DE AFGELOOPEN WEEK IN HET BUITENLAND STER-I De Slavin van het Zwijgen ZATERDAG 16 AUGUSTUS 1930 DE LEIDSCHE COURANT VIERDE BLAD PAG. 13 Elfmaal elf. Maandag, den elfden Augustus, heeft de Duitsche republiek voor de elfde maal haar verjaardag gevierd. Op dien dag werd de grondwet van Weimar al daar plechtig afgekondigd. Natuurlijk was het hoofdnummer van de feestviering de rijksdagplechtigheid te Ber lijn en gaf de feestelijke stemming om de bevrijding van het Rijnland een bijzonderen luister aan dezen verjaardag. Rijkspresident von Hindenburg was er natuurlijk bij en hij herhaalde nog eens voor de zooveelste maal, dat hij een „Hoch" uitbracht op de „vereenigde" Duitsche stammen. Voortdurend hamert de grijze krijgsman en leider op dit thema: Weest één en onverdeeld En de Duitsche politiek levert bij voortduring een beeld op van de grootste oneenigheid en verdeeldheid. Voor de hoogst, iloodige saneering van de Duit- sche financiën moest een noodverorde ning in het leven geroepen worden en moest de rijksdag worden ontbonden, omdat de meest hopelooze verwarring bestond in de hoofden der politieke leiders. 'Elf maal elf. Het getal wekt altijd gekke gedachten op. Misschien blijkt het volk van de elfjarige Duitsche republiek thans z'n verstand te hebben teruggevonden en zendt het bij de a.s. verkiezingen zulke mannen naar den rijksdag, dat een principieele en krachtige politiek kan worden doorge voerd. Aan algeheele eensgezindheid zullen we maar niet eefts denken. Koerden-invallen. Het beeld, dat het overige gedeelte van de wereld biedt, is trouwens ook niet verheffend van eensgezindheid. Op periodiek terugkeeren- de tijden krijgen de Koerden van de Turksch-Perzische grens het in hun hoofd om in opstand te komen. Zij hebben thans weer allerlei grieven tegen de Turksehe overheerschers, die alle hierop te herlei den zijn, dat zij als vrijheidlievend volk liever van het Turksehe juk bevrijd zouden ziin- Tegen een modern gewapende strijd macht van 60.000 Turken zijn de Koerden niet opgewassen geweest en nadat zij harde slagen hadden gekregen, hebben zij heel natuurlijk naar Perzië de wijk genomen, om zich in het voor him gunstige terrein van het Ararat-gebergte te verschansen. Angora heeft Teheran herhaaldelijk ge sommeerd om deze nomadische Koerden, die van Perzisch gebied uit telkens weer strooptochten over de'Turksehe grens heen konden ondernemen en Turkije tot een kostbare grensbescherming dwongen, te verdrijven of te vernietigen en in elk ge val met de Turken tegen hen samen te werken. Na eenige diplomatieke gedachten- wisseling had Angora de wereld gerustge steld met de verzekering dat het laatste antwoord van Perzië den weg voor zulk een samenwerking had geopend en dat nog slechts technische bijzonderheden in ver band hiermee te regelen vielen. Bot daarop heeft de Turksehe regeering aan de Perzi sche een ultimatum gestuurd waaraan Per zië, zelfs al het daartoe gezind was, niet zoo snel kon voldoen, omdat het niet in een vloek en een zucht een militaire expe ditie in een afgelegen bergachtige grens streek kon ondernemen en daarop zijn de Turken die met de strijdmacht, welke den heelen zomer de Koerden beoorloogd had, gereed stonden, over de grens heen een heel eind in de richting van het Ararat- gebergte opgerukt. Met onze Westersche oogen bekeken, be- teekent een dergelijke schending van dermans grondgebied niets meer of minder dan een openlijke oorlogsdaad. Maar Oos