DE AFGELOOPEN WEEK IN HET BUITENLAND LASTER ZATERDAG 12 JULI 1930 DE LEIDSCHE COURANT VIERDE BLAD PAG. 13 Nieuwe g roe peeringen. 't Europa van 1930 is 'n ander als dat van 1918/1919, den tijd der vredestactaten. Im mers: in 1919 stonden de overwinnaars van den wereldoorlog als eenheidsfront tegen over de overwonnenen. Maar 1930 vertoont 't verschijnsel, dat deze felle contrasten heel veel van hun scherpte hebben verlo ren: immers er zijn overwinnaars, die hun collega's in den steek hebben gelaten en toenadering zoeken tot de overwonnenen, om met dezen samen de vroegere bondge- nooten in toom te houden zoo begint 't Europa van 1930 weer sterke gelijkenis te vertoonen met dat van 1913. Disharmonie! In de laatste tien jaar heeft Parijs den toon aangegeven: in Parijs speelde men de eerste fluit, de rest van Europa had naar dat pijpen te dansen. Maar sedert 't voorjaar van 1930 is er 'n tweede concertmeester bijgekomen en die blaast er zijn melodie tegen in, zoodat de aecoorden maar niet samen willen klinken, zoodat beider spel ons valsch in de ooren klinkt: er is disharmonie gekomen, dat is onder geen stoelen of banken te verbergen, 't is duidelijk te hooren, voor ieder, die z'n ooren den kost geeft. Thans zijn Parijs en 't Fascistische Rome de beide orches- ten, wier dirigenten: Briand en Mussolini wedijveren om den voorrang, wie in de oogen van de gansche wereld de liefelijk ste muziek zal doen klinken. Neen, de Rattenvanger van Hameln is meer dan 'n vage figuur uit 'n kindersprookje: 't is wer kelijkheid, want hier hebben we er twee tegelijk, die hun verrukte toehoorders in 't verderf willen lokken. Mussolini's vreedzame ver overingen. De stille revolutie tegen 1919, de spanning tusschen Parijs en 't Fas cistische Rome, is 't feit van den dag, daar mee houdt Europa zich op den huidigen dag bezig. Italië voelt zich bedrogen, wat betreft de vruchten der overwinning van 1918. En wat heeft 't nu gedaan in de eerste opwelling van teleurstelling en bitterheid? 't Ging tyranniseeren, de gebieden die 't verkregen had: zoo werd Zuid-Tyrol op wreede wijze onderdrukt, de eene geweld daad volgde op de andere, 't Gevolg was natuurlijk 'n gevaarlijke spanning met 't. diep-vernederende Oostenrijk en middel lijk met Duitsehland, omdat Tyrol 'n" Duit- sche bevolking heeft. Dan komt in 't be gin van 1930 de Londensche Vlootconfe- rentie, die 'n geweldig fiasco is geworden. En de bondgenooten van gisteren, Frank rijk en Italië, komen boos tegenover el kaar te staan en de Italianen verlaten mokkend de conferentie, want ze waren tot de klare wetenschap gekomen, dat Frankrijk hun eigenlijke tegenstander was. En wat doet Mussolini nu Hij zoekt toe nadering met Oostenrijk. Hij steunt in Den Haag den eisch van Oostenrijk om vermin dering van den zwaren last zijner oorlogs schulden aan de vroegere geallieerden. Schober gaat naar Rome en daar wor den nog heel wat andere kwesties gere geld: de onverzoenlijke vijanden waren dikke vrienden gewordenEn toen onlangs een Duitsche Vorst-Bisschop werd benoemd in Brixen, en niet, zooals men verwacht had, een Italiaan, toen heeft de heele we reld met verbazing de verzoening tusschen Rome en Weenen geconstateerd: er was plotseling geen Zuid-Tyroolsch vraagstuk meerDie Duitsche Bisschop heeft Tyrol inLonden gekregen. Maar in Frank rijk is men wel wat verrast door deze ver zoeningsgezinde houding van Mussolini. Dan: Italië bemoeit zich ook met Hon garije: