UIT DE PERS KERKNIEUWS UIT DE RADIO-WERELD De Slavin van het Zwijgen VRIJDAG 12 SEPTEMBER 1930 DE LEIDSCHE COURANT DERDE BLAD PAG. 9 HOLLE ACTIE TEGEN EEN SOBER PLAN. De a.r. Rotterdammer merkt tegen over de roode agitatie inzake minister Deckers' vlootplan op, dat ook in dema gogie en volksmisleiding trap en mate be staat en willicht het zenith in deze propa- gandakunst nog niet is bereikt, maar on getwijfeld zijn S. D. A. P. en N. V. V. bij deze gelegenheid tot duizelingwekkende hoogte gestegen. In een bloedroode proclamatie noodigen S. D. A. P. en N. V. V. het Nederland- sche volk uit om het petitionnement „te gen uitbreiding der vloot en tegen de nieuwe millioenen voor het militairisme te teekenen"; en huis aan huis dringen de roode propagandisten zich op, om, als de man afwezig is, de „vrouwkens" gevangen te nemen. Zullen wij, die geen oorlogsvloot willen en tegen het militairisme zijn, deze actie steunen en dit petitionnement teekenen? Neen, wij mogen, wij kunnen en wij zul len dat niet doen. Wij teekenen niet, omdat de actie uit gaat van de roode groepen, en deze met hun leuze van nationale ontwapening het vertrouwen niet kunnen hebben van ons volk, dat zelfverdediging nationalcn plicht acht. Wij teekenen niet, omdat deze groepen zoolang ze in de minderheid zijn, ongeoor loofde propaganda drijven; en tot verant woordelijkheid geroepen, óf het voorbeeld van buitenlandsche partijgenoot en zouden volgen, óf ons nationaal bestaan er aan zouden wagen. Wij teekenen niet. omdat het pamflet, dat met weidsche titel „proclamatie" heet, ten onrechte en op leugenachtige wijze spreekt van uitbreiding der oorlogsvloot; terwijl iederéen meer op inkrimping, dan op uitbreiding zint. Wij teekenen niet, omdat men de leugen colporteert, dat nieuwe millioenen aan het militairisme ten offer zullen vallen. Hier is geen sprake van nieuwe millioenen en evenmin van militairisme. Wat de Regee ring will is niets anders, dan het in stand houden van een weermacht voor onze de fensie ter zee: om, voor zoover in ons ver mogen ligt, onze zelfstandigheid te hand haven en onze belangen in vreemde ge westen te beschermen. Wij teekenen niet, omdat het roode agi tatie-biljet ten onrechte spreekt van een belasting onzer Staatsuitgaven in de ko mende tien jaren met minstens 120 mil- lioen. Wie over Staatsuitgaven spreekt",' heeft het niet over uitgaven van tien, maar van één jaar; en ware het cijfer juist, dan betreft het dus een uitgave van 12 millioen. Doch, ook daarvan mag men niet spreken, want het cijfer is onjuist en bovendien be- teekent het Vlootplan slechts, dat de ge wone, jaarlijks terugkeerende posten voor de defensie ter zee op een bepaalde manier zullen besteed worden. Wie dus van een valsche voorstelling van zaken gewag maakt, drukt zich zeer zachtmoedig uit over het roode manifest. Wij teekenen niet, omdat het pamflet in strijd met de waarheid beweert, dat de Regeering, volgens haar zeggen, geen geld beschikbaar heeft voor verbetering van het volksonderwijs, volkshuisvesting en sociale wetgeving, doch wel voor vernietiging van de volkskracht. Immers, de aangevraagde gelden dienen tot bescherming van de volkskracht en ten aanzien van onderwijs volkshuisvesting en sociale wetgeving laat de Regeering zich niet onbetuigd. Wij teekenen niet, omdat men het volk bewerkt met de leugen, dat de militaire uitgaven verhoogd worden, hoewel geen der partijen vóór de laatste verkiezingen uitbreiding der vloot op haar program had staan. Van verhooging is geen sprake; het aangevraagde bedrag blijft beneden 't