KERKNIEUWS FAILLISSEMENTEN VRAGENBUS DE LEIDSCHE COURANT DERDE BLAD PAG. 10 De corrpetitie van den Ned. Schaakbond. Sedert, de vorige opgave zijn nog de vol gende wedstrijden gespeeld: 2c klasso A: Disc. Disc. IllH. Arb. Schaakcl. I 46. 3e klasse A: Wassenaar IH. Schaakv. I 5—5; H. Westerkw. IIInter Nos (Bos koop) f51. De standen zijn nu de volgende: gcsp.gw.gel.vrl. v.-t. tot. Loidsch Sch.gcn. I 3 3l7'/3-12'/3 6 H. Arb. Sohaakcl. I 3 2 1 17 -13 i Schev. Bchaaksoc. 12 1 19 -11 2 H. Westerkw. I 22 S'/j-U'/s 0 Disc. Disc. Ill 22 8 -12 0 2e klasse B. N. Rott. Sch.v. IV 2 213-7 1 Schiedam I 2 1 1 U -11 2 Rott. Schaakcl. II 11 4«/a- 5ll-: 0 Loidsch Sch.gen. II 11 3>/3- 6»/3 0 3e klasse A Noord. H. Westerkw. II 3 2 1 17l/9-12»/2 5 Inter Nos (Boskoop) 3 2 1 lS'/s-ll1/» 4 Disc. Disc. IV 1 1 5-5 1 H. Schaakv. I 2 11 O^s-lO1/., 1 Wassenaar I 3—12 9l/3-10*/-_. 1 Om het kampioenschap van Leiden en Omstreken. In dezen wcdstryd zijn dc volgendo par tijen uitgespeeld: Groep A: A. J. Schilt wint van M. Bloem, W do Bruin wint van A J. Schilt, J. Boot wint van W. do Bruin, J. Tjalsma wint van Ir. J. J. G. van Hoek, W. dc Bruin wint van Dr. J. F. Sirks. Groep B. M. M. Segaar wint van W. Demmendaal, B. J. Wittenberg wint van G. Schoppen, N. J. v. d. Eist speelt remise met S. P. Ouworkerk. Dc stand is thans.de volgende: Groep A. Dr. C. H. Hi as 1 uit 5, J. Tjalsma 2 uit 7, J. Boot. 5 */9 uit 6, Mr. C. J. Goudsmit 1J/9 uit 3, W. dc Bruin 4uit 7, Ir. J. J. G. van Hoek 4,/a uit 0, A. J. Schilt 2«/3 uit 5, M. Bloem 1 >/3 uit7, A. G. dc Bié- court 1 uit 4 en Dr. J. F. Sirks 1V3 uit 0. Groep B. M. M. Segaar 31/» uit 7, J. Braggaar 1 uit 5, G. Bosscha 7 uit8, W. Deui- mendal (i'/2 ui» 8, S. P. Ouwerkcrk 1 uit 6, B. J. Wittenberg 3 uit 7, N. J. v. d. Eist 3'Z3 uit 8, W. H. Bosscha 5J/3 uit 8 en G. Schop pen 1 uit 7. F. do Bruyn is als deelnemer go- schrapt. In groep B is de strijd reeds beslist» Do le, 2e en 3o plaats worden hier ingonomen door G. Bosscha met 7, W. Demmendal met G'/j en W. H. Bosscha met 5»/3 punt. Dc beide eerstgenoemden gaan naar do over- winnaarsgrocp. In groep A heeft J. Boot met ö'/j uit6 de boste kansen. Hi; moet ech ter nog spelen togen Goudsmit en van Hoek en heeft nog eon afgobrokon partij togen De Blécourt, waarin hij ie'ts slechtor staat. Voor'do 2e plaats zijn nog eenige candi- daten. Het is echter jammer, dat enkele deelnemers zoo slecht opkomou, waardoor de wedstrijd te lang duurt. De commissie voor dezen wedstrijd heeft reeds moeten bosluiten één deelnomer van groep B., we gens herhaaldelijk wegblijven, te schrappen en hem ook voor het volgonde jaar van deelname uit te sluiten. Deze week wordt, de wedstrijd op Dinsdag en Vrijdag voorts gezet. Legende uit Suriname Do geschiedenis van Maconaura en Anuanaïtu. Drie dagen later komt Anuanaïtu's moe der bij Maconaura en meldt hem dat de vader eindelijk er in toestemt hem te ont vangen en zijn geschonken aan to nemen. Maconaura begeeft zich terstond naar het dorp en zijne vrouw, die hem tegemoet komt, brengt hem op staauden voet bij haar vader. Nauwe.ijkö echter ziet deze hem nade ren, of zijn toorn barst los: Hoe durft ge het wagen, schreeuwt hij, mij onder de oogen te komenOp kalmen toon geeft Maconaura hem antwoord: Het is waar, zegt hij, dat mijn huwelijk met nwe doch ter