DE AFGELOOPEN WEEK IN HET
BUITENLAND
STER-I
De Slavin van het
Zwijgen
ZATERDAG 16 AUGUSTUS 1930
DE LEIDSCHE COURANT
VIERDE BLAD PAG. 13
Elfmaal elf. Maandag, den elfden
Augustus, heeft de Duitsche republiek voor
de elfde maal haar verjaardag gevierd. Op
dien dag werd de grondwet van Weimar al
daar plechtig afgekondigd.
Natuurlijk was het hoofdnummer van de
feestviering de rijksdagplechtigheid te Ber
lijn en gaf de feestelijke stemming om de
bevrijding van het Rijnland een bijzonderen
luister aan dezen verjaardag.
Rijkspresident von Hindenburg was er
natuurlijk bij en hij herhaalde nog eens
voor de zooveelste maal, dat hij een „Hoch"
uitbracht op de „vereenigde" Duitsche
stammen. Voortdurend hamert de grijze
krijgsman en leider op dit thema: Weest
één en onverdeeld En de Duitsche politiek
levert bij voortduring een beeld op van de
grootste oneenigheid en verdeeldheid. Voor
de hoogst, iloodige saneering van de Duit-
sche financiën moest een noodverorde
ning in het leven geroepen worden en moest
de rijksdag worden ontbonden, omdat de
meest hopelooze verwarring bestond in de
hoofden der politieke leiders.
'Elf maal elf. Het getal wekt altijd gekke
gedachten op. Misschien blijkt het volk van
de elfjarige Duitsche republiek thans z'n
verstand te hebben teruggevonden en zendt
het bij de a.s. verkiezingen zulke mannen
naar den rijksdag, dat een principieele en
krachtige politiek kan worden doorge
voerd. Aan algeheele eensgezindheid zullen
we maar niet eefts denken.
Koerden-invallen. Het beeld,
dat het overige gedeelte van de wereld
biedt, is trouwens ook niet verheffend van
eensgezindheid. Op periodiek terugkeeren-
de tijden krijgen de Koerden van de
Turksch-Perzische grens het in hun hoofd
om in opstand te komen. Zij hebben thans
weer allerlei grieven tegen de Turksehe
overheerschers, die alle hierop te herlei
den zijn, dat zij als vrijheidlievend volk
liever van het Turksehe juk bevrijd zouden
ziin-
Tegen een modern gewapende strijd
macht van 60.000 Turken zijn de Koerden
niet opgewassen geweest en nadat zij harde
slagen hadden gekregen, hebben zij heel
natuurlijk naar Perzië de wijk genomen,
om zich in het voor him gunstige terrein
van het Ararat-gebergte te verschansen.
Angora heeft Teheran herhaaldelijk ge
sommeerd om deze nomadische Koerden,
die van Perzisch gebied uit telkens weer
strooptochten over de'Turksehe grens heen
konden ondernemen en Turkije tot een
kostbare grensbescherming dwongen, te
verdrijven of te vernietigen en in elk ge
val met de Turken tegen hen samen te
werken. Na eenige diplomatieke gedachten-
wisseling had Angora de wereld gerustge
steld met de verzekering dat het laatste
antwoord van Perzië den weg voor zulk
een samenwerking had geopend en dat nog
slechts technische bijzonderheden in ver
band hiermee te regelen vielen. Bot daarop
heeft de Turksehe regeering aan de Perzi
sche een ultimatum gestuurd waaraan Per
zië, zelfs al het daartoe gezind was, niet
zoo snel kon voldoen, omdat het niet in
een vloek en een zucht een militaire expe
ditie in een afgelegen bergachtige grens
streek kon ondernemen en daarop zijn de
Turken die met de strijdmacht, welke den
heelen zomer de Koerden beoorloogd had,
gereed stonden, over de grens heen een
heel eind in de richting van het Ararat-
gebergte opgerukt.
Met onze Westersche oogen bekeken, be-
teekent een dergelijke schending van
dermans grondgebied niets meer of minder
dan een openlijke oorlogsdaad. Maar Oos
terlingen houden er nu eenmaal andere be
grippen op na.
