IN ENGELAND
Bonbons met arsenicum.
Dezer dagen werd gemeld, dat te Stoke-
on-Trent in het graafschap Stafford kin
deren ziek waren geworden na liet gebruik
van bonbons, vervaardigd door een nabij
gelegen fabriek. Thans blijkt, dat het aan
tal zieken meer dan vijftig bedraagt, en
dat zich bij hen vergiftigingsverschijnselen
hebben voorgedaan.
De politie stelde een onderzoek in, dat
tot de conclusie leidde, dat de zieken ver
giftigde bonbons van een fabriek in Burs-
lem hadden gegeten. Het onderzoek werd
in deze fabriek voortgezet en leidde daar
tot een sensationeele ontdekking: de bon
bons waren in plaats van met suiker, met
arsenicum bestrooid. Een zak arsenicum,
die door de fabriek als suiker was gekocht,
werd in beslag genomen. Bij verdere na
sporingen in de fabriek vonden recher
cheurs een houten kist, waarin zich, naar
door een deskundige werd vastgesteld, 56
pond zuivere arsenicum bevond, een hoe
veelheid, voldoende om een kwart millioen
xmnschen. om het leven te brengen.
Het is nog .niet aan het licht gekomen,
of het hier een noodlottige vergissing of
een misdaad betreft.
Intusschen worden uit een groot aantal
plaatsen nieuwe gevallen van vergiftiging
gemeld. In een weeshuis te New Brighton
werden vijftien kinderen ziek na het eten
van bonbons, hun door een bezoeker ge
schonken. Ook te Sandbeach, Hanley en
Shrewsbury zijn eenige jeugdige personen
mot vergiftigingsverschijnselen, welke op
het eten van bonbons waren gevolgd-, in het
ziekenhuis opgenomen.
DE RAMP DER FR AN KL IN EXPEDITIE
Over het vinden van de sedert 85 jaar
verdwenen Franklin-expeditie door den
Canadeeschen ontdekkingsreiziger Bur-
wash en zijn piloot Gilbert worden thans
nadere bijzonderheden bekend.
Beide vliegers zijn de eerste aviateurs,
die op het King William-eiland zijn ge
land. Volgens hun rapporten zijn verschei
den deelnemers der Franklin-expeditie
aan scheurbuik overleden. Men vond
eenige doodkisten, die symmetrisch naast
elkaar geplaatst waren, zoodat moet wor
den aangenomen, dat- de leden der expedi
tie met. vrij groote tusschenpoozen zijn
overleden, en de overblijvenden hun ka
meraden begroeven. De laatste overleven
den zijn van honger en uitputting omge
komen.
Het kamp 1 werd gevonden tusschen
wrakstukken van gedenkteekenen, welke
blijkbaar door eskimo's of door stormen
zijn vernield. Onder de puinhoopen vond
men goed bewaarde kleedingstukken uit
berenvellen.
De vliegers hebben op hun tocht ook de
restanten ontdekt van een der beide door
de expeditie verlaten schepen.
DE „GOUWZEE" VINDT EEN
VLIEGTUIG.
Uit Cartliagena. wordt aan „El Sol" ge
meld, d^t de Nederlandsche sleepboot
„Gouwzee"' in de nabijheid van kaap Palos
de overblijfselen van een in tweeën gebro
ken watervliegtuig heeft ontdekt, die door
de „Gouwzee"' naar Carthagena werden
gebracht.
Naar men gelooft-, heeft men te doen
met het wrak van een Italiaansch water
vliegtuig, dat van een Italiaansch vlieg
tuigeskader deel heeft uitgemaakt en ge
dwongen was in de nabijheid van kaap
Palos te dalen.
VIJFTIG AARDSCHOKKEN IN
GRIEKENLAND.
Vijftig aardschokken van afwisselende
sterkte zijn in de omgeving van Corinthe
gevoeld. Een aantal huizen is vernield,
terwijl vele andere scheuren vertoonen.
Tal van huizen in Carolina verwoest.
Door den storm, die in Carolina gewoed
heeft, zijn tal van huizen verwoest,tele
foon- en telegraaflijnen vernield en is ge
weldige schade aangericht. Volgens de
laatste berichten heeft de cycloon zijn weg
genomen naar open zee. Men vreest dat hij
de scheepvaartroutes kruisen zal.
De Edelweiss werd duur betaald.