misschien zal dat land dank zij Mussolini's hulp, wel spoedig een Habs- burger zien op den ouden troon. En Bul garije, Roemenië (koning Carol), Albanië, zij allen zijn door Italië zoo wat op sleep touw genomen. Sterker nog: Italië durft zelfs te knabbelen aan de banden, welke Frankrijk bindt aan z'n beste vrienden: de Italiaansche kroonprins trouwt met een Belgische prinses, 'n slimme zet,'want hier mee heeft Italië den vazalstaat van Frank rijk aan zich verplicht. Kortgeleden bracht de Italiaansche mi nister van Buitenlandsche Zaken, Grandi, 'n opzienbarend bezoek aan Polen en bij die gelegenheid hebben Zaleski en Grandi elkaar plechtig verzekerd, dat zij 't in po litieke kwesties in hoofdzaken met elkan der eens waren. Waarom Parijs even in Warschau liet informeeren, 'n beetje onrus tig natuurlijk wel, of de Poolsch-Fransche vriendschap aan 't verkoelen was. Mis schien is thans de beruchte Poolsche corri dor, die zoowel Polen als Duitsehland steeds bezighield, binnenkort, geen twistap pel meer. En waar Mussolini's pogingen, om vriendschapsbanden te knoopen, op uit zul len loopen, valt makkelijk na te gaan: de terugreis van Grandi ging over Boedapest en Weenen. En dat heeft in Parijs kwaad bloed gezet. Italië voelt zich alleen tegenover Frank rijk te zwak. 't Kan aan oorlogsmateriaal niet zooveel uitgeven als Frankrijk. Daar om probeert 't een Europeesche politiek te grondvesten, niet op de kracht der wa penen voorloopig, maar door 't exploitee- ren van ontwapende en militair-machte- looze volkeren. Wel spreekt 't 'n dreigende taal in de richting van Parijs, een taal van oorlogszuchtige woorden, maar het denkt er immers niet aan ze in daden om te zetten: z'n vlieg'tuigen naar Parijs te sturen, om 't Fransche volk met z'n gift- gassen te vermoorden De twistappel. Maar waar gaat 't nu toch eigenlijk over, dat meeningsver- schil tusschen de beide Romaansche vol ken? Over de Middellandsche Zee en over Noord-Afrika. Hier is Frankrijk de baas, maar Italië heeft reeds sinds lang een be- geerig oogje geworpen op deze gebieden, diae- zoo vaak in de buurt liggen. Frank rijk beschouwt Noord-Afrika als 'n stuk van 't moederland, de daartuschenliggende zee als 'n soort particuliere vijverDaar om brandmerkt 't de Italiaansche verlan gens naar koloniaal gebied in Noord-Afrika als een „nimmer te verzadigen landhonij ger" van 't Fascisme. Daarom versterkt 't z'n militaire verdedigingsmiddelen in Noord-Afrika en aan de Fransch-Italiaan- sche AlpengrenzenZoo heeft 't onlangs nog een bedrag van 200 millioen Francs gereserveerd voor vestingwerken aan die grenzen. De zorgen van F r a h kr ij k. Als Frankrijk zich niet wat toeschietelij ker gaat gedragen ten opzichte van Ita- lië's wenschen en offers wil brengen, dan zal de spanning tusschen deze staten en gevaar gaan beteekenen voor den Euro- peeschen vrede, 'n zeer ernstig gevaar Frankrijk heeft veel zorgen aan 't hoofd, 't voelt zich geisoleerd en verlaten door zijn vrienden. Want Engeland interesseert zich steeds minder voor de zaken van 't continent en zoekt vriendschap bij Ameri ka. Trouwens, 't heeft overigens te veel te stellen met Indië en andere oproerige on derdanenDe Engelsche politiek in Europa richt zich steeds tegen dien staat, die dat werelddeel 't sterkste is: vroeger was dat Duitsehland, thans is 't Frankrijk. En als die tegenstelling door Engeland nog niet openlijk wordt gedemonstreerd, dan is 't toch voor 't