Naar aanleiding van een advies in de Stadhuiskwestie UIT DE RADIO-WERELD ZATERDAG 5 APRIL 1930 DE LEIDSOr COURANT TWEEDE BLAD PAG. 6 Het is wet moer dan treurig, dat schrij ver moet toegeven, dat de moderne rich ting na 40-iavicc. pogingen, ons in plants van iets volmaaktere, iets, wat meor dool- matig, rationeel ou ontwikkeld is, dan het voorgaande, integendeel niet eens iets ge lijkwaardigs kan bieden, omdat de mo derne 10 jaar oude bouwkunst nog in de winsels ligt. En daarvoor heeft men eeno hoogstaande, volontwikkclde bouwkunst (Berlage) gelijk dc Renaissance deed in den hoek geworpen. En nu hebbe" do grootste geniën vanaf Bramante en Michol- Angelo af tot op den huiden dag in 4 eeuwen nog geen enkel belangrijk monu ment tot stand gebracht,, dat g c 1 ij k- waardig is- met do kathedralen, raad huizen 'Ier middeleeuwen, of met do laken hal vl Yporen. Toen het Romaansch cn de Gothiek met hun niouwo en voor dien tijd moderne vormen voor den dag kwa men, brachten zij reeds in die eerste beginperiode iets beters en volmaak ter» dan de voorgaande perioden haddon tot stand gebracht; en dc nieuwe moderne lichting is na 40 proefkonijns-jaren nog niot in staat ons iets gelijkwaardigs te scheppen. Dat heeft echter de Noo-Gothiek wel tot stand gebracht up ieder gebied. Maar schrijver zal wel niets gehoord hebben van de groote monumenten iü Neo- Gothiok in den laafcsLen tijd begonnen of voltooid. De groote kerken of dommen van Liuz, Lille, Barcelona, Madrid, New-York, Weenen (Votief Kirche) of van de raadhui zen en parlementsgebouwen van Buda pest, Weenen, Montreal, Sydney enz. En juist deze gothische zijn hot meest gelijk waardig aan dc groote monumenten der middeleeuwen. Zeker, die monumenten lig- gen wat verder dan de St. Bavo, waarvan schrijver niet eens de stijl noch de bouw tijd kent. De hcrschenschim van een nieu wen stijl en van een nieuwen bouwstijl laat schrijver nergens los. Cuypers kent dat droombeeld niet, en waar Dr. Berlage van een toekomstige nieuwe bouwkunst spreekt, maakt hij den grootsten blunder. Hij verwacht een nieuwen bouwstijl eerst na het, opkomen van een nieuwe wereldidee waaronder hij een zekeren godsdienst ver staat, en wel de godsdienst van de sociale gelijkheid. Buitendien acht ook Berlage een nieuwe stijl zonder niouwo contruktievonn niet mo gelijk. Nu hebben wij reeds herhaaldelijk daarop gewezen, dat een nieuwe construk- tievorm buiten de drie bekenden (de rechte lijn, rondboog en spitsboog) niet meer denkbaar is. Wij vragen schrijver nu: „Wat zal dat voor 'n nieuwe stijl zijn, die op een nieuwen godsdienst moet wachten en geen nieuwe konstruktievorm heeft?" In alle geval eon leugen of een onzin of alle twee. Schrijver meent, dat in Neo-Gothiek te gaan bouwen, geen ander resul taat kan hebben, dan do vervalperiode van do Gothiek te voleinden. Nu is he£ dan toch heel vreemd, dat niet de Neo-Gothiek, maar wel de moderne bouwkunst stad en land reeds heeft ontsierd met „begriplooze en onbenullige bouwsels" waarover de mo dernen van den bond van Nederlandsche Architecten thans zoo bittor klagen. Heeft de moderne bouwkunst reeds in haar kinds heid de vervalperiode bereikt? Schrijver spreekt dan nog van „nieuwere eibchen, welke in strijd met de Gothiek zijn eu van hinderlijke zuilen, en het in eens overspannen van de geheele kerkruimte in gewapend beton-constructie, zonder tus- schensteunpilaren". Hier heeft