ZATERDAG 6 SEPTEMBER 1930
DE LE1DSCHE COURANT
TWEEDE BLAD PAG. 5
Mr. B. C. J. LODER.
Bij zijn afscheid van Het Perma
nent Hof van Internationale
Justitie.
,DE LEVENDE DRAGER VAN DE
INTERN. REOHTSGEDACHTE".
Naar wij vernemen, zal den 20sten Sep
tember a.s. de nieuwe verkiezing plaats
hebben van de leden van het Permanent
Hof van Internationale Justitie, aange
zien de ambtsduur van de thans zittende
leden 31 December a.s. is verstreken. Zoo
als wij indertijd reeds meedeelden, zal de
Nederlandsche rechter in genoemd college,
mr. B. C. J. Loder, in verband met zijn
hoogen ouderdom (13 September a.s. wordt
bij 81 jaar) zich niet voor herbenoeming
'beschikbaar stellen.
Naar ons uit de 'beste bron werd mede
gedeeld, worden in diens plaats als Can
dida ten genoemd de heeren J. Kosters,
lid van den Hoogen Raad en prof. jhr. mr.
MR. LODER.
W. J. M. Eysïnga, die bet internationaal
Volkenrecht doceert aan de Rijksuniversi
teit te Leiden; deze laatste wordt vooral
door de buitenlanders voorgestaan.
Vanaf de stichting is mr. Loder lid ge
weest van het Internationaal Hof Perma
nent Hof van Internationale Justitie,
welks macht van dag tot dag meer groeit
door de volhardende werkzaamheden van
de leden, die daarvan deel uitmaken. Het
ontstaan van het Permanent Hof van In
ternationale Justitie is ten nauwste ver
want met de geschiedenis van den persoon
van mr. Loder. Want toen na den grooten
wereldoorlog de Nederlandsche anti-oor
logsraad een beroep deed op de meening
van dezen bekenden jurist, die o.a. had mee
geholpen aan de oprichting van de Aca
demie voor Internationaal Recht, heeft
hij een. uitvoerig rapport uitgebracht, dat
voor den verderen loop der gebeurtenissen
van omvangrijke beteekenis is geweest.
Bij de vred es conferentie van Parijs im
mers was de gedachte aan een interna
tionaal Hof van Arbitrage voor de zoo-
veelste maal voor den dag gekomen en
waren de neutrale landen uitgenoodigd om
mede te werken aan de redactie van een
internationale grondwet. In 1919 werd aan
mr. Loder als uitnemend kenner van het
internationaal recht, het voorzitterschap
opgedragen van de besprekingen, welke
op uitnoodiging van Nederland (Z.Exc.
Minister jhr. van Karnebeek) werden ge
houden; hierbij waren vertegenwoordigd
de drie Scandinavische landen en Zwit
serland. In deze besprekingen kwam het
tot een plan, waarmede de voorzitter van
de bijeenkomst op reis ging naar Drum
mond en Bourgeois, om zich van him mach
tigen invloed te verzekeren. Inderdaad is
het hem met moeite gelukt, beider mede
werking te krijgen en zoo kwamen de tien
juristen van den toen geboren wordenden
Volkerenbondsraad bijeen te Den Haag,
ten einde het „Plannetje" nader te be
spreken. In dezen Raad hadden zitting de
heeren Adatci (Japan), Altamira (Spanje),
Descarps (België), Fernadez (Brazilië),
Hagorup (Noorwegen), Lapradello (Frank
rijk), Lord Phil'limore (Engeland) en ver
schillende anderen. In deze zitting heeft
mr. Loder een belangrijke rol gespeeld en
ongetwijfeld stond het geheele concept
onder zijn invloed. Het Statuut werd den
SOsten November 1920 aan den Raad van
den Volkenbond aangeboden en grondig
besproken; waarbij mr. Loder het met
hand en tand verdedigde. Helaas moest
deze dappere voorvechter zien, dat artikel
36, waarin een oproep om voor het Inter
nationaal Gerechtshof te verschijnen, bin
dend werd verklaard, werd geschrapt. Lo
der echter had toch goed gezien. Wij laten
hem dit zelf verhalen en citeeren hiervoor
uit zijn rede, welke hij het vorig jaar heeft
gehouden voor den Nederlandschen Jour
nalistenkring, welk citaat tevens als proeve
diene voor zijn krachtige 'betoogtrant en
heldere zeggingsmacht:
„In de eerste Assemblee, in December
1920, bleek echter, dat de staten zich ver
gist hadden in het geweten der volkeren.
