Naar aanleiding van een advies in de
Stadhuiskwestie
UIT DE RADIO-WERELD
ZATERDAG 5 APRIL 1930
DE LEIDSOr COURANT
TWEEDE BLAD PAG. 6
Het is wet moer dan treurig, dat schrij
ver moet toegeven, dat de moderne rich
ting na 40-iavicc. pogingen, ons in plants
van iets volmaaktere, iets, wat meor dool-
matig, rationeel ou ontwikkeld is, dan het
voorgaande, integendeel niet eens iets ge
lijkwaardigs kan bieden, omdat de mo
derne 10 jaar oude bouwkunst nog in de
winsels ligt. En daarvoor heeft men eeno
hoogstaande, volontwikkclde bouwkunst
(Berlage) gelijk dc Renaissance deed in
den hoek geworpen. En nu hebbe" do
grootste geniën vanaf Bramante en Michol-
Angelo af tot op den huiden dag in 4
eeuwen nog geen enkel belangrijk monu
ment tot stand gebracht,, dat g c 1 ij k-
waardig is- met do kathedralen, raad
huizen 'Ier middeleeuwen, of met do laken
hal vl Yporen. Toen het Romaansch cn
de Gothiek met hun niouwo en voor dien
tijd moderne vormen voor den dag kwa
men, brachten zij reeds in die eerste
beginperiode iets beters en volmaak
ter» dan de voorgaande perioden haddon tot
stand gebracht; en dc nieuwe moderne
lichting is na 40 proefkonijns-jaren nog
niot in staat ons iets gelijkwaardigs te
scheppen. Dat heeft echter de Noo-Gothiek
wel tot stand gebracht up ieder gebied.
Maar schrijver zal wel niets gehoord
hebben van de groote monumenten iü Neo-
Gothiok in den laafcsLen tijd begonnen of
voltooid. De groote kerken of dommen van
Liuz, Lille, Barcelona, Madrid, New-York,
Weenen (Votief Kirche) of van de raadhui
zen en parlementsgebouwen van Buda
pest, Weenen, Montreal, Sydney enz. En
juist deze gothische zijn hot meest gelijk
waardig aan dc groote monumenten der
middeleeuwen. Zeker, die monumenten lig-
gen wat verder dan de St. Bavo, waarvan
schrijver niet eens de stijl noch de bouw
tijd kent. De hcrschenschim van een nieu
wen stijl en van een nieuwen bouwstijl laat
schrijver nergens los. Cuypers kent dat
droombeeld niet, en waar Dr. Berlage
van een toekomstige nieuwe bouwkunst
spreekt, maakt hij den grootsten blunder.
Hij verwacht een nieuwen bouwstijl eerst na
het, opkomen van een nieuwe wereldidee
waaronder hij een zekeren godsdienst ver
staat, en wel de godsdienst van de sociale
gelijkheid.
Buitendien acht ook Berlage een nieuwe
stijl zonder niouwo contruktievonn niet mo
gelijk. Nu hebben wij reeds herhaaldelijk
daarop gewezen, dat een nieuwe construk-
tievorm buiten de drie bekenden (de rechte
lijn, rondboog en spitsboog) niet meer
denkbaar is.
Wij vragen schrijver nu: „Wat zal dat
voor 'n nieuwe stijl zijn, die op een nieuwen
godsdienst moet wachten en geen nieuwe
konstruktievorm heeft?" In alle geval eon
leugen of een onzin of alle twee.
Schrijver meent, dat in Neo-Gothiek
te gaan bouwen, geen ander resul
taat kan hebben, dan do vervalperiode
van do Gothiek te voleinden. Nu is he£ dan
toch heel vreemd, dat niet de Neo-Gothiek,
maar wel de moderne bouwkunst stad en
land reeds heeft ontsierd met „begriplooze
en onbenullige bouwsels" waarover de mo
dernen van den bond van Nederlandsche
Architecten thans zoo bittor klagen. Heeft
de moderne bouwkunst reeds in haar kinds
heid de vervalperiode bereikt?