minst erg onverschillig tegen den vroegeren bondgenoot. Duitsehland en 't overige Europa. En Duitsehland? Tusschen deze beide groepeeringen in ligt Duitseh land en 't gaat niet aan, dit rijk te negee- ren omdat 't in den wereldoorlog 't gelag heeft moeten btalendaarvoor is het te volkrijk en is zijn industrie van te groot be lang. Duitsehland heeft er, zooals trouwens heel Europa, alle belang bij, dat de tegen stellingen tusschen Italië en Frankrijk niet verder verscherpt worden. Frankrijk voelt zich bedreigd en 't is niet ongenegen om, desnoods door het brengen van of fers, een volledige verzoening met Duitseh land tot stand te brengen. Daarom ziet Italië opmerkzaam toe op elk bewijs van toenadering tusschen deze beide staten. Via Oostenrijk geeft Mussolini vriende lijke knipoogjes naar Duitsehland, hij wil er zelfs Zuid-Tyrol voor prijs geven, om daarmee de gunst van 't Oostenrijksch- Duitsche blok te koopen: hij wil ma.w. wel 'n spiering uitwerpen om een kabeljauw te vangen. De positie van Duitsehland komt neer op die van „Europa's makelaar", maar dan van eerlijk makelaar. Natuurlijk hoeft dat geen louter filantropisch werk te wezen, want het kan voor zich belangrijke conces sies verkrijgen, zelfs revisie van het ver drag van Versailles, maar het dient dan toch op de eerste plaats de zaak van den Europeeschen, ja van den wereldvrede te dienen. En daarom zou Duitsehland zich in een heel gevaarlijk avontuur stor ten, wanneer het zich zou binden aan een der beide tegenpartijen. En als zekere par tijen in Duitsehland zooals de Junglo, de Stahlhelm, de Duitsch-Nationalen en de NationaaUSocialisten zouden doordrijven dat het vaderland ingang op 't minzaam gelonk van Mussolini, dan zouden ze daar mee 'n nieuwe 2de Augustus 1914 voorbe reiden. Prelaat dr. Kaas heeft onlangs in een belangrijk opstel in 't „Jaarboek voor buitenlandsche politiek 1930" ernstig tegen zulk een onberaden huwelijk gewaar schuwd, waarbij hij Duitschland's taak ten opzichte van Europa als volgt omschreef: „De Duitsche politiek van verzoening en vrede is gericht op heel Europa. De terug keer tot het stelsel der bondgenootschap pen, zooals men dat vroeger kende, zou rechtstreeks indruischen tegen de grond idee van den Volkenbond. Misschien mo gen dat andere machten dan wel in be dekten vorm doen, voor Duitschlands posi tie zou het niet zijn door te voeren zonder de meest-funeste gevolgen. Europa moet langzamerhand leeren, zich te gaan voelen als een organische eenheid en zich als zoo danig te gedragen. De tegenover elkaar staande groepeeringen van heden moeten niet blijven bestendigd, maar integendeel gaandeweg en geleidelijk weer worden af gebroken in een sfeer van pan-Europee- sche samenwerking. En slechts aan deze po litieke richting kan Duitsehland zijn steun verleenen" En zoo is dit land, dat vernederd en overwonnen, in 1919 een object der Euro peesche politiek was en geen woord had in te brengen, thans voorbestemd om een rol van groote beteekenis te gaan spelen te midden der tot de tanden bewapende volken. Waaruit alweer op valt te maken, dat politieke beteekenis niet altijd wordt bepaald door kracht van wapenen. Êen ding is echter duidelijk: 't Europa van 1930 is niet hetzelfde meer als dat van Versailles 1919. Gods molen maalt lang zaam: de tijd staat niet stil (Reel.) GEMENGDE BERICHTEN DRAMA TE ROTTERDAM VADER SCHIET OP ZIJN TWEE KINDEREN. Een kind op slag gedood. Het tweede hedennacht