Alle vertegenwoordigers der kleine staten
zeiden: Dat nemen wij niet aan. De groote
heeren antwoordden daarop: Dan teeke
nen wij niet. Toch hebben de kleine staten
er zich bij neergelegd, maar zij voegden
aan het artikel toe de alinea, dat wie de
obligatoire verschijning voor het Hof aan
vaardde, daartoe een protocol zou kunnen
teekenen. Bij die gelegenheid heeft spr.
gezegd: gij trekt naar achteren, wij trek
ken naar voren, de tijd zal glimlachen over
onzen strijd, de tijd, die voortgaat door de
eeuwigheid heen, die u in den afgrond doet
vallen als hij zijn hand opent.
Do „clause facultative" kondigde den
morgen aan en die morgen is gekomen,
reeds na. negen jaren. En wat zijn negen
jaren in de wereldgeschiedenis! Eerst tee-
fcende Frankrijk het protocol, toen Duitsch-
land, toen Italië en eindelijk heeft ook
Engeland den nek gebogen.
Amerika treedt nu ook toe. Niet tot het
Protocol, o neen; maar die tijd komt ook.
•Het heeft vijf voorbehouden gemaakt,
waarvan het laatste te belachelijk is om
er over te praten, n.l. dat nooit een bin
dend advies zal worden uitgebracht zon
der Amerika's toestemming. Dat is alweer
veranderd, en nog eens veranderd, en dat
zal wel goed gaan.
Er is thans een gerecht boven en tus-
schen de staten en als alles teniet gaat,
zal het Recht nog daar staan als een pool
ster aan den hemel,want het Recht is
eeuwig, is deel van de wereldorde".
Mr. Loder werd door zijn collega's tot
voorzitter gekozen van genoemd interna
tionaal gerechtshof en is dit gebleven tot
1925, terwijl hij toen nog rechter bleef,
direct in waardigheid volgend op den
voorzitter. Na aldus een der voornaamste
lijnen uit het leven van dezen grooten in
ternationalen jurist te hebben beschreven,
willen wij in het kort een overzicht geven
van de voornaamste gebeurtenissen uit het
leven van dezen grooten Nederlander. Hij
werd den 13den September 1849 te Am
sterdam geboren en studeerde na de la-
gare school te hebben doorloopen, aan het
Atheneum Hlustre aldaar, om vervolgens
het eerste gedeelte van zijn studieleven
bekroond te zien. Hij studeerde vervolgens
aan de Universiteit te Leiden en pro
moveerde er den 25sten April 1873 op een
proefschrift, dat een antwoord was op een
prijsvraag; het mocht een bekroning weg
dragen. De titel van het werk is „De leer
der volks-souvereiniteit in haar ontwikke
ling, aanbeveling en bestrijding, historisch-
critisch 'beschouwd". Na de voltooiing van
zijn studiën, welke hij vooral onder leiding
van prof. van "Tienhoven deed, vestigde hij
zich als advocaat te Rotterdam, waar hij
zoozeer hij zijn collega's in aanzien kwam,
dat hij tot Deken der Advocaten werd
aangesteld. Gedurende de 35 jaar, dat hij
daar de advocatuur uitoefende, had mr.
Loder reeds een zeer drukke practijk,
maar stelde zich daarmede niet tevreden,
studeerde nog veel over het internationaal
volkenrecht en zeerecht, en richtte in 1897
met meerdere andere bekende persoonlijk
heden op het gebied van internationaal
recht, als Asser, Beernaert, Clunes,
Franck, Lyon-Caën, het Internationaal
Maritiem Comité op. In 1905 werd hij Ne-
derlandsch gedelegeerde op de conferentie
voor zeerecht, welke te Brussel werd ge
houden. Den 15den December 1908 volgde
zijn benoeming tot Raadsheer bij den Hoo
gen Raad. Ofschoon hij deze benoeming
slechts voor een jaar kreeg, is hij 13 jaar
lid geweest-. Vooral de laatste tien jaar
zijn voor de samenleving de meest vrucht
bare jaren geweest, daar mr. Loder toen
pionierswerk heeft verricht op het nog
zoo weinig bekende gebied van interna
tionaal recht. Hij vervulde in verband
daarmede verschillende functies, zendingen
en opdrachten; zoo vertegenwoordigde hij
telken male onze regeering op dergelijke
conferenties en werd zelfs enkele malen
tot internationaal scheidsrechter gekozen.