Schrijver spreekt dan nog van „nieuwere
eibchen, welke in strijd met de Gothiek
zijn eu van hinderlijke zuilen, en het in eens
overspannen van de geheele kerkruimte
in gewapend beton-constructie, zonder tus-
schensteunpilaren". Hier heeft schrijver in
derdaad een modern bouwboginsel aange
raakt, dat vooral in kerkbouw van de nood-
lottigste gevolgen is gebleken. Want ziet,
met dat verwerpen van pilaren heeft men
verworpen vooreerst dc rationeele
verdeeling in breedte, het boven
licht voor het middenschip in
de meeste kerkenvermoord do alge
meen o kunstwet der proportie; do
passende verhouding (proportio debita) is
volgens Thomas van Aquine het hoofd
element van alle schoonheid. Er is geen
verhouding meer tusschen breedte en hoog
te. Een goede proportie heeft men eerst
wanneer de hoogte ten minste anderhalf
maal zoo groot is als de breedte. En nu
hebben wij reeds talrijke kerken, waar de
breedte zelfs grooter is dan de hoogte, een
gebrek, dat men niet eens hoeft te zien;
maar dat men voelt. Dat zijn misbaksels
van bouwkunst. Waar de passende verhou
ding verworpen wordt, is noch schoonheid
noch kunst meer te zoeken. Ook bestaan er
reeds kerken maar het middenschip vijf en
zesmaal broeder is dan de zijbeuken; dat
is wanverhouding in ruimteverdeeling.
Door dat moderne beginsel van breed
en laag, dat onze geniale Dr. Cuypers zoo
zeer verfoeide, hebben wij kerken gekre
gen, waarbij de bijzaken en onderdeden
tut hoofdzaak geworden zijn: gewelf en dak
grooter dan het oigenlijk gebouw, de op
gaande muren. Men denke hier aan een
mensch, bij wien het hoofd grooter is dan
het geheele lichaam. Ja, er bestaan reeds
kerken, die geen lichaam meer hebben,
maar enkel gewelf en dak. Daar zijn alle
wetten van schoonheid en kunst vertrapt
en die moderne wangedrochten van een
heids/lokalen worden dan nog kerken ge
noemd. „Van moderne kerken, verlos ons,
Heer". Bij zulke misbakscis van kerken kan
men, gelijk schrijver terecht opmerkt, geen
gothische vormen toepassen; de rioolboog,
het mispunt onder de bogen, past daarvoor
wel het beste.
In één punt heeft echter schrijver goed
gezien, namelijk, dat de groote stijlen van
het verleden en hun hooge bloei geworteld
waren in een sterken gemeenschapszin, in
Let streven naar één doel en in de eenheid
van gedachte. Dan zegt schrijver: JDeve
eenheid van gedachte is dan ook een nood
zakelijke voorwaarde, om tot een cultuur
uiting te komen, die met de genoemde stij
len tc vergelijken valt". Zeer juist. Dan
vraagt echter schrijver: „Bestaat op het
oogenblik doze voorwaarde ten opzichte
van bouwkunst? Het antwoord is aan geen
twijfel onderhevig: neen".
En ziet, dat is juist dc gronddwaling van
geheel het bouwkundig kunstinzicht van
schrijver. Wij zeggen hier trionj-
fantclijk het tegeudeeL Die
eenheid van gedachte, die
sterke gemeenschapszin, dat
streven naar een gemeen
scha p p o 1 ij k doel bestaat welzoo
helder en vast als in de middeleeuwen; en
wat nog meer is, die eenheid zal
blijven bestaan onveranderd
tot aan het einde der dagen. Het is dc
eenheid van ons Christendom mot zijn ge
heel eigen cultuur en kunst, hemelhoog
superieur boven alle buiten-christe
lijke cultuur en kunst. Het is ons geloof
met zijne onveranderlijke waarheden, dog-
men, mysteriën, symbolen, heiligheid enz.