terlingen houden er nu eenmaal andere be grippen op na. Perzië protesteeert wel en zegt zich te zullen beklagen bij den Volkenbond, maar overigens zal alles wel met een sisser af- loopen. Wij weten nu wel uit ondervinding wat een beroep op den Volkenbond uithaalt, dw.z. niets. De Perzische protesten zullen wel hetzelfde effect sorteeren en de Tur ken zullen ten slotte wel weer naar huis trekken. En het volgend jaar beleven we weer een nieuwen Koerden-opstand. De Afridi's. Voor een zelfde moeï- ijkheid als Turkije staat ook de Engelsche regeering in Britsch-Indië. Deze heeft het te kwaad met de Afridi's. De Afridi's wonen tusschen Afghanistan en den Indus, in een woest bergland, dat met z'n luttele steenige akkers en een paar weinig-vruchtbaarder dalen een karig be staan oplevert aan de Mohammedaansche Pathanen-stammen, van welke de Waziri's de talrijkste en de Afridi's de krijgshaftig- ste zijn. In het midden der vorige eeuw be gon de Britsche penetratie in deze streken. Deze penetratie had een uitgesproken strategisch doel. Economisch voordeel wa3 Wier niet te behalen. Men wilde slechts de vruchtbare Indus- vlakte beschermen tegen de invallen uit het Afghaansch» bergland. De Afridi's bleken echter een moeilijk te temmen volk, dat zich feitelijk geheel vrije en onafhanke lijk gevoelt. Herhaaldelijk hebbeij zij invallen gedaan in meer bewoonde streken. In het algemeen behoeft men bij dergelijke invasies niet te denken aan „Indisch nationalisme". Immers de onafhankelijkheidsactie in de Indische vlakten is een Hindoe-actie, en de Moham medanen hebben er maar weinig sympathie voor, beducht als ze zijn voor een onder drukking door de Hindoe-overmacht. De invasies hebben steeds een veel meer voor de hand liggend, natuurlijk motife gehad de hunkering van een gehard en dood-arm bergvolk naar vlakte-rijkdom. Wel is het natuurlijk mogelijk en ook waarschijnlijk, dat de jongste herhaalde Afridi-acties begunstigd zijn door de over weging, dat het centrale gezag in Britsch- Indië, door vele zorgen in beslag genomen, minder dan te voren in staat zou zijn, een overval te keeren. En misschien soeelt ooe Moscovitische penetratie in Pathanen- geesten een, overigens moeilijk te contro leeren rol. Een fantastisch plan. iWelke rol Moskou in China speelt, laat zich ook meer vermoeden dan vaststellen. Naar de „Tijd" meldt, hebben de monarchistische Russische vluchtelingen het besluit geno men om hun aarts-vijand, de Öovjstregee- ring, te gaan bestrijden van uit China. Hun Hoofdkwartier is, zooai men weet, te Pa rijs. In de kringen der Russische vluchtelingen meent men dat het .liet moeilijk zal zijn een goed leger te formeeren, daar men do beschikking heeft 07n oud-officieren en gegradueerden uit het Czaristische leger. Een opperbevelhebber, die op het oogen- blik nog in het Verre Oosten vertoeft, is reeds gekozen. De grootste moeilijkheid is echter aan geld te komen. Immers de repu- bükeinsch-gezinde Russen steunen het plan niet. Zij meenen, dat er geen aanleiding is om een dergelijken stap op dit oogenbiik ten uitvoer te brengen. Het besluit der Monarchisten dateert reeds van de Sint Jans-bijeenkomst, op 24 Juni 1.1. in het flat van generaal Miller, den opvolger van generaal Roetjcpof. Verte genwoordigers van alle monarchistische vereenigingen in Europa en Amerika, waren op die bijeenkomst tegenwoordig. Generaal Stogoff, assistent van generaal Miller en het hoofd van de „Witte" spion- nage in