UIT DE PERS
KERKNIEUWS
UIT DE RADIO-WERELD
De Slavin van het
Zwijgen
VRIJDAG 12 SEPTEMBER 1930
DE LEIDSCHE COURANT
DERDE BLAD PAG. 9
HOLLE ACTIE TEGEN EEN
SOBER PLAN.
De a.r. Rotterdammer merkt tegen
over de roode agitatie inzake minister
Deckers' vlootplan op, dat ook in dema
gogie en volksmisleiding trap en mate be
staat en willicht het zenith in deze propa-
gandakunst nog niet is bereikt, maar on
getwijfeld zijn S. D. A. P. en N. V. V.
bij deze gelegenheid tot duizelingwekkende
hoogte gestegen.
In een bloedroode proclamatie noodigen
S. D. A. P. en N. V. V. het Nederland-
sche volk uit om het petitionnement „te
gen uitbreiding der vloot en tegen de
nieuwe millioenen voor het militairisme te
teekenen"; en huis aan huis dringen de
roode propagandisten zich op, om, als de
man afwezig is, de „vrouwkens" gevangen
te nemen.
Zullen wij, die geen oorlogsvloot willen
en tegen het militairisme zijn, deze actie
steunen en dit petitionnement teekenen?
Neen, wij mogen, wij kunnen en wij zul
len dat niet doen.
Wij teekenen niet, omdat de actie uit
gaat van de roode groepen, en deze met
hun leuze van nationale ontwapening het
vertrouwen niet kunnen hebben van ons
volk, dat zelfverdediging nationalcn plicht
acht.
Wij teekenen niet, omdat deze groepen
zoolang ze in de minderheid zijn, ongeoor
loofde propaganda drijven; en tot verant
woordelijkheid geroepen, óf het voorbeeld
van buitenlandsche partijgenoot en zouden
volgen, óf ons nationaal bestaan er aan
zouden wagen.
Wij teekenen niet. omdat het pamflet,
dat met weidsche titel „proclamatie" heet,
ten onrechte en op leugenachtige wijze
spreekt van uitbreiding der oorlogsvloot;
terwijl iederéen meer op inkrimping, dan
op uitbreiding zint.
Wij teekenen niet, omdat men de leugen
colporteert, dat nieuwe millioenen aan het
militairisme ten offer zullen vallen. Hier
is geen sprake van nieuwe millioenen en
evenmin van militairisme. Wat de Regee
ring will is niets anders, dan het in stand
houden van een weermacht voor onze de
fensie ter zee: om, voor zoover in ons ver
mogen ligt, onze zelfstandigheid te hand
haven en onze belangen in vreemde ge
westen te beschermen.
Wij teekenen niet, omdat het roode agi
tatie-biljet ten onrechte spreekt van een
belasting onzer Staatsuitgaven in de ko
mende tien jaren met minstens 120 mil-
lioen. Wie over Staatsuitgaven spreekt",'
heeft het niet over uitgaven van tien, maar
van één jaar; en ware het cijfer juist, dan
betreft het dus een uitgave van 12 millioen.
Doch, ook daarvan mag men niet spreken,
want het cijfer is onjuist en bovendien be-
teekent het Vlootplan slechts, dat de ge
wone, jaarlijks terugkeerende posten voor
de defensie ter zee op een bepaalde manier
zullen besteed worden. Wie dus van een
valsche voorstelling van zaken gewag
maakt, drukt zich zeer zachtmoedig uit
over het roode manifest.
Wij teekenen niet, omdat het pamflet
in strijd met de waarheid beweert, dat de
Regeering, volgens haar zeggen, geen geld
beschikbaar heeft voor verbetering van het
volksonderwijs, volkshuisvesting en sociale
wetgeving, doch wel voor vernietiging van
de volkskracht. Immers, de aangevraagde
gelden dienen tot bescherming van de
volkskracht en ten aanzien van onderwijs
volkshuisvesting en sociale wetgeving laat
de Regeering zich niet onbetuigd.
Wij teekenen niet, omdat men het volk
bewerkt met de leugen, dat de militaire
uitgaven verhoogd worden, hoewel geen
der partijen vóór de laatste verkiezingen
uitbreiding der vloot op haar program had
staan. Van verhooging is geen sprake;
het aangevraagde bedrag blijft beneden
't gemiddelde van wat in de laatste acht
jaren voor aanbouw werd toegestaan; en
daarom treft geen enkele partij eenig ver
wijt, wanneer zij de Regeerieng bij dit
vlootplan steunt.