Eu op bouwkundig gebied is 't nu juist
do Gothiek die de klaarste uitingis
van onze christelijke cultuur,
en waarin de christelijke idee, de ware en
oenige wcreldidee, op de volmaakste wijze
met geheel hare traditie ten uitvoer is ge
bracht, gelijk dat reeds voor 60 jaren zeor
uitvoerig is bewezen door Dr. J. Jongman
S.J. in zijn beroemd werk „Aesthetik", voor
't eerst verschenen in I860.
Hier nu ligt het geheim der Gothiek en
hare blijvende waarde voor do toekomst
opgesloten. Gelijk Dr. Cuypers het zoo kort
en krachtig uitdrukte. De Gothiek berust
op de waarheden van oüs geloof, op de wet
ten en van het gezond verstand. Ons ge
loof nu, en ook het gezond verstand zullen
het nog wel een tijdje uithouden en ook
de tegenwoordige periode van beginselloos
heid in de kunst overleven.
In de Gothiek loeft de eenheid van ge
dachte en het gemeenschappelijk doel, wel
ke schrijver zeer terecht uoodig acht voor
de bouwkunst, zoo goed als in de 12e en
13e eeuw; terwij] voor een nieuwe stijl of
bouwkunst na 40-jarig pogen nog geen
idee, geen eenheidsgedachte, ja zelfs geen
nieuwe constructievorm aanwezig zijn. Of
toch? Wij willen rechtvaardig zijn, en daar
om hier even wijzen op eene „nieuw e"
constructievorm welke bij moderne gebou
wen, ook bij kerken, niet zelden voorkomt.
Men laat, om tot eenc verbinding van twee
punten te komen, iederen baksteen 5 a 6
c.M. vooruitspringen tot de verbinding be
reikt is. Welnu, in deze constructievorm zit
geen sikkepitje logica of aesthetiek en nog
minder sterkte of schoonheid. Ja, er zijn
constructeurs, die ook den schoonen ratio-
neelen boog vreezen, gelijk de duivel heb
kruis.
Het mooiste is echter dit, dat deze „mo
derne" constructievorm reeds bekend was
ciz'ca twaalf eeuwen vóór Christus; maar
als te simpel en ondoelmatig bijna nooit
in praktijk werd gebracht. Op dezelfde wijze
worden ook moderne kapiteelen gefabri
ceerd, waarbij dan nog eenige steenen wat
verder moeten uitsteken, eenige op den kop,
andere dwars of scheef- moeten staan en
klaar in 't moderne kapiteel. En met zulke
moderne antiquiteiten wil men een nieuwen
„tijdmatigen" stijl vormen!
Met volle instemming lazen wij wat
schrijver volgens Maritain onder „Christe
lijke Kunst" wil verstaan: „Wij verstaan
onder christelijke kunst een kunstvorm,
welke het karakter van het
Christendom in z i c h draagt".
Prachtig; wij ónderstreepen.
En nu stellen wij aan schrijver de vraag:
„Welke stijl, welke kunstrichting, welke
kunstperiode draagt het karakter van het
Christendom het „v olmaakst" in zich.
(Lot wel, wij zeggen niet „uitsluitend",
want wij vinden het christelijk karakter
ook reeds duidelijk in de romaansche perio
de). Met schrijver zeggen wij hier: „Het
antwoord is aan geen twijfel onderhevig",
en triomfantelijk schrijven wij: Dat
christelijk karakter is'tvol-
maakst uitgedrukt indeGo-
thiek cn Ne o-G o t h i e k.