gemiddelde van wat in de laatste acht jaren voor aanbouw werd toegestaan; en daarom treft geen enkele partij eenig ver wijt, wanneer zij de Regeerieng bij dit vlootplan steunt. Wij teekenen dus niet op de lijsten van S. D. A. P. en N. V. V., omdat wij voor bescherming en desnoods verdediging van onze nationale zelfstandigheid zijn: maar ook, omdat de roode en met haar verwante groepen met het thans verspreide mani fest een volksmisleiding en demagogie drijven, zooals deze zelden, zelfs in dien kring, werd vertoond. SOCIALISTEN IN EN BUITEN DE REGEERING. Met twee maten. De Socialist, het ondeugend orgaan van den linkervleugel der S. D. A. P., schrijft: „Nog in het vorige nummer hadden wij er de „Volk"-redactie een verwijt van ge maakt, dat men omtrent de terreur, die in Indië wordt uitgeoefend op weerlooze en geen tegenstand biedende mannen en vrouwen, en van de wijze, waarop de po litie in Indië met tanks en pantserauto's tegen massa-betoogingen optreedt, niet in het ,Volk kan vinden. Daarom dachten we „Eindelijk", toen we de krant van Dinsdag j.l. opsloegen en ons oog het eerst viel op een vette kop over de geheele pagina: „Tanks en pantserauto's tegen massabetooging". Bij nadere beschouwing bleek de head line echter geen betrekking te hebben op het optreden der Labourregeering in In dië, maar op het bloedbewind van Horthy tegen de socialistische arbeiders van Boe dapest. Eén ding begrepen wij echter niet. In het geheele „Volk" geen enkel woord van critiek op onze Hongaarsche partijgenoo- ten, geen enkele beschuldiging, dat zij ver antwoordelijk zijn voor het vergoten bloed der arbeiders. Toch wisten onze Hongaarsche partij- genooten, dat het organiseeren van een betooging, die door de politie verboden wordt, misdadig is. Zoo althans heeft het „Volk" het ons geleerd. Maar dat was dan ook in Mei 1929, toen „partijgenoot" Zoer- giebe] te Berlijn voor een „rood" Meifeest te Neukolln zorgde. Toen, in Duilschland, kwam het verbod van het coalitie-kabinet met aan het hoofd onze partijgenoot Herman Muller. Nu, in Indië, komt de terreur van het Britsehe Labour-kabinet, onder leiding van onze partijgenoot Ramsay MacDonald. Er zijn sociaal-democraten, die, als ze eenmaal in een regeering zitten, hun so- cialistischen maatstaf verliezen. En dan zijn er *sociaal-democratische bladen, die meten met twee maten als het socialistische régéeringen betreft". Natuurlijk zullen ook deze links-socia listen zelf hun maatstaf verliezen, als zij „eens" verantwoordelijkheid dragen! Intussehen geven zijn in bovenstaand stukje de S. D. A. P. heel wat te slikken. Dat het volk er zijn voordeel mee doe. PATER L. LUBKE C.SS.R. t Gisteren is in den ouderdom van 54 ja ren in het Redemptoristenklooster te Wit- tem plotseling overleden de Wëleerw. Pa ter L. Lubke C.ss.R. Kom, je moet in bad. Wat? In bad? Met water? Ja, natuurlijk. Wat dacht je dan? Kan het niet met een stofzuiger? DE VOLKENBOND EN DE INTEL LECTUEELESAMEN WERKING Wat verstaat men onder intellectueele sa menwerking De intellectueele samenwer king vóór den oorlog De organisatie voor intellectueele samenwerking Her vormingsideeën en anti-katholieke opruiing van de publieke opinie De heer Luchaire treedt af Wat zal de toekomst brengen? Genève, 7 Sept. 1930 We vertellen niets nieuws door te beweren, dat op den huidigen dag alles, wat ook maar in de verte met 't woordje „geest" samenhangt, veel» minder in tel is dan practischer zaken, zooals vraagstukken op hel gebied van volks welvaart, economie, loonen, machtsverhoudin gen en politiea. Zoo weet b.v. iedereen