Perzië protesteeert wel en zegt zich te
zullen beklagen bij den Volkenbond, maar
overigens zal alles wel met een sisser af-
loopen.
Wij weten nu wel uit ondervinding wat
een beroep op den Volkenbond uithaalt,
dw.z. niets. De Perzische protesten zullen
wel hetzelfde effect sorteeren en de Tur
ken zullen ten slotte wel weer naar huis
trekken. En het volgend jaar beleven we
weer een nieuwen Koerden-opstand.
De Afridi's. Voor een zelfde moeï-
ijkheid als Turkije staat ook de Engelsche
regeering in Britsch-Indië. Deze heeft het
te kwaad met de Afridi's.
De Afridi's wonen tusschen Afghanistan
en den Indus, in een woest bergland, dat
met z'n luttele steenige akkers en een paar
weinig-vruchtbaarder dalen een karig be
staan oplevert aan de Mohammedaansche
Pathanen-stammen, van welke de Waziri's
de talrijkste en de Afridi's de krijgshaftig-
ste zijn. In het midden der vorige eeuw be
gon de Britsche penetratie in deze streken.
Deze penetratie had een uitgesproken
strategisch doel. Economisch voordeel wa3
Wier niet te behalen.
Men wilde slechts de vruchtbare Indus-
vlakte beschermen tegen de invallen uit
het Afghaansch» bergland. De Afridi's
bleken echter een moeilijk te temmen volk,
dat zich feitelijk geheel vrije en onafhanke
lijk gevoelt.
Herhaaldelijk hebbeij zij invallen gedaan
in meer bewoonde streken. In het algemeen
behoeft men bij dergelijke invasies niet te
denken aan „Indisch nationalisme". Immers
de onafhankelijkheidsactie in de Indische
vlakten is een Hindoe-actie, en de Moham
medanen hebben er maar weinig sympathie
voor, beducht als ze zijn voor een onder
drukking door de Hindoe-overmacht. De
invasies hebben steeds een veel meer voor
de hand liggend, natuurlijk motife gehad
de hunkering van een gehard en dood-arm
bergvolk naar vlakte-rijkdom.
Wel is het natuurlijk mogelijk en ook
waarschijnlijk, dat de jongste herhaalde
Afridi-acties begunstigd zijn door de over
weging, dat het centrale gezag in Britsch-
Indië, door vele zorgen in beslag genomen,
minder dan te voren in staat zou zijn, een
overval te keeren. En misschien soeelt ooe
Moscovitische penetratie in Pathanen-
geesten een, overigens moeilijk te contro
leeren rol.
Een fantastisch plan. iWelke
rol Moskou in China speelt, laat zich ook
meer vermoeden dan vaststellen. Naar de
„Tijd" meldt, hebben de monarchistische
Russische vluchtelingen het besluit geno
men om hun aarts-vijand, de Öovjstregee-
ring, te gaan bestrijden van uit China. Hun
Hoofdkwartier is, zooai men weet, te Pa
rijs.
In de kringen der Russische vluchtelingen
meent men dat het .liet moeilijk zal zijn
een goed leger te formeeren, daar men do
beschikking heeft 07n oud-officieren en
gegradueerden uit het Czaristische leger.
Een opperbevelhebber, die op het oogen-
blik nog in het Verre Oosten vertoeft, is
reeds gekozen. De grootste moeilijkheid is
echter aan geld te komen. Immers de repu-
bükeinsch-gezinde Russen steunen het plan
niet. Zij meenen, dat er geen aanleiding
is om een dergelijken stap op dit oogenbiik
ten uitvoer te brengen.
Het besluit der Monarchisten dateert
reeds van de Sint Jans-bijeenkomst, op 24
Juni 1.1. in het flat van generaal Miller, den
opvolger van generaal Roetjcpof. Verte
genwoordigers van alle monarchistische
vereenigingen in Europa en Amerika, waren
op die bijeenkomst tegenwoordig.