In „Stijlkunde" van Prof. Hartmaira
lezen wij:
„Sprekender en volmaakter had de ten
hemel strevende idee van het Christendom
niet in steen kunnen worden uitgedrukt,
dan in deze wonderbare bouwwerken van
den gothieken stijl", pag. 118. Had onze
Berlage de kennis van ons geloof en onze
kerk gelijk schrijver en wij, dan zou hij
evenzoo kunnen oordeelen over de Go-
hiek, en geen nieuwe stijl van een nieuwe
wereldidee of religie verwachten. Wij we
ten immers met absolute zekerheid, dat
er geen nieuwe woreldidee of godsdienst
kan ontstaan tenzij een valsche.
Ten slotte vraagt schrijver: „Zullen wjj
alle hoop op een betere bouwkunst moe
ten opgeven? Of hebben wij to hopen op
een tijd waarin de menschheid weer één
gemeenschappelijk ideaal zal nastreven?"
Lieve hemel moet ik hier uitroepen. Heb
ben wij dan dat één gemeenschappelijk
ideaal niet meer? Dat is toch „onze
k a t h o 1 i e k-c hristelijke gedach-
t e, daar tooh alleen het Katholieke Chris
tendom in diepste consequentie alle voor
waarden bevat voor een gezonde samenle
ving". Welk nieuwe wereld-idee wil schrij
ver dan nog met Berlage zoeken of
verwachten, buiten het eene gemeen
schappelijke ideaal der christelijke ge
dachte?
Als nu echter geen nieuwe betere bouw
kunst is te verwachten zonder één ge
meenschappelijk ideaal (of eenheid van
gedachte) en dat gemeenschappelijk ideaal
reeds bestaat en niet meer te zoeken is,
dan heeft schrijver tooh we! duidelijk zijn
eigen vonnis geveld. De hoop op een
nieuwe, betere bouwkunst moet schrijver
definitief opgeven, omdat er geen gees
telijken ondergrond of fondament daar
voor te vinden is, tenzij die reeds gelegd
is, Christus, ons eenig gemeenschappelijk
ideaal voor altijd.
De volmaakte bouwkundige uitdrukking
van dat ideaal vinden wij in de Gothiek,
gelijk wjj reeds gezien hebben. En wij
kunnen hier wijzen op eene ondervinding
van bijna 7 eeuwen; immers vanaf circa
1260 zijn alle pogingen eene betere, vol
maaktere uiting van de idee des Christen
doms op bouwkundig gebied te geven, mis
lukt en minderwaardig gebleven, uitgeno
men de nieuw-Gothiek, welke bewezen
heeft gelijkwaardige kunstwerken te kun
nen scheppen. Volmaakt gelijkwaardige
kunst kunnen wij dadelijk weer hebben,
z o o d r a de vakmannen zich
ma ar weer ootmoedig aan tra
ditie en stijl willen onder
werpen.
Daarop wijst Maritain, waar hij schrijft
over de middeleeuwen: „Gelukkige tijd,
waarin een eenvoudig volk opgeleid werd
iu de schoonheid zonder het te weten....
Men schiep de schoonste dingen en men
I aanbad zich minder. Do zalige ootmoedig-
J heid, waarin de kunstenaar zich bevond,
I verhief zijn werkkracht en zijn vrijheid.
De Renaissance heeft den artiest gek ge-
I maaktdoor hem zijn eigen grootheid
te openbaren". In plaats van het gemeen
schappelijk christelijk oolinoedigheidside-
aal is het oude heidensc-he ideaal van
hoogmoedswaanzin getreden, do „eigen
ik"-etrooming, waarbij ieder constructeur
„zich-zelf-zijn" wil, en daarbij zich zelf
tot eenige kunstregel of stijl proclameert.
Aan wet en stijl wil men niet ineer ge-
looven en nog minder zich daaraan on
derwerpen.
En toch zegt weerom Maritain in
„Kunst der scholastiek": „Het behoort
tot het wezen der kunst vaste regelen of
wetten to hebben, viae certae et determi-
natae, en deze vaste kunstregelen zijn
te vinden in de historische stijlen, en het
volmaakst in de Gothiek, welke op de
waarheden van ons geloof en op de wet
ten van het gezond verstand berusten.
