eii Keiijjeti e i men
DE VROUW VAN VKuüuük,
DE VROUW VAN HEDEN.
Onze gedachten en fantasieën, zelfs
in de uren van verpoozing en luchtige
conversatie, gaan een geheel andere
richting uit dan die onzer overgroot
moeders, Hun conversatie of de onze!
De schalksch-hoofsche manieren van
onze grootmoeders, die de kunst van
behagen veelal zéér wel verstonden
door haar naald-fijne geestigheid, haar
soepele spelingen en duizende impro
visaties der intuïtie, zij wisten te
boeien en te bekooren en de heeren
der schepping uit die dagen maakten
door dit charmante gebeuzel weldra
kennis met de verrukkende harte-
pijnen die Amor's pijltje veroorzaakte!
Maar wij, vrouwen van den moder
nen tijd, hebben die kunst verleerd en
geen wonder! Een tintelende flirtation,
een van spirit sprankelend debat over
hart-zaken, waarin de vrouw-van-
vroeger zich onbetwist „deskundige"
wist, was het volstrekt eenige terrein
waar de bewegelijke geest van de in-
lelligente-vrouw-dier-dagen zich kon
ontplooien en uitleven. Andere gebie
den bleven haar ontzegd, het was dus
natuurlijk, dat zij zich met haar ge-
heele eerzucht concentreerde op de
exploitatie van haar „eigen domein".
De vrouw van vroeger had geen be
paalde onderwerpen van gesprek met
den man gemeen, miste zelfs geheel
een ontwikkelings-vernisje, toereikend
om te kunnen meepraten en was daar
door veel origineeler in specifiek-
vrouwelijke zaken!
Maar wij beginnen geleidelijk den
smaak te verliezen in het vuurwerk
van woorden, bestemd om onze be
haagzucht voedsel te geven. Onze
wijze van denken en aanvoelen is te
sober en te positief geworden om bij
zulk een gebeuzel nog de ware toe
wijding te vinden.
De positie, die de man tegenover
onze uiterlijke bekoorlijkheden in
neemt is nuchterder, prozaïscher,
maar ook vrij wat normaler geworden
Wij zijn den tijd ontgroeid, dat we
nog allerverschrikkelijkst blij waren
met de laffe en zoete vleierijen over
ons uiterlijk, onze maniertjes en onze
feeën-gestalte!
We gevoelen ons méér een deel der
menschheid dan dat we ons een mooi
aangekleede pop willen voelen. We
zijn er te „groot" voor geworden; dit
is 't natuurlijk gevolg van onze merk
waardige evolutie.
BéATRICE.
VACANTIE-KLEEDING.
Reizen en trekken, dat is het onder
werp van gesprek in de maand Augus
tus. Reizen geeft reeds voorpret! Hoe
heerlijk is het plannetje te maken aan
de hand van een fiets- of autokaart
of als de afstand te groot is wordt de
spoorkaart geraadpleegd. Weinigen
van ons zullen die heerlijke, opwin
dende voorbereiding, welke aan reizen
vooraf gaat, niet kennen. Maar ook
weten we allemaal, en wij vrouwen in
het bijzonder, welke beslommeringen
en voorzorgsmaatregelen er mede ge
paard gaan. De garderobe van man
lief, van ons zelf en van de kinderen
moet min of meer aangevuld worden.
Gemakkelijk en billijk genoeg is er
nog vlug een japonnetje, een jurk, een
jongensblouse te maken, maar de tijd
ontbreekt meestal. We bepalen ons
dan uitsluitend tot het maken van de
meer eenvoudige modellen, daar deze
het minst tijdroovend zijn.
Een paar aardige, dunne zomer-
japonnen, een of twee blouses van
chantung of andere zijde, een modern
mantelcostuum, benevens een paar
aardige hoeden, breedgerand en een
klein dopje, waarin ons haar geheel
schuil kan gaan, voor regenachtige da
gen. Dan een lange mantel voor den
avond en een of twee gekleede japon
nen en ge kunt U veilig op weg be
geven.
Een paar jurkjes voor onze kleine
zus zijn vlug genoeg te maken; een
kieltje of blouse voor den kleinen jon
gen levert ook niet veel moeilijkheden.
Wie op reis gaat moet er wat voor
over hebben en zich eenige moeite ge
troosten. Door voldoende kleeding
mede te nemen bespaart ge U de
moeite van het wasschen.
DE POCHETTE.
Een prochette wordt zooveel moge
lijk gekozen in de kleur van de japon,
achter de ceintuur of uit den achter
zak van de tasch gedragen. Ons pren
tje laat U het allernieuwste op dit ge
bied een stervormig uitgeknipt mo
del zien.
DRIE MANTELPAKKEN.
Ons plaatje laat u drie heel moderne
mantelpakken zien van zomerstof.
No. 490 is een strakke, niet te korte
sportrok, met aan iederen kant een
klok. Het manteltje is recht, heeft een
sjaalkraag en sluit met drie knoopen.
Onder dezen mantel draagt men het
best een witte zijden blouse met een
lederen ceintuur.