Generaal Stogoff, assistent van generaal
Miller en het hoofd van de „Witte" spion-
nage in het Verre Oosten, las een rapport
voor omtrent de toestanden aldaar. Dit
rapport betoogde, dat reeds sedert ver
scheidene maanden belangrijke Siberische
boeren in mift of meer open opstand tegen
de Sovjets leven en zelfs de overhand op
het Roode leger krijgen Wat hun echter
ontbrak, was een leider.
Zoe n vroolijke Oom valt
bij de neefies leer in den
smaak. Veel vam ain c
wektheid is te dykeï
zijn pijp
IMTERPAROCHIEELE
Duizenden deserteurs van de Roode le
gers zwerven zoo vervolgt het rapport
in de Siberische steppen rond. De sterk
te van de groepsgewijs in het Oosten ge
organiseerde „Witte" legermacht werd op
minstens 10.000 man geschat. Zij zijn, goed
gewapend en aan tucht onderworpen, gele
gerd langs den Mantsjoerijschen spoorweg.
In verschillende deelen van Mongolië zou
den nog 30.000 mannen onder de wapenen
zijn. En wanneer slechts het benoodigde
geld bijeenkomt, zou het geen moeite kos
ten een troepenmacht van 100.00 af te rich
ten.
Generaal Miller heeft generaal Dietrichs
die in Azië een guerilla-oorlog tegen de
Sovjet* voert, als bevelhebber over het
„Boerenleger" aangesteld..
Generaal Dietrichs bevindt zich op dit
oogenbiik in Sjanghai en hij zal weldra
een legermacht van 30.000 man, o.w. oud-of
ficieren onder zijn bevelen hebben, gere-
cruteerd uit de diverse groepen, welke nu
over verschillende steden en dorpen in Chi
na verspreid zijn. Dietrichs heeft bevel ge
kregen, zich met de rebellenleiders in ver
binding te stellen en zoowel instructeurs
als bevelhebbende officieren te verschaf
fen.
Het plan, om de noodige fondsen te ver
krijgen, begint met. een algemeene geldin
zameling onder alle Russen', die in Frank
rijk, West-Europa, Engeland en Amerika
als vluchtelingen verblijf houden en daar
steun zoeken bij hurt vëVhiogende vrienden.
Mén hoopt, op deze wijze verscheidene mil-
lioenen dollars voor het fonds te krijgen.
Volgens „Les Dernières Nouvelles". een
te Parijs verschijnend dagblad door Russi
sche democraten en republikeinen uitge
geven, en waarvan de bekende Miliukoff
de eigenaar is, is de toestand in het Verre
Oosten volgens het bovenstaande rapport al
te gunstig voor de actne der Wit-Russen af
geschilderd. Kerensky en Bourtzeff, de be
kende revolutionnair, zeiclen geen vertrou
wen in de plannen van generaal Miller te
hebben. In een hoofdartikel in de „Derniè
res Nouvelles" wordt zelfs de vrees uitge
drukt, dat het „nieuwe Monarchistische
avontuur" een werkelijk gevaar voor Rus
land is. Want Stalin en zijn regeering zou
den het zeker als een argument gebruiken
voor nieuwe propaganda, welke ter verster
king van het Sovjet-regime onmiddellijk
zou volgen.
Ondanks dat alles, lijkt het wel zeker,
dat de Russische Monarchisten een offen
sief langs de grenzen van Mantsjoenje op
touw zullen zetten, aangezien reeds belang
rijke fondsen uit overzeesche landen zijn
toegezegd.
SCHRIJVEN VAN Z. H. DEN PAUS.
Hoogeerw. Generaal-Praeses.
Uw bericht aangaande de voltooiing van
het nieuwe Generaal-Secrctariaat der Ka
tholieke Gezellenvereenigingen op de
plaats, die door den naam van den Eer-
biedwaardigen Adolf Kolping en bij de
kerk, die door zijn priesterlijken arbeid
gezegend is, heeft de H. Vader met bizon-
dere vreugde ontvangen en met de zekere
verwachting, dat bij de feestelijke inwij
ding de geest van den Stichter: levendig
geloof, onbaatzuchtige broederliefde en hei
lige vrede in God gepaard met onuitputte
lijke ApostoLische dadendrang binnen deze
muren zijn intrek zal nemen en zich van
daar uit naar overal zal verbreiden, waar
zonen van het K'olpingsgezin zich richten
tot den gemeenschappclijken Vader.