Gebrek aan stijl heeft ons eene bouw
kunst gebracht „die stad en land ont
siert met begriplooze onbenullige bouw
sels".
En daarom kan dan ook Berlage reeds
voor jaren spreken van „een wanhopige
chaos van leenjkheid" mot betrekking tot
de bouwkunst van dezen tijd. Ed de groote
Ruskin, over zekere nieuwere kunstuitin
gen sprekeud, noemt deze „de schaamte-
looze pogingen orn iets vreemds te
leveren, of iets nieuws ter wille
van de nieuwigheid."
Tot allen echter, die geen historischcn
stijl meer willen volgen, en maar altijd
een nieuwen of eigen stijl zoeken, richten
wij deze woorden van den geleerden Bos-
suet: „Gij wilt uw eigen inzicht volgen,
gij wilt geleerder cn verlichter zijn dan
anderen; gij acht u gekrenkt en verne
derd langs gewone wegen te moeten Iqo-
peng ij w i 11 auteur z ij n, uitvin
der; gij wilt u zelf verheffen
boven anderen door het zon
derlinge uw or gevoelens; in één
woord, gij wilt of wel naam maken
onder do mens oh en, ofwel u zeli
bewonderen in het geheim, als een bui
tengewoon man."
Daarbij past nog een woord van Ruskin:
„De nieuwigheid heeft haar oorsprong
in zelfzucht, oppervlakkigheid en vooroor
deel en is het kenmerk van a 11 e d a a g-
s c h e zielen."
Groenendijk, 25 Maart 1930.
J. M. KEÜLERS,
Pastoor Ong. Karmeliet.
Pogramma's voor Zondag 6 April.
Huizen. 1875 M.
8.309.30 KRO. Morgenwijding.
9.50 NCRV. Kerkdienst vanuit de Ned. Herv.
Kerk (Nieuwe Kerk) te Zierikzee.
12.01-12.30 KRO. Mr. A. I. M. J. Baron v.
Wijnbergen. Aanvullend onderwijs."
12.302.00 KRO. Concert. KRO-Salon-orkest
2.002.30 KRO. Lezing door Alex Paulsen,
Onderwerp: Op het Kroatische platteland".
2.303.00 Herman de Man: „Pallieterjanus"
van Floran Lambrechts.
3.004.00 KRO. Concert door het versterkt
Orkest der N. H. M.
4.005.00 KRO. Ziekenlof.
5.005.15 Zakenzender Vaz Dias.
5.50 NCRV. Kerkdienst vanuit de Evang.
Lulh. Kerk (Oude Kerk), Spui te Amsterdam.
7.307.55 KRO. C. J. J -Terwisga van Schel -
tinga: „Practische waardeering".
7.558.05 KRO. Voetbaluitslagen.
8.05S.10 KRO. Intenties van het Aposto
laat des Gebeds.
8.108.20 KRO. Praatje door den Voorzit
ter Pastoor Perquin.
8.209.45 KRO. Studio-opvoering van „Het
aardige Molentje". Opera-comique in 2 ta-
freelen. Naar het Fransch van Clairville, mu
ziek van Alph. Varney.
9.30 ca. KRO. Nieuwsber.
9.4510.45 KRO. Concert. KRO.-orkest,
10.4511.00 KRO, Epiloog door Klein Koor
•Hilversum, 2071 M.
9.00 VARA-uitzending.
10.30 VPRO. Kerkuitz. vanuit het Gebouw
van den Ned. Prot. Bond te Laren.
I 12.0112.30 AVRO. Lezing door Dr. C. H.
Sluiter: De tropische groei der organische
chemie.
I 12.402.00 Concert, AVRO-Octet.
2.00 Verslag door ooggetuige van den Intern,
j Voetbalwedstrijd NederlandItalië. Daarna:
gramofoonm. In de rustpoos: Sportuitsl.