Bij het beklimmen van den Hohen Göhl
bij Bad Reichenhall is een toeriste van 100
meter hoogte neergestort en gedood. De
ongelukkige was een Berlijnsche dame, die
vergezeld van een gids den berg besteeg, in
de hoop, een haar aangeduide groeiplaats
van Edelweiss te ontdekken.
ANDREE'S BALL0NT0CHT.
Grepen uit Strindberg's dagboek.
„Dagens Nyheter" publiceert e-en schil
dering van den ballontocht der expeditie-
Andrée, ontleend aan het dagboek van
Strindberg. Verteld wordt, dat gedurende
de eerste 24 uur van de vaart een fluitend
geluid werd gehoord, dat uit het groote
ventiel van den ballon kwam.
De ballon dreef aanvankelijk op 500
meter hoogte en had een snelheid van ze
ven meter per seconde. Den'volgenden dag
daalde hij tot circa 300 meter; het fluiten
bleef aanhouden. De ballon steeg dan nog
eenmaal tot 600 meter. Strindberg en
Frankel lieten toen een zwemgordel zak
ken- Later daalde de ballon weer tot 460
meter.
Op den ochtend van den 13en Juli dreef
men weer op 600 meter hoogte. De zon
scheen en men koesterde reeds de hoop,
dat men een mooien tocht zou maken,
toen het anker vastgeraakte in een ijsberg.
De zonshoogte is op 15 Juli 1893 om 1.59
uur tuet 85 graden en 19 minuten aange
geven.
Volgens een in het dagboek aanwezig
kaartje bevonden de Poolreizigers zich bij
de landing, die men reeds to voren op een
ijeschol had beproefd, op 38 gr. 4 min. Oos
terlengte.
Ernstige schouwburgbrand in Spanje.
Omstreeks middernacht is een hevige
brand uitgebroken in het casino te Gua-
dalajare, die ook oversloeg op den schouw
burg, terwijl verscheidene belendende hui
zen worden bedreigd. De brand is nog niet
bedwongen. Casino en schouwburg zijn
reeds geheel in de asch gelegd.
Grove zwendelaffaire ontdekt.
De politie te Parijs is een groote zwen
delaffaire op het spoor gekomen. Drie
chevaliers d'industrie hadden een maat
schappij opgericht met een nominaal ka
pitaal van Fr. vijf millioen, waarvan even
wel slechts honderd duizend francs aan-
deelen waren geplaatst bij kleine luiden
in de omgeving van Rouaan.
Zij zijn gearresteerd.
Bij een door de politie in de kantoren
aan den Boulevard Haussmann ingesteld
onderzoek bleek de brandkast de somma
van een frank 15 in te houden.
Gebleken is dat in de kwistig verspreide
prospecti was voorgewend alsof de statu
ten der maatschappij waren goedgekeurd.
Evenmin was het wettelijk vastgestelde
bedrag van een vierde van het maatschap
pelijk kapitaal geplaatst-.
De bureaux waren luxueus ingericht en
er geheel op berekend de kleine beleggers
te imponeeren.
Grafsteenen van kerkhof gestolen.
Door de politie te Leipzig is een vracht
auto aangehouden, waarop grafsteenen ver
voerd werden, die bleken gestolen te zijn
op het kerkhof te Reitzsch in het district
Torgau. De diefstal werd gepleegd in op
dracht van een beeldhouwer, Hey-de ge
naamd, die de grafsteenen van andere op
schriften wilde voorzien, ten einde op deze
wijze de kosten van het aanschaffen van
materiaal uit te sparen.
STADSNIEUWS
LEIDSCHE UNIVERSITEIT
RECTORALE OVERDRACHT
REDE PROF. DR. N. VAN WIJK.
Hedenmiddag heeft in het Groot Audi
torium der Leidsche Universiteit de rector
magnificus prof. dr. N. van Wijk, alvo
rens de rectorale waardigheid over te
dragen aan zijn opvolger prof. dr. J. Ph.
Vogel, de gebruikelijke rede gehouden,
waarin hij een overzicht gaf van de lot
gevallen der Universiteit over het afge-
loopen jaar.