Wij teekenen dus niet op de lijsten van
S. D. A. P. en N. V. V., omdat wij voor
bescherming en desnoods verdediging van
onze nationale zelfstandigheid zijn: maar
ook, omdat de roode en met haar verwante
groepen met het thans verspreide mani
fest een volksmisleiding en demagogie
drijven, zooals deze zelden, zelfs in dien
kring, werd vertoond.
SOCIALISTEN IN EN BUITEN DE
REGEERING.
Met twee maten.
De Socialist, het ondeugend orgaan
van den linkervleugel der S. D. A. P.,
schrijft:
„Nog in het vorige nummer hadden wij
er de „Volk"-redactie een verwijt van ge
maakt, dat men omtrent de terreur, die
in Indië wordt uitgeoefend op weerlooze
en geen tegenstand biedende mannen en
vrouwen, en van de wijze, waarop de po
litie in Indië met tanks en pantserauto's
tegen massa-betoogingen optreedt, niet in
het ,Volk kan vinden.
Daarom dachten we „Eindelijk", toen we
de krant van Dinsdag j.l. opsloegen en ons
oog het eerst viel op een vette kop over
de geheele pagina:
„Tanks en pantserauto's tegen
massabetooging".
Bij nadere beschouwing bleek de head
line echter geen betrekking te hebben op
het optreden der Labourregeering in In
dië, maar op het bloedbewind van Horthy
tegen de socialistische arbeiders van Boe
dapest.
Eén ding begrepen wij echter niet. In
het geheele „Volk" geen enkel woord van
critiek op onze Hongaarsche partijgenoo-
ten, geen enkele beschuldiging, dat zij ver
antwoordelijk zijn voor het vergoten bloed
der arbeiders.
Toch wisten onze Hongaarsche partij-
genooten, dat het organiseeren van een
betooging, die door de politie verboden
wordt, misdadig is. Zoo althans heeft het
„Volk" het ons geleerd. Maar dat was dan
ook in Mei 1929, toen „partijgenoot" Zoer-
giebe] te Berlijn voor een „rood" Meifeest
te Neukolln zorgde.
Toen, in Duilschland, kwam het verbod
van het coalitie-kabinet met aan het hoofd
onze partijgenoot Herman Muller.
Nu, in Indië, komt de terreur van het
Britsehe Labour-kabinet, onder leiding
van onze partijgenoot Ramsay MacDonald.
Er zijn sociaal-democraten, die, als ze
eenmaal in een regeering zitten, hun so-
cialistischen maatstaf verliezen.
En dan zijn er *sociaal-democratische
bladen, die meten met twee maten als
het socialistische régéeringen betreft".
Natuurlijk zullen ook deze links-socia
listen zelf hun maatstaf verliezen, als zij
„eens" verantwoordelijkheid dragen!
Intussehen geven zijn in bovenstaand
stukje de S. D. A. P. heel wat te slikken.
Dat het volk er zijn voordeel mee doe.
PATER L. LUBKE C.SS.R. t
Gisteren is in den ouderdom van 54 ja
ren in het Redemptoristenklooster te Wit-
tem plotseling overleden de Wëleerw. Pa
ter L. Lubke C.ss.R.
Kom, je moet in bad.
Wat? In bad? Met water?
Ja, natuurlijk. Wat dacht je dan?
Kan het niet met een stofzuiger?
DE VOLKENBOND EN DE INTEL
LECTUEELESAMEN WERKING
Wat verstaat men onder intellectueele sa
menwerking De intellectueele samenwer
king vóór den oorlog De organisatie
voor intellectueele samenwerking Her
vormingsideeën en anti-katholieke opruiing
van de publieke opinie De heer Luchaire
treedt af Wat zal de toekomst brengen?