5.00 VARA-uitzending.
7.308.00 AVRO. Gramofoonmuz.
8.00 Tijdsein, pers- en sportnieuws.
8.15. „De Tooverfluit". van W. A. Mozart
Versterkt koor en Omroeporkest, solisten.
Daarna: Gramofoonpl.
12.00 Sluiting.
Daventry, 1554,4 M.
3.20 Kerk-cantate no. 180 van Bacli.
4.05 Kinderkerkdienst.
435 Concert,
5.35 Piano-recital door E. Stqpermann.
6.206.35 Bijbellezing.
8.20 Kerkdienst.
9.05 Liefdadigheidsoproep.
9.10 Nieuwsber.
9.25 Kamermuziek.
10.50 Epiloog.
„R a d i o-P a r i s". 1725.
12.50 Gewijde muziek.
I.203.20 Gramofoonmuziek.
3.20 Orkestconcert.
5.20 Vastenpreek.
6.50 Dansmuziek.
7.50 Poppenkast.
9.05 Concert. Orkest eo solisten.
10.20 Dansmuziek.
Langenberg, 473 M.
6.207.20 Gramofoonpl.
8.259.20 Kath. Morgenwijding.
10.5012.15 Koprconcert.
12.20130 Concert. Orkest en piano.
3,20 Koor-concert
4.104.35 Verslag van voetbalwedstrijd.
Daarna: Gramofoonpl.
5.005.50 Kinder-hoorspel.
7.30 Concert. Koor, orkest en bas. Daarna
tot 11.20: Dansmuziek.
II.2012.20 Orkestconcert.
Kalundborg, 153 M.
2.504.50. Orkestconcert en declamatie.
5.406.10 Harmonica-concert.
7.2010.10 „Jette Gebert". zangspel, mu
ziek van Walter Kollo.
10.1011.50 Dansmuziek.
Brussel, 508,5 M.
2.50 Orkestconcert.
5.20 Dansmuziek.
6.50 Gramofoonpl.
8.35 Gramofoonpl.
8.50 Opera-uitzending.
Ze er en, 1635 M.
6.208.10 Lezingen.
8.10 Morgenwijding, klokgelui.
10.20 Lezing,
10.50 Koorconcert.
12.20 Verslag uit Monte Carlo van de paar
denrennen om de „Grand Prix".
12.35 Orkestconcert.
1.20 Voorlezing.
I.50 Liederen-voordracht.
2.20 Gramofoonmuziek.
3.50 Concert. Instrum. Kwintet.
4.20 Verslag van de Rugby-match Frankrijk-
Duitschland.
5.207.15 Lezingen.
7.20 „Madame Dubarry". Operette in 3 bedr.
Muz, van Carl. Millöcker. Daarna tot 11,50:
Dansmuziek.
Programma's voor Maandag 7 April.
Huizen, 1875 M.
(Uitsl. N.C.R.V.-uitzendiiigen).
8.159.30 Concert.
10.3011.00 Ziekendienst.
II.0011.30 Lezen van Chr. Lectuur.
12.301.45 Orgelconcert door Jan Zwart.
2.002.35 Uitz. voor scholen.
2.353.15 A. J. Herwig: De kamerplanten
in deze maand.
3.153.45 Knipcursus.
4.005.00 Ziekenuurtje.
5.006.30 Concert. Mevr. v. EssenVenne-
man (zang), A. J. Mooy (orgel).
6.307.00 W. Santema: „Frysk bloed
tsjoch op".
7.007.45 Zangcursus.
8.008.50 Concert ioor de Arnhemsche
Orkestvereen. Z. Hulleman (fluit).
8.509.10 Intermezzo te verzorgen door P.
J Risseeuw.
9.1010.00 Vervolg concert.
10.0010.1Persber,
10.1510.45 Bezoek van den Radio-dokter.
I.4511.00 Gramofoonmuziek.