schrijver in derdaad een modern bouwboginsel aange raakt, dat vooral in kerkbouw van de nood- lottigste gevolgen is gebleken. Want ziet, met dat verwerpen van pilaren heeft men verworpen vooreerst dc rationeele verdeeling in breedte, het boven licht voor het middenschip in de meeste kerkenvermoord do alge meen o kunstwet der proportie; do passende verhouding (proportio debita) is volgens Thomas van Aquine het hoofd element van alle schoonheid. Er is geen verhouding meer tusschen breedte en hoog te. Een goede proportie heeft men eerst wanneer de hoogte ten minste anderhalf maal zoo groot is als de breedte. En nu hebben wij reeds talrijke kerken, waar de breedte zelfs grooter is dan de hoogte, een gebrek, dat men niet eens hoeft te zien; maar dat men voelt. Dat zijn misbaksels van bouwkunst. Waar de passende verhou ding verworpen wordt, is noch schoonheid noch kunst meer te zoeken. Ook bestaan er reeds kerken maar het middenschip vijf en zesmaal broeder is dan de zijbeuken; dat is wanverhouding in ruimteverdeeling. Door dat moderne beginsel van breed en laag, dat onze geniale Dr. Cuypers zoo zeer verfoeide, hebben wij kerken gekre gen, waarbij de bijzaken en onderdeden tut hoofdzaak geworden zijn: gewelf en dak grooter dan het oigenlijk gebouw, de op gaande muren. Men denke hier aan een mensch, bij wien het hoofd grooter is dan het geheele lichaam. Ja, er bestaan reeds kerken, die geen lichaam meer hebben, maar enkel gewelf en dak. Daar zijn alle wetten van schoonheid en kunst vertrapt en die moderne wangedrochten van een heids/lokalen worden dan nog kerken ge noemd. „Van moderne kerken, verlos ons, Heer". Bij zulke misbakscis van kerken kan men, gelijk schrijver terecht opmerkt, geen gothische vormen toepassen; de rioolboog, het mispunt onder de bogen, past daarvoor wel het beste. In één punt heeft echter schrijver goed gezien, namelijk, dat de groote stijlen van het verleden en hun hooge bloei geworteld waren in een sterken gemeenschapszin, in Let streven naar één doel en in de eenheid van gedachte. Dan zegt schrijver: JDeve eenheid van gedachte is dan ook een nood zakelijke voorwaarde, om tot een cultuur uiting te komen, die met de genoemde stij len tc vergelijken valt". Zeer juist. Dan vraagt echter schrijver: „Bestaat op het oogenblik doze voorwaarde ten opzichte van bouwkunst? Het antwoord is aan geen twijfel onderhevig: neen". En ziet, dat is juist dc gronddwaling van geheel het bouwkundig kunstinzicht van schrijver. Wij zeggen hier trionj- fantclijk het tegeudeeL Die eenheid van gedachte, die sterke gemeenschapszin, dat streven naar een gemeen scha p p o 1 ij k doel bestaat welzoo helder en vast als in de middeleeuwen; en wat nog meer is, die eenheid zal blijven bestaan onveranderd tot aan het einde der dagen. Het is dc eenheid van ons Christendom mot zijn ge heel eigen cultuur en kunst, hemelhoog superieur boven alle buiten-christe lijke cultuur en kunst. Het is ons geloof met zijne onveranderlijke waarheden, dog- men, mysteriën, symbolen, heiligheid enz. Eu op bouwkundig gebied is 't nu juist do Gothiek die de klaarste uitingis van onze christelijke cultuur, en waarin de christelijke idee, de ware en oenige wcreldidee, op de volmaakste wijze met geheel hare traditie ten uitvoer is ge bracht, gelijk dat reeds voor 60 jaren zeor uitvoerig is bewezen door Dr. J. Jongman S.J. in zijn beroemd werk „Aesthetik", voor 't eerst