in strijd was met de gewijde gebruiken, maar juist om dion misslag te herstellen, ben ik h er gekomen. Ik ben bereid te doen en te geven al wat gij van my zult ver langen. Een verachtende lach was het antwoord. Nu dan, zoo zegt hij, dan vraag ik u dat gij in één enkelen nacht voor mij een halla (toove.stoel) maakt, met een jaguarkop aan do ééne, mijn portret aan de andere zijde. Maconaura zet zich aan den arbeid en tegen middernur-ht is de halla klaar, op het portret na. Kaikoetji had de gewoonte zijn gelaat steeds verborgen te dragen achter een kalebas, waarin slechts twee gaten waren voor de oogen. Maconaura had dat gc'nat dus niet gezien en daarom verzoekt hij zijn vrouw hem oen beschrij ving te geven van h"ars veders aangez ent. „Onmogelijk, zegt zij. van schrik ve-b'ee- kend, mijn vader is piay en weet alles, hij zou ons beiden dooden". Maconaura ziet nu geen ander redmiddel dan snel naar hel woud te Inopen, naar de hut van Kai koetji, ten einde Ic I —ohten dezes trokken te aanschouwen. Ook dit is te vergeefs, want de man ligt :n ziin hangmat als een bol ineenecdoken. Maconaura wil reeds moedeloos heengaan, toen hij oen macoe (muskiet) bi.i ziin ooren hoort brommen: „Wanhoon niet" en ormHdel'^k begint dc macoe Knikoetii te steken. Maar ook nu verroert KnB-opt-; -r"h «;pt D°ar voelt Maconaura een msekt lnnns zijn boen op klimmen. Het is een hajara (vcgt .in). Vrees niet, zegt zij, wach maar even. En zij hecht zich vast onder de hanemat, en be gint den slapenden geducht te bijten, maar doze slaat haar dood zonder zijn gelaat te ontdekken. Maconaura verliest nu allen moed, doeh zie, oen leger van mieren rukt aan en de aanvoerders roeoen hem toe: Vrees niet, wij komen u helpen. En heel het leger werot zich op die vorme'ooze massa en be gint van alle zijden tege'iik een verwoeden aanval. Ontstel» spr:net Kaikoetji op. Ma conaura heeft zijn afgrijselijk gelaat ge zien en gaa» in allerijl zijn hal'e voltooien. Toen Kaikoetji des morgens de halla ge reed zag, was hij ontevreden. Dat is nog niet voldoende, zegt hij, nu moet ge nog in één enkelen nacht een hut bouwen, die ge heel gedekt is met de prachtigste veeren. De jonge man acht zich nu verloren, maar plotseling komen nu van alle zijden dirzenden en duizenden Kolibri s, iacanvrs en andere schitterende vogels. Voor dat de morgen daagde, was de hut voltooid. Hiermede nu waren de beproevingen ge ëindigd en Maconaura was nu een lid der familie van Kaikoetji en de erkende, echt genoot van Anuanaïtu. Zoo g:ngen verscheidene manen voorbij. Maconaura werd ongerust omtrent het lot zijner oude moeder en bes'oot haar met zijne vrouw weer op te zoeken. Maar on wrikbaar blijft Kaikoetji zich verzetten te gen het vertrek zijner dochler en Maconau ra moest alleen vertrekken. Wie schetst de blijdschap zijner moeder toen zij haar zoon mocht weerzien, en haar medelijden bij het hooren van al do beproevingen, die hij doorstaan had. Verscheidene weken bic ven zij biieen en bespraken zij samen do gebeurtenissen. Do moeder vertelde weer sprook'es uit vroetrero tijden, maar weldra begon het voor Maconaura tijd te worden voor do terugrois. Daarom gaat hij eerst om raad bij den piay. „De veesten", zoo antwoordt deze, ,.vc-zetten z'ch teven uw vertrek, ga dus niet". De jongeling, dit hoorende, aarze't