overleden. Gisteravond te ongeveer kwart over ze ven heeft zich in de Rubroekstraat te Rot terdam een drama afespeeld, dat aan een kind het leven heeft gekost. In deze straat woont de familie De Paauw. Bij haar in huis woonde de gepen- sionneerde muzikant van het Indische le ger, P. Stap met zijn beide kinderen, de negen-jarige Piet en de elf-jarige Helena. Zijn vrouw is reeds eenige jaren dood en de kinderen hebben, voordat hun vader ongeveer drie maanden geleden uit Indië terugkeerde, in het kinderhuis te Rotter dam vertoefd. De vader heeft kort na zijn aankomst uit Indië zijn intrek genomen bij de familie De Paauw, die hij nog uit Schoonhoven kende. Hij genoot een pen sioen van 12 per week en het schijnt, dat dc geringheid van dit bedrag hem zeer wrevelig heeft gestemd tegenover deze maatschappij. Aanvankelijk is hij zonder werk geweest; daarna had hij een betrek king als portier bij een lunchroom op de Blaak. Toen men hem een aanmerking maakte op zijn werk, nam hij op staanden voet ontslag. Nadien is hij werkloos ge weest ,met uitzondering van een week, ge durende welke hij op een fabriek werkte. Donderdagavond heeft hij zich zeer moe deloos uitgelaten naar aanleiding van den kindermoord te Den Haag. Hij kon, zoo zeide hij, nu wel zelfmoord plegen. Vrij dagmiddag is hij met de kinderen gaan wandelen en een uur later dan anders thuisgekomen. Bij zijn thuiskomst werd hem hiervan een verwijt gemaakt door mej. Paauw. Hij is toen naar do gang geloopen, waar zijn jas hing en kwam terug met een revolver. Hij nam de kinderen bij den arm en schoot ze beiden door het hoofd. De vrouw liep gillende de straat op en waar schuwde een buurman, die op zijn beurt weer twee politie-agenten heeft gehaald. Toen dezen boven kwamen, had de man het jongetje, dat nog teekenen van leven ver toonde, juist met een pennemes in het hart gestoken. Daarna heeft hij de revolver op zichzelf gericht, doch het wapen ketste. Tenslotte heeft hij getracht zich te door steken met het pennemes, doch dit had Na deze vreeselijke misdaad richtte de geen ander resultaat dan een paar onbe- teekenende schrammen. Hij werd gearresteerd en in het zieken huis aan den Bergweg verbonden en daar na in bewaring gesteld. Hij is zeer kalm en heeft een volledige bekentenis afgelegd. Als motief schijnen moeilijkheden te moeten dienen. De politie heeft het jon getje, dat in levensgevaarlijken toestand verkeerde, naar het ziekenhuis laten bren gen, waar onmiddellijk operatief is inge grepen. In het huis van den moord waren oa. commissaris Dijkstra, de Officier van Justi tie mr. HÖffelmaxm en de rechter-commis- saris mr. Franken aanwezig. De toedracht. Gisterenmiddag is S. zijn beide kinderen op straat tegengekomen, aldus meldt de „Msb.". Hij heeft hen medegenomen, en is met hen gaan wandelen. Tegen kwart over 7 kwamen zij thuis. De familie De P. is gewoon tegen 6 uur te eten, en toen de 11-jarige Helena boven kwam, werd zij dan ook door mej. De P. ontvangen met het verwijt: „Waarom kom je zoo laat!?" Vlak achter het meisje kwamen S. met zijn zoontje binnen. Ook tegen hem richtte mej. De P. deze vraag. S. is daarop naar den gang geloopen, waar hij zijn jasje had neergehangen. Hij is weer binnen gekomen en heeft bescher mend zijn arm om de twee kinderen ge legd. „Komen jullie maar bij je vaderzei hij en tegelijkertijd trok hij een revolver uit zijn zak en schoot eerst het meisje en daar na den fongen door het hoofd. Het