Intusschen hadden de gebeurtensisen
plaats, welke wij reeds aan het begin van
ons overzicht hebben vermeld: mr. Loder
werd voorzitter van het internationaal Hof
van Arbitrage. Ondanks zijn drukke bezig
heden heeft hij toch nog gelegenheid ge
vonden zijn ideeën te verspreiden door het
schrijven van artikelen en het vervullen
van spreekbeurten; zoo noemen wij een
enkel artikel uit 1921 over Internationale
Justitie in de „Vragen des Tijds" en een
■spreekbeurt in 1923 in het Vredespaleis
voor de toehoorders van de cursussen der
Academie voor Internationaal Recht over
het verschil tusschen de internationale ar
bitrage en de internationale rechtspraak.
In 1924 bij gelegenheid van zijn 75sten
verjaardag hebben zijn vrienden en colle
ga's hem een borstbeeld van hemzelf aan
geboden en het geplaatst in de Kleine
Rechtzaal van het Vredespaleis. In Maart
1927 werd hij benoemd tot lid van den
Raad van Beheer van het Internationaal
Instituut voor Privaatrecht, dat vanwege
den Volkenbond te Rome was gesticht en
presideerde in datzelfde jaar en in 1928
de zesde te Den Haag gehouden conferen
tie voor privaatrecht.
Nu hij 81 jaar gaat worden, laat hij zijn
plaats open voor jongeren. Het vorig jaar
op zijn tachtigsten verjaardag is hij op
ondubbelzinnige wijze gehuldigd en is hem
PROF. EYSINGA.
o.a. vanwege den Nederlandschen Journa
listenkring een noenmaal aangeboden,
waarbij de heer D. Hans, voorzitter van
den Kring, den heer Loder in huldigende
bewoordingen heeft toegesproken en zijn
verdiensten vooral in zijn levenswerk heeft
gereleveerd. Mr. Loder heeft toen zelf in
©en uitvoerige beschouwing een overzicht
gegeven van de ontwikkeling van de in
ternationale rechtspraak en arbitrage. In
HOE DE MOEDER GODS
GERED WERD
door M. T.
Justine Gromme was een vrouw die al
aardig naar de vijftig liep; zij was grof en
plomp gebouwd; het haar zat als een ge
draaid rattenstaartje tegen het achter
hoofd geplakt. Waren het de grijze oogen
met die eigenaardige schelmsche flikke
ring, die het gezicht beheerschten of was
het de mond, de harde mond, waarvoor
iedereen de noodige eerbied had?....
Justine Giomme verliet de Grommers-
hoeve en liep langs het café, daar klonk
namelijk luid gezang en gejoel uit de ge
lagkamer. Er moest dus iets bijzonders aan
de hand zijn. En wanneer er iets te doen
was in het café dan was Justine er direct
bij. Zij wist al heel gauw dat de lawaai
makers Fransche soldaten waren. Men
schreef namelijk het jaar 1778 en het was
dus geen zeldzaamheid als er Fransche
soldaten in het Café te Oesling zaten.
„Goede God" dacht Justine en vroeg zich
wantrouwend af, wat die daar toch wel te
maken hadden. Zij liep eens rond het huis
om aan de dikke meid aan het keuken
venster te vragen, of die soms wist wat er
aan de hand was, want zij vertrouwde het
zaakje niet erg en als er ergens iets ge
beurd was moest Justine het weten. Dat
sprak van zelf.
Zij ging echter nog niet direct naar het
keukenraam, want opzij van het huis op
de bank onder den kastanjebo.om zat lui
tenant André en snurkte als een os. Zijn
hoofd hing op zijn schouder en toen Justine
daar een lange riem zag kreeg zij plotse
ling een ideehaar oogen begonnen te
glinsteren. Zij sloop naar de bankheel
zachtjespakte zij den riem sloeg hen»
een, twee driemaal rond de leuning van d#
bank en legde er dan een paar flinke ste
vige knoopen op.
De officier had absoluut niets gemerkt.
Hij snorkte rustig voort en Justina liep op
de teenen naar het keukenraam. Zij klop
te. De herbergierster deed open. Toen zij
Justine haar goede buurvrouw zag, sloeg
ze de handen in de lucht. Dat was altijd
een teeken dat zij nieuwtjes had, maar
zóóveel en zulke gewichtige dingen, dat zij
er geen raad mee wist.