dat er in Gèneve een Volkenbond gezeteld is, en dat daar geregeld politik jn economische confe renties plaats vinden, dat men er pogingen aanwendt, om van dien Volkenbond 'n soort „Clearinghouse" voor alle internationale vraag stukken te maken. Maar wie weet daar naast ook nog, dat een van de onderwerpen, waar die Volkenbond zich 't meest voor inte resseert, de „Intellectueele Samenwerking" is en wie heeft daar, zoo hij dan al van 't be staan daarvan afweet, een juiste voorstelling En toch kon die intellectueele samenwerking iets prachtigs en grootsch zijn, wanneer zij van. 't begon af maar goed georganiseerd was ge weest. En dat zou ook wel 't geval geweest zijn, als er maar meer menschen in de wereld waren, die zich voor „intellectueele" dingen in teresseeren. Een soort vicieuze cirkel dus: als de „geest" maar meer geacht was, zou 't ook met de intellectueele samenwerking beter in orde wezen. Intussehen vraagt zich de lezer en met recht af, wat die intellectueele samenwerking, waar van in verband met den Volkenbond, telkens weer gesproken wordt, nu eigenlijk is. In volkenbondskringen hecht men aan die uitdrukking tweeërlei beteekenis: hoe de intel lectueele samenwerking op het oogenblik is en hoe ze eigenlijk zou moeten zijn. Juist nu we deze beschouwingen neerschrijven, is men in Genève 'n werk begonnen, dat 'n grondige reorganisatie ten doel heeft, maaropdat deze hoogst noodzakelijke hervormingsarbeid succes hebbe, moeten zooveel mogelijk men schen weten, wat die „intellectueele samenwer king" eigenlijk in heeft, moeten ook zooveel mogelijk menschen 'n levendiger belangstelling gaan krijgen voor deze dingen. Dus: wat verstaat men onder intellectueele samenwerking? In de beschaafde landen be staan inrichtingen en vereenigingen, die zijn als centra va-n 't intellectueele leven: scholen, uni versiteiten, academies, musea, vereenigingen van letterkundigen, van schilders, beeldhou wers en tooneelspelers, organisaties in de too- neel- en de muziekwereld enz. enz. Maar al deze krachten werken doorgaans ieder voor zich, afzonderlijk. Toch zijn er in 't verleden wel internationale congressen gehouden, waar belangrijke persoonlijkheden op artistiek en wetenschappelijk gebied cft zelfs ook wel or ganisaties van kunstenaars en geleerden bij eenkwamen, óm van gedachten te wisselen en beginselen vast te stellen voor den intellectu- eefn arbeid We denken hier aan de Berner Conventie ten opzichte van he t auteursrecht, die werd overgenomen in de wetgeving van zoo goed als alle Europeesche landen. Maar tot 'n algemeen centrum van samenwerking is 't tot heden nog niet gekomen en toch sprak 't bijna van zelf, dat zulk 'n instituut veel goeds zou kunnen stichten. Stel'u maar 'ns voor, wat 't zou kunnen beteekenen voor de uitwisseling van geestelijke goederen tusschen studenten, zelfs tusschen universiteiten van verschillende nationaliteit, 't Is de voorwaarde voor perma nent contact, dat moest bestaan in 't ruilen van hoogleeraren en studenten. Toen nu de Volkenbond eenmaal was ge sticht, schiep men binnen z'n kader 'n inter nationale commissie voor intellectueele samen werking, die was samengesteld uit geleerden, kunstenaars en literatoren van groote beteeke nis in en buiten Europa. Elk jaar in Juli, ko men ze te Genève bijeen en behandelen de vraagstukken die door de „intellectueele sa menwerking" der verschillende staten hopelijk kunnen worden opgelost. Maar om met vol doende succes te kunnen arbeiden, heeft deze commissie 'n jaar of wat geleden 'n permanent orgaan gesticht te Parijs: 't