meisje werd op slag gedood, onverlaat de revolver tegen zichzelf. Deze ketste echter. Ziende, dat de jongen nog teekenen van leven gaf, greep hij een pennemesje en stiet het kortste lemmet het jongetje in het hart. Daarna stak hij zichzelf verschei dene malen in de borst, Mej. De P., die met de kleine Nelly ge tuige was van het vreeselijk drama, stond totaal verbijsterd toe te zien. Eerst toen S. haar toeriep: „Ga weg!" rende zij de woning uit. Den eerste den beste, dien zij ontmoette, zekeren G. W. v. S., die een eind verder woont, vertelde zij het verschrikkelijke gebeuren. Deze man trok er direct op uit om de politie te waarschuwen. In de Pootstraat ontmoette hij twee agenten, die 't huis binnendrongen en den moordenaar in de keuken vonden, in zijn eene hand de revolver, in de an dere het mes. Een der agenten trok zijn revolver en sloeg S. het mes uit de hand. Deze liet de revolver daarna vallen en gaf zich gewillig over. De Geneeskundige Dienst werd gewaar schuwd, die vader en zoon naar het zie kenhuis aan den Bergweg bracht. De toestand van het kind bleek vrijwel hopeloos. Er bestaat slechts een zeer ge ringe kans het in het leven te behouden. De man is, na verbonden te zijn, naar het politiebureau aan de Meermansstraat gebracht. De vermoedelijke aanleiding. Inspecteur Hermans heeft hem een voor loopig verhoor afgenomen, waarbij het volgende aan het licht gekomen is. Om te beginnen gedroeg de man zich zeer cynisch. Hij had absoluut geen spijt over het gebeurde en verklaarde: „Ik had ze niet meer levend terug wil len zien!" Het is gebleken,» dat de man in finan- cieele moeilijkheden verkeerde. Waarschijn lijk heeft hij al een paar weken met het afschuwelijke plan rondgeloopen en het is niet buitengesloten dat het zijn bedoeling was zijn voornemen om de kinderen te doo- den reeds 's middags, toen hij met hen wandelde, te volvoeren. Hij is zeer gebeten op de maatschappij en heeft zich herhaaldelijk beklaagd over zijn laag pensioen. Zijn jongen zou nooit in militairen dienst gaan. Ook tegen den godsdienst- had hij verschillendo bezwaren. 0.m. had hij mej. de P. zijn verlangen ken baar gemaakt om de kinderen, die Katho liek gedoopt zijn, in de Protestantsche Kerk te laten opnemen. Mej. de P. vertelde, dat zij hem nooit tot iets dergelijks in staat had geacht. Ook tegenover haar had hij zich dikwijls be klaagd over de behandeling, die hij in het algemeen en speciaal bij zijn pensionnee- ring ondervonden had. Den avond tevoren was er visite geweest en was het gesprek gekomen op de afschu welijke kindermoord in Den Haag. Niets verried toen dat hij met een dergelijk plan rondliep. Den moord schreef hij t-oe aan de volgens hem funesten invloed van den godsdienst. Wel heeft hij zich toen la-ten ontvallen da-t hij de hand aan zichzelf wilde slaan, maar aan deze bewering werd geen notitie geschonken. Het onderzoek wordt inmiddels nog voortgezet. Op de plaats van den moord waren aan wezig behalve inspecteur Hermans, de rechter-commissaris, Mr. Franke, de sub stituut-officier van justitie mr. Hoeffel- mans, commissaris Dijkstra, inspecteur Tas, die foto's heeft genomen en inspecteur v. d. Valk. Begrijpelijkerwijze frok het verschrik kelijk gebeuren in deze volkrijke bunrt zeer de aandacht. Het publiek, dat zich zeer luidruchtig gedroeg, werd door de politie op een be hoorlijken afstand gehouden. Nader vernemen wij dat het knaapje he dennacht aan de verwondingen is overle den. FEUILLETON Vrij bewerkt naar het Duitseh P. G. HOCKS. (Nadruk verboden). 