De bloei eener universiteit wordt door
zeer uiteenloopende factoren bepaald: tot
zekere hoogte moge hij afhankelijk zijn van
het aantal der docenten en studenten,
van onvergelijkelijk grooter beteekenis is
de wetenschappelijke grootheid harer ge
leerden en de hoedanigheid van hun on
derwijs maar van nog domineerender
belang is de houding der studeerenden
tegenover hun Alma Mater: hoe grooter
hun toewijding bij de studie in engeren zin,
hoe ernstiger him streven om daarnaast
in de aeademische maatschappij al dat
gene te vinden, wat den mensch opvoedt
voor het verdere leven, op des te waardi
ger wijze zal de Universiteit haar verhe
ven taak vervullen.
Wanneer ik deze algemeene waarheid
als inleiding bezig op het relaas der lot
gevallen onzer Universiteit in het thans
afgesloten jaar, dan heeft dat deze een
voudige reden, dat het feit, met welks ver
melding ik wil aanvangen, deze gedachten
van zelf bij mij oproept.
Het eere-doctoraat van Prinses
Juliana.
Den 31en Januari verleende de Leid
sche Senaat het eeredoctoraat in de Let
teren en Wijsbegeerte aan H. K. H. Prin
ses der Nederlanden, in tegenwoordigheid
van het Koninklijk Echtpaar en van H.
M. de Koningin-Moeder. Alspromotor
trad professor Huizinga op, in zijn hoeda
nigheid van decaan der Faculteit van
Letteren. Met vreugde en dankbaarheid
zien wij thans terug op deze plechtigheid
en op de studie, waarvan zij de bekroning
was: reeds het- feit óp zichzelf, dat Prin
ses Juliana ruim twee en een half jaar te
Leiden gestudeerd heeft, zoude, als een
bestendiging der aloude banden tusschen
het Huis van Oranje en deze Universi
teit-, van zeer bijzondere waarde voor ons
geweest zijn, maar van niet minder betee
kenis is de wijze, waarop deze studie heeft
plaats gehad: de geestdrift der Vorstelijke
studente voor de door Haar beoefende
wetenschappen, bekroond door uitnemen
de tentamina, en Haar vermogen om van
studie en academisch leven een harmo
nisch geheel te maken, zijn voorbeeldig
voor ieder, die de Universiteit beschouwt
als de voorbereiding voor een levenstaak,
die verplichtingen en verantwoordelijkheid
oplegt.
Hoe studeeren onze studenten?
Vragen wij ons af: Hoe studeeren onze
studenten! dan kunnen wij niet nalaten
te constateeren, dat zeer velen het op een
eenzijdige wijze doen. Bij sommigen, be
trekkelijk weinigen, bestaat die eenzijdig
heid in een al te uitsluitend zich wijden
aan de speciale wetenschap, welker be
oefening zij zich tot levenstaak s.tellen.
Voor anderen hebben de vrijheid en 'de
vroolijkheid van het studentenleven zulk
een bekoring, dat de Universiteit zelve op
den achtergrond geraakt. Weer anderen
onderwerpen zich met een zekere berus
ting aan de studie, welke de docenten van
hen verlangen, de academische opleiding
aanvaardende als het middel om later een
„baantje" of liefst een „baan" te krijgen.
Gelukkig echter zijn velen wars van deze
verschillende soorten van eenzijdigheid, en
nu ik dit jaar den zeer aangenamen plicht
had, mij te moeten interesseeren voor
het wel en het wee, de belangen en de
wenschen van zooveel mogelijk alle groe
pen onzer studenten, en daardoor een
vuurtdurend contact onderhield miet de
woordvoerders en vertegenwoordigers hun
ner verschillende organisaties, heb ik mij
telkens kunnen verblijden over een veel
zijdige oriënteering van velen hunner, die
zich o.a. uitte in den bereidvaardigen ijver
om mee te werken aan de behartiging van
universiteitsbelangen. Spr. vermeldt dan
eenige zaken, die door samenwerking met
de studenten tot stand kwamen, als het
gemeenschappelijk bewerkt jaarboekje,
waarvan de algemeene leiding in handen
was van den hoogleeraar J. de-Vries.
Een tweede zaak, door professoren en
studenten samen behartigd, was de voor
bereiding van een vacantiecursus over
onderwerpen van Nederlandsche en Ne-
derlandsch Indische cultuur, die in Octo
ber van dit jaar voor Duitsche studenten
zal gehouden worden.
Een aangewezen terrein voor gemeen-
schappelijken arbeid is ook de hulpverlee-
ning aan vreemde studenten.
Bevredigend jaar voor de stu
dentencorporaties.
Voor de studenten-corporaties was dit
jaar in 't algemeen zeer bevredigend.