Het werken van de Gezellenvereenigin-
gen in den geest van den Stichter is zoo
zeer van onzen tijd en zoo noodig, dat men
zou kunnen meenen, dat Adolf Kolping
zijne stichting juist voor onze dagen heeft
willen maken. Want naar liet behoud van
de op de fundamenten van de natuurwet
rustende en uit de bovenntuurlijke krach
ten van het Katholieke geloof levende chris
telijke geziu streefde tenslotte de groote
Gezellenvader. En nu duivelsche machten
in onze dagen aan het werk zijn, niet al
leen om de menschheid tot zonde tegen de
door God gewilde opbouw van het gezin
te verleiden, maar bovendien dc familie in
zijn geheel omver te werpen en deze mach
ten in angstwekkende stormloop de massa
van het werkende volk met haar verder
felijke leerstellingen overstroomt, nu is de
groote zending van de Gezellenvereenigin*
gen op de eerste plaats hierin gelegen:
door de vorming van huisvaders, die zonder
voorbehoud vast houden aan het katholieke
gezinsideaal, door den H. Vader in zijn Op
voedingsencycliek geteekend, een dam te-
gen dezen vloed op te werpen. De Katholie
ke Gezcllenvereenigingen zullen nu zoo-
velen van zulke huisvaders vormen, als zij
godsdienstige jonge mannen opvoedt, die
zich tot de hoogte van zedelijke reinheid
hebben opgewerkt of ten minste eerlijk
trachten op te werken. Dit is het meest
waardevolle, wat de Kolpingsfamilie heden
ten dage kap. bijbrengen tot het waro gc
luk en de blijvende vrede van elk volk af
zonderlijk en alle volkeren in hun geheel.
Opdat de Gezellenvcreenigmgcii deze
taak in steeds wijderen kring van de wer
kende jeugd mogen vervullen, schenkt de H.
Vader aan het nieuwgebouwde eenheids-
centrum en aan alle Presidenten en alle
Kolpingszonen van harte zijn Apostolische
zegen.
E. Kard. PACELLI,
Staatsecretaris.
Vaticaan, 14 Juli 1930.
NA BAVO'S DOOD
Zooals eenieder wel weet, moeten eenige
wonderen gebeurd zijn, wil de H. Kerk aan
een van haar kinderen den titel van „Hei
lige" verleenen. Zoo ook was 't dus met den
H. Bavo, die reeds opmerkelijke belang
stelling trok, toen hij nog als kluizenaar
leefde. Do faam van zijn heiligheid ging
door geheel 't Luiksche land en talrijk wa
ren dan ook in den loop der eeuwen de var
God verkregen gunsten, die men op voor
bede van St. Bavo had verkregen.
'Allereerst noemen wij, hetgeen 't officie
van den heilige vermeldt n.h, dat een
werkman, die bij den bouw van het leven
werd beroofd, doordat hij door een vracht
steenen was getroffen, op Bavo's voorbede
ten leven werd gewekt, wat ook gebeurd
moet zijn met een opgehangen roover. Met
groot vertrouwen vooral moeten de kin
deren van 't Luiksche land tot hem hebben
gebeden, want aan zijn voorbedo wordt ook
toegeschreven de genezing van een Vlaam-
sche jonkman, een Antworpsch meisje en
een jongeman, Folpert genaamd, 't Is wel
jammer, dat in den laatsten tijd oen verval
van de Bavo-devotie heeft plaats gehad,
laat ons echter hopen dat voor allen, maar
speciaal voor onze jongemannen, die hem
tot voorbeeld hebben gekregen, St. Bavo
worde en blijve een navolgenswaardige
heilige, aan wiens voorspraak we onge
twijfeld ook hebben te danken de zegen,
welke God aan het Bisdom Haarlem heeft
geschonken. We leven in een tijd van cul
tuur, maar de 6choonste cultuur is toch wel
die, welke we geven aan onzo ziel. Waar
St. Bavo wordt afgebeeld met den valk,
het symbool van den adel, moeten ook wij
Hem als voorbeeld nemen en hoopvol op
voeren de adeldom van onze ziel. Moge
de echte zielecultuur dan ook eigendom
worden van alle Josephgezellon, dan zal
wat onze Bisschop ons heeft willen schen
ken in S. Bavo's valk, een groote weldaad
zijn voor onzo jongemannen, die eenmaal
als man den adeldom van hun hart zullen
kunnen ontplooien: God ter eer, ons Room-
sche volk tot heil. SEVERUS.