verschenen in I860. Hier nu ligt het geheim der Gothiek en hare blijvende waarde voor do toekomst opgesloten. Gelijk Dr. Cuypers het zoo kort en krachtig uitdrukte. De Gothiek berust op de waarheden van oüs geloof, op de wet ten en van het gezond verstand. Ons ge loof nu, en ook het gezond verstand zullen het nog wel een tijdje uithouden en ook de tegenwoordige periode van beginselloos heid in de kunst overleven. In de Gothiek loeft de eenheid van ge dachte en het gemeenschappelijk doel, wel ke schrijver zeer terecht uoodig acht voor de bouwkunst, zoo goed als in de 12e en 13e eeuw; terwij] voor een nieuwe stijl of bouwkunst na 40-jarig pogen nog geen idee, geen eenheidsgedachte, ja zelfs geen nieuwe constructievorm aanwezig zijn. Of toch? Wij willen rechtvaardig zijn, en daar om hier even wijzen op eene „nieuw e" constructievorm welke bij moderne gebou wen, ook bij kerken, niet zelden voorkomt. Men laat, om tot eenc verbinding van twee punten te komen, iederen baksteen 5 a 6 c.M. vooruitspringen tot de verbinding be reikt is. Welnu, in deze constructievorm zit geen sikkepitje logica of aesthetiek en nog minder sterkte of schoonheid. Ja, er zijn constructeurs, die ook den schoonen ratio- neelen boog vreezen, gelijk de duivel heb kruis. Het mooiste is echter dit, dat deze „mo derne" constructievorm reeds bekend was ciz'ca twaalf eeuwen vóór Christus; maar als te simpel en ondoelmatig bijna nooit in praktijk werd gebracht. Op dezelfde wijze worden ook moderne kapiteelen gefabri ceerd, waarbij dan nog eenige steenen wat verder moeten uitsteken, eenige op den kop, andere dwars of scheef- moeten staan en klaar in 't moderne kapiteel. En met zulke moderne antiquiteiten wil men een nieuwen „tijdmatigen" stijl vormen! Met volle instemming lazen wij wat schrijver volgens Maritain onder „Christe lijke Kunst" wil verstaan: „Wij verstaan onder christelijke kunst een kunstvorm, welke het karakter van het Christendom in z i c h draagt". Prachtig; wij ónderstreepen. En nu stellen wij aan schrijver de vraag: „Welke stijl, welke kunstrichting, welke kunstperiode draagt het karakter van het Christendom het „v olmaakst" in zich. (Lot wel, wij zeggen niet „uitsluitend", want wij vinden het christelijk karakter ook reeds duidelijk in de romaansche perio de). Met schrijver zeggen wij hier: „Het antwoord is aan geen twijfel onderhevig", en triomfantelijk schrijven wij: Dat christelijk karakter is'tvol- maakst uitgedrukt indeGo- thiek cn Ne o-G o t h i e k. In „Stijlkunde" van Prof. Hartmaira lezen wij: „Sprekender en volmaakter had de ten hemel strevende idee van het Christendom niet in steen kunnen worden uitgedrukt, dan in deze wonderbare bouwwerken van den gothieken stijl", pag. 118. Had onze Berlage de kennis van ons geloof en onze kerk gelijk schrijver en wij, dan zou hij evenzoo kunnen oordeelen over de Go- hiek, en geen nieuwe stijl van een nieuwe wereldidee of religie verwachten. Wij we ten immers met absolute zekerheid, dat er geen nieuwe woreldidee of godsdienst kan ontstaan tenzij een valsche. Ten slotte vraagt schrijver: „Zullen wjj alle hoop op een betere bouwkunst moe ten opgeven? Of hebben wij to hopen op een tijd waarin de menschheid weer één gemeenschappelijk ideaal zal nastreven?" Lieve hemel moet ik hier uitroepen. Heb ben wij dan dat één gemeenschappelijk ideaal niet meer? Dat is toch „onze k a t h o 1 i e k-c hristelijke