Op 17 Mei herdacht de R. K. Studen
tenvereniging „Sanctus Augustinus" op
indrukwekkende wijze het 15de eeuwfeest
van haar Schutspatroon door een pontifi
cale mis, opgedragen door Mgr. J. D. J.
Aengenent, Bisschop van Haarlem, en door
een feestrede van professor dr. J. P. Stef-
fes uit Munster in het. Groot-Auditorium.
Het 71e lustrum der Universiteit, welks
viering, als altijd, door het Leidsch Stu
denten Corps werd voorbereid en uitge
voerd (2328 Juni), was grootsch van op
zet; te meer eer voor Corps en Lustrum
commissie, dat het goed geslaagd is.
Intusschen hebben de verschuivingen,
die in de laatste halve eeuw in de studen
tenwereld hebben plaats gegrepen, het
noodzakelijk gevolg gehad, dat de lustra
der universiteiten niet door alle studenten,
maar slechts door zekere groepen van hen
worden gevierd, en het is volkomen begrij
pelijk, dat velen dat afkeuren. Evenwel is
een snel werkend remedie niet te vinden
en niet aan te bevelen; de studenten
samenleving- doorleeft allerlei ontwikke
lingsstadia met nieuwe groepeeringen en
hergroepeeringen, maar een evenwichts
toestand tusschen differentiatie eenerzijds,
samenwerking anderzijds is nog niet. be
reikt en laat zich niet forceeren. Het is
vooralsnog al veel waard, wanneer de
verschillende groepen eikaars aard en
recht van bestaan steeds beter gaan be
grijpen en dat is mogelijk, ook nu in dit
ja-ar de Bond van Leidsche Studenten
heeft plaats gemaakt voor de Unitas Stu-
diosorum Lugduno-Batava. Deze richt zich
in de eerste plaats tegen het z.g. nihilisme,
tegen de onverschilligheid van den student
ten opzichte van de academische samenle
ving; dat verdient aile sympathie, en het
bezit van een eigen gebouw geeft mooie
kansen om in die richting veel goeds te
bereiken.
De onderwijsresultaten en univer
sitaire autonomie.
Het aantal promoties was lager dan de
beide vorige cursussen (666952, zonder
de eerepromoties); daarentegen blijft- het
aantal inschrijvingen toenemen: 1927-28:
2236, 192S-29: 2388, thans 2497; het wer
kelijke aantal studeerenden zal een paar
honderd meer zijn, daar niet allen, die
voor een examen werken, college loopen.
Het toenemend aantal studenten moge al
lerlei zorgen baren wegens de ontoerei
kende ruimte, deze zijn gelukkig niet te
vergelijken met die in sommige andere
landen, waar een nog grooter toevloed van
studeerenden het schrikbeeld van werk
loosheid en hongerlijden oproept en als
een nationale ramp wordt gevoeld.
In academische kringen wordt tegen
woordig veel gesproken over universitaire
autonomie; ook gaan er in het parlement
en daarbuiten stemmen op voor wijzigin
gen in het bestuursysteem der universi
teiten. En zeer zeker beantwoorden de
verhouding zoowel van universiteiten tot
Regeering als van aeademische senaten
tot curatoria niet aan de idealen van de'
meesten onzer. Intusschen is nog belang
rijker dan het systeem van samenwerking
de goede tfil der personen, om, gegeven
de toestanden zooals zij zijn, te streven
naar vruchtbaren gemeenschappelijken ar
beid.
Wie heen gingen en wie kwamen.
Richtte de rector van het vorige jaar
e«n warm afscheidswoord tot den aftre
denden curator jhr. rar. Ch. Ruys de Bee-
renbrouck, mij verheugt het, het welkom
te mogen toeroepen aan zijn opvolger jhr.
mr. L. E. M. von Fisenne (benoemd 23
November), wiens daden als curator reeds
herhaaldelijk blijk gaven van zijn ver
knochtheid aan zijn oude Alma Mater en
zijn belangstelling voor onze studenten.
Spr. memoreert hierna het overlijden
van de oud-hoogleeraren P. J. Blok, G. A.
J. Hazeu, J. A. Korteweg, H. Y. Groene-
wegen en Joseph Markwart.
Drie hoogleeraren moesten wegens het
bereiken van den 70-jarigen leeftijd- hun
ambt neerleggen: G. Jelgersma, J. M. Jan-
se en J. C. Kluyver.