„Luister eens" fluisterde zij. „Die daar
binnen hebben het landkruis omver gewor
pen en drinken nu op hun heldendaad. En
zoover ik uit hun koeterwaalsch wijs kan
worden, heb ik er uit begrepen, dat zij ook
het Moeder Gods-kapelletje in het bosch
willen vernielen.
Justine was van geen kleintje vervaard,
maar nu kon zij toch geen woord uit bren
genhet was ook ivel wat al te bar, wat
zij daar hoorde. Het landkruis dat steeds
zegenend de armen had uitgestrekt over
het werk van haar voorvaderen was om
vergeworpenen dab was nog niet ge
noegnu de kapel in het woud met de
Lieve Moeder Gods er in, aan de beurt,
neen, dat was verschrikkelijk.
„Wat te doen?" jammerde zij. „O, wij ar
me menschen van Oesling. Ónze kerken
hebben zij gesloten, onze priesters verjaagd.
Geen klok luidt er' nog,' de kruisen worden
vernield. En nu ontnemen zij ons nog onze
Lieve Moeder Gods".
„Neen, ze zullen het niet hebben", viel
Justine plotseling uit. „Zoolang ik nog een
vinger bewegen kan, raken zij de Moeder
Gods van het kapelltje in het bosch niet
aan. De vraag is maar, hoe het aan te
pakken".
Maar Justine zag geen uitkomst, want
juist op dat oogenblik begon aan den zij
kant van het huis iemand ontzettend te
vloeken en te tieren. Het regende woorden
van bliksems en donder en satan en helle-
duivels, dat de dikke waardin er bleek van
werd. Justine begreep het direct.
„Wat beteekent dat?" vroeg ze onschul
dig verbaasd, terwijl zij haar lacht niet in
kon houden. Hoofdschuddend keek de
waardin haar na, toen zij om den hoek ver
dween.
Justine zag hier wat zij verwachtte 9
De officier was wakker geworden en wilde
opstaan. Maar hij kon niet, omdat hij vast
gebonden was. En nu raasde hij als een
krankzinnige op het canaillo dat hem zoo
iets geleverd had en hij probeerde tever
geefs zijn boeien los te maken.
„Maar wat is dat?" riep Justine tot den
dood verschrokken officier.
„Ik zou toch ook wel eens willen weten
wie dat gedaan heeft". En zij begon hem
direct los te maken. Het ging echter uiterst
langzaam. „Dat zijn me nog eens knoopen".
steunde ze. „Nog even geduld, een oogen
blik nog, dan heb ik u bevrijd".
De officier was getroffen over de hulp
vaardigheid van de vrouw, die bovendien
de echtgenoote van den burgemeester was.
Men kon overigens werkelijk niet zeggen
dab men hem in Oesling eenige tegemoet
koming betoonde. Hij dankte haar dan ook
met een vloed van woorden. Maar Justine
maakte een afwerende beweging met de
handen en riep den herbergier toe, dat hij
den officier een glas goeden wijn moest
brengen, opdat hij de domme streek zou
vergeten, die men hem hier gebakken had.
Toen ging zij heen
Maar zij was nog niet zoo vroolijk als
men wel verwachten zou, na zoo'n goede
daad en zooveel dank. Zij moest iets doen
ja, zij moest iets doen om de Moeder Gods
te redden. Want niet de kapel in het bosch
was het voornaamste waarvoor zij vrees
de, maar het mooie oude Mariabeeld dat
Januari j.l. heeft naast vele andere naties
ook de Letlandsche republiek de verdien
sten van dezen internationalen jurist wil
len eeren door hem het Groot-Kruis te
verleenen van de Drie-Sterren-Orde.
Zoo is dezen grooten Nederlander een
dankbare internationale hulde gebracht
voor de waarlijk grootsche dingen, welke hij
voor de menschheid heeft gewrocht. Zoo
iemand, dan zal hij het den ouden graaf
Apponyi kunnen nazeggen: „Ik heb rijken
zien ontstaan en ten onder gaan, maar ik
heb vertrouwen in de toekomst en weet,
dat de rechtvaardigheid zal zegevieren".
daarin bewaard werd, aan wie de vrouwen
van het dorp reeds meer dan honderd ja
ren al haar lief en leed verteld hadden. On
telbare keeren had de grootmoeder in de
Grommershoeve verteld hoe een zoon der
hoeve, die monnik geworden was, naar Ita
lië vertrok. Daar had hij het beeld gesne
den. Toen het klaar was, stierf hij, maar
niet, dan nadat hij den Abt verzocht had,
het beeld als zijn laatste groet aan zijn
geboorteplaats te schenken. De abt had
het hem beloofd, en onder de oogen van
zijn Moeder Gods was de monnik de zalig
heid binnen gegaan.