Hilversum, tot 6 uur 298 M.
Na 6 uur 1071 M.
10.0010.15 Morgenwijding.
12.002.00 Concert. AVRO-Kwintet.
2.002.45 Kookpraatje door P. J. Kers.
2.454.30 Aansl. van het Rembrandt Thea
ter te Amsterdam.
5.006.00 Einderuurtje.
6.016.45 Gramofoonpl.
6.457.15 AVRO-Tooneelhalfuurtje. Rob.
Geraerds over: De Passiespelen te Oberam-
mergau.
7.157.45 Engelsch: Beginners.
7.458.00 Gramofoonpl.
8.15 Aansl. Concertgebouw te Amsterdam.
Het Concertgebouw Orkest. Daarna Persber.
Gramofoonpl.
12.00 Sluiting.
Daventry, 1554.4 M.
10.35 Morgenwijding.
II.05 Lezing.
12.20 Orgelconcert, E. T. Cook, J. Newton
(alt).
I.35 Orkestconcert.
2.202.50 Gramofoonpl.
4.20 Dansmuziek.
4.50 Orkest concert,
5.35 Kinderuurtje.
6.20 Lezing.
6-35 Nieuwsber.
7.00 Cello-soli door M. Frank
7.20—7.40 Lezing.
7.45 Lezing.
8.05 Vaudeville.
9.-20 Nieuwsber.
9.45 Lezing.
10.00 Concert. Koor en orkest.
II.2012.20 Dansmuziek.
„Radio Par i s", 1725 M.
12.502.20 Gramofoonpl.
4.05 Orkestconcert en soli.
8,20 Concert. Orkest en solisten.
Langenberg, 473 M.
6.207.20 Gramofoonpl.
9.3511.15 Gramofoonpl.
11.3012.10 Gramofoonpl.
12.051.50 Concert. Orkest cn sofisten.
4.505.50 Concert. Orkest en alt.
7.20 Collegium Musicum. Orkest en piano.
Daarna tot 11.20: Dansmuziek.
Niet alleen Radio-toestellen,
N.V. I.E.M.C.I
_(Recl.)
Kalundborg, 1153 M.
11.201.20 Orkestconcert.
2.554.55 Concert. Orkest en zang.
7.208.20. Orkestconcert.
8.509.20 Piano-recital.
9,4010,20 Orkestconcert en declamatie.
Brussel, 508.5 M.
5.20 Trio-concert.
6.50 Gramofoonpl.
8.35 Gramofoonpl,
8.50 Orkestconcert.
Zeeson 1835 M.
6.1511.50 Lezingen.
IJ.5012.15 Gramofoonpl.
12.15—1.20 Lezingen.
1.201.50 Gramofoonpl.
1.50—3.50 Lezingen.
3.504.50 Lezingen.
4.507.20 Lezingen.
7.20 Orkestconcert.
7.50 „Liebe". Hoorbeeld van E. Kuhhnann.
8.50 Fluitconcert.
9.05 Berichten. Daarna tot 11.50: Dans
muziek.
HOE WORDT EEN RADIO-LAMP
BEHANDELD?
Zeker 75 van de gebruikte radiclainpen
geraken defect door een ruwe behandeling en
de fabrikant krijgt natuurlijk de schuld. De
gemiddelde levensduur van een goede radio
lamp bedraagt i 1000 uren. Er zijn lampen
onder die 1500 uren halen en zelfs meer, maar
er zijn ook exemplaren die reeds na\700 uren
defect geraken. In 't algemeen gesproken heeft
de lamp na 1000 uren echter haar beste tijd
gehad; zij werkt nog wel, maar geeft vee]
minder versterking.