gedach- t e, daar tooh alleen het Katholieke Chris tendom in diepste consequentie alle voor waarden bevat voor een gezonde samenle ving". Welk nieuwe wereld-idee wil schrij ver dan nog met Berlage zoeken of verwachten, buiten het eene gemeen schappelijke ideaal der christelijke ge dachte? Als nu echter geen nieuwe betere bouw kunst is te verwachten zonder één ge meenschappelijk ideaal (of eenheid van gedachte) en dat gemeenschappelijk ideaal reeds bestaat en niet meer te zoeken is, dan heeft schrijver tooh we! duidelijk zijn eigen vonnis geveld. De hoop op een nieuwe, betere bouwkunst moet schrijver definitief opgeven, omdat er geen gees telijken ondergrond of fondament daar voor te vinden is, tenzij die reeds gelegd is, Christus, ons eenig gemeenschappelijk ideaal voor altijd. De volmaakte bouwkundige uitdrukking van dat ideaal vinden wij in de Gothiek, gelijk wjj reeds gezien hebben. En wij kunnen hier wijzen op eene ondervinding van bijna 7 eeuwen; immers vanaf circa 1260 zijn alle pogingen eene betere, vol maaktere uiting van de idee des Christen doms op bouwkundig gebied te geven, mis lukt en minderwaardig gebleven, uitgeno men de nieuw-Gothiek, welke bewezen heeft gelijkwaardige kunstwerken te kun nen scheppen. Volmaakt gelijkwaardige kunst kunnen wij dadelijk weer hebben, z o o d r a de vakmannen zich ma ar weer ootmoedig aan tra ditie en stijl willen onder werpen. Daarop wijst Maritain, waar hij schrijft over de middeleeuwen: „Gelukkige tijd, waarin een eenvoudig volk opgeleid werd iu de schoonheid zonder het te weten.... Men schiep de schoonste dingen en men I aanbad zich minder. Do zalige ootmoedig- J heid, waarin de kunstenaar zich bevond, I verhief zijn werkkracht en zijn vrijheid. De Renaissance heeft den artiest gek ge- I maaktdoor hem zijn eigen grootheid te openbaren". In plaats van het gemeen schappelijk christelijk oolinoedigheidside- aal is het oude heidensc-he ideaal van hoogmoedswaanzin getreden, do „eigen ik"-etrooming, waarbij ieder constructeur „zich-zelf-zijn" wil, en daarbij zich zelf tot eenige kunstregel of stijl proclameert. Aan wet en stijl wil men niet ineer ge- looven en nog minder zich daaraan on derwerpen. En toch zegt weerom Maritain in „Kunst der scholastiek": „Het behoort tot het wezen der kunst vaste regelen of wetten to hebben, viae certae et determi- natae, en deze vaste kunstregelen zijn te vinden in de historische stijlen, en het volmaakst in de Gothiek, welke op de waarheden van ons geloof en op de wet ten van het gezond verstand berusten. Gebrek aan stijl heeft ons eene bouw kunst gebracht „die stad en land ont siert met begriplooze onbenullige bouw sels". En daarom kan dan ook Berlage reeds voor jaren spreken van „een wanhopige chaos van leenjkheid" mot betrekking tot de bouwkunst van dezen tijd. Ed de groote Ruskin, over zekere nieuwere kunstuitin gen sprekeud, noemt deze „de schaamte- looze pogingen orn iets vreemds te leveren, of iets nieuws ter wille van de nieuwigheid." Tot allen echter, die geen historischcn stijl meer willen volgen, en maar altijd een nieuwen of eigen stijl zoeken, richten wij deze woorden van den geleerden Bos- suet: „Gij wilt uw eigen inzicht volgen, gij wilt geleerder cn verlichter zijn dan anderen; gij acht u gekrenkt en verne derd langs gewone wegen te moeten Iqo- peng ij w i 11 auteur z ij n, uitvin der; gij wilt u zelf verheffen boven anderen door het zon derlinge uw or gevoelens; in één woord, gij wilt of wel naam maken onder do mens oh en, ofwel u zeli bewonderen in het geheim, als een bui tengewoon man." Daarbij past nog een woord van Ruskin: „De nieuwigheid heeft haar oorsprong in zelfzucht, oppervlakkigheid en vooroor deel en is het kenmerk van a 11 e d a a g- s c h e zielen." Groenendijk, 25 Maart 1930. J. M. KEÜLERS, Pastoor Ong. Karmeliet. Pogramma's voor Zondag 6 April. Huizen. 