pen noeenb'ik maar dan vat hij weer moed. „Vroever, zoo zegt hij tot zich 7p'f, heb ik moei'ijkheden, die on- overkomeliik schoen, met glans overwon nen. waarom zou ik dat nu weer niet kun nen V' Hii snreekt nu af met ziine moe der dat hii haar cm vogel zal zenden als bode telkens als hii in gevaar z.al ziin. Tn- dien hij* sterft, dan ral een uil haar d:e tij- dmg overbrengen. Daarna vertrekt- hij weer. De reis was zeer gelunkkig on behouden komt hij weer in 't dorp. Maar reeds zijn zijne vrouw en zijne schoonmoeder hem te gemoet gekomen en roepen hem weenend toe: Ga gauw weer terug, Kaikoetji is door een tijding, die men hem gebracht heeft, in woede ontstoken. Doch, zonder op de waarschuwing der vrouwen te letten, gaat Maconaura recht naar de hut van zijn schoonvader Ka koetji stond op don drem pel en wachtte hem. Toen greep hij zijn knots en met 6èn enkelen slag ve'l hij Ma conaura en dan doorboort hij hem het voorhoofd met een pijl, juist tusschen de oogen. S nds Maconaura zijne moeder had ver laten, leefde deze voortdurend in doodc- lijken angst. Een geheim voorgevoel dat haar een groote ramp boven het hoofd hing bleef haar den geheelen dag bij, en des nachts was haar slaap niet zelden ge stoord door afschuwelijke nachtmerries. Ook gevoelde zij weinig verwondering toen zij op een avond het eentonige, klagende „bouta, boutavan den „otolin" hoorde en toen kort daarop de uil, als bode van den dood haare zoons, aan hare ooren een akelig „popopó" Let hooren, werd zij door die vreese.ijke tijding wel diep bedroefd, maar was er niet over verwonderd. Spoe dig brengt zij na haar lichte korjaal van boomschors te water en vertrekt om het lijk van haar zoon te halen. De uil vliegt voor haar uit en zoo bereikt zij de plaats waar het drama geschied is en waar de arme moeder het geschonden lijk van haar zoon onder de struiken verborgen vindt. Liefdevol en eeibiedig neemt zij het op, legt het in haar korjaal en voert het terug naar haar dorp. Hier beijveren de mannen van haar stam zich om een doodskist te vervaardigen van kunstig gevlochten war'.mbo!s, die zij rhet schoone schitterende veeren opsieren, terwijl de vrouwen als om strijd den kost baren Tapana-drank maken, die op den dag der begrafenis meet gedronken wor den. De lijkkist brengt men in de hut van den overledene; bij hem plaatst men zijn wapenen, klecdercn en gereedschappen, en eindelijk, als alles gereed is, komt de heele stam samen om te luisteren naar het treur lied, den laatsten afscheidsgroet der moe der aan haar d'crbaar kind. De arme vrouw prijst dc deugden van den gestorvene, zij roemt op zijn helden daden, op zijn vaardigheid bij de visch- vangst en de jacht. Wijd en breed verhaalt zij de geschiedenis van zijn hu we'ijk, zoo jammerlijk, helaas, eindigend; dan heft zij haar beker vol Tapana omhoog en roept: „Ach! Wie heeft toch den fakkel van mijn zoon gebluschtWie zond hem heen naar het dal der schaduw! Wee! Wee over hem!.'