MAANDAG 15 SEPTEMBER 1930 DE LEIDSCHE COURANT DERDE BLAD PAG. 10 MASSA-VERGIFTIGING IN ENGELAND Bonbons met arsenicum. Dezer dagen werd gemeld, dat te Stoke- on-Trent in het graafschap Stafford kin deren ziek waren geworden na liet gebruik van bonbons, vervaardigd door een nabij gelegen fabriek. Thans blijkt, dat het aan tal zieken meer dan vijftig bedraagt, en dat zich bij hen vergiftigingsverschijnselen hebben voorgedaan. De politie stelde een onderzoek in, dat tot de conclusie leidde, dat de zieken ver giftigde bonbons van een fabriek in Burs- lem hadden gegeten. Het onderzoek werd in deze fabriek voortgezet en leidde daar tot een sensationeele ontdekking: de bon bons waren in plaats van met suiker, met arsenicum bestrooid. Een zak arsenicum, die door de fabriek als suiker was gekocht, werd in beslag genomen. Bij verdere na sporingen in de fabriek vonden recher cheurs een houten kist, waarin zich, naar door een deskundige werd vastgesteld, 56 pond zuivere arsenicum bevond, een hoe veelheid, voldoende om een kwart millioen xmnschen. om het leven te brengen. Het is nog .niet aan het licht gekomen, of het hier een noodlottige vergissing of een misdaad betreft. Intusschen worden uit een groot aantal plaatsen nieuwe gevallen van vergiftiging gemeld. In een weeshuis te New Brighton werden vijftien kinderen ziek na het eten van bonbons, hun door een bezoeker ge schonken. Ook te Sandbeach, Hanley en Shrewsbury zijn eenige jeugdige personen mot vergiftigingsverschijnselen, welke op het eten van bonbons waren gevolgd-, in het ziekenhuis opgenomen. DE RAMP DER FR AN KL IN EXPEDITIE Over het vinden van de sedert 85 jaar verdwenen Franklin-expeditie door den Canadeeschen ontdekkingsreiziger Bur- wash en zijn piloot Gilbert worden thans nadere bijzonderheden bekend. Beide vliegers zijn de eerste aviateurs, die op het King William-eiland zijn ge land. Volgens hun rapporten zijn verschei den deelnemers der Franklin-expeditie aan scheurbuik overleden. Men vond eenige doodkisten, die symmetrisch naast elkaar geplaatst waren, zoodat moet wor den aangenomen, dat- de leden der expedi tie met. vrij groote tusschenpoozen zijn overleden, en de overblijvenden hun ka meraden begroeven. De laatste overleven den zijn van honger en uitputting omge komen. Het kamp 1 werd gevonden tusschen wrakstukken van gedenkteekenen, welke blijkbaar door eskimo's of door stormen zijn vernield. Onder de puinhoopen vond men goed bewaarde kleedingstukken uit berenvellen. De vliegers hebben op hun tocht ook de restanten ontdekt van een der beide door de expeditie verlaten schepen. DE „GOUWZEE" VINDT EEN VLIEGTUIG. Uit Cartliagena. wordt aan „El Sol" ge meld, d^t de Nederlandsche sleepboot „Gouwzee"' in de nabijheid van kaap Palos de overblijfselen van een in tweeën gebro ken watervliegtuig heeft ontdekt, die door de „Gouwzee"' naar Carthagena werden gebracht. Naar men gelooft-, heeft men te doen met het wrak van een Italiaansch water vliegtuig, dat van een Italiaansch vlieg tuigeskader deel heeft uitgemaakt en ge dwongen was in de nabijheid van kaap Palos te dalen. VIJFTIG AARDSCHOKKEN IN GRIEKENLAND. Vijftig aardschokken van afwisselende sterkte zijn in de omgeving van Corinthe gevoeld. Een aantal huizen is vernield, terwijl vele andere scheuren vertoonen. Tal van huizen in Carolina verwoest. Door den storm, die in Carolina gewoed heeft, zijn tal van huizen verwoest,tele foon- en telegraaflijnen vernield en is ge weldige schade aangericht. Volgens de laatste berichten heeft de cycloon zijn weg genomen naar open zee. Men vreest dat hij de scheepvaartroutes kruisen zal. De Edelweiss werd duur betaald. Bij het beklimmen van den Hohen Göhl bij Bad Reichenhall is een toeriste van 100 meter hoogte neergestort