1875 M. 8.309.30 KRO. Morgenwijding. 9.50 NCRV. Kerkdienst vanuit de Ned. Herv. Kerk (Nieuwe Kerk) te Zierikzee. 12.01-12.30 KRO. Mr. A. I. M. J. Baron v. Wijnbergen. Aanvullend onderwijs." 12.302.00 KRO. Concert. KRO-Salon-orkest 2.002.30 KRO. Lezing door Alex Paulsen, Onderwerp: Op het Kroatische platteland". 2.303.00 Herman de Man: „Pallieterjanus" van Floran Lambrechts. 3.004.00 KRO. Concert door het versterkt Orkest der N. H. M. 4.005.00 KRO. Ziekenlof. 5.005.15 Zakenzender Vaz Dias. 5.50 NCRV. Kerkdienst vanuit de Evang. Lulh. Kerk (Oude Kerk), Spui te Amsterdam. 7.307.55 KRO. C. J. J -Terwisga van Schel - tinga: „Practische waardeering". 7.558.05 KRO. Voetbaluitslagen. 8.05S.10 KRO. Intenties van het Aposto laat des Gebeds. 8.108.20 KRO. Praatje door den Voorzit ter Pastoor Perquin. 8.209.45 KRO. Studio-opvoering van „Het aardige Molentje". Opera-comique in 2 ta- freelen. Naar het Fransch van Clairville, mu ziek van Alph. Varney. 9.30 ca. KRO. Nieuwsber. 9.4510.45 KRO. Concert. KRO.-orkest, 10.4511.00 KRO, Epiloog door Klein Koor •Hilversum, 2071 M. 9.00 VARA-uitzending. 10.30 VPRO. Kerkuitz. vanuit het Gebouw van den Ned. Prot. Bond te Laren. I 12.0112.30 AVRO. Lezing door Dr. C. H. Sluiter: De tropische groei der organische chemie. I 12.402.00 Concert, AVRO-Octet. 2.00 Verslag door ooggetuige van den Intern, j Voetbalwedstrijd NederlandItalië. Daarna: gramofoonm. In de rustpoos: Sportuitsl. 5.00 VARA-uitzending. 7.308.00 AVRO. Gramofoonmuz. 8.00 Tijdsein, pers- en sportnieuws. 8.15. „De Tooverfluit". van W. A. Mozart Versterkt koor en Omroeporkest, solisten. Daarna: Gramofoonpl. 12.00 Sluiting. Daventry, 1554,4 M. 3.20 Kerk-cantate no. 180 van Bacli. 4.05 Kinderkerkdienst. 435 Concert, 5.35 Piano-recital door E. Stqpermann. 6.206.35 Bijbellezing. 8.20 Kerkdienst. 9.05 Liefdadigheidsoproep. 9.10 Nieuwsber. 9.25 Kamermuziek. 10.50 Epiloog. „R a d i o-P a r i s". 1725. 12.50 Gewijde muziek. I.203.20 Gramofoonmuziek. 3.20 Orkestconcert. 5.20 Vastenpreek. 6.50 Dansmuziek. 7.50 Poppenkast. 9.05 Concert. Orkest eo solisten. 10.20 Dansmuziek. Langenberg, 473 M. 6.207.20 Gramofoonpl. 8.259.20 Kath. Morgenwijding. 10.5012.15 Koprconcert. 12.20130 Concert. Orkest en piano. 3,20 Koor-concert 4.104.35 Verslag van voetbalwedstrijd. Daarna: Gramofoonpl. 5.005.50 Kinder-hoorspel. 7.30 Concert. Koor, orkest en bas. Daarna tot 11.20: Dansmuziek. II.2012.20 Orkestconcert. Kalundborg, 153 M. 2.504.50. Orkestconcert en declamatie. 5.406.10 Harmonica-concert. 7.2010.10 „Jette Gebert". zangspel, mu ziek van Walter Kollo. 10.1011.50 Dansmuziek. Brussel, 508,5 M. 2.50 Orkestconcert. 5.20 Dansmuziek. 6.50 Gramofoonpl. 8.35 Gramofoonpl. 8.50 Opera-uitzending. Ze er en, 1635 M. 6.208.10 Lezingen. 8.10 Morgenwijding, klokgelui. 10.20 Lezing, 10.50 Koorconcert. 12.20 Verslag uit Monte Carlo van de paar denrennen om de „Grand Prix". 12.35 Orkestconcert. 1.20 Voorlezing. I.50 Liederen-voordracht. 2.20 Gramofoonmuziek. 