Daarna was het beeld uit het Zuiden
naar het ruwe Oesling gekomen en met
liefde en pleizier door zijn nieuw vaderland
ontvangen. En het duurde niet lang of de
vrouwen van het dorp kenden geen liever
plaatsje meer, dan de kapel in het bosch
waar zij voor bun „Moeder Gods" neer
knielden. De moeders leerden heur kinde
ren heer lief te hebben. De kinderen op
hun beurt groeiden weer op, knielden op
de plaats van hun moeders, die voor eeuwig
waren ingeslapen. Zij waren nu zelf moe
der geworden en hadden hun kinderen aan
de hand, als zij naar de kapel kwamen in
het bosch. Zoo was dat voortgegaan, hon
derden jaren achtereen. Het was dus geen
wonder dat Justine Gromme geen woord
meer uit kon brengen toen zij hoorde dat
men het op het Moeder Godsbeeld gemunt
•had.
Op de Grommershoeve gekomen liep
Justine naar de schuur, en nam een sikkel.
Toen liep zij weer wegzij wist eigenlijk
zelf niet, waarom zij juist een sikkel ge
haald had. In ieder geval wilde zij iets in
de hand hebben als zij naar het veld
ging.en in ieder geval wilde zij de
moeder Gods redden.... al wist zij zelf
nog niet hoeAls zij het beeld maar op
kon pakken en in het bosch brengen, dan
was alles in orde. Maar als het nu eens
zoo zwaar was dat zij het niet dragen
kon!En van de kapel uit moest men
altijd nog een heel stuk door het akkerland
gaan, eer men in het woud was, en daar
liep guist de weg, waarlangs de Franschen
moesten komen.
Justine was echter geen vrouw die zich
door allerlei „als" en „maar" liet terug
houden. Met haar sikkel in de hand liep
zij recht naar de kapel. Daar bleek wer
kelijk dat het beeld te zwaar was. Zij pro
beerde het van zijn voetstuk op te heffen
maar zij kon het niet van zijn plaats krij
gen. Mijn God wat moest ze nu aanvangen?
Iedere minuut konden de vijanden komen.
Zij liep de kapel uit om rond te zien,
of zij geen mensch zag, die haar helpen
kon. Het veld leek echter uitgestorven....
Ha, daar kwam iemand uit het bosch. Wie
was het?.... Natalis, de bezembinder....
Hij moest helpen
En reeds schoot Justine op den reusach-
tigen man af, die een bussel hout op zijn
schouders droeg. Natalis was anders geen
man voor wien Justine veel respect had.
Het was in heel den omtrek bekend, dat
hij veel te veel brandewijn dronk en dat
hij een geweldige luilak en dagdief was.
Maar op dit oogenblik verscheen hij toch
voor Justine als een reddende engel. Zij
stormde op hem toe en riep: „Ge moet hel
pen, Natalis. Gooi je takkebos op den grond
en kom mee!"
De bezembinder was hoogst verbaasd
toen Justine, de vrouw van de Grommers
hoeve hem zoo toesprak. Maar hij had geen
tijd om zich lang te verwonderen, hij had
ook geen tijd gehad om zich tegen het be
vel te verzetten.... Hij moest eenvoudig
gehoorzamen. Hij wierp dan ook direct zijn
bos neer en volgde Justine.
Zij gingen naar de kapel, waar de vrouw
op het Moeder Godsbeeld wees. „Wij moe
ten haar redden Natalis. De Franschen
willen haar stuk slaan. Haal het beeld er
af, wij verbergen het in het bosch. Maar
gauw
De bezembinder stond voor de Allerhei
ligste Moeder Gods en keek besluiteloos tot
haar op. Al zijn zonden stonden hem plotse
ling voor den geest. Hoe kon hij het nu
toch wagen, de heilige Maagd naar bene
den te halen en weg te dragen. Neen, daar
voor was hij inwendig noch uitwendig rein
genoeg.