het Verre Oosten, las een rapport voor omtrent de toestanden aldaar. Dit rapport betoogde, dat reeds sedert ver scheidene maanden belangrijke Siberische boeren in mift of meer open opstand tegen de Sovjets leven en zelfs de overhand op het Roode leger krijgen Wat hun echter ontbrak, was een leider. Zoe n vroolijke Oom valt bij de neefies leer in den smaak. Veel vam ain c wektheid is te dykeï zijn pijp IMTERPAROCHIEELE Duizenden deserteurs van de Roode le gers zwerven zoo vervolgt het rapport in de Siberische steppen rond. De sterk te van de groepsgewijs in het Oosten ge organiseerde „Witte" legermacht werd op minstens 10.000 man geschat. Zij zijn, goed gewapend en aan tucht onderworpen, gele gerd langs den Mantsjoerijschen spoorweg. In verschillende deelen van Mongolië zou den nog 30.000 mannen onder de wapenen zijn. En wanneer slechts het benoodigde geld bijeenkomt, zou het geen moeite kos ten een troepenmacht van 100.00 af te rich ten. Generaal Miller heeft generaal Dietrichs die in Azië een guerilla-oorlog tegen de Sovjet* voert, als bevelhebber over het „Boerenleger" aangesteld.. Generaal Dietrichs bevindt zich op dit oogenbiik in Sjanghai en hij zal weldra een legermacht van 30.000 man, o.w. oud-of ficieren onder zijn bevelen hebben, gere- cruteerd uit de diverse groepen, welke nu over verschillende steden en dorpen in Chi na verspreid zijn. Dietrichs heeft bevel ge kregen, zich met de rebellenleiders in ver binding te stellen en zoowel instructeurs als bevelhebbende officieren te verschaf fen. Het plan, om de noodige fondsen te ver krijgen, begint met. een algemeene geldin zameling onder alle Russen', die in Frank rijk, West-Europa, Engeland en Amerika als vluchtelingen verblijf houden en daar steun zoeken bij hurt vëVhiogende vrienden. Mén hoopt, op deze wijze verscheidene mil- lioenen dollars voor het fonds te krijgen. Volgens „Les Dernières Nouvelles". een te Parijs verschijnend dagblad door Russi sche democraten en republikeinen uitge geven, en waarvan de bekende Miliukoff de eigenaar is, is de toestand in het Verre Oosten volgens het bovenstaande rapport al te gunstig voor de actne der Wit-Russen af geschilderd. Kerensky en Bourtzeff, de be kende revolutionnair, zeiclen geen vertrou wen in de plannen van generaal Miller te hebben. In een hoofdartikel in de „Derniè res Nouvelles" wordt zelfs de vrees uitge drukt, dat het „nieuwe Monarchistische avontuur" een werkelijk gevaar voor Rus land is. Want Stalin en zijn regeering zou den het zeker als een argument gebruiken voor nieuwe propaganda, welke ter verster king van het Sovjet-regime onmiddellijk zou volgen. Ondanks dat alles, lijkt het wel zeker, dat de Russische Monarchisten een offen sief langs de grenzen van Mantsjoenje op touw zullen zetten, aangezien reeds belang rijke fondsen uit overzeesche landen zijn toegezegd. SCHRIJVEN VAN Z. H. DEN PAUS. Hoogeerw. Generaal-Praeses. Uw bericht aangaande de voltooiing van het nieuwe Generaal-Secrctariaat der Ka tholieke Gezellenvereenigingen op de plaats, die door den naam van den Eer- biedwaardigen Adolf Kolping en bij de kerk, die door zijn priesterlijken arbeid gezegend is, heeft de H. Vader met bizon- dere vreugde ontvangen en met de zekere verwachting, dat bij de feestelijke inwij ding de geest van den Stichter: levendig geloof, onbaatzuchtige broederliefde en hei lige vrede in God gepaard met onuitputte lijke ApostoLische dadendrang binnen deze muren zijn