Genève, 7 Sept. 1930
We vertellen niets nieuws door te beweren,
dat op den huidigen dag alles, wat ook maar
in de verte met 't woordje „geest" samenhangt,
veel» minder in tel is dan practischer zaken,
zooals vraagstukken op hel gebied van volks
welvaart, economie, loonen, machtsverhoudin
gen en politiea. Zoo weet b.v. iedereen dat er
in Gèneve een Volkenbond gezeteld is, en dat
daar geregeld politik jn economische confe
renties plaats vinden, dat men er pogingen
aanwendt, om van dien Volkenbond 'n soort
„Clearinghouse" voor alle internationale vraag
stukken te maken. Maar wie weet daar
naast ook nog, dat een van de onderwerpen,
waar die Volkenbond zich 't meest voor inte
resseert, de „Intellectueele Samenwerking" is
en wie heeft daar, zoo hij dan al van 't be
staan daarvan afweet, een juiste voorstelling
En toch kon die intellectueele samenwerking
iets prachtigs en grootsch zijn, wanneer zij van.
't begon af maar goed georganiseerd was ge
weest. En dat zou ook wel 't geval geweest
zijn, als er maar meer menschen in de wereld
waren, die zich voor „intellectueele" dingen in
teresseeren. Een soort vicieuze cirkel dus: als
de „geest" maar meer geacht was, zou 't ook
met de intellectueele samenwerking beter in
orde wezen.
Intussehen vraagt zich de lezer en met recht
af, wat die intellectueele samenwerking, waar
van in verband met den Volkenbond, telkens
weer gesproken wordt, nu eigenlijk is.
In volkenbondskringen hecht men aan die
uitdrukking tweeërlei beteekenis: hoe de intel
lectueele samenwerking op het oogenblik is en
hoe ze eigenlijk zou moeten zijn. Juist nu
we deze beschouwingen neerschrijven, is men
in Genève 'n werk begonnen, dat 'n grondige
reorganisatie ten doel heeft, maaropdat
deze hoogst noodzakelijke hervormingsarbeid
succes hebbe, moeten zooveel mogelijk men
schen weten, wat die „intellectueele samenwer
king" eigenlijk in heeft, moeten ook zooveel
mogelijk menschen 'n levendiger belangstelling
gaan krijgen voor deze dingen.
Dus: wat verstaat men onder intellectueele
samenwerking? In de beschaafde landen be
staan inrichtingen en vereenigingen, die zijn als
centra va-n 't intellectueele leven: scholen, uni
versiteiten, academies, musea, vereenigingen
van letterkundigen, van schilders, beeldhou
wers en tooneelspelers, organisaties in de too-
neel- en de muziekwereld enz. enz. Maar al
deze krachten werken doorgaans ieder voor
zich, afzonderlijk. Toch zijn er in 't verleden
wel internationale congressen gehouden, waar
belangrijke persoonlijkheden op artistiek en
wetenschappelijk gebied cft zelfs ook wel or
ganisaties van kunstenaars en geleerden bij
eenkwamen, óm van gedachten te wisselen en
beginselen vast te stellen voor den intellectu-
eefn arbeid We denken hier aan de Berner
Conventie ten opzichte van he t auteursrecht,
die werd overgenomen in de wetgeving van zoo
goed als alle Europeesche landen. Maar tot 'n
algemeen centrum van samenwerking is 't tot
heden nog niet gekomen en toch sprak 't bijna
van zelf, dat zulk 'n instituut veel goeds zou
kunnen stichten. Stel'u maar 'ns voor, wat 't
zou kunnen beteekenen voor de uitwisseling
van geestelijke goederen tusschen studenten,
zelfs tusschen universiteiten van verschillende
nationaliteit, 't Is de voorwaarde voor perma
nent contact, dat moest bestaan in 't ruilen
van hoogleeraren en studenten.
Toen nu de Volkenbond eenmaal was ge
sticht, schiep men binnen z'n kader 'n inter
nationale commissie voor intellectueele samen
werking, die was samengesteld uit geleerden,
kunstenaars en literatoren van groote beteeke
nis in en buiten Europa. Elk jaar in Juli, ko
men ze te Genève bijeen en behandelen de
vraagstukken die door de „intellectueele sa
menwerking" der verschillende staten hopelijk
kunnen worden opgelost. Maar om met vol
doende succes te kunnen arbeiden, heeft deze
commissie 'n jaar of wat geleden 'n permanent
orgaan gesticht te Parijs: 't Instituut voor in
tellectueele samenwerking", dat oorspronkelijk
alleen tot taak had de conferenties en andere
internationale vergaderingen voor te bereiden,
drukwerken en catalogen ijit te geven, kortom
de schakel te vormen voor intellectueele sa
menwerking tusschen organisaties en afzonder
lijke personen.
Maar zooals hier de zaken gingen, kon nooit
of te nimmer iets van intellectueele samenwer
king terecht komen, want die laat zich niet
forceeren, ook niet door 'n centraal Instituut.