en gedood. De ongelukkige was een Berlijnsche dame, die vergezeld van een gids den berg besteeg, in de hoop, een haar aangeduide groeiplaats van Edelweiss te ontdekken. ANDREE'S BALL0NT0CHT. Grepen uit Strindberg's dagboek. „Dagens Nyheter" publiceert e-en schil dering van den ballontocht der expeditie- Andrée, ontleend aan het dagboek van Strindberg. Verteld wordt, dat gedurende de eerste 24 uur van de vaart een fluitend geluid werd gehoord, dat uit het groote ventiel van den ballon kwam. De ballon dreef aanvankelijk op 500 meter hoogte en had een snelheid van ze ven meter per seconde. Den'volgenden dag daalde hij tot circa 300 meter; het fluiten bleef aanhouden. De ballon steeg dan nog eenmaal tot 600 meter. Strindberg en Frankel lieten toen een zwemgordel zak ken- Later daalde de ballon weer tot 460 meter. Op den ochtend van den 13en Juli dreef men weer op 600 meter hoogte. De zon scheen en men koesterde reeds de hoop, dat men een mooien tocht zou maken, toen het anker vastgeraakte in een ijsberg. De zonshoogte is op 15 Juli 1893 om 1.59 uur tuet 85 graden en 19 minuten aange geven. Volgens een in het dagboek aanwezig kaartje bevonden de Poolreizigers zich bij de landing, die men reeds to voren op een ijeschol had beproefd, op 38 gr. 4 min. Oos terlengte. Ernstige schouwburgbrand in Spanje. Omstreeks middernacht is een hevige brand uitgebroken in het casino te Gua- dalajare, die ook oversloeg op den schouw burg, terwijl verscheidene belendende hui zen worden bedreigd. De brand is nog niet bedwongen. Casino en schouwburg zijn reeds geheel in de asch gelegd. Grove zwendelaffaire ontdekt. De politie te Parijs is een groote zwen delaffaire op het spoor gekomen. Drie chevaliers d'industrie hadden een maat schappij opgericht met een nominaal ka pitaal van Fr. vijf millioen, waarvan even wel slechts honderd duizend francs aan- deelen waren geplaatst bij kleine luiden in de omgeving van Rouaan. Zij zijn gearresteerd. Bij een door de politie in de kantoren aan den Boulevard Haussmann ingesteld onderzoek bleek de brandkast de somma van een frank 15 in te houden. Gebleken is dat in de kwistig verspreide prospecti was voorgewend alsof de statu ten der maatschappij waren goedgekeurd. Evenmin was het wettelijk vastgestelde bedrag van een vierde van het maatschap pelijk kapitaal geplaatst-. De bureaux waren luxueus ingericht en er geheel op berekend de kleine beleggers te imponeeren. Grafsteenen van kerkhof gestolen. Door de politie te Leipzig is een vracht auto aangehouden, waarop grafsteenen ver voerd werden, die bleken gestolen te zijn op het kerkhof te Reitzsch in het district Torgau. De diefstal werd gepleegd in op dracht van een beeldhouwer, Hey-de ge naamd, die de grafsteenen van andere op schriften wilde voorzien, ten einde op deze wijze de kosten van het aanschaffen van materiaal uit te sparen. STADSNIEUWS LEIDSCHE UNIVERSITEIT RECTORALE OVERDRACHT REDE PROF. DR. N. VAN WIJK. Hedenmiddag heeft in het Groot Audi torium der Leidsche Universiteit de rector magnificus prof. dr. N. van Wijk, alvo rens de rectorale waardigheid over te dragen aan zijn opvolger prof. dr. J. Ph. Vogel, de gebruikelijke rede gehouden, waarin hij een overzicht gaf van de lot gevallen der Universiteit over het afge- loopen jaar. De bloei eener universiteit wordt door zeer uiteenloopende factoren bepaald: tot zekere hoogte moge hij afhankelijk zijn van het aantal der docenten en studenten, van onvergelijkelijk grooter beteekenis is de wetenschappelijke grootheid harer ge leerden en de hoedanigheid van hun on derwijs maar van nog domineerender belang is de houding der studeerenden tegenover hun Alma Mater: hoe grooter hun toewijding bij de studie in engeren zin, hoe ernstiger him