... Ach, ge ziet het, mijne broeders en vrienden, z e, ik ben maar een arme, zwakke vrouw, die niets vermag. Wie uwer zal mij wil'en wreken?" Een doodsche stilte volgt op dezo woor den. Doch spoedig treden twee mannen naar voren, zij nemen den beker uit de hand der moeder aan en drinken er om de beurt uit, totdat hij geheel geledigd is. Dan gaan zij vlak bij de lijkk'st staan daar heffen zij het verschrikkelijke Ke- naïmou aan, het wilde lied-der wraak. On der het zingen, dansen zij den dans der wrake! Maronaura zal gewroken worden! In een dier twee mannen is de ziel ge komen van een boa constrictor, in den an deren die van een jagocar. Nu zou er, een;gen tijd later, in Kai- koetji's dorp een groot feest, het Tapana- feest, gevierd worden. Reeds bereidde men er zich op voor. Uitnoodigingen waren ge zonden naar alle dorpen uit den omtrek en reeds telde men op knoopentouwen ie dagen af, die nog moesten verloopen vóór de plechtigheid, en eiken avond maakto men een knoop los. Om toch goed klaar te zijn z'n gasten te ontvangen, bleef Kai- k'etji lekker luieren in zijn hangmat. Anua naïtu en hare.moeder, beide in zwaren rouw, nemen geen deel aan de blijde toe bereidselen. De blijde dag kwam en bij honderden omringen de Indianen de hut, waar men de korjaal met Tapana bewaart. Als de deuren der hut dan opengaan en het feest aanvangt, beginnen al'en, manne". vrouwen, kinderen er van te drinken. Zij drink m en braken het dan weer uit, drinken weer om dan weer to braken, totdat zij eindelijk in een dier'ijken roes ter aarde vallen. Toen traden plotse'ing twee mannen binnen. De een draaet een jaf"m*,r-vel en zwaait zijn vers^hrikkeliike aoaloi flrnots); de ander is bedekt met een bonte huid, gelijkend op het vel van een boa-constrio- tnr. Tn een oo<r«nblik Henen Kaikcetii en de zijnen dood ter neer, sommieen met ver- brijze'den schede'. waaruit de hersenen zijn uitgesnat, anderen gewurgd. Maar de vrees heeft de dronkaards ont- nnohterd. De nver'evend^n sorineen op, snannen hnn boog *n honderden rijlen richten zich op de be;de aanvallers. Deze «HV-en nu hun 7:: s»-"'-V»n de armen uit en één van hen roent: Houdt in, vrienden, ons leven is in uwe handen, maar wilt even tiaar ons lirsterenMen luistert, en hij vertelt do droeve geschie denis van den R'-hoonen Maconaurasche«st de diepe droefheid der arme moeder en 'egt daarbii den nndnik on den diepen hoon aan ziin stam daardoor aangedaan^ Naarmate hij verder gaat, ziet men de nii- len zinken, den e*»n na den anderen. En a's de krijcer heeft uitgesproken, treedt een oude piay naderbij en zeef op plechri- gen toon: .Tongel'ngen, gij hebt gopd ge handeld. Wij nemen u on als vrienden. Dan wem» men de lüken in het stmik- eewas en het feest begint opnieuw. Spoe dig zijn nu allen weer even dronken. Maar ginds in het struikgewas sluipt een vrouw temidden der lijken. Zij draait ze allen om, bekijk» ze, beschouwt met aandacht hunne trekken, maar zonder daarbij een traan te vergieten. Bij het laatste lijk echter begint zij te schreien. Het is Anuanaïtu, die z*ch buiten het feest had gehouden en zoo aan het bloedbad ontsnapt was. Zij buigt zich neer over dat lijk, legt er zich naast op den grond en lang, lang zingt zij daar op zachten, kla- genden toon den lof van het slachtoffer. Dan richt zij zich oensklans op, haar haren fladderen om haar hoofd, haar gelaat schijnt in vlam te staan en met doordrin gende stem zingt zij het vreeselijke Ke- naïmou. Zij danst den dans der wraak.... de ziel van de ratelslang heeft bez't van haar genomen. Intusschen was de moeder van Maco naura met de vrouwen van haar dorp reeds bezig Tapana te maken om den zegen