Verlegen plukte hij aan zijn gescheurde
kiel, keek naar zijn groote smoezelige han
den, streek het verwarde haar van zijn
voorhoofd weg.
Maar de aartsengel, die met de sikkel
in de hand naast hem stond gunde hem
geen tijd om na te denken. „Vlug" drong
ze aan, „vlug, anders komen de Fran
schen".
Toen strekte Natalis zijn geweldige han
den uit, nam het beeld der Moeder Gods
op zijn schouders en volgde Justine de
kapel uit, door de akkers naar het woud.
Zij hadden nog een keel stukje te gaan,
eer zij de beschuttende boomen bereikten,
toen plotseling hoefgetrappel uit de rich
ting van het dorp kwam.
„De Franschen", riep Justine. „Wat nu?
We kunnen het bosch niet meer vóór hen
bereiken, want dan loopen we hen regel
recht in de armen. Leg het beeld op den
grond, we moeten het verbergen".
De bezembinder gehoorzaamde. „Maar
hoe kunnen we het hier verbergen?" vroeg
hij weifelend.
„In het koren", commandeerde Justine.
„Die akker ginds is van ons". En zij wa3
al vooruit gesneld en begon het groene
koren met haar sikkel af te snijden. Zij
sikkeldeals ging het op leven en dood.
En toen Natalis aangehijgd kwam, had
zij reeds een flinke hoop liggen. De be
zembinder legde het beeld op den grond
en Justine wierp er het afgesneden koren
overheen, zoodat het geheel verdween on
der de groene halmen. Zij sneed nog ijverig
door en Natalis raapte het koren even
ijverig op toen de Franschen voorbij kwa
men. De officier herkende in Justine de
vrouw die hem zoo bereidwillig geholpen
had. Hij groette vriendelijk en reed ver
der.
„Nunu bidt toch voor ons, heilige
Moeder Gods" bad Justine, toen zij zag dat
de soldaten bij de wonderkapel bleven
staan. Het zweet liep over haar gezicht.
Als ze nu eens terugkwamen en vroegen
KALENDER DER WEEK
N.B. Als niet anders wordt aangegeven
dagelijks Gloria, geen Credo. De gewone
Prefatie.
ZONDAG 7 Sept. Dertiende Zondag na
Pinksteren., Mis: Respice. 2e gebed A
Cuncties (Om de voorbede der Heiligen);
3e naar keuze v. d. priester. Credo. Prefa
tie v. d. Allerh. Drieëenheid. Kleur:
Groen.
De belofte van Christus wordt vervuld
in hen, die in Christus gelooven. (Epistel).
Daarom vragen wij aan God, dat Hij neer-
zoet op Zijn (nieuw) "Verbond (Introitus
Graduale) en ons geven wil vermeerdering
van geloof (Gebed). Een geloof zoo sterk
als dat der tien melaatschen, die zonder
nog genezen te zijn, op weg gingen om
zich te vertoonen aan de priester (Evan
gelie). Vertrouwende, dat ons geloof ons
gezond zal maken naar de ziel, brengen
wij ons Offer, dat, naar wij hopen, God
welwillende zal aanvaarden (Offertorium;
Stilgebed). Wetend, dat het geloof moet le
ven door de hoop en vooral- <ïoor de lief
de, bidden wij, dat het Brood, dat God
ons gegeven heeft in de H. Communie,
ons vertrouwen op de vervulling der be
lofte zal versterken en bovenal in ons
zal doen aangroeien de liefde. (Gebed).
MAANDAG 8 Sept. Feestdag van Ma
ria's geboorte. Mis: Salve. 2e gebed v. d.
H. Hadrianus. Martelaar. Credo. Prefatie
v. d. Allerh. Maagd (invullen: En U om de
geboorte). Kleur: Wit
Wees gegroet Maria, bij uwe intrede in
dit tranendal. „Uwe geboorte, o heilige
Maagd en Moeder van God, heeft vreug
de geboodschapt aan geheel de wereld.
Want uit U is opgegaan de Zon der ge
rechtigheid, Christus onze God, die de ver
vloeking wegnemende, zegening heeft ge
bracht en door Zijne overwinning op den
dood ons het eeuwig leven geschonken
heeft". (Kerk, Get.).
DINSDAG 9 Sept. Mis v. d. H. Gorgo-
nius, Martelaar: Laetabitur. 2e en 3e ge
bed als op Zondag. Kleur: Rood.