intrek zal nemen en zich van daar uit naar overal zal verbreiden, waar zonen van het K'olpingsgezin zich richten tot den gemeenschappclijken Vader. Het werken van de Gezellenvereenigin- gen in den geest van den Stichter is zoo zeer van onzen tijd en zoo noodig, dat men zou kunnen meenen, dat Adolf Kolping zijne stichting juist voor onze dagen heeft willen maken. Want naar liet behoud van de op de fundamenten van de natuurwet rustende en uit de bovenntuurlijke krach ten van het Katholieke geloof levende chris telijke geziu streefde tenslotte de groote Gezellenvader. En nu duivelsche machten in onze dagen aan het werk zijn, niet al leen om de menschheid tot zonde tegen de door God gewilde opbouw van het gezin te verleiden, maar bovendien dc familie in zijn geheel omver te werpen en deze mach ten in angstwekkende stormloop de massa van het werkende volk met haar verder felijke leerstellingen overstroomt, nu is de groote zending van de Gezellenvereenigin* gen op de eerste plaats hierin gelegen: door de vorming van huisvaders, die zonder voorbehoud vast houden aan het katholieke gezinsideaal, door den H. Vader in zijn Op voedingsencycliek geteekend, een dam te- gen dezen vloed op te werpen. De Katholie ke Gezcllenvereenigingen zullen nu zoo- velen van zulke huisvaders vormen, als zij godsdienstige jonge mannen opvoedt, die zich tot de hoogte van zedelijke reinheid hebben opgewerkt of ten minste eerlijk trachten op te werken. Dit is het meest waardevolle, wat de Kolpingsfamilie heden ten dage kap. bijbrengen tot het waro gc luk en de blijvende vrede van elk volk af zonderlijk en alle volkeren in hun geheel. Opdat de Gezellenvcreenigmgcii deze taak in steeds wijderen kring van de wer kende jeugd mogen vervullen, schenkt de H. Vader aan het nieuwgebouwde eenheids- centrum en aan alle Presidenten en alle Kolpingszonen van harte zijn Apostolische zegen. E. Kard. PACELLI, Staatsecretaris. Vaticaan, 14 Juli 1930. NA BAVO'S DOOD Zooals eenieder wel weet, moeten eenige wonderen gebeurd zijn, wil de H. Kerk aan een van haar kinderen den titel van „Hei lige" verleenen. Zoo ook was 't dus met den H. Bavo, die reeds opmerkelijke belang stelling trok, toen hij nog als kluizenaar leefde. Do faam van zijn heiligheid ging door geheel 't Luiksche land en talrijk wa ren dan ook in den loop der eeuwen de var God verkregen gunsten, die men op voor bede van St. Bavo had verkregen. 'Allereerst noemen wij, hetgeen 't officie van den heilige vermeldt n.h, dat een werkman, die bij den bouw van het leven werd beroofd, doordat hij door een vracht steenen was getroffen, op Bavo's voorbede ten leven werd gewekt, wat ook gebeurd moet zijn met een opgehangen roover. Met groot vertrouwen vooral moeten de kin deren van 't Luiksche land tot hem hebben gebeden, want aan zijn voorbedo wordt ook toegeschreven de genezing van een Vlaam- sche jonkman, een Antworpsch meisje en een jongeman, Folpert genaamd, 't Is wel jammer, dat in den laatsten tijd oen verval van de Bavo-devotie heeft plaats gehad, laat ons echter hopen dat voor allen, maar speciaal voor onze jongemannen, die hem tot voorbeeld hebben gekregen, St. Bavo worde en blijve een navolgenswaardige heilige, aan wiens voorspraak we onge twijfeld ook hebben te danken de zegen, welke God aan het Bisdom Haarlem heeft geschonken. We leven in een tijd van cul tuur, maar de 6choonste cultuur is toch wel die, welke we geven aan onzo ziel. Waar St. Bavo wordt afgebeeld