JAAROVERZICHT ONZER
ONDERAFDEELINGEN JULI 1929—'30.
Missieclub St. Petrus Liefdewerk.
Deze onderafdeeling stelt zich ten doel
jaarlijks de gelden bijeen te brengen voor
de studie en de opleiding tot het H. Pries
terschap van een student genaamd Paolo
Gjini, verblijvend in het seminarie te Sku-
tari in Albanië.
De V.-Praeses is de Administrateur van
deze instelling en wordt daarbij bijgestaan
door een hoofdzelateur en 14 zelateura uit
de afd. Gezellen en Gehuwden.
Door de zelateurs wordt maandelijks het
offertje van een dubbeltje opgehaald. Bijna
alle leden dragen tot dit fonds bij. In De
cember kon de jaarlijks benoodigde som
zijnde wederom 250 worden afgedragen
aan den Diocesanen Directeur van S. P. L.
In deze zelfde maand werd een dankschrij
ven ontvangen van onzen student, welk
schrijven toen vertaald in deze rubriek ii
afgedrukt.
De oerbied en liefde voor den priester
is een kenmerkende eigenschap van de Ge-
zellenvereenigingcn. Door deze schoone in
stelling tot opleiding van een priester in
do missielanden laat dc Leidsche Cïezellen-
vereeniging zien niet alleen hare missie
liefde, maar tevens het leven onder hare
leden van dezen echt katholieken geest.
Het is nu reeds zeven jaren, dat de Ver-
ceniging do studiekosten van Paolo Gjini
bijeenbrengt. Gezien de ontvangsten tot nu
toe, komt ook dit jaar het vcrcischte bedrag
bijeen. Moge over een viertal jaren de Ver-
eeniging kunnen spreken over hare priester
in Albanië.
STUDIECLUB „ST. PETRUS CANISIUS"
Excursie naar het Vredespaleis.
Zondag j.l. trokken 'n 15-tal Canisianen
op naar den Haag voor 'n bezoek aan het
Vredespaleis. Om c.a. half een vertrek van
de vereeniging. Togen 2 uur arriveerde wij
aan het doel van onze tocht.
Bij ons entrée waren do ïnecsten onzer
onder den indruk van de groote massa's
marmersteen, een geschenk van Italië.
Door tweo groote massief ijzeren deu
ren komt men in de groote vestibule. Aan
onze rechterhand was de groote Rechtzaal
van het permanente Hof van Internationale
Justitie. Hier ziet men buiten net kunst
zinnig ameublement nog eenige schilder
stukken o.a. voorstellende Vrede door
Recht, terwijl alle wandbcklocding bestaat
uit Vélour d'Utrecht.
De houtsoorten, welke gebruikt werden,
zijn hoofdzakelijk Slavonisch eiken- en teak
hout uit de Nederlandsche koloniën, ter
wijl al het tegelweerk afkomstig is uit
Delft. Links is de wacht- en spreekkamer.
FEUILLETON
itHt het Engelsch van
FRED. M. WHITE.
17)
„Als u mij een uur geleden deze vraag
had gesteld, zou ik zonder aarzelen ver
klaard hebben, dat ik daar volkomen van
overtuigd was", antwoordde Field. „Ik heb
ze goed bekeken. Dat doen we altijd; ook
al' is er weinig gevaar, dat er taan die ze
gels geknoeid is. En ik vraag me af hoe
het ter wereld mogelijk is, dat een lichaam
verdwijnt in een groot hotel, waar tot laat
in den nacht menschen heen en weer loo
pen, om niet te spreken van den nachtwa
ker die zijn ronden doet en de nachtpor
tier benedenMaar dat raadsel gullen
we later moeten oplossen. Om op de ze
gels terug te komen.Ik was overtuigd,
dat die absoluut in orde waren."