Langzaam en geleidelijk moet ze zich ontwik
kelen, men moet haar laten opgroeien als 'n
teere plant. Maar in Parijs deed men maar
niets dan organiseeren, rubriceeren, indeelen
en dacht, door zooveel mogelijk onderafdeelin-
gen te stichten, de intellectueele samenwerking
tot een feit te kunnen maken. In plaats van
een dak te welven over alle reeds bestaande
organisaties, schiep men alleen 'n nieuwe, die
naast de andere volkomen overbodig was.
Daarbij komt, dat de directeur van het Pa-
rijsfhe instituut, aan wien de heele ontwikke
ling te „danken" is, geenszins de rechte man
op de rechte plaats was en als mensch geen
bijzonder sympathieke figuur. Meheer Lu
chaire, zoo heette hij, maakte graag groote rei
zen, gaf fijne partijen, woonde tijdens de vol
kenbondsvergadering van 't afgeloopen jaar te
Genève in een villa die hij voor zich en zijn
gezin gemeubileerd had gehuurd. Maar toen
hij vertrokken was bemerkte de eigenaar, dat
uit een gesloten kast kostbare voorwerpen,
Chineesch porcelein, gouden horloges, waarde
volle miniaturen voor ongeveer 40.000 Zwitser-
sche Francs waren verdwenen. Dus schreef hij
naar den heer Luchaire, die van zijn kant ant
woordde, dat er hoogstens sprake kon zijn van
'n paar bagatellen, die door z'n personeel ge
broken waren en dat hij daar niet voor naar
Genève kon komen om de schade te vergoeden,
daar had hij waarlijk geen tijd voor! Ook later
wilde hij zich niet laten vinden voor 'n mon
delinge onderhandeling met den verhuurder,
die er tenslotte genoeg van kreeg en 't geval
publiek maakte. En zoo is thans voor de eer
zame Geneefsche rechtbank 'n zaak aanhangig
tegen Luchaire's zoon wegens inbraak (want
intussehen is uitgelekt, dat dit jongmensch z'n
vingers niet thuis heeft kunnen houden) en
tegen meneer den directeur Luchaire zelf we
gens diefstal, omdat hij verantwoordelijk is
voor 't geen er geschiedde in het huis, dat door
hem werd gehuurd. Men kan zich denken, dat
zoo n situatie voor 'n volkenbondsinstituut al
lesbehalve aangenaam moest zijn. En daarom
volgde dan ook 't onvermijdelijke: de heer Lu
chaire trad af.
Intussehen was er, en niet alleen wegens de
villa-aangelegenheden, maar vooral ook wegens
z'n beleid 'n lang niet malsche kritiek losge
komen tegen den heer Luchaire. Een der
scherpste critici was de bekende katholieke
professor G. de Reynold uit Bern. 't Vorig
jaar gaf de Reynold 'n boek in 't licht: „De
democratie en Zwitserland". Naar aanleiding
daarvan hebben Zwitsersche geestverwanten
van den heer Luchaire en z'n laicistische vrien
den 'n verwoede pers- en lastercampagne te
gen hera ontketend, want men wilde zich graag
van zoo'n „in meer dan één opzicht onbekwaam
criticus" ontdoen. Maar 't is hun niet gelukt,
want Professor de Reynold is ondertusschen
zelfs lid geworden van 'n studie-commissie, die
de intellectueèle samenwerking grondig moet
hervormen en die nu reeds haar plannen tot
werkelijkheid ziet gekomen. Want tijdens de
laatste jaarvergadering van de commissie voor
intellectueele camenw«rking is men begonnen
aan allerlei gewichtige hervormingen: op de
eerste plaats heeft zich de heer Luchaire dus
teruggetrokken en is voor hem 'n bekend amb
tenaar van den Volkenbond, de heer Bonnet,
een Franschman, die zeer goed aangeschreven
staat, in de plaats gekomen. Er is een controle
commissie benoemd van acht mannen, die het
Parijsche Instituut aan 'n groote schoonmaak
zullen onderwerpen en beginnen zullen met
opruiming te houden onder de ambtenaren.
Want voortaan zal "de intellectueele samen
werking niet meer in Parijs tot stand komen,
maar overal in de wereld. Dus in de toe
komst niet meer onder regie van den Volken
bond, maar alleen aangespoord door den Vol
kenbond, en tot werkelijkheid gemaakt door
alle intellectueele krachten, die in de wereld
werkzaam zijn. 't Geweldige onderneming voor-
Zal zij slagen?