streven om daarnaast in de aeademische maatschappij al dat gene te vinden, wat den mensch opvoedt voor het verdere leven, op des te waardi ger wijze zal de Universiteit haar verhe ven taak vervullen. Wanneer ik deze algemeene waarheid als inleiding bezig op het relaas der lot gevallen onzer Universiteit in het thans afgesloten jaar, dan heeft dat deze een voudige reden, dat het feit, met welks ver melding ik wil aanvangen, deze gedachten van zelf bij mij oproept. Het eere-doctoraat van Prinses Juliana. Den 31en Januari verleende de Leid sche Senaat het eeredoctoraat in de Let teren en Wijsbegeerte aan H. K. H. Prin ses der Nederlanden, in tegenwoordigheid van het Koninklijk Echtpaar en van H. M. de Koningin-Moeder. Alspromotor trad professor Huizinga op, in zijn hoeda nigheid van decaan der Faculteit van Letteren. Met vreugde en dankbaarheid zien wij thans terug op deze plechtigheid en op de studie, waarvan zij de bekroning was: reeds het- feit óp zichzelf, dat Prin ses Juliana ruim twee en een half jaar te Leiden gestudeerd heeft, zoude, als een bestendiging der aloude banden tusschen het Huis van Oranje en deze Universi teit-, van zeer bijzondere waarde voor ons geweest zijn, maar van niet minder betee kenis is de wijze, waarop deze studie heeft plaats gehad: de geestdrift der Vorstelijke studente voor de door Haar beoefende wetenschappen, bekroond door uitnemen de tentamina, en Haar vermogen om van studie en academisch leven een harmo nisch geheel te maken, zijn voorbeeldig voor ieder, die de Universiteit beschouwt als de voorbereiding voor een levenstaak, die verplichtingen en verantwoordelijkheid oplegt. Hoe studeeren onze studenten? Vragen wij ons af: Hoe studeeren onze studenten! dan kunnen wij niet nalaten te constateeren, dat zeer velen het op een eenzijdige wijze doen. Bij sommigen, be trekkelijk weinigen, bestaat die eenzijdig heid in een al te uitsluitend zich wijden aan de speciale wetenschap, welker be oefening zij zich tot levenstaak s.tellen. Voor anderen hebben de vrijheid en 'de vroolijkheid van het studentenleven zulk een bekoring, dat de Universiteit zelve op den achtergrond geraakt. Weer anderen onderwerpen zich met een zekere berus ting aan de studie, welke de docenten van hen verlangen, de academische opleiding aanvaardende als het middel om later een „baantje" of liefst een „baan" te krijgen. Gelukkig echter zijn velen wars van deze verschillende soorten van eenzijdigheid, en nu ik dit jaar den zeer aangenamen plicht had, mij te moeten interesseeren voor het wel en het wee, de belangen en de wenschen van zooveel mogelijk alle groe pen onzer studenten, en daardoor een vuurtdurend contact onderhield miet de woordvoerders en vertegenwoordigers hun ner verschillende organisaties, heb ik mij telkens kunnen verblijden over een veel zijdige oriënteering van velen hunner, die zich o.a. uitte in den bereidvaardigen ijver om mee te werken aan de behartiging van universiteitsbelangen. Spr. vermeldt dan eenige zaken, die door samenwerking met de studenten tot stand kwamen, als het gemeenschappelijk bewerkt jaarboekje, waarvan de algemeene leiding in handen was van den hoogleeraar J. de-Vries. Een tweede zaak, door professoren en studenten samen behartigd, was de voor bereiding van een vacantiecursus over onderwerpen van Nederlandsche en Ne- derlandsch Indische cultuur, die in Octo ber van dit jaar voor Duitsche studenten zal gehouden worden. Een aangewezen terrein voor gemeen- schappelijken arbeid is ook de hulpverlee- ning aan vreemde studenten. Bevredigend jaar voor de stu dentencorporaties. Voor de studenten-corporaties was dit jaar in 't algemeen zeer bevredigend. Op 17 Mei herdacht de R. K. Studen tenvereniging „Sanctus Augustinus" op