„Maar dat kon op stuk van zaken niet
het geval geweest zijn," hield Mark vol,
..Sir Charles' lichaam kan toch niet op een
bovennatuurlijke manier verdwenen zijn
Is het niet mogelijk dat iemand een af
druk van de zegels genomen heeft?"
„Dat is zeker mogelijk", gaf Field toe.
„Dus met die mogelijkheid houdt u reke
ning? Prachtig! Ik kom daar direct op te
rug", vervolgde Mark Ventmore, „alles op
zijn beurt. Dus on* een of andere redan
hebben die schurken het noodig gevonden
om het lichaam van Sir Charles te doen
verdwijnen. Misschien waren zij bang voor
het resultaat van de sectie Maar op dat
punt kunnen we hoogstens gissingen maken
Ik wilde u eerst vragen, inspecteur. Hebt u
de nachtwaker dat op een van zijn ronden
extra-oogje op de zegels te houden?"
„Zeker".
„Dus als de zegels verbroken waren, had
de anchtwaker dat op een van zijn ronden
moeten merken?"
„Er was in elk geval een groote kans,
dat dat gebeurt zou zijn. Ik veronderstel,
dat u wilt zeggen, dat de indringers eeni-
gen tijd in een aangrenzende kamer
„Precies". Mark knikte instemmend en
ging voort: „laten we een oogenbiik aan
nemen, dat die mannen vannacht in het ho
tel gelogeerd hebben. Waar hier zooveel
menschen in en uit gaan, is het niet zoo
moeilijk om de aandacht niet te trekken.
Als de nachtwaker iemand op den corridor
had zien loopen, zelfs midden in den nacht,
b.v. in pyama en met pantoffels aan, zou
dat nog geen argwaan hebben gewekt. Zoo
iemand kan, op het oogenbiik dat de kust
veilig was, b.v. direct nadat de nachtwa
ker gepasseerd was, een afdruk van hef
zegel hebben genomen en het hebben na
gemaakt. Daarop kan hij het zegel verbro
ken hebben en me een valschen sleutel Sir
Charles' kamer zijn .binnengegaan. Een
handlanger, die in een kamer in de buurt
heeft gewaakt, brengt onmiddellijk een
nieuw zegel aan en de boosdoeners binnen
zijn veilig, want iemand die de deur pas
seert, ziet het zegel zitten en vermoedt
geen kwa'ad. Nadat het lichaam gestolen is
wordt voor de tweede maal een valsch ze
gel op de deur gedaan en de nachtwaker
die dan weer passeert, ziet niets bijzonders
er aan."
De inspecteur knikte. Deze redeneering
was volkomen logisch. Maar zij wierp geen
licht op de mysterieuze verdwijning van het
lichaam.
„Wat u zegt klink heel aannemelijk", er
kende Field.
„Op die manier kunnen de heeren onge
stoord hun toebereidselen hebben gemaakt.
Maar dan begint de moeilijkheid pas recht!
Een menschenlichaam is niet iets dat je
zoo in je vestzak kunt stoppen; het moet
op een of andere manier buiten het hotel
zijn gebrachtHoe kunnen ze dat gedaan
hebben zonder dat iemand het gemerkt
heeft? Dat is juist het punt, waar ik voor
een onoplosbaar raadsel sta."
„Het zou op deze manier kunnen ge
beurd zijn", opperde Mark. „Het lichaam
kan naar een dichtbijgelegen slaapkamer
zijn gebracht en daar in een groote koffer
zijn gepakt, waarvan de eigenaar met een
heel vroege trein vertrokken is."
„Er is niemand van dé gasten met een
vroegen trein vertrokken", deelde de in
specteur mee. „Dat hebben we al onder
zocht. Natuurlijk hebben vanochtend vroeg
verscheidene menschen het hotel verlaten,
zooals dat iederen dag gebeurt, maar daar
was niemand bij, die ook maar in het
minst verdenking wekte. Ook niemand met
opvallend groote of zware bagage."