Alles hangt af van de behandeling. Da
meeste defecten ontstaan bij de laagfrequent-
versterliings- en eindlampen. Deze lampet
toch branden steeds op de volle gloeispanning
en hebben de hoogste anodespanning te ver
duren. De hoogfrequentsversterkings- en de
tectorlamp zijn als regel voorzien van gloei-
draadweerstanden en krijgen lagere anode
spanning. Ook de negatieve roosterspanning
welke aangelegd wordt voor laagfrequentver-
sterkings- en eindlamp, heeft invloed op dec
levensduur.
De plaat van de lamp, die tegenover der
gloeidraad staat, heeft een hooge positieve
spanning ten opzichte daarvan. De gloeidraad
wordt door de plaat aangetrokken. Tusschen
gloeidraad en plaat bevindt zich het rooster,
dat een negatieve spanning bezit ten opzichte
van den gloeidraad. De aantrekkende kracht
van de plaat wordt hierdoor dus belangrijk
verminderd. Wordt nu de negatieve rooster-
spanning onderbroken, dan is de gloeidraad
onderhevig aan een schok tengevolge van de
plotselinge sterke aantrekking door de plaat
Het herhaaldelijk onderbreken van de nega
tieve roosterspanning doet de gloeidraad dus
geen goed. Het opvoeren van de anodespan
ning boven het normale (125 a 150 volt belast
gemeten) voor L. F, versterkings- en eind-
lamp is ook verkeerd. De emissie wordt ab
normaal vergroot en de lamp is „op" voor haar
tijd.
Ook het gebruik van een accu direct na
het laden is niet aan te bevelen. De accu
spanning bedraagt aan het einde der lading
5 volt, dus 1 a 1,5 volt boven de maximum-
gloeispanning, hetgeen op den duur ook fnui
kend voor de lamp is. Een accu gebruiken tij
dens de lading is vanzelfsprekend ook geheel
verkeerd; de gloeispanning loopt dan nog
booger op.
Den luisteraars geven we daarom gaarne on
derstaande wenken in overweging:
1. Verbreekt de roosterspanning nimmer,
terwijl de anodespaning nog „aan" staat,
2. Gebruikt geen hoogere anodespanning dan
c.a. 150 volt voor H.F. en L.G. versterkings
lampen.
3. Gebruikt geen accu van hoogere klem
spanning dan 4 volt.
4. Gaat niet ruw met de lampen om.
5. Verwisselt de lampen slechts indien dit
noodzakelijk is; schakel de anodespanning
eerst af.
6. Geeft uw lampen niet tijdelijk te; leen.
7. Rukt de lampen niet aan den glazen bal
lon uit het toestel, doch irek ze er aan den
sockel uit
Hel doorbranden van den gloeidraad ge
schiedt door een te hooge gloeispanning. b.v.
door kortsluiting op de anodebatterij of hel
plaatspanningapparaat. Alvorens de lampen is
een nieuw gebouwd toestel te plaaten contro-
leere men vooral de volgende verbindingen:
De pluspool van de roosterspanningbatterij
en de minpool van den accu, alsmede de min
pool van het plaatspanning-aparaat zijn ver
bonden met „aarde". De detector-plaatspan-
ning is verbonden met O. P. van den lsten
L. F. transformator, soms tevens met de ano
de-spoel. De hoogste anodespanning is ver
bonden met O. P. van den 2den L. F. trans
formator en met één van de luidspreker-aan
sluitingen, dikwijls ook met de anodespoel
(hieraan komt slechts één draad).
Bij gebruik van een z.g. penthode-eindlamp
wordt een extra verbinding gemaakt tusschen
het schroefje aan de huls van de lamp en de
hoogste anodespanning. De verbindingen van
een hoogfrequentschermroosterlamp worden
als volgt gemaakt: De plaatpen van het H. F.-
lampvoelje wordt verbonden met de detec
torspanning, dus aan O. P. van den lsten L.F.-
transforraator. De draad die oorspronkelijk aan
de plaatpen van het lampvoetje zat, wordt
thans verbonden met den top van de lamp.
W- P