Programma's voor Zaterdag 13 September.
Huizen, 298 M. N a 6 u u r 1071 M.
Uifcsl. KRO-Uitz.
8.00—0.15 Gramofoonplaten.
11.30—12.00 Godsdienstig halfuurtje.
12.01—1.30 Concert K.R.O.-Trio.
I.302.00 Gramofoonplaten.
2.003.15 Kinderuurtje.
3.15—3.45 Vragenhalfuurt je.
5.006.00 Gramofoonplaten.
6.01—6.15 S. P. J. Borsten: „Sportaller-
lei".
6.156.55 Gramofoonplaten.
6.55—7.15 Journal. Weekoverzicht.
7.15—7.45 Huib en Theo Luns: „Het
Rijksmuseum".
8.01—11.00 Concert K.R.O.-Orkest.
9.30 Nieuwsberichten.
II.0012.00 Gramofoonplaten.
Hilversum, 1875 M.
Uitsl. VARA-Uitzending.
8.00 Orgelspel door Joh. Jong afgew.
door gramofoonplaten.
9.00 Gramofoonplatn.
10.00 Morgenwijding (V.P.R.O.)
10.15 Voordracht door Jan Lamers.
10.30 Ziekenuurtje.
11.30 Gramofoonplaten.
12.00 Politieberichten.
12.15 Concert V.A.R.A-Seplot.
I.30 Uitz. Demonstr. Congres van N.V.V.
en S.D.A.P. te Den Haag.
4.30 D. v. Kreveld: „Voor onze amateur-
fotografen".
5.00 Landré: ..Ons huis een Tehuis".
5.30 H. J. Wielink: „De Passiespelen te
Oberammergau".
6.00 Kinderuurtje.
7.00 Uitz. Demonstr. Congres van N.V.V.
en S.D.A.P. ie De Haag.
9.00 Bij de Pomp. Teun de Klepperman.
9.15 Concert V.A.R.A.-Orkest.
10.00 Persberichten. Daarna: V.A.R.A.-
Varia.
10.15 Muzikale attractie.
10.30 Vervolg Orkestconcert.
II.00 Muzikale attractie.
11.15 Gramofoonplaten.
Daventry, 1554.4 M.
10.35 Morgenwijding.
11.05 Lezing.
1.202.20 Orkestconcert.
.3.50 Concert.
5.05 Orgelspel door R. New.
5.35 Kinderuurtje.
6.35 Berichten.
7.00 Sportber.
7.05 Piano-recital door V. Hely-Hut-
chinson.
7.20 Lezingen.
7.50 Concert. Orkest.
9.20 „Gala", van Tyrone Power.
10.05 Berichten.
10.20 Lezing en berichten.
„R a d i o-P a r i s", 1725 M.
12.50—2.20 Gramofoonpl.
9.05 Concert. Vocale en instrum. so
listen.
Brussel, 508.5 M.
5.20 Gramofoonpl.
6.50 Gramofoonpl.
8.35 Orkestconcert. Spaansche avond.
Langenberg, 473 M.
7.257.50 Gramofoonpl.
7.50—8.50 Orkcstconcerl.
10.3511.35 Gramofoonpl.
12.30 Gramofoonpl.
I.252.50 Orkestconcert.
5.506-50 Orkestconcert.
8.20 Vroolijke avond. Daarna tot 12.20:
Dansmuziek.
12.201.20 Dansmuziek. (Gramofoonpl.).
Kalundborg, 1153 M.
3.505.50 Orkestconcert en zang.
8.208.50 Orkestconcert.
9.209.45 Vioolrecital door Mogens Han
sen.
9.5010.45 Vervolg Orkestconcert.
II.2012.20 Orkeestconcert.
Z e e s e n, 1635 M.
7.207.50 Gramofoonpl.
2.202.50 Gramofoonpl.
4.505.50 Concert.
S.50 „Funkhaus in Berlin". Daarna: Be
richten en tot 12.50: Dansmuziek.
FEUILLETON
Uit het Engelsch van
FRED. M. WHITE.
40)
Al wist ze niet precies, wat Carl met
Beatrice voorhad, ze wist toch genoeg om
te begrijpen, dat het niet veel goeds kon
zijn en dat het jonge meisje bij dat bezoek
aan hun villa niets te winnen had.