met den valk, het symbool van den adel, moeten ook wij Hem als voorbeeld nemen en hoopvol op voeren de adeldom van onze ziel. Moge de echte zielecultuur dan ook eigendom worden van alle Josephgezellon, dan zal wat onze Bisschop ons heeft willen schen ken in S. Bavo's valk, een groote weldaad zijn voor onzo jongemannen, die eenmaal als man den adeldom van hun hart zullen kunnen ontplooien: God ter eer, ons Room- sche volk tot heil. SEVERUS. JAAROVERZICHT ONZER ONDERAFDEELINGEN JULI 1929—'30. Missieclub St. Petrus Liefdewerk. Deze onderafdeeling stelt zich ten doel jaarlijks de gelden bijeen te brengen voor de studie en de opleiding tot het H. Pries terschap van een student genaamd Paolo Gjini, verblijvend in het seminarie te Sku- tari in Albanië. De V.-Praeses is de Administrateur van deze instelling en wordt daarbij bijgestaan door een hoofdzelateur en 14 zelateura uit de afd. Gezellen en Gehuwden. Door de zelateurs wordt maandelijks het offertje van een dubbeltje opgehaald. Bijna alle leden dragen tot dit fonds bij. In De cember kon de jaarlijks benoodigde som zijnde wederom 250 worden afgedragen aan den Diocesanen Directeur van S. P. L. In deze zelfde maand werd een dankschrij ven ontvangen van onzen student, welk schrijven toen vertaald in deze rubriek ii afgedrukt. De oerbied en liefde voor den priester is een kenmerkende eigenschap van de Ge- zellenvereenigingcn. Door deze schoone in stelling tot opleiding van een priester in do missielanden laat dc Leidsche Cïezellen- vereeniging zien niet alleen hare missie liefde, maar tevens het leven onder hare leden van dezen echt katholieken geest. Het is nu reeds zeven jaren, dat de Ver- ceniging do studiekosten van Paolo Gjini bijeenbrengt. Gezien de ontvangsten tot nu toe, komt ook dit jaar het vcrcischte bedrag bijeen. Moge over een viertal jaren de Ver- eeniging kunnen spreken over hare priester in Albanië. STUDIECLUB „ST. PETRUS CANISIUS" Excursie naar het Vredespaleis. Zondag j.l. trokken 'n 15-tal Canisianen op naar den Haag voor 'n bezoek aan het Vredespaleis. Om c.a. half een vertrek van de vereeniging. Togen 2 uur arriveerde wij aan het doel van onze tocht. Bij ons entrée waren do ïnecsten onzer onder den indruk van de groote massa's marmersteen, een geschenk van Italië. Door tweo groote massief ijzeren deu ren komt men in de groote vestibule. Aan onze rechterhand was de groote Rechtzaal van het permanente Hof van Internationale Justitie. Hier ziet men buiten net kunst zinnig ameublement nog eenige schilder stukken o.a. voorstellende Vrede door Recht, terwijl alle wandbcklocding bestaat uit Vélour d'Utrecht. De houtsoorten, welke gebruikt werden, zijn hoofdzakelijk Slavonisch eiken- en teak hout uit de Nederlandsche koloniën, ter wijl al het tegelweerk afkomstig is uit Delft. Links is de wacht- en spreekkamer. FEUILLETON itHt het Engelsch van FRED. M. WHITE. 17) „Als u mij een uur geleden deze vraag had gesteld, zou ik zonder aarzelen ver klaard hebben, dat ik daar volkomen van overtuigd was", antwoordde Field. „Ik heb ze goed bekeken. Dat doen we altijd; ook al' is er weinig gevaar, dat er taan die ze gels geknoeid is. En ik vraag me af hoe het ter wereld mogelijk is, dat een lichaam verdwijnt in een groot hotel, waar tot laat in den nacht menschen heen en weer loo pen, om niet te spreken van den nachtwa ker die zijn ronden doet en de nachtpor tier benedenMaar dat raadsel gullen we later moeten oplossen. Om