indrukwekkende wijze het 15de eeuwfeest van haar Schutspatroon door een pontifi cale mis, opgedragen door Mgr. J. D. J. Aengenent, Bisschop van Haarlem, en door een feestrede van professor dr. J. P. Stef- fes uit Munster in het. Groot-Auditorium. Het 71e lustrum der Universiteit, welks viering, als altijd, door het Leidsch Stu denten Corps werd voorbereid en uitge voerd (2328 Juni), was grootsch van op zet; te meer eer voor Corps en Lustrum commissie, dat het goed geslaagd is. Intusschen hebben de verschuivingen, die in de laatste halve eeuw in de studen tenwereld hebben plaats gegrepen, het noodzakelijk gevolg gehad, dat de lustra der universiteiten niet door alle studenten, maar slechts door zekere groepen van hen worden gevierd, en het is volkomen begrij pelijk, dat velen dat afkeuren. Evenwel is een snel werkend remedie niet te vinden en niet aan te bevelen; de studenten samenleving- doorleeft allerlei ontwikke lingsstadia met nieuwe groepeeringen en hergroepeeringen, maar een evenwichts toestand tusschen differentiatie eenerzijds, samenwerking anderzijds is nog niet. be reikt en laat zich niet forceeren. Het is vooralsnog al veel waard, wanneer de verschillende groepen eikaars aard en recht van bestaan steeds beter gaan be grijpen en dat is mogelijk, ook nu in dit ja-ar de Bond van Leidsche Studenten heeft plaats gemaakt voor de Unitas Stu- diosorum Lugduno-Batava. Deze richt zich in de eerste plaats tegen het z.g. nihilisme, tegen de onverschilligheid van den student ten opzichte van de academische samenle ving; dat verdient aile sympathie, en het bezit van een eigen gebouw geeft mooie kansen om in die richting veel goeds te bereiken. De onderwijsresultaten en univer sitaire autonomie. Het aantal promoties was lager dan de beide vorige cursussen (666952, zonder de eerepromoties); daarentegen blijft- het aantal inschrijvingen toenemen: 1927-28: 2236, 192S-29: 2388, thans 2497; het wer kelijke aantal studeerenden zal een paar honderd meer zijn, daar niet allen, die voor een examen werken, college loopen. Het toenemend aantal studenten moge al lerlei zorgen baren wegens de ontoerei kende ruimte, deze zijn gelukkig niet te vergelijken met die in sommige andere landen, waar een nog grooter toevloed van studeerenden het schrikbeeld van werk loosheid en hongerlijden oproept en als een nationale ramp wordt gevoeld. In academische kringen wordt tegen woordig veel gesproken over universitaire autonomie; ook gaan er in het parlement en daarbuiten stemmen op voor wijzigin gen in het bestuursysteem der universi teiten. En zeer zeker beantwoorden de verhouding zoowel van universiteiten tot Regeering als van aeademische senaten tot curatoria niet aan de idealen van de' meesten onzer. Intusschen is nog belang rijker dan het systeem van samenwerking de goede tfil der personen, om, gegeven de toestanden zooals zij zijn, te streven naar vruchtbaren gemeenschappelijken ar beid. Wie heen gingen en wie kwamen. Richtte de rector van het vorige jaar e«n warm afscheidswoord tot den aftre denden curator jhr. rar. Ch. Ruys de Bee- renbrouck, mij verheugt het, het welkom te mogen toeroepen aan zijn opvolger jhr. mr. L. E. M. von Fisenne (benoemd 23 November), wiens daden als curator reeds herhaaldelijk blijk gaven van zijn ver knochtheid aan zijn oude Alma Mater en zijn belangstelling voor onze studenten. Spr. memoreert hierna het overlijden van de oud-hoogleeraren P. J. Blok, G. A. J. Hazeu, J. A. Korteweg, H. Y. Groene- wegen en Joseph Markwart. Drie hoogleeraren moesten wegens het bereiken van den 70-jarigen leeftijd- hun ambt neerleggen: G. Jelgersma, J. M. Jan- se en J. C. Kluyver. Het afgeloopen jaar braoht de volgende ambtsaanvaardingen: H. W. Siemens, reeds in den vorigen cursus