Instituut voor in tellectueele samenwerking", dat oorspronkelijk alleen tot taak had de conferenties en andere internationale vergaderingen voor te bereiden, drukwerken en catalogen ijit te geven, kortom de schakel te vormen voor intellectueele sa menwerking tusschen organisaties en afzonder lijke personen. Maar zooals hier de zaken gingen, kon nooit of te nimmer iets van intellectueele samenwer king terecht komen, want die laat zich niet forceeren, ook niet door 'n centraal Instituut. Langzaam en geleidelijk moet ze zich ontwik kelen, men moet haar laten opgroeien als 'n teere plant. Maar in Parijs deed men maar niets dan organiseeren, rubriceeren, indeelen en dacht, door zooveel mogelijk onderafdeelin- gen te stichten, de intellectueele samenwerking tot een feit te kunnen maken. In plaats van een dak te welven over alle reeds bestaande organisaties, schiep men alleen 'n nieuwe, die naast de andere volkomen overbodig was. Daarbij komt, dat de directeur van het Pa- rijsfhe instituut, aan wien de heele ontwikke ling te „danken" is, geenszins de rechte man op de rechte plaats was en als mensch geen bijzonder sympathieke figuur. Meheer Lu chaire, zoo heette hij, maakte graag groote rei zen, gaf fijne partijen, woonde tijdens de vol kenbondsvergadering van 't afgeloopen jaar te Genève in een villa die hij voor zich en zijn gezin gemeubileerd had gehuurd. Maar toen hij vertrokken was bemerkte de eigenaar, dat uit een gesloten kast kostbare voorwerpen, Chineesch porcelein, gouden horloges, waarde volle miniaturen voor ongeveer 40.000 Zwitser- sche Francs waren verdwenen. Dus schreef hij naar den heer Luchaire, die van zijn kant ant woordde, dat er hoogstens sprake kon zijn van 'n paar bagatellen, die door z'n personeel ge broken waren en dat hij daar niet voor naar Genève kon komen om de schade te vergoeden, daar had hij waarlijk geen tijd voor! Ook later wilde hij zich niet laten vinden voor 'n mon delinge onderhandeling met den verhuurder, die er tenslotte genoeg van kreeg en 't geval publiek maakte. En zoo is thans voor de eer zame Geneefsche rechtbank 'n zaak aanhangig tegen Luchaire's zoon wegens inbraak (want intussehen is uitgelekt, dat dit jongmensch z'n vingers niet thuis heeft kunnen houden) en tegen meneer den directeur Luchaire zelf we gens diefstal, omdat hij verantwoordelijk is voor 't geen er geschiedde in het huis, dat door hem werd gehuurd. Men kan zich denken, dat zoo n situatie voor 'n volkenbondsinstituut al lesbehalve aangenaam moest zijn. En daarom volgde dan ook 't onvermijdelijke: de heer Lu chaire trad af. Intussehen was er, en niet alleen wegens de villa-aangelegenheden, maar vooral ook wegens z'n beleid 'n lang niet malsche kritiek losge komen tegen den heer Luchaire. Een der scherpste critici was de bekende katholieke professor G. de Reynold uit Bern. 't Vorig jaar gaf de Reynold 'n boek in 't licht: „De democratie en Zwitserland". Naar aanleiding daarvan hebben Zwitsersche geestverwanten van den heer Luchaire en z'n laicistische vrien den 'n verwoede pers- en lastercampagne te gen hera ontketend, want men wilde zich graag van zoo'n „in meer dan één opzicht onbekwaam criticus" ontdoen. Maar 't is hun niet gelukt, want Professor de Reynold is ondertusschen zelfs lid geworden van 'n studie-commissie, die de intellectueèle samenwerking grondig moet hervormen en die nu reeds haar plannen tot werkelijkheid ziet gekomen. Want tijdens de laatste jaarvergadering van de commissie voor intellectueele camenw«rking is men begonnen aan allerlei gewichtige hervormingen: op de eerste plaats heeft zich de heer Luchaire dus teruggetrokken en is voor hem 'n bekend amb tenaar van den Volkenbond, de heer Bonnet, een Franschman, die zeer goed aangeschreven staat, in de plaats gekomen. Er is een controle commissie benoemd van acht mannen, die het Parijsche Instituut aan 'n groote schoonmaak zullen onderwerpen en beginnen zullen met opruiming te houden onder de ambtenaren. Want voortaan zal "de intellectueele samen werking niet meer in Parijs tot stand komen, maar overal in de wereld. Dus in de toe komst niet meer onder regie van den Volken bond, maar alleen aangespoord door den Vol kenbond, en tot werkelijkheid gemaakt door alle intellectueele krachten, die in de wereld werkzaam zijn. 't Geweldige onderneming voor- Zal zij slagen? Programma's voor Zaterdag 13 September. Huizen, 298 M. N a 6 u u r 1071 M. Uifcsl. KRO-Uitz. 8.00—0.15 Gramofoonplaten. 11.30—12.00 Godsdienstig halfuurtje. 12.01—1.30 Concert K.R.O.-Trio. I.302.00 Gramofoonplaten. 2.003.15 Kinderuurtje. 3.15—3.45 Vragenhalfuurt je. 5.006.00 Gramofoonplaten. 6.01—6.15 S. P. J. Borsten: „Sportaller- lei". 6.156.55 Gramofoonplaten. 6.55—7.15 Journal. Weekoverzicht. 7.15—7.45 Huib en Theo Luns: „Het Rijksmuseum". 8.01—11.00 Concert K.R.O.-Orkest. 9.30 Nieuwsberichten. II.0012.00 Gramofoonplaten. Hilversum, 1875 M. Uitsl. VARA-Uitzending. 8.00 Orgelspel door Joh. Jong afgew. door gramofoonplaten. 9.00 Gramofoonplatn. 10.00 Morgenwijding (V.P.R.O.) 10.15 Voordracht door Jan Lamers. 10.30 Ziekenuurtje. 11.30 Gramofoonplaten. 12.00 Politieberichten. 12.15 Concert V.A.R.A-Seplot. I.30 Uitz. Demonstr. Congres van N.V.V. en S.D.A.P. te Den Haag. 4.30 D. v. Kreveld: „Voor onze amateur- fotografen". 5.00 Landré: ..Ons huis een Tehuis". 5.30 H. J. Wielink: „De Passiespelen te Oberammergau". 6.00 Kinderuurtje. 7.00 Uitz. Demonstr. Congres van N.V.V. en S.D.A.P. ie De Haag. 9.00 Bij de Pomp. Teun de Klepperman. 9.15 Concert V.A.R.A.-Orkest. 10.00 Persberichten. Daarna: V.A.R.A.- Varia. 10.15 Muzikale attractie. 10.30 Vervolg Orkestconcert. II.00 Muzikale attractie. 11.15 Gramofoonplaten. Daventry, 1554.4 M. 10.35 Morgenwijding. 11.05 Lezing. 1.202.20 Orkestconcert. .3.50 Concert. 5.05 Orgelspel door R. New. 5.35 Kinderuurtje. 6.35 Berichten. 7.00 Sportber. 7.05 Piano-recital door V. Hely-Hut- chinson. 7.20 Lezingen. 7.50 Concert. Orkest. 9.20 „Gala", van Tyrone Power. 10.05 Berichten. 10.20 Lezing en berichten. „R a d i o-P a r i s", 1725 M. 12.50—2.20 Gramofoonpl. 9.05 Concert. Vocale en instrum. so listen. Brussel, 508.5 M. 5.20 Gramofoonpl. 6.50 Gramofoonpl. 8.35 Orkestconcert. Spaansche avond. Langenberg, 473 M. 7.257.50 Gramofoonpl. 7.50—8.50 Orkcstconcerl. 10.3511.35 Gramofoonpl. 12.30 Gramofoonpl. I.252.50 Orkestconcert. 5.506-50 Orkestconcert. 8.20 Vroolijke avond. Daarna tot 12.20: Dansmuziek. 12.201.20 Dansmuziek. (Gramofoonpl.). Kalundborg, 1153 M. 3.505.50 Orkestconcert en zang. 8.208.50 Orkestconcert. 9.209.45 Vioolrecital door Mogens Han sen. 9.5010.45 Vervolg Orkestconcert. II.2012.20 Orkeestconcert. Z e e s e n, 1635 M. 7.207.50 Gramofoonpl. 2.202.50 Gramofoonpl. 4.505.50 Concert. S.50 „Funkhaus in Berlin". Daarna: Be richten en tot 12.50: Dansmuziek. FEUILLETON Uit het Engelsch van FRED. M. WHITE. 