op de ze gels terug te komen.Ik was overtuigd, dat die absoluut in orde waren." „Maar dat kon op stuk van zaken niet het geval geweest zijn," hield Mark vol, ..Sir Charles' lichaam kan toch niet op een bovennatuurlijke manier verdwenen zijn Is het niet mogelijk dat iemand een af druk van de zegels genomen heeft?" „Dat is zeker mogelijk", gaf Field toe. „Dus met die mogelijkheid houdt u reke ning? Prachtig! Ik kom daar direct op te rug", vervolgde Mark Ventmore, „alles op zijn beurt. Dus on* een of andere redan hebben die schurken het noodig gevonden om het lichaam van Sir Charles te doen verdwijnen. Misschien waren zij bang voor het resultaat van de sectie Maar op dat punt kunnen we hoogstens gissingen maken Ik wilde u eerst vragen, inspecteur. Hebt u de nachtwaker dat op een van zijn ronden extra-oogje op de zegels te houden?" „Zeker". „Dus als de zegels verbroken waren, had de anchtwaker dat op een van zijn ronden moeten merken?" „Er was in elk geval een groote kans, dat dat gebeurt zou zijn. Ik veronderstel, dat u wilt zeggen, dat de indringers eeni- gen tijd in een aangrenzende kamer „Precies". Mark knikte instemmend en ging voort: „laten we een oogenbiik aan nemen, dat die mannen vannacht in het ho tel gelogeerd hebben. Waar hier zooveel menschen in en uit gaan, is het niet zoo moeilijk om de aandacht niet te trekken. Als de nachtwaker iemand op den corridor had zien loopen, zelfs midden in den nacht, b.v. in pyama en met pantoffels aan, zou dat nog geen argwaan hebben gewekt. Zoo iemand kan, op het oogenbiik dat de kust veilig was, b.v. direct nadat de nachtwa ker gepasseerd was, een afdruk van hef zegel hebben genomen en het hebben na gemaakt. Daarop kan hij het zegel verbro ken hebben en me een valschen sleutel Sir Charles' kamer zijn .binnengegaan. Een handlanger, die in een kamer in de buurt heeft gewaakt, brengt onmiddellijk een nieuw zegel aan en de boosdoeners binnen zijn veilig, want iemand die de deur pas seert, ziet het zegel zitten en vermoedt geen kwa'ad. Nadat het lichaam gestolen is wordt voor de tweede maal een valsch ze gel op de deur gedaan en de nachtwaker die dan weer passeert, ziet niets bijzonders er aan." De inspecteur knikte. Deze redeneering was volkomen logisch. Maar zij wierp geen licht op de mysterieuze verdwijning van het lichaam. „Wat u zegt klink heel aannemelijk", er kende Field. „Op die manier kunnen de heeren onge stoord hun toebereidselen hebben gemaakt. Maar dan begint de moeilijkheid pas recht! Een menschenlichaam is niet iets dat je zoo in je vestzak kunt stoppen; het moet op een of andere manier buiten het hotel zijn gebrachtHoe kunnen ze dat gedaan hebben zonder dat iemand het gemerkt heeft? Dat is juist het punt, waar ik voor een onoplosbaar raadsel sta." „Het zou op deze manier kunnen ge beurd zijn", opperde Mark. „Het lichaam kan naar een dichtbijgelegen slaapkamer zijn gebracht en daar in een groote koffer zijn gepakt, waarvan de eigenaar met een heel vroege trein vertrokken is." „Er is niemand van dé gasten met een vroegen trein vertrokken", deelde de in specteur mee. „Dat hebben we al onder zocht. Natuurlijk hebben vanochtend vroeg verscheidene menschen het hotel verlaten, zooals dat iederen dag gebeurt, maar daar was niemand bij, die ook maar in het minst verdenking wekte. Ook niemand met opvallend groote of zware bagage." „Dan moet het op een ander manier ge daan zijn. Ik zou nog niet kunnen zeggen hoe, ofschoon ik