in functie ge treden, als onze eerste hoogleeraar in de dermatologie, sprak den 23en October zijn oratie uit. Den 30en October volgde S. T. Bok, eveneens de bekleeder van een nieu wen leerstoel, in histologie en microscopi sche anatomie. J. de Zwaan, thans terug gekeerd als ordinarius en opvolger van Windisch, oreerde een week later en den 13en November deed mejuffrouw S. Anto- niadis (sedert gedoctoreerd aan de univer siteit van Parijs) als opvolgster van Hes- seling haar intrede. Gelukwensch aan de Sterrewacht Na de verschillende mutaties, die in het afgeloopen jaar plaats vonden, te hebben gememoreerd, begon spr. zijn mededeelin- gen over de Universitaire instellingen met een gelukwensch aan de Sterrewacht. Im mers, de vooruitziende geest van mijn ambtsvoorganger, aldus spr., die in zijn overdraebtsrede de onderscheidingen, ge_- durende zijn rectoraat aan De Sitter, Hertzsprung en Oort te beurt gevallen, als een „bonum omen ook voor de nabije toekomst" beschouwde, heeft niet gefaald: Leiden heeft thans (sedert 26 Juli) zijn „Leidsoh Sterrewacht-Fonds", een stichting, die in staat zal zijn, jaren en jaren achter een groote sommen ten bate onzer Sterre wacht aan te wenden, dank zij de mild heid der Rockefeller Foundation te New- York, die een bedrag van niet minder dan 110.000 dollar heeft beschikbaar gesteld voor de Sterrewacht te Leiden. Het groot ste gedeelte van deze som is bestemd voor den aankoop van een kijker, die, terwijl hij het eigendom van de Leidsche Sterre wacht blijft, zal worden opgesteld op het terrein van de sterrewacht te Johannes burg. De rest van de gift va-n Rockefeller zal dienen om een fonds te vormen, waaruit de onkosten van de waarnemingen met de zen kijker zullen worden bestreden. Gaarne beschouwen wij deze grootsohe gift als een hulde aan onze Sterrewacht, haar directeur en zijn medewerkers. De Nederlandsche Regeering en enkele particulieren en stich tingen in Nederland zegden gezamenlijk een jaarlijksche bijdrage van ruim 10.000 •toe ten behoeve van de door deze uitbrei ding noodig geworden aanvulling van het personeel en de materieele outilleering on zer Sterrewacht. Andere onderwijsinstellingen. De afwerking van de inrichting van het Natuurkundig Laboratorium naar het reeds door professor Kam-erlingh Onnes ontworpen, plan nadert haar voltooiing. De vernieuwde schakelkamer werd in gebruik genomen. Er rest nog de afwerking van een kleiner lokaal, alsmede de installatie van een hoogspanningsbatterij. Het plan van ombouw van het laboratorium dateert reeds van 1917; het is dus begrijpelijk, dat zich- nu, mede door den bloei van de af- deeling theoretische natuurkunde, reeds weder de behoefte aan meer plaatsruimte in den vorm van experimenteerlokailen en van lokalen voor de leeskamer Bosscha doet gevoelen. Ruimtegebrek is helaas een veel voor komend verschijnsel, en in sommige aca demische instituten neemt het nijpende vormen aan. Zoo is het aantal studenten," dat in het Pharmaceutisch Laboratorium werkt, in de laatste jaren zoo toegenomen, dat slechts met de grootste moeite aan de aanvragen voor plaatsing kon worden vol daan. Reeds in Februari 1929 werd hierop door den hoogleeraar-directeur van het la boratorium de aandacht van Curatoren ge vestigd. In den loop van dat jaar werd dan ook door den Rijks Gebouwendienst een ontwerp opgemaakt voor de uitbrei ding van het laboratorium. De hiervoor be- noodigde gelden werden echter eerst in Juni 1930 bij suppletoire begrooting bij de Tweede Kamer aangevraagd, en het wets ontwerp kwam niet meer in openbare be handeling. Dat ook onze geologen over ruimtegebrek te klagen hebben, is in den loop der jaren •een even bekend feit geworden als de groeiende belangstelling der studenten voor