40) Al wist ze niet precies, wat Carl met Beatrice voorhad, ze wist toch genoeg om te begrijpen, dat het niet veel goeds kon zijn en dat het jonge meisje bij dat bezoek aan hun villa niets te winnen had. Toen ze in het hotel kwam, hoorde ze van den portier dat mevrouw Richford op haar kamer was. Ze ging naar boven, maar Beatrice was er niet. Blijkbaar was het den portier, bij de groote drukte, die op dit middaguur in de hall heerschte, ont gaan dat zij het hotel had verlaten en had ze ook niets tegen hem gezegd van haar afwezigheid. „Mevrouw is uitgegaan", deelde de ka menier mede„maar als u een joodschap wilt achterlaten, kan ik die wei overbren gen. Ze blijft in ieder geval niet lang weg. Ze moest even een paar boodschappen doen". Mary aarzelde. Ze had nog andere din gen te doen en mocht geen tijd verloren laten gaan. En den brief moest ze in elk geval afgevenze durfde in dit opzicht Carl niet weerstaan; maar ze zou wel zor gen dat haar waarschuwing op tijd kwam. „Ik had mevrouw graf zelf willen spre ken. Misschien kan ik over een half uur wel terugkomen. Onderwijl kunt u haar dezen brief wel geven. Wilt u er alstublieft aan denken tegen mevrouw Richford te zeggen dat ze vooral niets moet doen in verband met den brief vóór ze mij gespro ken heeft. Wilt u daar vooral aan den ken Adeline beloofde het. Ze toonde niets van de gewone nieuwsgierigheid van een geroutineerde kamenierhaar gedachten waren elders. Ze had wel wat belangrijkers om aan te denken. Ze had een brief van haar verloafde ontvangen dat hij, een klei ne erfenis had gekregen; dat hij een eigen zaak kon beginnen en dat ze spoedig zou den kunnen trouwen. Adeline legde den brief op een tafeltje en vergat de nadruk kelijke boodschap, die er bij gegeven was. In de stellige overtuiging dat er voor- loopig niets verkeerds gebeuren kon, ging Mary weg. Het was al laat in den middag en het hotel was vol gasten en in- en uit- loopende bezoekers. Er scheen een vreem de spannig in de atmosfeer te zijn, de krantenjongens buiten schreeuwden met schrille stemmen een blijkbaar sensotio neel bericht uit en ze vonden gretiger koo- pers dan gewoonlijk op dezen tijd van den dag. Opeens hoorde Mary een bekenden naam roepen. Ze luisterde geinteresseerd Het belangrijkste nieuws scheen betrek king te hebben op Stephen Richford „Opzienbarende onthullingen. Grooto firma: Richford en Co. geruineerd. Bevel tot inhechtenineming van den oudsten fir mant. Vlucht van Stephen Richford." Mary wist niet hoe ze het had: iedereen hield Richfcu-d een van de nobele rela ties van haar broer voor zeer vermo gend. Niemand in en vóór de nail van hel hotel scheen over iets anders te praten dan over deze geruchtmakende finaneieele dé I bacle. I Een geborgen man, met een hoed op, zooals geestelijken van de Engelsehc kerk dragen, een bril op den neus en een cape om, liep haastig langs Mary heen toen zij het hotel uitkwam. Ook deze oudere heer scheen vol belangstelling. Hij baande zich een weg door de hall waar in de volte nie mand aandacht aan hem schonk en liep langzaam de trap op. Toen hij bij de deur van Beatrice's kamer kwam, aarzelde hij een oogenblik, toen ging hij naar binnen en deed de deur achter zich dicht. „Niemand hier!", mompelde hij. „Nu, ik kan wel wachten tot Beatrice terugkomt. Wat is dat? Een brief aan mevrouw Rich ford. Deksels Satoris adres achter op den brief, Wat is dat nu weer een gemeene trucMijn brave Satoris, als ik jou eens vijf minuten hier had Het gezicht van den man vertrok in hef tige woede, hij klemde zijn vuisten ineen. Hij liep de kamer op en neer met den brief in de hand. „Misschien word ik wel wijzer, als ik wec-t wat er in staat", mompelde hij. Zooals bij enveloppen van zwaar papier dikwijls het geval is, kleefde de lijm niet goed en de klep van het couvert kon met een pennemes worden opgelicht. Zonder dat, wanneer de