er wel al een soort theo rie over heb. Maar voor ik me daarover uitlaat, zou ik wel graag een gesprek heb ben met den nachtwaker en den nachtpor tier". Maar geen van deze twee waardigheids- bekleeders was op dit oogenbiik in het ho tel te vinden. Hun dienst was om zeven uur afgeloopen geweest en ze zouden pas iaat in den middag terugkomen. Het leek wel hardvochtig om ze in hun welver diende rust te storen, maar inspecteur Field besliste, dat wat het zwaarst was, het zwaarst moest wegen en hij gaf order om de beide mannen te laten halen. Zoolang zij er niet waren, moest het onderzoek naar de wijze jvaarop het lijk van Sir Charles Darryll verdwenen was, worden opgeschort vond hij. „Ik geloof", zij Beatrice, toen Field weer in de kamer was, „dat ik u wel enkele ge gevens zal kunnen verschaffen, waar u wat aan hebt. In de eerste plaats, zou iemand niet even kunnen informeeren of gravin de la Moray en generaal Gasstang nog in het hotel zijn. Ik heb zoo'n idee, dat ze wel zullen verdwenen zijn, maar er is toch al tijd een kans, dat dat niet zoo is. Maar het moet op een voorzichtige manier onder zocht worden." Inspecteur Field belastte zich persoon lijk met het onderzoek en kwam al spoe dig terug met de mededecling, dat de ge neraal en de gravin al vertrokken waren. Ze waren eigenlijk geen hotelgasten hun bagage was ergens ander, maar daar het hotel, waar zij gewoonlijk logeerden, geheel bezet was, hadden zij voor dezen eenen nacht hun intrek genomen in het Royal Palace-hotel en het was hun voornemen geweest om dien ochtend weer naar Pa rijs te vertrekken. „Dan moet u zien Gravin de la Moray en generaal Gasstang op te sporen, inspec teur", zei Beatrice. „De gravin kwam gis teravond in den salon bij me zitten. Ze deed zich voor als een oude kennis van mijn vader en ik moet toegeven dat ze goed np de hoogto was van- verschillende familie omstandigheden. Ze was werkelijk heel aar dig tegen me en vroeg ine met haar mee naar Parijs te gaan en bij haar te blijven logeeren. En omdat ik me nogal eenzaam en verdrietig voélde, zooals u- zult kunnen begrijpen, was ik erg blij met zulk sympa thiek gezelschap en ik werd van mijn kant ook vertrouwelijker, dan ik onder andere omstandigheden tegen een vreemde zou zijn geweest. Een. poosje later werd de ge neraal aan mij voorgesteld. Hij had een boodschap van de kamenier van de gravin en deze verontschuldigde zich daarop en ging heen. Toen kwam een vreemde heer de salon binnen en dc generaal ging er vandoor alsof de duivel hem op de hielen zat. Hij maakte den indruk van iemand, die doodsbang is om herkend te worden hij leek heelemaal van streek te zijn. Dat kwam me natuurlijk wel erg verdacht voor: ik had wel eens gehoord en gelezen van goed-gekleede, welgemanierde oplich ters en dieven, die de groote hotels onvei lig maken en ik dacht direct, aan mijn ju- weelen. Ik ging daarom regelrecht naar mijn kamer erivond dc deur op slot. Binnen waren menschen aan het praten en ik wachtte. Toen ging de deur open, een heer kwam naar buiten en liep weg." „Zoudt u dien man herkennen als u hem weer zag?", vrieg Field snel. „Ik zou zeker in staat zijn om hem te herkennen", antwoordde Beatrice kalm. Maar ze gleed zou gauw mogelijk over dit punt heen. Er was ietsschaamte mis schiendat haar er van terughield, dat het de man geweest was, die zich haar echtgenoot noemde. (Wordt vervolgd).

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1930 | | pagina 13