Toen ze in het hotel kwam, hoorde ze
van den portier dat mevrouw Richford op
haar kamer was. Ze ging naar boven,
maar Beatrice was er niet. Blijkbaar was
het den portier, bij de groote drukte, die
op dit middaguur in de hall heerschte, ont
gaan dat zij het hotel had verlaten en had
ze ook niets tegen hem gezegd van haar
afwezigheid.
„Mevrouw is uitgegaan", deelde de ka
menier mede„maar als u een joodschap
wilt achterlaten, kan ik die wei overbren
gen. Ze blijft in ieder geval niet lang weg.
Ze moest even een paar boodschappen
doen".
Mary aarzelde. Ze had nog andere din
gen te doen en mocht geen tijd verloren
laten gaan. En den brief moest ze in elk
geval afgevenze durfde in dit opzicht
Carl niet weerstaan; maar ze zou wel zor
gen dat haar waarschuwing op tijd kwam.
„Ik had mevrouw graf zelf willen spre
ken. Misschien kan ik over een half uur
wel terugkomen. Onderwijl kunt u haar
dezen brief wel geven. Wilt u er alstublieft
aan denken tegen mevrouw Richford te
zeggen dat ze vooral niets moet doen in
verband met den brief vóór ze mij gespro
ken heeft. Wilt u daar vooral aan den
ken
Adeline beloofde het. Ze toonde niets
van de gewone nieuwsgierigheid van een
geroutineerde kamenierhaar gedachten
waren elders. Ze had wel wat belangrijkers
om aan te denken. Ze had een brief van
haar verloafde ontvangen dat hij, een klei
ne erfenis had gekregen; dat hij een eigen
zaak kon beginnen en dat ze spoedig zou
den kunnen trouwen. Adeline legde den
brief op een tafeltje en vergat de nadruk
kelijke boodschap, die er bij gegeven was.
In de stellige overtuiging dat er voor-
loopig niets verkeerds gebeuren kon, ging
Mary weg. Het was al laat in den middag
en het hotel was vol gasten en in- en uit-
loopende bezoekers. Er scheen een vreem
de spannig in de atmosfeer te zijn, de
krantenjongens buiten schreeuwden met
schrille stemmen een blijkbaar sensotio
neel bericht uit en ze vonden gretiger koo-
pers dan gewoonlijk op dezen tijd van den
dag. Opeens hoorde Mary een bekenden
naam roepen. Ze luisterde geinteresseerd
Het belangrijkste nieuws scheen betrek
king te hebben op Stephen Richford
„Opzienbarende onthullingen. Grooto
firma: Richford en Co. geruineerd. Bevel
tot inhechtenineming van den oudsten fir
mant. Vlucht van Stephen Richford."
Mary wist niet hoe ze het had: iedereen
hield Richfcu-d een van de nobele rela
ties van haar broer voor zeer vermo
gend. Niemand in en vóór de nail van hel
hotel scheen over iets anders te praten dan
over deze geruchtmakende finaneieele dé
I bacle.
I Een geborgen man, met een hoed op,
zooals geestelijken van de Engelsehc kerk
dragen, een bril op den neus en een cape
om, liep haastig langs Mary heen toen zij
het hotel uitkwam. Ook deze oudere heer
scheen vol belangstelling. Hij baande zich
een weg door de hall waar in de volte nie
mand aandacht aan hem schonk en liep
langzaam de trap op. Toen hij bij de deur
van Beatrice's kamer kwam, aarzelde hij
een oogenblik, toen ging hij naar binnen
en deed de deur achter zich dicht.
„Niemand hier!", mompelde hij. „Nu, ik
kan wel wachten tot Beatrice terugkomt.
Wat is dat? Een brief aan mevrouw Rich
ford. Deksels Satoris adres achter op den
brief, Wat is dat nu weer een gemeene
trucMijn brave Satoris, als ik jou eens
vijf minuten hier had
Het gezicht van den man vertrok in hef
tige woede, hij klemde zijn vuisten ineen.
Hij liep de kamer op en neer met den
brief in de hand.
„Misschien word ik wel wijzer, als ik
wec-t wat er in staat", mompelde hij.