enveloppe weer gesloten was, iemand kon merken, dat een onbe voegde hand den brief geopend had. „Bcrrington"mompelde de man toen hij den brief gelezen had, „Berrington O, nu snap ik het. Een list van dien dui vel om Beatrice naar zijn villa te lokken. Nu ze moet maar gaan, ik heb op het oogenblik geen keus misschien kom ik er zelf wel bij. Hielden die ellendige jon gens huu mond maar met hun verduiveld geschreeuw. Hij deed den brief weer in de enveloppe, plakte deze weer dicht, waarin hij boven verwachtng slaagde en juist was hij daar- bee klaar, toen Beatrice binnenkwam. Ze schrok toen ze den vreemde zag, maar daar het een geestelijke was, die er oud en eerbiedwaardig en onschadelijk uitzag, was het meisje absoluut niet bang maar dat veranderde toen hij zijn hoed, zijn bril en zijn pruik afgenomen had. „Stephen!", hijgde Beatrice. „Wat heeft dat te beteekenen V' „Ik concludeer uit je verbazing dat mijn vermomming goed geslaagd is", grinnikte Richford. „En wat dat te beteekenen heeftik dacht dat je gezond verstand je dat wel zou zeggen. Heb je buiten niets hooren roepen?" „Ik heb de krantenjongens wel hooren roepen dat er een groote firma failliet is", antwoordde Beatrice„maar ik heb niet op den naam gelet. Je wilt toch niet zeg gen dat jijdat jij. Beatrice kon het woord niet over haai lippen krijgen. „Waarom zoo delicaat in de tegenwoor digheid van je wettigen echtgenoot?", spotte Richford. „Dacht je soms dat ik uit de mop zoo vermomd hier kwam Ik heb al mijn ellende aan Carl Satoris te dan ken; als hij cr zich niet moe bemoeid had. had ik me kunne redden. Dit is zijn wraak, omdat ik niet naar zijn pijpen wilde dan §en. Wat er ook gebeurt; neem je in acht voor dien duivel." „Wat kom je eigenlijk hier doen? Ze negeerde zijn opmerking over Satoris, niet begrijpend op welke wijze deze man haai leed zou kunnen doen en ging voort „Je begrijpt toch zeker wel dat i k je niet kan helpen „Toch wel", antwoordde Richford met een plotselinge opgewektheid, die Beatrice onmiddellijk op haar hoede deed zijn. „Je kunt zelfs heel veel voor me doen als je wilt. Jij krijgt je vrijheid terug! Ik ben van_ plan naar het buitenland te gaan en nooit weer terug te komen. De wolven ziten ij dicht op de hielen en ik heb amper tijd meer. Ik kom om geld." „GldNu, je weet toch warempel wel dat ik dat niet heb „O, neen; ik vraag niet om contanten' Maar je hebt gezegd dat je niets meer met me te maken wilde heben en dus zul je natuurlijk wel niets van mij willen aanne men en die dikmanten ook niet willen hou den. Als je ze mij teruggeeft, zullen we als goede vrienden afscheid nemen en zie je me nooit weer." „Dus als ik het goed begrijp", zei ze, zie het zoo. Je zaak is bankroet en er is niets over. Hoe zit het met je crediteuren, met de menschen, die hun geld aan je toevertrouwd hebben?" „Mijn crediteuren kunnen naar de weer licht loopen", barstte Richford uit. „Wat kunnen mij die schelen? Natuurlijk zetten die kereld een groote mond op. Maar hun geld aan mij toe vertrouwen' hebben ze ge daan in de hoop dat ze op die manier wat verdienen zouden. Dus als ze evrliezen is dat hun risico. De zorg voor mijn ere diteuren heeft me heusch 's nachts niet uit den slaap gehouden." „Ja, om de gevoelens en belangen van anderen heb je je nooit veel bekommerd", merkte Beatrice schamper op. ,AVat zijn die diamanten waard?" „Ik heb er 40.000 pond voor betaald en ik kan er zeker 30.000 pond voor terne krijgen. Maar we verspillen onzen tijd." (Wordt vervolgd).

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1930 | | pagina 5