deze studierichting. Bijna in letterlij ken zin kan men zeggen, dat deze onge- lukkigen in alle hoeken en gaten van 't gebouw zitten te werken. Helaas zijn de „sombere berichten", waarvan de vorige rector een jaar geleden gewaagde, dat het voor aanbouw van een nieuwen vleugel uitgetrokken bedrag voor geheel andere doeleinden zou worden uitgegeven, waar gebleken. Warè nu slechts op de nieuwe begrooting e>en hooger bedrag uitgetrok ken! Het was echter hetzelfde bedrag van 't vorige jaar. Intusschen is 't te hopen, dat spoedig met den bouw van den nieuwen vleugel begonnen wordt en, dat de be- grooting-spost voor 1931 voldoende zal zijn om een-in-gebruikneming in 1932 mogelijk te maken. Ook 's Rijks Museum van Natuurlijke Historie wacht op een noodzakelijke spoe dige voltooiing, waarvoor de directeur reeds lang geleden zijn plannen heeft in gediend. Het Academiegebouw. Hierna geeft de rector een overzicht van de schenkingen, die de universiteit in het afgeloopen jaar mocht ontvangen, om vervolgens de ver9ohillende veranderin gen ten aanzien van de onderwijs-instel- lingen te memoreeren, waarna spr. van het universiteitsgebouw zelve zegt: Hoezeer ook de te bekrompen ruimte van zijn col legezalen ons doet hopen op betere lokali teiten elders, hoezeer wij het ook betreu ren, bij de diësviering ook dit jaar weder de plaatsen in het Groot-Auditorium te hebben moeten rantsoeneeren, dit aan tra ditie zoo rijke gebouw blijft voor ons d e Academie, en elke daad van piëteit te zijnen opzichte stemt ons dankbaar. Zulk een daad is de door Curatoren ter hand genomen restauratie der Senaatskamer, die onder leiding van den heer L. Bok, chef van de afdeeling Onderhoud van den Rijks Gebouwendienst, deel9 in Januari, deels in den zomervacantie is uitgevoerd: weg ruiming van de smakelooze lichtkroon, die het gezicht op den schoorsteen en het pov- tret van Willem den Zwijger belemmerde, bovenlicht, nieuwe gordijnen, vloer- en ta felkleed, verbeteringen in de aanbrenging der centrale verwarming, schildering van houtwerk en plafond in meer bij het ge- heel passende tinten, ziedaar hetgeen er gebeurd is, en eenige aankoopen zullen, ho pen wij, nog volgen. Op de tweede verdie ping van het Academiegebouw werd de in richting van een Historisch Academisch Museum ter hand genomen, voor welks uit voering men het geluk had zich de deskun dige medewerking van den heer H. van der Byll te Amsterdam te verzekeren. Weldra zal het Museum met een tentoonstelling geopend worden. Verhouding tusschen Aca demie en stad. Wat het interne leven der Universiteit en haar relaties naar buiten betreft, wijst spr. o.m. op de verhouding tot de stad Lei den! Terwijl het vorige jaar de ramp van den stadhuisbrand ons bijzonder sterk onze samenhoorigheid deed gevoelen, was •het dit jaar een gemeenschappelijke feest viering, die de eendracht tusschen stad en academieburgers, meer speciaal onze •lustrum-vierende studenten, op verblijden de wijze tot uiting deed komen. En toen het pLan was opgekomen, om de deelnemers aan de Conferentie voor de Codificatie van het Volkenrecht, die onder presidium van Mr. Th. Heemskeerk in Den Haag haar vergaderingen hield, met hun dames in de Universiteit te ontvangen, is een waardige ontvangst van zulk een uitgelezen interna tionaal gezelschap door de zeer aangena me samenwerking met het Gemeentebe stuur mogelijk gemaakt (29 Maart). Ook Vreemdelingenverkeer zijn wij dankbaar voor zijn vlotte assistentie. Een wensch. Na vervolgens gewezen te hebben op den nationalen en internationalen arbeid van de universiteiten en hun docenten, vervolgt spr. Hier moet mij een wensch van het hart! In menig geval is een niet al te bekrom pen ontvangst van vreemden, die niet vriendschappelijke gevoelens