WOENSDAG 10 Sept. Mis v. d. H. Nico-
laas van Tolentijn, Belijder: Justus.
Kleur: Wit.
Getroffen door een predikatie van een
Augustijn over de verachting der wereld
trad de H. Nicolaas in de Orde der Augus
tijnen. Zijn kloosterleven, bijna voortdu
rend te Tolentino, (vanwaar zijn naam)
was een aaneenschakeling van vasten,
gebed en boete.
DONDRDAG. Mis v. d. Z. Bona ven tura
Protus en Hyacinthus. Martelaren: Salus
autem. 2e en 3e gebed als (op Zondag.
Kleur: Rood.
VRIJDAG 12 Sept. Feest van den heili
gen Naam van Maria. Mis: Vultum. Credo.
Prefatie v. d. Allerh. Maagd (invullen: En
U op het feest). Kleur: Wit.
H. Maria, mogen allen, die de ge
dachtenis vieren van uwen H. Naam uwe
hulp ondervinden". (Kerk. Get.)
ZATERDAG 13 Sept. Mis als op Maria's
geboortefeest. (Zie 8 Sept.): Salve. 2e ge
bed tot den H. Geest; 3e voor de Kerk 4e
voor den Paus. Prefatie van de Allerh.
Maagd (invullen: En U om de geboorte).
Kleur: Wit.
IN DE KERKEN DER E.E. P.P.
FRANCISCANEN.
Alles als in bovenstaande kalender, be
halve
DINSDAG. Mis v. d. Z. Seraphina Sfor-
za, Weduwe: Cognovi. 2e gebed v. d. H.
Gorgonius3e A Cunctis. KJeur: Wit.
WOENSDAG. Mis v. d. Z.Z. Apollina-
ris en 44 Gezellen, Martelaren: Salus
autem. 2e gebed v. d. H. Nicolaas van To
lentijn. Kleur: Rood.
DÖNDERDAG. Mis v. d. Z. Bonaventure
van Barcelona. Belijder: Justus. 2e gebed
v. d. H. H. Protus en Hyacinthus. Kleur:
Wit.
ZATERDAG. Mis v. d. Z. Franciscus van
Calderola, Belijder: Os Justi. 2e gebed A.
Cunctis; 3e voor den Paus. Kleur: Wit.
ALB. M. KOK,
Amsterdam. Pr.
waar het beeld gebleven was
En nog steeds viel het koren onder haar
sikkel. En Natalis wierp alles op een hoop
en werkte, werkte.zoo hard hij nog
nooit in heel zijn leven gedaan had.
Rond de kapel werd het druk.... alles
praatte en smaalde door elkaar. De solda-
ten kwamen naar buiten, keken rechts en
links en reden toen weg.
„Goddank" jubelde Justine, „Goddank!"
Een poosje wachtte zij nog, toen wierp
zij haar sikkel neer en bevrijdde de Moe
der Gods van haar groenen last. En nu
moest Natalis het beeld weer op zijn
schouders nemen en vooruit ging het weer
naar het woud.
Juistine kende de schuilplaats waar de
pastoor van het dorp zich verborgen hield.
Natalis wist het ook en zoo liepen beiden
door de schemering van het groene woud
naar hun doel. Den bezembinder liep het
zweet in stralen over zijn gezicht want het
beeld was vreeselijk zwaar. Maar hij klaag
de heelemaal niet, vooral toen Justino hem
beloofde: „Daarvoor zal zij u zegenen Na
talis, en in uw laatste uur zal zij u troos
ten en bijstaan".
Nog nooit had iemand zulke woorden
tot den bezembinder gesproken. En als Jus
tine het gewild had, dan had hij het beeld
tot het einde der wereld gedragen.
De pastoor was hoogst verbaasd, toen
de Moeder Gods met Justine van de Grom
mershoeve en Natalis den bezembinder in
zijn ballingsoord tot hem kwamen.
O, wat een vreugde was dat voor hem
en al de mannen, die in het woud gevlucht
waren en niet meer naar huis durfden gaan.
Moeder was nu in hun midden, zij waren
nu niet zoo verlaten meer. Zij bouwden
een groen altaar voor haar en de groene
takken en de bloemen die zij haar altijd
brachten uit het bosch, verwelkten niet.
Niemand echter was zoo trotsch op de
redding der Moeder Gods als Justine, de
vrouw van de Grommershoeve en NataÜ9
de bezembinder.