3.50 Concert. Instrum. Kwintet. 4.20 Verslag van de Rugby-match Frankrijk- Duitschland. 5.207.15 Lezingen. 7.20 „Madame Dubarry". Operette in 3 bedr. Muz, van Carl. Millöcker. Daarna tot 11,50: Dansmuziek. Programma's voor Maandag 7 April. Huizen, 1875 M. (Uitsl. N.C.R.V.-uitzendiiigen). 8.159.30 Concert. 10.3011.00 Ziekendienst. II.0011.30 Lezen van Chr. Lectuur. 12.301.45 Orgelconcert door Jan Zwart. 2.002.35 Uitz. voor scholen. 2.353.15 A. J. Herwig: De kamerplanten in deze maand. 3.153.45 Knipcursus. 4.005.00 Ziekenuurtje. 5.006.30 Concert. Mevr. v. EssenVenne- man (zang), A. J. Mooy (orgel). 6.307.00 W. Santema: „Frysk bloed tsjoch op". 7.007.45 Zangcursus. 8.008.50 Concert ioor de Arnhemsche Orkestvereen. Z. Hulleman (fluit). 8.509.10 Intermezzo te verzorgen door P. J Risseeuw. 9.1010.00 Vervolg concert. 10.0010.1Persber, 10.1510.45 Bezoek van den Radio-dokter. I.4511.00 Gramofoonmuziek. Hilversum, tot 6 uur 298 M. Na 6 uur 1071 M. 10.0010.15 Morgenwijding. 12.002.00 Concert. AVRO-Kwintet. 2.002.45 Kookpraatje door P. J. Kers. 2.454.30 Aansl. van het Rembrandt Thea ter te Amsterdam. 5.006.00 Einderuurtje. 6.016.45 Gramofoonpl. 6.457.15 AVRO-Tooneelhalfuurtje. Rob. Geraerds over: De Passiespelen te Oberam- mergau. 7.157.45 Engelsch: Beginners. 7.458.00 Gramofoonpl. 8.15 Aansl. Concertgebouw te Amsterdam. Het Concertgebouw Orkest. Daarna Persber. Gramofoonpl. 12.00 Sluiting. Daventry, 1554.4 M. 10.35 Morgenwijding. II.05 Lezing. 12.20 Orgelconcert, E. T. Cook, J. Newton (alt). I.35 Orkestconcert. 2.202.50 Gramofoonpl. 4.20 Dansmuziek. 4.50 Orkest concert, 5.35 Kinderuurtje. 6.20 Lezing. 6-35 Nieuwsber. 7.00 Cello-soli door M. Frank 7.20—7.40 Lezing. 7.45 Lezing. 8.05 Vaudeville. 9.-20 Nieuwsber. 9.45 Lezing. 10.00 Concert. Koor en orkest. II.2012.20 Dansmuziek. „Radio Par i s", 1725 M. 12.502.20 Gramofoonpl. 4.05 Orkestconcert en soli. 8,20 Concert. Orkest en solisten. Langenberg, 473 M. 6.207.20 Gramofoonpl. 9.3511.15 Gramofoonpl. 11.3012.10 Gramofoonpl. 12.051.50 Concert. Orkest cn sofisten. 4.505.50 Concert. Orkest en alt. 7.20 Collegium Musicum. Orkest en piano. Daarna tot 11.20: Dansmuziek. Niet alleen Radio-toestellen, N.V. I.E.M.C.I _(Recl.) Kalundborg, 1153 M. 11.201.20 Orkestconcert. 2.554.55 Concert. Orkest en zang. 7.208.20. Orkestconcert. 8.509.20 Piano-recital. 9,4010,20 Orkestconcert en declamatie. Brussel, 508.5 M. 5.20 Trio-concert. 6.50 Gramofoonpl. 8.35 Gramofoonpl, 8.50 Orkestconcert. Zeeson 1835 M. 6.1511.50 Lezingen. IJ.5012.15 Gramofoonpl. 12.15—1.20 Lezingen. 1.201.50 Gramofoonpl. 1.50—3.50 Lezingen. 3.504.50 Lezingen. 4.507.20 Lezingen. 7.20 Orkestconcert. 7.50 „Liebe". Hoorbeeld van E. Kuhhnann. 8.50 Fluitconcert. 9.05 Berichten. Daarna tot 11.50: Dans muziek. HOE WORDT EEN RADIO-LAMP BEHANDELD? Zeker 75 van de gebruikte radiclainpen geraken defect door een ruwe behandeling en de fabrikant krijgt natuurlijk de schuld. De gemiddelde levensduur van een goede radio lamp bedraagt i 1000 uren. Er zijn lampen onder die 1500 uren halen en zelfs meer, maar er zijn ook exemplaren die reeds na\700 uren defect geraken. In 't algemeen gesproken heeft de lamp na 1000 uren echter haar beste tijd gehad; zij werkt nog wel, maar geeft vee] minder versterking. Alles hangt af van de behandeling. Da meeste defecten ontstaan bij de laagfrequent- versterliings- en eindlampen. Deze lampet toch branden steeds op de