tot ons ko men, of een buitenlandsche representatie- reis als een plicht te beschouwen, welks nalating aan land en universiteit schade doet. Welnu, voor zulke gevallen lijkt het ons hoog tijd, dat de academische senaten over een zij 't ook bescheiden representatie- budget gaan beschikken! Landen met zor gelijker financieelen toestand dan het onze zijn in dit opzicht royaal, en dat is goed gezien Prijsvragen. Hierna gaf spr. het woord aan den pro- secretaris van den Senaat, om het verslag aangaande het oordeel der twee faculteiten voor te lezen, op wier prijsvragen antwoor den bij den Senaat waren ingekomen. Op de prijsvraag, uitgeschreven door de Faculteit der Godgeleerdheid, luidende: „De Faculteit vraagt een verhandeling over de verlossingsid.ee in de synoptische evan geliën", zijn twee antwoorden ontvangen. Bekroond werd het antwoord onder de kernspreuk: „Qui sequitur me, non ambu- lat in tenebris', hetwelk bleek te -zijn van den. heer J. N. Sevenster, doctorandus in de godgeleerdheid aan de rijksuniversiteit te Leiden. Op de eerste prijsvraag, uitgeschreven ijoor de Faculteit der Geneeskunde, lui dende: „De Faculteit vraagt een onder zoek naar de beteekenis de-r verhouding van albiunine en globuline in het bloed voor het ontstaan van oedemen", is één antwoord ingekomen onder de kernspreuk „La science ne connait que ce qu'elle peut démontrer". Deze inzending verwierf een eervolle vermelding. Schrijver ervan is de heer A. Goudsmit Jr., candidaat in de geneeskun de te Amsterdam. De tweede prijsvraag van de Faculteit der Geneeskunde luidde als volgt: „Sedert de onderzoekingen van Schrader wordt algemeen aangenomen, dat vogels, in tegenstelling met zoogdieren, na exstir- patie der groote hersenen nog kunnen zien. Gevraagd wordt een nauwkeurig onderzoek van de reacties op optische prikkels, die vo gels zonder groote hersenen nog zouden vertoonen en een kritische bespreking van de vraag, of op grond der eventueel waar genomen reacties mag geconcludeerd wor den, dat de dieren inderdaad het gezichts vermogen hebben behouden Hierop kwamen drie antwoorden in, on der de kenspreuken: „Over gedecerebreer- de vogels", „Ex animi sententia" en „Igno ramus et ignorabimus". In het algemeen kan gezegd worden, dat alle drie degenen, die getraoht hebben de vraag te beantwoorden, hun werk hebben ingezonden in keurigen vorm, verduidelijkt door voor het meerendeel uitstekende photographieën, filmopnamen en teekenin- g*en. Alle drie komen tot het resutlaat, dat van een behoud van het gezichtsvermogen geen sprake is, wel van het behoud van eenig gezichtsvermogen. Volgens het oordeel der Faculteit komt het eerste antwoord niet voor een bekro ning of eervolle vermelding in aanmerking. Het tweede antwoord verwierf een eer volle vermelding evenals het derde. Na verkregen verlof tot het openen der naambriefjes bleek de schrijver van bet derde antwoord te zijn de heer J. Visser, doctorandus in de geneeskunde en semi- arts aan de Rijksuniversiteit te Leiden; het tweede antwoord bleek ontstaan te zijn door de samenwerking van drie studenten. Daar het oordeel der Faculteit der Ge neeskunde, geheel in den geest van artikel 84 der hooger onderwijs wet, uitgaat van de veronderstelling, dat het antwoord het werk was van één studeerende, en daar heb on mogelijk is uit te maken, in hoeverre het aandeel van elk der drie studenten recht zou geven op een eervolle vermelding moe ten de namen der drie samenstellers hier ongenoemd blijven. Nadat de verleende bekroningen waren uitgereikt, droeg prof. van Wijk met den wensch, dat het jaar 1931 een zegenrijk jaar moge zijn, de rectorale waardigheid over aan prof. dr. J. Ph. Vogel.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1930 | | pagina 10