No. 491 heeft een even eenvoudige
rok als No. 49(1 Hieronder wordt een
lange casaque gedragen van crêpe de
chine, aan den hals en even boven de
taille versierd met een strik. De
gladde mantel heeft een sjaalkraag
en wordt gesloten door een ceintuur,
welke uit de zijnaden te voorschijn
komt en van voren gestrikt wordt. De
mouw is glad, zonder manchetten.
No. 492 is een meer gekleed mantel
costuum. De rok bestaat uit ingevoeg
de paneelen, die naar onder toe wij
der uitloopen. Het heupstuk is geheel
glad. De blouse, een kimonomode],
sluit met een breeden overslag en
heeft op de taille een ceintuur, die
met een grooten strik wordt gegar
neerd. Langs den kraag, die heel
royaal is, wordt een zijden strook ge
zet, welke op regelmatige afstanden
gesmockt wordt. Ook de manchetten
eindigen met een dergelijke versiering,
die over den mouw van den mantel
wordt gedragen. Het korte manteltje
heeft een puntig toeloopende sjaal
kraag, waarover heen die van de
blouse valt.
ONZE DESSOUS.
Bijgaande teekening laat U een
nachthemd zien van zacht crème
crêpe de chine, langs den hals en aan
den zoom afgezet met crème kant van
ongeveer 10 c.M. breedte. Om het
middel is een lint als ceintuur gestrikt,
terwijl een klein stukje kant dienst
doet als zakje. De ceintuur is strikt
noodzakelijk als we de z.g.n. „happy
coat" er bij aan hebben, dat is de „ka
merjas", van hetzelfde materiaal ge
maakt en met dezelfde kant gegar
neerd. De hals wordt gevormd door
een strook van kant, die geheel uit een
stuk bestaat tot aan den zoom toe.
Ook de wijde mouwen hebben kanten
omslagen als manchette en een kan
ten zakje is in de beide zijden aan
gebracht.
HET KIND.
Is er een onderwerp wat tegenwoor
dig meer de aandacht geniet dan de
vorming van het kind? De geheele op
voeding is er op ingericht om het kind
te bekwamen in studie, waarvan het
op lateren leeftijd, in de practijk profijt
hoopt te trekken.
Voor alles wordt gezorgd, aan alles
gedacht bij de opvoeding, behalve dik
wijls aan het ééne noodige, de opvoe
ding van den geest. Ik denk hier aan
een van die onverstandige moeders,
die glimlachend de schouders ophaal
de, toen over dit onderwerp gesproken
werd. „Dat gaat immers van zelf; eerst
maar zorgen, dat het kind berekend is
voor zijn taak in deze wereld, in de
maatschappij en de rest komt wel in
orde." Roekelooze taal, waarover ik
eigenlijk verder geen letter meer be-
heeft te zeggen. Het is duidelijk, dat
zijn van die onverstandige vrouwen,
die het moederschap meenen „cadeau"
te hebben gekregen en met dit ge
schenk naar willekeur denken te
mogen handelen. Zij eischen van de
school, dat die goed zal maken, wat
zij misdoen. Zij zijn in de opvoeding
der kinderen, het uitroeien van ver
keerde neigingen, karaktertrekken en
eigenschappen, uiterst slap. Zij geven
in alles toe en zijn de kinderen geen
baas. En dan wordt er door sommigen
hunner nog wel gevraagd aan den on
derwijzer of de onderwijzeres of deze
eens goed wil opletten en de kinderen
onderhanden wil nemen. Zij bestempe
len hiermede zichzelf tot onkundig in
zake de opvoeding van hun kinderen.
Inlichtingen geven aan onderwijzers
over hun kinderen, is alleen dan goed,
wanneer in samenwerkig met hen,
thuis de opvoeding geschiedt,
TILLY.
v v V V v
Drabbelkoeken.
Benoodigdheden: 200 gr. suiker, 150
gr. bloem, 100 gr. boekweitenmeel, 1
ei, 21/2 d. L. melk, 2 volle theelepels
gemalen kaneel, een stuk delfia.
Bereiding: Het ei in een kom klop
pen, daarbij de suiker voegen, de ka
neel en om beurten een paar lepeis
bloem en een scheutje van de melk
tot men een mooi glad beslag heeft
gekregen.
In een klein pannetje, dat ongeveer
de wijdte heeft van een theeschotel tie
het vet goed warm laten worden. Voor
bet bakken kan men delfia gebruiken.
Voor de smaak voegt men hier aan
een stukje boter toe, doch dit is niet
noodzakelijk. Een drabbelkoek-trech-
ter wordt nu met beslag gevuld en
zoodra er van het vet een blauwen
damp komt, moet men het beslag door
den trechter in den vorm van een
vlechtwerk in het vet laten loopen.
Als de koek lichtbruin is, uit het vet
halen en op grauw papier laten uit
druipen.
ONZE GROOTE HOED.
De elegante groote hoed heeft stor
menderhand de vrouwenharten ver
overd. Hier toonen wij U een wit
strooien model, waarvan de rand om
boord is met zwart smal taftlint. Bo
ven den bol naar achter doorloopend,
is een breed rood jaquard lint gelegd.