Zooals bij enveloppen van zwaar papier
dikwijls het geval is, kleefde de lijm niet
goed en de klep van het couvert kon met
een pennemes worden opgelicht. Zonder
dat, wanneer de enveloppe weer gesloten
was, iemand kon merken, dat een onbe
voegde hand den brief geopend had.
„Bcrrington"mompelde de man toen
hij den brief gelezen had, „Berrington
O, nu snap ik het. Een list van dien dui
vel om Beatrice naar zijn villa te lokken.
Nu ze moet maar gaan, ik heb op het
oogenblik geen keus misschien kom ik
er zelf wel bij. Hielden die ellendige jon
gens huu mond maar met hun verduiveld
geschreeuw.
Hij deed den brief weer in de enveloppe,
plakte deze weer dicht, waarin hij boven
verwachtng slaagde en juist was hij daar-
bee klaar, toen Beatrice binnenkwam. Ze
schrok toen ze den vreemde zag, maar
daar het een geestelijke was, die er oud en
eerbiedwaardig en onschadelijk uitzag,
was het meisje absoluut niet bang maar
dat veranderde toen hij zijn hoed, zijn bril
en zijn pruik afgenomen had.
„Stephen!", hijgde Beatrice. „Wat heeft
dat te beteekenen V'
„Ik concludeer uit je verbazing dat mijn
vermomming goed geslaagd is", grinnikte
Richford. „En wat dat te beteekenen
heeftik dacht dat je gezond verstand
je dat wel zou zeggen. Heb je buiten niets
hooren roepen?"
„Ik heb de krantenjongens wel hooren
roepen dat er een groote firma failliet is",
antwoordde Beatrice„maar ik heb niet
op den naam gelet. Je wilt toch niet zeg
gen dat jijdat jij.
Beatrice kon het woord niet over haai
lippen krijgen.
„Waarom zoo delicaat in de tegenwoor
digheid van je wettigen echtgenoot?",
spotte Richford. „Dacht je soms dat ik uit
de mop zoo vermomd hier kwam Ik heb
al mijn ellende aan Carl Satoris te dan
ken; als hij cr zich niet moe bemoeid had.
had ik me kunne redden. Dit is zijn wraak,
omdat ik niet naar zijn pijpen wilde dan
§en. Wat er ook gebeurt; neem je in acht
voor dien duivel."
„Wat kom je eigenlijk hier doen? Ze
negeerde zijn opmerking over Satoris, niet
begrijpend op welke wijze deze man haai
leed zou kunnen doen en ging voort „Je
begrijpt toch zeker wel dat i k je niet kan
helpen
„Toch wel", antwoordde Richford met
een plotselinge opgewektheid, die Beatrice
onmiddellijk op haar hoede deed zijn. „Je
kunt zelfs heel veel voor me doen als je
wilt. Jij krijgt je vrijheid terug! Ik ben
van_ plan naar het buitenland te gaan en
nooit weer terug te komen. De wolven
ziten ij dicht op de hielen en ik heb amper
tijd meer. Ik kom om geld."
„GldNu, je weet toch warempel wel
dat ik dat niet heb
„O, neen; ik vraag niet om contanten'
Maar je hebt gezegd dat je niets meer met
me te maken wilde heben en dus zul je
natuurlijk wel niets van mij willen aanne
men en die dikmanten ook niet willen hou
den. Als je ze mij teruggeeft, zullen we als
goede vrienden afscheid nemen en zie je
me nooit weer."
„Dus als ik het goed begrijp", zei ze,
zie het zoo. Je zaak is bankroet en er is
niets over. Hoe zit het met je crediteuren,
met de menschen, die hun geld aan je
toevertrouwd hebben?"
„Mijn crediteuren kunnen naar de weer
licht loopen", barstte Richford uit. „Wat
kunnen mij die schelen? Natuurlijk zetten
die kereld een groote mond op. Maar hun
geld aan mij toe vertrouwen' hebben ze ge
daan in de hoop dat ze op die manier
wat verdienen zouden. Dus als ze evrliezen
is dat hun risico. De zorg voor mijn ere
diteuren heeft me heusch 's nachts niet uit
den slaap gehouden."
„Ja, om de gevoelens en belangen van
anderen heb je je nooit veel bekommerd",
merkte Beatrice schamper op. ,AVat zijn
die diamanten waard?"
„Ik heb er 40.000 pond voor betaald en
ik kan er zeker 30.000 pond voor terne
krijgen. Maar we verspillen onzen tijd."
(Wordt vervolgd).