30) „Ik kijk maar eens even, wat er in zit", zei ze, een kleur krijgend. „Dat wil ik dan óók wel eens weten", ze Hoek en keerde den inhoud om op den vloer van de gang. Mina zette een zuur gezicht. „Ivijk maar niet zwart", zei Hoek. „Als ik de boel bekeken heb. kan je 't best- even opvegen. Zoo erg is 't niet." Hij rommelde wat heen en weer in 't vuil. „Hé, wat is dat riep hij, een' hang slot uit het vuil halend. „Zocht je daar soms naar „Ja", zei ze. „gelukkig, dat u het vindt." Hoek bekeek het slot. Er zat nog een kleine sleutel in. „Wanneer is dat vuil in dien emmer ge daan „Vanmorgen." „Heb je misschien de kamer van freule Von Trotten vanmorgen vroeg geveegd „Neen, daar ben ik nog niet geweest en ik mag er nu niet komen, want die kamer is verzegeld." „Heb je dat slot dan ergens anders op geveegd zonder dat je 't gemerkt hebt?" „Neen, want dat had ik moeten merken. Ik weet niet, hoe 't in den emmer geko men is. Kleber zei, dat ik 't vuil eens moest nazoeken. Misschien zou ik er wei een hangslot in vinden. En nu vindt u het. Het kan niet anders, of iemand moet het er in geworpen hebben." „Kan je vermoeden, wie 't gedaan kan hebben? Is er niemand door de gang ge gaan, toen je aan 't vegen was?" „Nu u_ 't zegt, ja. Dokter Von Trotten kwam juist door de gang." „Ga even met me mee", zei hij dan. Mina volgde. Hij bracht haar in een kamer, schelde en gaf een lakei bevel een van de politie-agenten te roepen, van welke er vijf in 't slot ontboden waren. Mina beefde over al haar leden. „Ik heb niets gedaanjammerde ze. „Wat moet dit beteekenen?" „In naam der wet neem ik u gevangen", zei Hoek en tot den politie-agent, die juist binnengekomen was: „IJ zorgt er voor, dat ze met niemand spreekt en vooral niet met den kamerdienaar. Ze mag deze ka mer niet verlaten." Mina begon te huilen en te jammeren, maar Hoek lette daar niet op, sloot de ka mer aan den buitenkant af en gaf den agent last zich voor de deur te postee- ren. „We komen al verder", fluisterde Hoek den geheimraad toe, die als stomme getui ge dit tooneel had bijgewoond. „Dat meis je speelt een zeer verdachte rol en ze speelt die slecht." In de gang ontmoetten ze Kleber, die den heeren óók kwam melden, dat de heer Berg hen wachtte. „Ik kom dadelijk", antwoordde Hoek. Kleber wilde de heeren laten voorgaan, doch Hoek gebood hem vooruit te loopen en hen naar het vertrek te brengen, waar de officer van justitie hem wachtte. Kleber gehoorzaamde. Hij deed de deur van de ontvangkamer open en wilde zich verwijderen, toen de heeren binnen waren. „U blijft hier", zei Hoek. „Ik heb u da delijk noodig." Kleber maakte een eerbiedige buiging. „Om u te dienen, inspecteur." „Goed. U blijft dus hier wachten, vlak bij de deur. Begrepen?" Geheimraad Von Sorben was bezig den officier van justitie alles te vertellen, wat hij van het voorgevallene wist, toen Hoek eensklaps zoide: „Neem me niet kwalijk heeren. Ik moet even kijken, waar Kleber uithangt." Hij opende de deur van de kamer, doch zag den kamerdienaar niet. „Precies, zoo als ik gedacht had." mompelde hij en liep dan naar den voet van de trap. Boven hoor de hij heftig spreken. Het was Kleber, die den agent, welke de wacht hield voor de kamer, waarin Mina opgesloten was, tracht te te bepraten hem bij haar toe te laten. „Eén oogenblik maar", zei Kleber. „Het gebeurt niet", hoorde Hoek den agent antwoorden. „Ik