vie- renden terugtocht van de beide wrekers te vieren. De wraak was afsehuwe'ijk wreed geweest, maar daardoor juist was de eer van den stad hoog geslepen. Een dolle vreugde heerschte bij allen. Iedereen danste, danste, danste tot hij neerviel van vermoeidheid. Maconaura's moeder z.elf, door dronkenschap bevangen, is in haar hangmat gaan liggen en in haar dronmen roept en ziet zij haar zoon. Plo'seüng komt Anuanaïtu, de bezeiende, de hut binnen, maar toen zij zich bij' haar naam hoorde noemen, trad zij verschrikt terug. Anuanaïtu, mijn kind, zeide de oude die wakker was geworden, gij hebt een goed hart en ook uwe moeder was goed, maar wat komt gij doen hier in deze hut? Mijn zoon, die om u zijn leven l et, is niet meer hierO, Maconaura, mijn zoon, verheug u; nu zult gij gelukkig zijn, want gij zijt gewroken in het bloed uwer moordenaren. Ja, ja, gij zijt schitterend gewroken. Anuanaïtu, nu zij daar stond in die hut, waaraan voor haar zoovelo herinneringen waren verbonden, had een geweldigen strijd in haar binnenste voelen opkomen. Het was de strijd tusschen hare Lefde en datgene, wat zij meende dat haar plicht was. Maar toen die woorden: „Mijn zoon, gij zijt gelukkig, want in bloed zijt gij ge wroken" hare ooren treffen, kon zij zich niet meer bedwingen. Woedend werpt zij zich op de oude vrouw, grijpt hare tong, trekt die ver uit den mond en doorboort ze met den vergiftigen tand van de ratel slang. Dan ne'gt zij zich over hot stervende slachtoffer en spreekt haar toe met deze woorden: „De kaaiman, die door uw broe der bij de vischnetten gedood werd, was' mijn broeder, die evena's mijn vader een kaaimarskop had. Ik heb dien moord ver geven. Maar mijn vader heeft zijn zoon, mijn broeder, gewroken door uw zoon -jp deze'fde wi.ize te dooden a's mijn broeder gevallen was, met een pijl in 't voorhoofd tusschen de oogen. Toen hebben uw bloed verwanten miin vader vermoord en al de mijnen, en ook dit zou ik nog vergeven hebben, indien zü slechts mijne mceder ge spaard hadden. Maconaura was er de oor zaak van dat ik al wat mij op aarde het d:erbaarste was, verloren heb. Op mijn beurt heb ik nu den dood gebracht aan haar, die de eerste plaats bekleedde in .zijn hart". Daar stoot zij plotseling een ijselijken gil uit en ijlt weg in het woud. Bij dien kreet ontstaat er plotseling een ongehoorde storing in de natuur. D win den antwoorden met een ijselijk geloei, waarbij de boomen omvallen en zelfs de eiken ontworteld tforden overal waar Anuanaïtu heenvlucht. Uit dichte wolken, zich samentrekkend voor het gelaat van Adaheli (zonnegod), schieten in de duister nis onder oorverdoovende donderslagen, ijzingwekkende bliksemschichten. Een stortvloed van water stort z ch uit de wol ken en stioomt samen met de overstroo- mende bronnen.. De dieren, zoo even nog zoo vreedzaam, worden door razernij aan gegrepen en vernietigen elkander: de s'ang begint te bijten, de kaaiman smakt met zijn vreeselijken muil, de jaguar verscheurt cn verslindt de onschuldige agouti's. En Anuanaïtu, achtervolgd door al die woeste dieren van het woud, zet haar dol len loop steeds voort. Daar 6taat zij plot seling op den top eener groote rots, waar een waterval in de piepte stort. En zie, op den rand van den afgrond, strekt zij de armen uit, buigt zich voorover en stort