Het afgeloopen jaar braoht de volgende
ambtsaanvaardingen: H. W. Siemens,
reeds in den vorigen cursus in functie ge
treden, als onze eerste hoogleeraar in de
dermatologie, sprak den 23en October zijn
oratie uit. Den 30en October volgde S. T.
Bok, eveneens de bekleeder van een nieu
wen leerstoel, in histologie en microscopi
sche anatomie. J. de Zwaan, thans terug
gekeerd als ordinarius en opvolger van
Windisch, oreerde een week later en den
13en November deed mejuffrouw S. Anto-
niadis (sedert gedoctoreerd aan de univer
siteit van Parijs) als opvolgster van Hes-
seling haar intrede.
Gelukwensch aan de Sterrewacht
Na de verschillende mutaties, die in het
afgeloopen jaar plaats vonden, te hebben
gememoreerd, begon spr. zijn mededeelin-
gen over de Universitaire instellingen met
een gelukwensch aan de Sterrewacht. Im
mers, de vooruitziende geest van mijn
ambtsvoorganger, aldus spr., die in zijn
overdraebtsrede de onderscheidingen, ge_-
durende zijn rectoraat aan De Sitter,
Hertzsprung en Oort te beurt gevallen,
als een „bonum omen ook voor de nabije
toekomst" beschouwde, heeft niet gefaald:
Leiden heeft thans (sedert 26 Juli) zijn
„Leidsoh Sterrewacht-Fonds", een stichting,
die in staat zal zijn, jaren en jaren achter
een groote sommen ten bate onzer Sterre
wacht aan te wenden, dank zij de mild
heid der Rockefeller Foundation te New-
York, die een bedrag van niet minder dan
110.000 dollar heeft beschikbaar gesteld
voor de Sterrewacht te Leiden. Het groot
ste gedeelte van deze som is bestemd voor
den aankoop van een kijker, die, terwijl
hij het eigendom van de Leidsche Sterre
wacht blijft, zal worden opgesteld op het
terrein van de sterrewacht te Johannes
burg. De rest van de gift va-n Rockefeller
zal dienen om een fonds te vormen, waaruit
de onkosten van de waarnemingen met de
zen kijker zullen worden bestreden. Gaarne
beschouwen wij deze grootsohe gift als een
hulde aan onze Sterrewacht, haar directeur
en zijn medewerkers. De Nederlandsche
Regeering en enkele particulieren en stich
tingen in Nederland zegden gezamenlijk
een jaarlijksche bijdrage van ruim 10.000
•toe ten behoeve van de door deze uitbrei
ding noodig geworden aanvulling van het
personeel en de materieele outilleering on
zer Sterrewacht.
Andere onderwijsinstellingen.
De afwerking van de inrichting van het
Natuurkundig Laboratorium naar het
reeds door professor Kam-erlingh Onnes
ontworpen, plan nadert haar voltooiing. De
vernieuwde schakelkamer werd in gebruik
genomen. Er rest nog de afwerking van
een kleiner lokaal, alsmede de installatie
van een hoogspanningsbatterij. Het plan
van ombouw van het laboratorium dateert
reeds van 1917; het is dus begrijpelijk, dat
zich- nu, mede door den bloei van de af-
deeling theoretische natuurkunde, reeds
weder de behoefte aan meer plaatsruimte
in den vorm van experimenteerlokailen en
van lokalen voor de leeskamer Bosscha
doet gevoelen.
Ruimtegebrek is helaas een veel voor
komend verschijnsel, en in sommige aca
demische instituten neemt het nijpende
vormen aan. Zoo is het aantal studenten,"
dat in het Pharmaceutisch Laboratorium
werkt, in de laatste jaren zoo toegenomen,
dat slechts met de grootste moeite aan de
aanvragen voor plaatsing kon worden vol
daan. Reeds in Februari 1929 werd hierop
door den hoogleeraar-directeur van het la
boratorium de aandacht van Curatoren ge
vestigd. In den loop van dat jaar werd
dan ook door den Rijks Gebouwendienst
een ontwerp opgemaakt voor de uitbrei
ding van het laboratorium. De hiervoor be-
noodigde gelden werden echter eerst in
Juni 1930 bij suppletoire begrooting bij de
Tweede Kamer aangevraagd, en het wets
ontwerp kwam niet meer in openbare be
handeling.