volle gloeispanning en hebben de hoogste anodespanning te ver duren. De hoogfrequentsversterkings- en de tectorlamp zijn als regel voorzien van gloei- draadweerstanden en krijgen lagere anode spanning. Ook de negatieve roosterspanning welke aangelegd wordt voor laagfrequentver- sterkings- en eindlamp, heeft invloed op dec levensduur. De plaat van de lamp, die tegenover der gloeidraad staat, heeft een hooge positieve spanning ten opzichte daarvan. De gloeidraad wordt door de plaat aangetrokken. Tusschen gloeidraad en plaat bevindt zich het rooster, dat een negatieve spanning bezit ten opzichte van den gloeidraad. De aantrekkende kracht van de plaat wordt hierdoor dus belangrijk verminderd. Wordt nu de negatieve rooster- spanning onderbroken, dan is de gloeidraad onderhevig aan een schok tengevolge van de plotselinge sterke aantrekking door de plaat Het herhaaldelijk onderbreken van de nega tieve roosterspanning doet de gloeidraad dus geen goed. Het opvoeren van de anodespan ning boven het normale (125 a 150 volt belast gemeten) voor L. F, versterkings- en eind- lamp is ook verkeerd. De emissie wordt ab normaal vergroot en de lamp is „op" voor haar tijd. Ook het gebruik van een accu direct na het laden is niet aan te bevelen. De accu spanning bedraagt aan het einde der lading 5 volt, dus 1 a 1,5 volt boven de maximum- gloeispanning, hetgeen op den duur ook fnui kend voor de lamp is. Een accu gebruiken tij dens de lading is vanzelfsprekend ook geheel verkeerd; de gloeispanning loopt dan nog booger op. Den luisteraars geven we daarom gaarne on derstaande wenken in overweging: 1. Verbreekt de roosterspanning nimmer, terwijl de anodespaning nog „aan" staat, 2. Gebruikt geen hoogere anodespanning dan c.a. 150 volt voor H.F. en L.G. versterkings lampen. 3. Gebruikt geen accu van hoogere klem spanning dan 4 volt. 4. Gaat niet ruw met de lampen om. 5. Verwisselt de lampen slechts indien dit noodzakelijk is; schakel de anodespanning eerst af. 6. Geeft uw lampen niet tijdelijk te; leen. 7. Rukt de lampen niet aan den glazen bal lon uit het toestel, doch irek ze er aan den sockel uit Hel doorbranden van den gloeidraad ge schiedt door een te hooge gloeispanning. b.v. door kortsluiting op de anodebatterij of hel plaatspanningapparaat. Alvorens de lampen is een nieuw gebouwd toestel te plaaten contro- leere men vooral de volgende verbindingen: De pluspool van de roosterspanningbatterij en de minpool van den accu, alsmede de min pool van het plaatspanning-aparaat zijn ver bonden met „aarde". De detector-plaatspan- ning is verbonden met O. P. van den lsten L. F. transformator, soms tevens met de ano de-spoel. De hoogste anodespanning is ver bonden met O. P. van den 2den L. F. trans formator en met één van de luidspreker-aan sluitingen, dikwijls ook met de anodespoel (hieraan komt slechts één draad). Bij gebruik van een z.g. penthode-eindlamp wordt een extra verbinding gemaakt tusschen het schroefje aan de huls van de lamp en de hoogste anodespanning. De verbindingen van een hoogfrequentschermroosterlamp worden als volgt gemaakt: De plaatpen van het H. F.- lampvoelje wordt verbonden met de detec torspanning, dus aan O. P. van den lsten L.F.- transforraator. De draad die oorspronkelijk aan de plaatpen van het lampvoetje zat, wordt thans verbonden met den top van de lamp. W- P

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1930 | | pagina 6