zich neer in de diepte. Beneden vangen de wateren haar op. de golven sluiten zich over haar heen en niets ziet men meer dan een vreesel ijken afgrond. En thans, wanneer een vreemdeVng dien waterval voorbijgaat, zal de Ind aan hem waarschuwen om toch niet den naam van Anuanaïtu uit te spreken, want, zegt zij, dat zou hem ongetwijfeld in 't verderf storten. Daar beneden immers in de dien© wateren wonen samen Maconaura en Anua naïtu, in het heerlijk, wonderschoon paleis van dengene, die de ziel en de geest der wateren is. PRIESTER JUBILEA OP HAGEVELD. Zaterdag was voor het Seminarie Hage- veld te Heemstede een buiteneewoon fees- le'ijke dag, daar twee der professoren hun koperen priesierjubi'ewn vierden, n.l. de weleerw. heeren N. L. A. Ammerlaan, sub regent en L. J. H. Wolf. De feest el ijke dag werd begonnen met een plechtige Hoosmis, opgedragen door den Weleerwaarden Heer N. L. A. Ammer laan, waarbij de weleerwaarde heeren B. Bont en P. C. Bottelier als diaken en sub diaken fungeerden. Het koor der studenten voerde onder leiding van den weleerw. heer J. C. V. van der Wiel de Mis van Pe- rosi uit. Na deze kerkelijke plechtigheden wer den de jubilarissen door de studenten ge complimenteerd, terwijl des iivonds een Sa cramentsspel werd opgevoerd in den vorm van tableaux vivants. „Msbd." HET PHILOSOPHICUM TE WARM )ND Naar wij vernemen is de weleerw. beer L. J. H. Wolf, leeraar aan hei seminarie „Hageveld", door Z. D. H. Mgr. J. D. J. Aengeneut, Bisschop van Haarlem, be noemd tot onderdirecteur van nel Pbiloso- phiernn, dat te Warmond zijn voltooiing na dert. „Msbd." Pastoor A. Spolders. f In het ziekenhuis St, Johannes de Deo te 's Hertcgenbosch is overleden de zeer- eerw. heer A. O. R. H. SpoMers, pastoor te Alem. De overledene werd in 1883 in Den Bosch geboren. Opgeheven: J. van Til, te Sassenheim. Vraag omtrent vergoeding door pa troon van een ongeval aan een vinger. J. v. d. F. te L. Antwoord Wij meenen, dat uw pa troon tot geen enkele schadevergoeding verplicht is. Vraag: Ik woon bijna een uur van de bijzondere school, waarop vier mijner kinderen schoolgaan. De openbare school staat slechts 20 minuten van mij af. Kan ik daar nu vergoeding krijgen of dat ze gehaald en gebracht worden? A n t w oo r d Wanneer de naastbijge- legen bijzondere school op meer dan 4 K.M. afstand verwijderd is, heeft u recht op vergoeding van reiskosten. U moet daartoe een verzoek richten t(?t den ge meenteraad van de plaats van uw inwo ning. Postkantoor Leiden. Lijst van onbestelbare brieven en brief kaarten, van welke de afzender onbekend zijn. (Terugontvaagen in de le helft der maand Januari 1930). Brieven Binnenland: Berkemeijer, Haag. Dehy Bezel, Alkmaar. P. van Gestel, Hilversum. Inspecteur St Willebror- dus, Hillegom. Martha Langner, Haag. Medische Kring, Haag. Mevr. A. Nyezen, Rotterdam. Senaat v. d. Bond van Lcidsche Studenten, Haag. J. J. Smit, Amsterdam. Verzekerings-advi- seur, Alhier. Briefkaarten Binnenland: H. Bauer, Am sterdam. Mevr. Giersbergen, Haag. de Hartoch, Utrecht. Brieven Buitenland: J. Carp de Ter- meyer, Brussel. Edna Jennings, Brook lyn. Frans Remer, Esch (Luxemb.) Frau E. Zoufaly, St. Georgen op Murau. Briefkaarten Buitenland: H. J. Schmaltz, Batavia.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1930 | | pagina 10