Dat ook onze geologen over ruimtegebrek
te klagen hebben, is in den loop der jaren
•een even bekend feit geworden als de
groeiende belangstelling der studenten
voor deze studierichting. Bijna in letterlij
ken zin kan men zeggen, dat deze onge-
lukkigen in alle hoeken en gaten van 't
gebouw zitten te werken. Helaas zijn de
„sombere berichten", waarvan de vorige
rector een jaar geleden gewaagde, dat het
voor aanbouw van een nieuwen vleugel
uitgetrokken bedrag voor geheel andere
doeleinden zou worden uitgegeven, waar
gebleken. Warè nu slechts op de nieuwe
begrooting e>en hooger bedrag uitgetrok
ken! Het was echter hetzelfde bedrag van
't vorige jaar. Intusschen is 't te hopen, dat
spoedig met den bouw van den nieuwen
vleugel begonnen wordt en, dat de be-
grooting-spost voor 1931 voldoende zal zijn
om een-in-gebruikneming in 1932 mogelijk
te maken.
Ook 's Rijks Museum van Natuurlijke
Historie wacht op een noodzakelijke spoe
dige voltooiing, waarvoor de directeur
reeds lang geleden zijn plannen heeft in
gediend.
Het Academiegebouw.
Hierna geeft de rector een overzicht
van de schenkingen, die de universiteit in
het afgeloopen jaar mocht ontvangen, om
vervolgens de ver9ohillende veranderin
gen ten aanzien van de onderwijs-instel-
lingen te memoreeren, waarna spr. van het
universiteitsgebouw zelve zegt: Hoezeer
ook de te bekrompen ruimte van zijn col
legezalen ons doet hopen op betere lokali
teiten elders, hoezeer wij het ook betreu
ren, bij de diësviering ook dit jaar weder
de plaatsen in het Groot-Auditorium te
hebben moeten rantsoeneeren, dit aan tra
ditie zoo rijke gebouw blijft voor ons d e
Academie, en elke daad van piëteit
te zijnen opzichte stemt ons dankbaar. Zulk
een daad is de door Curatoren ter hand
genomen restauratie der Senaatskamer,
die onder leiding van den heer L. Bok, chef
van de afdeeling Onderhoud van den Rijks
Gebouwendienst, deel9 in Januari, deels
in den zomervacantie is uitgevoerd: weg
ruiming van de smakelooze lichtkroon, die
het gezicht op den schoorsteen en het pov-
tret van Willem den Zwijger belemmerde,
bovenlicht, nieuwe gordijnen, vloer- en ta
felkleed, verbeteringen in de aanbrenging
der centrale verwarming, schildering van
houtwerk en plafond in meer bij het ge-
heel passende tinten, ziedaar hetgeen er
gebeurd is, en eenige aankoopen zullen, ho
pen wij, nog volgen. Op de tweede verdie
ping van het Academiegebouw werd de in
richting van een Historisch Academisch
Museum ter hand genomen, voor welks uit
voering men het geluk had zich de deskun
dige medewerking van den heer H. van der
Byll te Amsterdam te verzekeren. Weldra
zal het Museum met een tentoonstelling
geopend worden.
Verhouding tusschen Aca
demie en stad.
Wat het interne leven der Universiteit
en haar relaties naar buiten betreft, wijst
spr. o.m. op de verhouding tot de stad Lei
den! Terwijl het vorige jaar de ramp van
den stadhuisbrand ons bijzonder sterk
onze samenhoorigheid deed gevoelen, was
•het dit jaar een gemeenschappelijke feest
viering, die de eendracht tusschen stad en
academieburgers, meer speciaal onze
•lustrum-vierende studenten, op verblijden
de wijze tot uiting deed komen. En toen
het pLan was opgekomen, om de deelnemers
aan de Conferentie voor de Codificatie van
het Volkenrecht, die onder presidium van
Mr. Th. Heemskeerk in Den Haag haar
vergaderingen hield, met hun dames in de
Universiteit te ontvangen, is een waardige
ontvangst van zulk een uitgelezen interna
tionaal gezelschap door de zeer aangena
me samenwerking met het Gemeentebe
stuur mogelijk gemaakt (29 Maart). Ook
Vreemdelingenverkeer zijn wij dankbaar
voor zijn vlotte assistentie.
Een wensch.
Na vervolgens gewezen te hebben op den
nationalen en internationalen arbeid van
de universiteiten en hun docenten, vervolgt
spr.
Hier moet mij een wensch van het hart!