„Dan moet het op een ander manier ge
daan zijn. Ik zou nog niet kunnen zeggen
hoe, ofschoon ik er wel al een soort theo
rie over heb. Maar voor ik me daarover
uitlaat, zou ik wel graag een gesprek heb
ben met den nachtwaker en den nachtpor
tier".
Maar geen van deze twee waardigheids-
bekleeders was op dit oogenbiik in het ho
tel te vinden. Hun dienst was om zeven
uur afgeloopen geweest en ze zouden pas
iaat in den middag terugkomen. Het leek
wel hardvochtig om ze in hun welver
diende rust te storen, maar inspecteur Field
besliste, dat wat het zwaarst was, het
zwaarst moest wegen en hij gaf order om
de beide mannen te laten halen. Zoolang
zij er niet waren, moest het onderzoek naar
de wijze jvaarop het lijk van Sir Charles
Darryll verdwenen was, worden opgeschort
vond hij.
„Ik geloof", zij Beatrice, toen Field weer
in de kamer was, „dat ik u wel enkele ge
gevens zal kunnen verschaffen, waar u wat
aan hebt. In de eerste plaats, zou iemand
niet even kunnen informeeren of gravin de
la Moray en generaal Gasstang nog in het
hotel zijn. Ik heb zoo'n idee, dat ze wel
zullen verdwenen zijn, maar er is toch al
tijd een kans, dat dat niet zoo is. Maar
het moet op een voorzichtige manier onder
zocht worden."
Inspecteur Field belastte zich persoon
lijk met het onderzoek en kwam al spoe
dig terug met de mededecling, dat de ge
neraal en de gravin al vertrokken waren.
Ze waren eigenlijk geen hotelgasten hun
bagage was ergens ander, maar daar het
hotel, waar zij gewoonlijk logeerden, geheel
bezet was, hadden zij voor dezen eenen
nacht hun intrek genomen in het Royal
Palace-hotel en het was hun voornemen
geweest om dien ochtend weer naar Pa
rijs te vertrekken.
„Dan moet u zien Gravin de la Moray
en generaal Gasstang op te sporen, inspec
teur", zei Beatrice. „De gravin kwam gis
teravond in den salon bij me zitten. Ze
deed zich voor als een oude kennis van mijn
vader en ik moet toegeven dat ze goed np
de hoogto was van- verschillende familie
omstandigheden. Ze was werkelijk heel aar
dig tegen me en vroeg ine met haar mee
naar Parijs te gaan en bij haar te blijven
logeeren. En omdat ik me nogal eenzaam
en verdrietig voélde, zooals u- zult kunnen
begrijpen, was ik erg blij met zulk sympa
thiek gezelschap en ik werd van mijn kant
ook vertrouwelijker, dan ik onder andere
omstandigheden tegen een vreemde zou
zijn geweest. Een. poosje later werd de ge
neraal aan mij voorgesteld. Hij had een
boodschap van de kamenier van de gravin
en deze verontschuldigde zich daarop en
ging heen. Toen kwam een vreemde heer
de salon binnen en dc generaal ging er
vandoor alsof de duivel hem op de hielen
zat. Hij maakte den indruk van iemand,
die doodsbang is om herkend te worden
hij leek heelemaal van streek te zijn. Dat
kwam me natuurlijk wel erg verdacht
voor: ik had wel eens gehoord en gelezen
van goed-gekleede, welgemanierde oplich
ters en dieven, die de groote hotels onvei
lig maken en ik dacht direct, aan mijn ju-
weelen. Ik ging daarom regelrecht naar
mijn kamer erivond dc deur op slot.
Binnen waren menschen aan het praten en
ik wachtte. Toen ging de deur open, een
heer kwam naar buiten en liep weg."
„Zoudt u dien man herkennen als u hem
weer zag?", vrieg Field snel.
„Ik zou zeker in staat zijn om hem te
herkennen", antwoordde Beatrice kalm.
Maar ze gleed zou gauw mogelijk over dit
punt heen. Er was ietsschaamte mis
schiendat haar er van terughield, dat
het de man geweest was, die zich haar
echtgenoot noemde.
(Wordt vervolgd).