heb streng bevel niemand bij haar toe te laten." „En als ik je nu eens veel geld daar voor wou geven?" „Dan nog niet." De kamerdienaar, die zeer goed merkte, dat de politieman niet om te koopen was, kwam met een verbolgen gezicht de trap af en bleef een oogenblik verschrikt staan, toen hij den inspecteur gewaar werd. Hij scheen te overleggen, of hij naar beneden zou gaan, dan wel of hij naar boven terug zou keeren. „Wat drommelriep Hoek. „Waar zit je dan Mijnheer Berg wil je spreken Kleber stotterde een paar woorden om zich te verontschuldigen. „Ga- me voor naar den officier", beval Hoek. Toen ze in de kamer waren gekomen, legde Hoek zijn hand op Kleber's arm. „Ik neem n gevangen in naam der wet", zei hij, tegelijkertijd een fluitje uit den zak ha lend, waarop hij een schel signaal liet hooren. Kleber werd doodsbleek. „Waarom?" stotterde hij. „Waarom neemt u mij ge vangen mij?" Hij wilde zich losrukken, maar Hoek hield hem stevig vast, zoodat hij onmogelijk kon ontsnappen. „Houd je kalm, Kleber. Anders boei ik je". En dan tot den politieman, die op het signaal was komen toeloopen: „Deze man is mijn gevangene. U zorgt, dat hij niet ont vlucht eu u, Kleber, heb ik te zeggen, dat u niet behoeft te probeeren om te ont snappen. Jo bewaker heeft handboeien bij zich en een revolver." „Ik denk er niet aan", antwoordde Kle ber. „Ik ben onschuldig." „Zooveel te beter. Als je kalm blijft en niet probeert weg te loopen zal men je niet hard behandelen. De rest komt van zelf". Mt deze woorden draaide Hoek hem den rug toe. „Mag ik de resultaten van uw onderzoek nu eens van u vernemen, inspecteur?" vroeg de officier van justitie. „Geheimraad Von Sorben heeft me reeds een en ander medegedeeld." Nadat Hoek eenige dingen verteld had, die wij reeds lang weten, vervolgde hij: „De leugens van Kleber stellen de mogelijkheid vast, dat hij uit haat de verdenking van den moord op dc freule heeft laten vallen, doch haar onschuld is niet bewezen. Hij heeft ten onrechte beweerd dat de freule hem over den brief aan den notaris onder vraagd heeft, alleen om daardoor te wil len laten gclooven, dat ze een bijzonder belang hud in den spoedigen dood van den generaal. Ook zijn pogingen om dokter Von Trotten in de zaak te betrekken zijn zeer verdacht. Het kamermeisje heeft hij weten te bepraten en het hangslot waar schijnlijk zelf in den vuilnisemmer gewor pen. Dit alles kan echter uit persoonlijken haat en met het doel gebeurd zijn om de dame, die hij voor de moordenaars ter houdt, te compromitteeren. Het bewijst niet, dat hij do moordenaar en dat do freule onschuldig is. De omstandigheid, dat de freule van de erfenis afziet, is van geen gewicht. Hoe gunstig mijnheer de ge heimraad ook over haar moge oordeel en, zoo kan een ander, die haar voor een huiche laarster houdt, vasthouden aan de mec- ning, dat ze dit slechts gedaan heeft om alle verdenking van zich af te wenden, nu ze zich ontdekt ziet. Alles, wat in haar voordeel pleit, kan evenzeor tot haar na deel uitgelegd worden, zoodra men gaat aannemen, dat ze een geslepen huichelaar ster is. En om dit te bewijzen zou men zich kunnen beroepen op het feit, dat het haar in zoo'n korten tijd gelukt is, den generaal er toe te brengen haar tot zijn eenige erfge name te benoemen, ja, dat ze zelfs mijn heer den geheimraad op haar hand heeft weten te krijgen." (Wordt vervolgd).

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1930 | | pagina 13