In menig geval is een niet al te bekrom
pen ontvangst van vreemden, die niet
vriendschappelijke gevoelens tot ons ko
men, of een buitenlandsche representatie-
reis als een plicht te beschouwen, welks
nalating aan land en universiteit schade
doet. Welnu, voor zulke gevallen lijkt het
ons hoog tijd, dat de academische senaten
over een zij 't ook bescheiden representatie-
budget gaan beschikken! Landen met zor
gelijker financieelen toestand dan het onze
zijn in dit opzicht royaal, en dat is goed
gezien
Prijsvragen.
Hierna gaf spr. het woord aan den pro-
secretaris van den Senaat, om het verslag
aangaande het oordeel der twee faculteiten
voor te lezen, op wier prijsvragen antwoor
den bij den Senaat waren ingekomen.
Op de prijsvraag, uitgeschreven door de
Faculteit der Godgeleerdheid, luidende:
„De Faculteit vraagt een verhandeling over
de verlossingsid.ee in de synoptische evan
geliën", zijn twee antwoorden ontvangen.
Bekroond werd het antwoord onder de
kernspreuk: „Qui sequitur me, non ambu-
lat in tenebris', hetwelk bleek te -zijn van
den. heer J. N. Sevenster, doctorandus in
de godgeleerdheid aan de rijksuniversiteit
te Leiden.
Op de eerste prijsvraag, uitgeschreven
ijoor de Faculteit der Geneeskunde, lui
dende: „De Faculteit vraagt een onder
zoek naar de beteekenis de-r verhouding
van albiunine en globuline in het bloed
voor het ontstaan van oedemen", is één
antwoord ingekomen onder de kernspreuk
„La science ne connait que ce qu'elle peut
démontrer".
Deze inzending verwierf een eervolle
vermelding. Schrijver ervan is de heer A.
Goudsmit Jr., candidaat in de geneeskun
de te Amsterdam.
De tweede prijsvraag van de Faculteit
der Geneeskunde luidde als volgt:
„Sedert de onderzoekingen van Schrader
wordt algemeen aangenomen, dat vogels,
in tegenstelling met zoogdieren, na exstir-
patie der groote hersenen nog kunnen zien.
Gevraagd wordt een nauwkeurig onderzoek
van de reacties op optische prikkels, die vo
gels zonder groote hersenen nog zouden
vertoonen en een kritische bespreking van
de vraag, of op grond der eventueel waar
genomen reacties mag geconcludeerd wor
den, dat de dieren inderdaad het gezichts
vermogen hebben behouden
Hierop kwamen drie antwoorden in, on
der de kenspreuken: „Over gedecerebreer-
de vogels", „Ex animi sententia" en „Igno
ramus et ignorabimus".
In het algemeen kan gezegd worden, dat
alle drie degenen, die getraoht hebben de
vraag te beantwoorden, hun werk hebben
ingezonden in keurigen vorm, verduidelijkt
door voor het meerendeel uitstekende
photographieën, filmopnamen en teekenin-
g*en.
Alle drie komen tot het resutlaat, dat van
een behoud van het gezichtsvermogen geen
sprake is, wel van het behoud van eenig
gezichtsvermogen.
Volgens het oordeel der Faculteit komt
het eerste antwoord niet voor een bekro
ning of eervolle vermelding in aanmerking.
Het tweede antwoord verwierf een eer
volle vermelding evenals het derde.
Na verkregen verlof tot het openen der
naambriefjes bleek de schrijver van bet
derde antwoord te zijn de heer J. Visser,
doctorandus in de geneeskunde en semi-
arts aan de Rijksuniversiteit te Leiden; het
tweede antwoord bleek ontstaan te zijn
door de samenwerking van drie studenten.
Daar het oordeel der Faculteit der Ge
neeskunde, geheel in den geest van artikel
84 der hooger onderwijs wet, uitgaat van de
veronderstelling, dat het antwoord het werk
was van één studeerende, en daar heb on
mogelijk is uit te maken, in hoeverre het
aandeel van elk der drie studenten recht
zou geven op een eervolle vermelding moe
ten de namen der drie samenstellers hier
ongenoemd blijven.
Nadat de verleende bekroningen waren
uitgereikt, droeg prof. van Wijk met den
wensch, dat het jaar 1931 een zegenrijk jaar
moge zijn, de rectorale waardigheid over
aan prof. dr. J. Ph. Vogel.