j'un /Wl R 'O GERIEFELIJKHEID BIJ DE MODERNE MEUBILEERING/ Bij de hooge eischen, die gesteld worden aan de schoonheid van het meubilair verliest de moderne mensch geenszins de geriefelijkheid of wel het gemakkelijke ervan uit het oog. Een eeuw geleden werd er nauwe lijks rekening gehouden met deze goe de eigenschappen. De kleeding, en vooral die der dames konden volstrekt geen aanspraak maken op „comforta bel" en „gemakkelijk". De stijve en sterk ingeregen corsetten der dames verhinderden hun van het rusten, op welken stoel dan ook, te genieten. Gelukkig heeft deze zaak zich ge wijzigd en daarmede zijn ook de model len der stoelen veranderd. De gefor- ceerde rechte houding, die men van zelf-sprekend -aannam op de stoelen met hooge, rechte leuningen, is geheel verdwenen. Men wil zich zelf en ook vooral de gasten een gemakkelijke en ongedwongen zitplaats verschaffen. Bijna iedere stoel is min of meer ge makkelijk en die, welke een geheel rechten rug hebben zijn bestemd voor de eetkamer of worden gebruik met kaartspelen en schrijven. Het aan tal rechte stoelen is tot een minimum beperkt, ook al omdat men hóe langer hoe meer van die moderne, lage tafel tjes toepast, die zoo handig naast een gemakkelijken stoel of crapaud zijn te plaatsen. Een kamer met een laag plafond vraagt om*lage meubels. Men streeft naar sierlijkheid, maar tevens naar soberheid. De lijnen der meubels zijn vaak streng en sober, versieringen aan sloten van deuren of laden, wordt haast niet meer gezien. Beeldhouwwerk, zooals dat vroeger voorkwam aan zware, massieve meu belen en vooral aan buffetten, is bij de eenvoudige, moderne meubelen, weg gelaten. Het moderne interieur is zéér een voudig, maar biedt veel variatie. Het geeft in elk geval gelegenheid tot on eindige fantasieën en voortdurend ver anderen, hetgeen vroeger met de zwa re, stevige meubelstukken niet moge lijk was. Hoe gemakkelijk verplaatsen we ons meubilair en rangschikken het naar hartelust op verschillende wijze, we brengen wat bonte doeken aan, op plaatsen, waar de muren om kleur vragen, Gebloemde, gestreepte of effen gekleurde kussens leggen we op een donker-kleurige rustbank in een ka merhoek, voorbestemd om te droomen en van onze rust te genieten. EVELINE. SCHOUDER-BEKLEEDING. Als variatie kunt U op uw avond japon een paulette aanbrengen van half-edelsteen of strass. Vooral als de japon verder zonder eenige versiering is, staat iets dergelijks zeer bijzonder. F"->. a 1 jf g fPBg, JB* lIC L F-'-1 - MANNENKLEEDING VAN VROEGER EN NU. De heerenmode is wel een der lastig ste problemen op het gebied der mode, De finesses ervan zijn haast niet te ontdekken. De kleeding der mannen is toch immers zoo monotoon. De ge heele variatie der mode in het eene jaar of in het andere schuilt slechts in een paar rijen knoopen, het strikken van een das, de lengte en de uitsnij ding van een vest, de kleur der sokken of den vorm van een hoed. En de man-van-heden wéét niet beter en schikt zich wonder-wel in zijn weinig fantastische kleeding. En toch is dat zoo niet altijd ge weest. Er was eens een tijd, dat de man statig en rijk uitgedost zich ten pronk stelde! In 1600 verschenen de edellieden in een fluweelen buis van diep-warme kleur met een zijden pofbroek in de zelfde tint en een breed geplooide kraag. De degen, die zij op zij droegen gaf hun een strijdlustig voorkomen. In 1650 de tijd van Lodewijk XIV, droegen zij een kostbaar groen cos- tuum, waarbij het dikke golvende haar zeer flatteus was. Wit zijden kousen bedekten de beenen. In 1700 liepen de heeren met een korte cape en hadden groote, witte pleureuses op hunne hoeden. Zeer gracieus was de dracht in den tijd van Lodewijk XVI, met de witte krullenpruik, de witte kousen, de fijne kanten fichu en het dito zakdoekje. In 1820 droegen de mannen de eer ste lange broek! Het was toen de Bie- dermeijer-jonker zijn entrée maakte, Toen reeds begon de groote verande ring te komen, De broek was wit en er werd een licht grijze jas bij gedrag Maar de vreeselijke en afschuwelijke hooge hoed verscheen en bedierf alles. Welk een verschil, die zwarte of grijze lompe kachelpijp met de fleurige baret of hoed-met-struisveer. Later, in ongeveer 1850, werd de kleeding der heeren zwart, maar de pantalon was grijs, de hooge hoed werd vergezeld door 'n paar bakkebaardjes. Het aller-smakeloost was de hee renmode in 1890. Een akelig bruin jasje, dat hoog dicht geknoopt werd en den indruk wekte, dat de drager van dit moois hooge schouders had, was unie-dracht. Tot overmaat van wan smaak werd een broek met groote rui ten gedragen! O, Koningin Mode, wat hebt ge door alle tijden heen, mannen zoowel als vrouwen tot uw slaven ge maakt. Generatie na generatie heeft u blindelings gehoorzaamd, ook al waart ge zóó wreed van uw volgelin gen karikaturen te maken. En de mode van thans? Durven wij er wel op vertrouwen dat we geen slaafsche volgelingen zijn van een. heerscheres, die vol grillen en nuk ken is? De mode van 1930 maakt onze man nen jong! De demie-saison, de slappe hoed, de omgeslagen broekspijp, de chique handschoenen en gedistingeer de wandelstok geven iets jeugdigs, zelfs aan een zestiger, als hij maar niet in overdrijving valt! ATTIE. EEN STRANDHOEDJE. Als wij onze vacantie aan het strand doorbrengen is het prettig eenige va riatie in onze hoeden te hebben. Be halve de thans wel wat over-populaire mandarijnenmutsen, ziet men hoedjes van kanten stroo, om den bol gegar neerd met een rooden band van Frotté, waarvan wij hier een afbeelding geven. VOOR ONZE DOCHTERS. Wij laten U hier een vijftal zomer jurken zien voor jonge meisjes. Het zijn allemaal eenvoudige en toch ge- kleede modelletjes. De lijfjes sluiten in de taille, terwijl de rok ongeveer 30 c.M. van den grond komt. No. 483 is een japonnetje van licht blauw crêpe de chine. Het kleine kraagje sluit met een splitje, door mid del van drie mooie knoopjes. Het on dergedeelte der blouse bestaat, even als de rok, uit een puntig geknipt stuk, met twee kleine zakjes. Een wit leeren ceintuurtje dient als afwerking van den naad der rok en blouse. De rok bestaat uit drie stukken, een strak kort heupstuk, dan een puntig oploo- pende strook, eveneens met twee kleine zakjes en verder de klokkende rok. No. 484 is een japonnetje van een nieuwe kunstzijde, een rood met witte streep. Het vierkante halsje is afge werkt met een klokkende pelerine kraag, die over schouders en rug valt en met een horizontaal-geknipte bies wordt gegarneerd. Zoo ook wordt het losse biesje en de ceintuur van de stof in dwarse richting genomen. De rok bestaat uit een heupstuk in drie dee- len en daaraan een plooirok. De drie deelen onderscheiden zich ook door DE HANDSCHOEN. Er wordt veel werk gemaakt van den handschoen. Bij een donkere ja pon met lange mouwen draagt men lichte handschoenen met omslagen en bewerkte kappen. Vaak worden deze kappen met zwarte motieven versierd. Bij een lichte japon ziet men donkere handschoenen dragen. Heeft de japon half lange mouwen, dan is de lange handschoen onontbeerlijk. Deze heeft meestal een ruime kap. Dit geeft aan den arm gemakkelijke bewegingsvrij heid en is in het dragen heel wat pret tiger dan de strakke, ongemakkelijke lange handschoen van vroeger jaren. de richting der streepen en toonen U vanzelf, hoe de rok gemaakt wordt. No. 485 is een japon van roze of naturel chantung. Het lijfje is lang aan den overslaanden kant en loopt kor ter op, eindigend in een striksluiting De rok is klokkend en heeft een apar te strook op het voorpand Daardoor krijgt de japon iets sierlijks. De hals is afgewerkt met een klokkende Berthe- kraag, die van voren met een smalle strook doorloopt tot links bij de taille. No. 486 is een bolero-model van ge bloemde voile. Voor onze jonge meis jes moeten vooral kleine patronen ge kozen worden in lichte frissche kleu ren. Het kraagje is van geborduurd Linon. De taille heeft een smalle heup band met gesp. Een ruime strook vormt het einde van den rok. No. 487 is een japon van lila kunst zijde. Tusschen het heupstuk en het klokkende deel van de rok wordt een ruime volant aangebracht, terwijl er vlak onder een tweede wordt beves tigd, waarvan de uiteinden in den naad van het voorpand gevoegd zijn. Een rond halsje met pelerine-kraag maakt het geheel zeer jeugdig. ffn strawdjapon. MIDDAG-JAPONNEN. No. 489 is een zeer gekleede japon van zwarte satin. De blouse komt even onder de taille. De hals, die V-vormig is, heeft als versiering een groote bro che of gesp van strass. Het heupstuk is gevormd door dwarse plooien, bij wijze van breede ceintuur en wordt door een lange strass-sluiting afge werkt. De rok bestaat uit zes diepe klokken, De mouwen zijn geheel glad en bij de hand eenvoudig omgezoomd. No. 488 laat U een strandjapon zien waarvoor de tijd nu weer is aangebro ken. Hiervoor hebben wij een luchtige japon noodig. Dit alleraardigste model is van bedrukte voile. Het lijfje is glad en kort. De rok, waarvan het lange heupstuk eveneens glad is, wordt ver sierd met twee smalle strooken van dezelfde stof, afgebiesd met een don kerder kleur effen voile. Deze strooken eindigen puntig en vallen over elkaar. Het ondergedeelte der rok is gepli seerd. Het motief der overelkaar ge slagen punten vindt men terug bij de halsafwerking en aan de Berthe-kraag, welke weer met donkere effen voile is afgezet. Het smalle ceintuurtje eindigt in een oi";k en is gevoerd met effen voile. No. 490 is een middagjapon van ta- bakskleurige zijd e, bewerkt met kant in dezelfde tint. Het lijfje valt iets la ger dan de taillelijn. De vierkante hals afgewerkt me:t een ruime kanten pellerinekraag en ook de mouw is van kant. Twee kanten, strooken aan iedere hoek van de hals vallen los naar be neden. Een eenvoudig smal ceintuur tje sluit met twee groote rozen in de- gradeerende kle'aren. De lange, ruim klokkende kanten rok wordt naar boven bij den h>eup oploopend aan de zijde gezet. Ond<ir de japon draagt men een bruin zijden onderjurk.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1930 | | pagina 7